We zijn met een bevriend stel en vijf kinderen op vakantie in Spanje en hebben tijdelijk een adoptiehond, Simba genaamd. Hij is van de overbuurvrouw, Montse, die hem liever kwijt dan rijk is. Of eigenlijk is hij van haar man, die hem enkel een paar keer per jaar gebruikt om te gaan jagen. Typische macho Spanjaard, denk ik boosaardig. Alleen daar vindt hij de hond goed genoeg voor, voor de rest bekommert hij zich niet om hem.
De kids zijn helemaal weg van hem. En om eerlijk te zijn, de volwassenen ook. We hebben hem pas een paar dagen over de vloer van onze gehuurde villa, maar ik begin al de eerste tekenen van hechting te merken. Het dier smacht overduidelijk naar een beetje aandacht en liefde. Beide krijgt hij van ons in overvloed. Een grote, lieve en super aanhankelijke hond went heel snel, kan ik je zeggen.
Gevolg hiervan is dat Simba ons, overal waar we gaan of staan, volgt. Daarbij laat hij zich geduldig aaien en borstelen, speelt hij als een jong en dartel veulen en is hij niet van plan eigener beweging terug te gaan naar zijn baasje. Zijn eerst zo stugge en harde vacht is dankzij al ons geborstel zacht en glanzend. Tijdens onze regelmatige trips naar de supermarkt nemen we speciale hondenbrokken, botten om op te kauwen en hondenspeeltjes mee terug. Simba vindt het allemaal prima en heeft de tijd van zijn leven.
Op een avond gaan we uit eten in een aangrenzend stadje. Omdat we een tijdje weg zullen zijn, besluiten we om Simba ’s avonds terug naar Montse te brengen. We leggen haar uit dat hij morgenvroeg weer welkom is. Zij neemt de hond van ons over en duwt hem – veel te hardhandig naar onze smaak – achter het hek van de tuin. Simba jankt hartverscheurend als we wegrijden. De kinderen houden de handen op hun oren. We voelen ons allemaal niet erg happy hierbij, maar kunnen hem moeilijk meenemen naar het restaurant.
Als we een aantal minuten gereden hebben, hoor ik ineens opgewonden geschreeuw vanaf de achterbank. “Daar is ‘ie…Simba! Hij rent achter de auto aan, mama, stoppen, stóp!!!” Als ik me omdraai, weet ik niet wat ik zie. Hij ligt nog een heel end achter maar inderdaad, hij rent met platliggende oren achter onze auto’s aan zoals ik hem nog nooit heb zien rennen. En we zijn al de nodige kilometers verwijderd van huis. Het lijkt wel of ik midden in een tearjerkerige Disneyfilmzit, zo ontroerend is het.
We maken een noodstop (gelukkig zitten we nog op een redelijk verlaten binnenweggetje) en weten niet hoe snel we allemaal uit de auto moeten klimmen. Het weerzien is zo hartstochtelijk alsof het niet net vijf minuten geleden is dat we hem noodgedwongen hebben achtergelaten. Simba heeft zijn tong uit zijn bek hangen en springt in één vloeiende beweging in onze auto. Er zit niks anders op dan om hem weer terug te brengen.
Montse is not amused over dit openlijke verraad van hun hond en sleept hem dit keer het huis in. Nodeloos te zeggen dat ons gezellig bedoelde etentje allesbehalve gezellig is.
De dagen verstrijken in zomerse zaligheid. Nog een paar dagen vakantie en we moeten vertrekken. Het is me al opgevallen dat dochterlief soms wat stilletjes is. Dan komt het hoge woord er uit. “Kunnen we hem alsjeblieft mee naar huis nemen, mama? Alsjeblieft?” Hier was ik al bang voor. Ik kijk naar haar verdrietige gezichtje en voel zelf waterlanders opkomen. Zelf speelde ik ook al met deze gedachte. Maar ja, het is andermans hond.
Ik knipper snel een paar keer met mijn ogen en antwoord gemaakt opgewekt dat we dat niet kunnen maken voor Montse en haar man. “Ze zullen hem erg missen, schatje, dat wil je toch ook niet?”, lieg ik met gekruiste vingers. Een leugentje om bestwil moet kunnen, zeker nu. “Helemáál niet!”, roept ze ongekend fel uit. “Ze houden niet eens van hem en hij ook niet van hen, dat weet ik zeker. Dat zie je toch zo? Alsjeblieft?”, smeekt ze. “Ik zal het eens met H. bespreken”, hoor ik mezelf tot mijn eigen ongeloof aan haar beloven.
H. blijkt ook al aangestoken met het Simba virus. “Ik zou hem het liefst meenemen”, vertrouwt hij me toe buiten gehoorsafstand van de kinderen. “Het is zo’n lief beest. Ik ben helemaal verknocht aan hem”. “We kunnen ze aanbieden de hond van hun te kopen”, stel ik voor, “ze doen toch bijna niks met hem. Hij wordt min of meer verwaarloosd en het lijkt eerder alsof hij een blok aan hun been is”. “Ja”, antwoordt H, “doe dat. Vraag of ze hem aan ons willen verkopen! Dan zoeken we een mooie halsband uit en nemen hem lekker mee naar huis”. Hij ziet het al helemaal voor zich.
Ik besluit de daad meteen bij het woord te voegen voordat ik de moed verlies. En zo klamp ik even later Montse aan en leg haar uit dat we Simba graag willen kopen. Aanvankelijk denkt ze dat het een misplaatste grap is, maar als ze doorkrijgt dat het bloedserieus bedoeld is, zie ik twijfel in haar ogen. “Dat moet ik aan mijn man vragen”, zegt ze. Even later komt ze terug en hoor ik dat wat ik niet wil horen. “Hij wil de hond niet verkopen, het spijt me”, zegt ze. Ik dring nog aan om zelf met haar man te mogen praten, vraag haar hoeveel geld ze willen hebben voor de hond (noem maar een prijs!) en zeg als wanhoopsdaad zelfs schaamteloos dat het geluk van mijn kinderen hiervan afhangt. Maar ze laat zich niet vermurwen. Het is en blijft nee.
Met lood in mijn schoenen ga ik terug naar de overkant. H. leest het antwoord al op mijn gezicht. We moeten ons erbij neerleggen. En erger nog, afscheid gaan nemen. “En, wat zei ze?”, vraagt dochterlief die naar binnen komt stormen, natuurlijk met Simba in haar kielzog. “Ze willen het niet, schatje, ik heb het gevraagd. Ik heb echt mijn best gedaan, maar we kunnen hem niet meenemen”. Even blijft ze stokstijf staan, maar dan barst ze in tranen uit en holt, voordat ik nog iets troostends kan zeggen, de kamer uit.
De avond voor ons vertrek brengen we Simba met pijn in het hart terug naar Montse. We moeten ’s ochtends heel vroeg weg en alles nog inladen, dus daarbij zou hij alleen maar in de weg lopen. We huilen allemaal tranen met tuiten, knuffelen hem dat het een lieve lust is en vragen ons in stilte af of we hem ooit nog terugzien. Uitgeput van alle emoties vallen we in een onrustige slaap.
Het is héél vroeg in de morgen, de wekker is nog niet eens gegaan, als ik buiten een rammelend geluid hoor. Als H. gaat kijken, staat Simba aan de poort. Dezelfde waar ik hem twee weken eerder voor het eerst zag staan. Hij duwt ongeduldig met zijn snuit tegen het hekwerk alsof hij wil zeggen: laat me binnen. Alsof hij aanvoelt dat we zo dadelijk weggaan. En dit keer voorgoed.
H. maakt de poort open en even later ligt Simba midden op ons bed. Inmiddels zijn de kinderen ook wakker geworden en hun uitgelaten blijheid hem weer te zien snijdt me door de ziel. Zo goed en zo kwaad als het gaat met een hond die iedere voetstap volgt, laden we de auto in. H. doet de klep van de kofferbak open. Voordat we weten wat er gebeurt, springt Simba achterin tussen de weekendtassen en bordspellen. En wat we ook doen, hij komt er niet meer uit. Lokken met dingen die anders feilloos werken, helpt niet. Hij blijft liggen waar hij ligt. Alsof hij wil zeggen: neem me alsjeblieft mee! Het is hartverscheurend en ik voel een enorme brok in mijn keel.
“Hij wéét het. Hij voelt gewoon dat we gaan vertrekken!”, roept mijn zoon met verstikte stem uit. Ik zie dat hij snel door zijn ogen veegt. Zijn gezicht spreekt boekdelen. “Laten we gewoon wegrijden!”, roept hij, “Als we over de grens zijn, zijn we veilig!”. Tja, het leven is een stuk simpeler als je acht jaar bent. Uiteindelijk vergt het de nodige vereende krachten en zachte dwang om Simba uit de kofferbak te krijgen. We brengen hem, dit keer echt voor het laatst, terug naar Montse die hem wijselijk meteen naar binnen brengt en de deur dicht doet.
Onder begeleiding van door merg en been gaand gejank van Simba én van onze kinderen rijden we de straat uit. Tot aan de Franse grens spreekt niemand ook maar één woord. Het gesnik en gesnuif gaat maar door. Ik heb ook al het zoveelste papieren zakdoekje versleten. Zelfs H. heeft rooddoorlopen ogen.
Dit wordt een lange, lange rit.
© Pascale Bruinen
Hier ligt hij dan. Hij kijkt recht in de camera alsof hij wil zeggen: krijg mij hier maar eens uit! We hebben hem nooit meer gezien maar hij zal altijd een plekje in onze harten houden als “onze” lieve Spaanse hond.
Oh…….kreig weer troane devaan in mien auge………….
Vriendin m.v.S-v.D. van bevrund koppel
Ja, als je het zo leest is het net alsof het gisteren was… Het was een hele speciale vakantie die ik nooit meer zal vergeten.
Awh, ik had zo gehoopt op een happy ending! :S
Hoi Sylvia, ja anders ik wel en niet te vergeten de rest van de familie. We zijn er nog lang verdrietig over geweest maar het heeft helaas niet zo mogen zijn.
Dank voor je leuke meelevende reactie! Groetjes,
Pascale