“Mijn” rechtbank, inmiddels Rechtbank Limburg geheten, zetelt sinds 1995 in het voormalige ziekenhuis van Maastricht, St. Annadal, in een buitenwijk van de stad. Omdat ik in 1998 als officier van justitie ben begonnen, heb ik geen andere locatie meegemaakt.
Voor 1995 bevond het paleis van justitie zich echter nog midden in het centrum van de stad in een prachtig oud gebouw dat jarenlang dienst had gedaan als Minderbroedersklooster van de orde der Franciscanen. De hoge gewelfde hal met in het midden een grote, statige trap boezemde ontzag in.
De verhalen van de oudere garde over wat zich in vroeger jaren allemaal op deze historische plek heeft afgespeeld, zijn legendarisch. ’s Middags werd soms ineens voor een hele bubs Chinees gehaald. Of er werd onder de administratief medewerkers en parketsecretarissen een practical joke uitgevoerd. Ik vrees dat we daar nu geen tijd meer voor hebben.
Het grote voordeel van de centrale ligging in het oude gezellige stadshart was dat je tijdens je middagpauze lekker de stad in kon lopen. Recht tegenover de rechtbank lag (en ligt nog steeds) een bruine kroeg, toepasselijk “De Tribunal” geheten waar de parketsecretarissen – de deftige heren officieren hielden zich hier verre van – iedere vrijdag na het werk een Brand biertje gingen drinken om het weekeinde in te luiden.
Destijds bestond ook nog geen noodzaak om alles zo strak te beveiligen als tegenwoordig helaas het geval is. Elektronische pasjes, tegenwoordig voor personeel de enige manier om binnen (en, belangrijker nog, ook weer buiten!) te komen, waren nog niet uitgevonden, toegangscontrole compleet met metaaldetector evenmin. Mocht je het gewild hebben, kon je dus zomaar niet alleen het pand, maar ook de daarbinnen gelegen kamers van rechters en officieren binnen lopen aangezien er alleen een bode aanwezig was. En dat deden sommigen, bijvoorbeeld advocaten, dan ook wel eens.
Bezoekers moesten de kamer van “den Hoofdofficier” – in die tijd zonder uitzondering een streng kijkende man – naar goed toenmalig gebruik achteruit lopend (!) verlaten. Ook heerste er een veel grotere afstand tussen administratie, parketsecretarissen en officieren van justitie dan tegenwoordig, waardoor tutoyeren van laatstgenoemden (zoals nu gelukkig heel normaal is) uit den boze was.
Terugkijkend was vroeger dus wel veel, maar zeker niet alles beter.
Alleen de herinneringen blijven.
De rest is voltooid verleden tijd.
© Pascale Bruinen
Deze column is op 14 mei 2015 verschenen in het Algemeen Dagblad.
Toen was ee nog respect voor het gezag…
En hielp een straf ook om niet weer de fout
in te gaan. Denk niet dat zwaarder straffen
nu echt zal helpen, daar wil ik niet naar toe,
maar ze komen er soms besmet met het
‘virus crimineel’ weer uit.
Geld verdienen lijkt dan zo makkelijk dat ze
ook maar wat gaan stelen, beroven of erger…
Is er bij elk parket een vaste kroeg of restaurant
waar de mensen elkaar ontmoeten…dit komt
door de suggesties uit de boekjes en films
nl. wel naar voren…
Amerika en Amsterdan ( baantjer)
Gelukkig hoef je nu niet meer achteruit de kamer te verlaten. Dat lijkt me toch zo onpraktisch!
Ha ha! Helemaal eens!!!
Wat doet precies een hoofdofficier en een advocaat generaal mevrouw Bruinen?Zitten zij ook in de rechtszaal!
Geachte heer Lindhout, een hoofdofficier heeft de leiding over het parket en is in die zin dus de baas over alle medewerkers (inclusief alle officieren). Doorgaans staat de hoofdofficier zelf niet in de rechtszaal, al zou hij of zij dat natuurlijk wel mogen en kunnen. Een advocaat-generaal is een officier van justitie bij een Gerechtshof. De advocaat-generaal zit wel in de rechtszaal en handelt zaken af in hoger beroep.
Kijk weer wat geleerd zou wijlen mijn moeder zeggen!