Vluchtige Momenten

Het is nog vroeg in de ochtend. Het zonlicht is nu op zijn mooist, nog fris en fruitig.  Ik loop alleen langs de branding van de Caribische Zee. Het zand voelt zo zacht als zijde. Ik ben op zoek naar schelpjes. Morgen vertrekken we weer naar huis en ik wil heel graag iets tastbaars hebben om mee te nemen.

Soms spoelt de zee liefelijk over mijn voeten. Gebiologeerd kijk ik naar mijn voetstappen die ik achter heb gelaten in het witte zand. Het volgende moment zijn ze weg, overspoeld door een golf. Vlakbij duikt een koddige pelikaan loodrecht het kristalheldere water in op zoek naar zijn ontbijt. Ik adem diep in en kijk naar het spectrum van blauw dat zich voor mijn ogen ontvouwt. Het is en blijft een levend kunstwerk.

Op het nog goeddeels verlaten strand komt me een mevrouw tegemoet gelopen. Zo te zien is ze van mijn leeftijd. Ze heeft zo’n ziplockbag bij zich en doet precies hetzelfde als ik. Zo te zien heeft ze er al een paar schelpen in zitten.

Als we elkaar tot heel dicht genaderd zijn, hebben we even oogcontact. In dat moment snappen we elkaar volkomen zonder ook maar iets te hoeven zeggen. Ik voel gewoon dat zij in net zo’n melancholieke bui is als ik.

Er ontstaat een praatje. Zij vertelt dat ze van Boston is.

“Morning is the best time of the day, don’t you think?”, vraagt ze me. Ik knik instemmend.

“I like it so much because you still have the whole day ahead of you”, antwoord ik haar. Nu  is het haar beurt om bevestigend te knikken.

“Yes, you are so right! Have a great day!”, zegt ze. En dan gaan we ieder ons weegs.

Na een tijdje draai ik terug. En ja hoor, even later treffen we elkaar weer. We moeten er beiden om lachen. Als we binnen gehoorsafstand zijn, beken ik aan haar dat ik ook altijd wat zand mee neem. “Oh, I always do that too!”, lacht ze.

“I desperately want to have something that will remind me of all this”, antwoord ik haar terwijl ik een weids gebaar maak. “So once at home, I make a mini Caribbean display with sand and shells. That way, I try to hold on to these beautiful but fleeting moments”.

“I know exactly what you mean”, zegt de vrouw.

We wensen elkaar nog een fijn verblijf en een veilige terugvlucht en dan scheiden onze wegen weer, dit keer voorgoed. Grappig hoe we niet eens van elkaar weten hoe we heten, maar wel zo’n diepgaand gevoel kunnen delen.

Vluchtige momenten.

Wanhopig proberen we ze op de een of andere manier te bewaren. We fotograferen en filmen ons allemaal 24/7 helemaal suf, zodat we prachtige ogenblikken eindeloos kunnen terughalen. Maar wat we eigenlijk willen, is  dat ze nooit voorbij zouden gaan.

Terwijl we druk doende zijn om alles vast te leggen, weten we diep in ons hart al dat we ze los zullen moeten laten.

Daarom kun je maar één ding doen: proberen om zoveel mogelijk memorabele gebeurtenissen aan elkaar te rijgen en ze dan zo bewust mogelijk te beleven.

Want de mooiste dingen in het leven zijn nu eenmaal niet vast te houden.

© Pascale Bruinen

Vluchtige momenten

 

 

Zoete Wraak

De cafetaria op het vliegveld van Fiumicino in Rome is niet echt aanlokkelijk maar we zullen het ermee moeten doen. We hebben immers nog wat tijd te doden voordat onze vlucht vertrekt, dus houden vriendin M. en ik een tafel bezet terwijl onze mannen in de rij gaan staan voor een hapje en een drankje.

Een smalle, slungelachtige jongen van de poetsploeg komt naar ons toe. Aan zijn gezicht te zien heeft hij er niet echt zin in vandaag, want het staat op onweer. Hij heeft een grote plastic bak in zijn handen waarin al het nodige vuile serviesgoed zit. Zonder een woord te zeggen begint hij de vieze koppen en borden, die de vorige klanten op ons tafeltje hebben achtergelaten, in zijn bak te smijten. Hij doet dit zo hard, dat de inhoud van de bak vervaarlijk rinkelt. M. en ik kijken elkaar even aan.

“Altijd een feest, zo’n werknemer die overduidelijk plezier heeft in zijn werk”, zeg ik tegen haar. Op datzelfde moment graait hij een – nog bijna vol – melkkannetje van onze tafel en gooit dat opzettelijk met een ferme zwaai bij de rest van het mishandelde serviesgoed in zijn bak.

Wat ik vrees, gebeurt prompt. De melk vliegt over de rand en druipt niet alleen op maar ook langs onze tafel, bovenop onze tassen die we daar net hebben neergezet. Ik kijk hem boos aan en zeg in het Italiaans (dat ik vloeiend spreek) dat hij moet opletten wat hij doet, waarbij ik hem wijs op de melk die zich inmiddels een weg baant onder onze tafel. Als antwoord krijg ik te horen dat hij dit “niet expres” deed, maar de ronduit valse grijns die mij ten deel valt als hij me daarbij recht aankijkt vertelt een ander verhaal. Vervolgens draait hij zich om en loopt doodgemoedereerd weg. Geen woord van excuus, laat staan dat hij de melk opveegt.

Ik voel mijn bloeddruk stijgen van kwaadheid over zoveel lompheid. Ik schuif mijn stoel naar achter en loop met versnelde pas achter hem aan. Ik vraag hem terug te komen om zijn rotzooi op te ruimen, maar hij kijkt niet op of om en loopt gewoon door.

Ik besluit het er niet bij te laten zitten en ga naar een van de dames die zo te zien hoger in de pikorde staan dan dit asociaal mannetje. Eén ervan blijkt inderdaad zijn leidinggevende te zijn. Ik doe op verontwaardigde toon mijn verhaal en eis dat zij hem opdracht geeft de boel te komen opruimen. “Ahhh…, signora!”, verzucht ze, waarna ze haar schouders verontschuldigend ophaalt en over gaat tot de orde van de dag. Even ben ik totaal verbijsterd over zoveel lethargie, maar ik had kunnen weten dat het zo werkt. We zijn per slot van rekening in zuidelijk Italië, waar ze zich kennelijk niet zo snel druk maken over werknemers die hun klanten schofferen.

Als ik terugkeer bij onze tafel komt de stoom me uit de oren. Onze mannen – die niets hiervan hebben meegekregen – hebben intussen croissants, koffie, thee en water meegenomen. M. heeft met wat servetten de ergste melkschade opgedept, maar gezamenlijk zinnen we nu op wraak.

Als we klaar zijn met eten, krijgen M. en ik tegelijkertijd het idee om dit keer eens níet alles keurig achter te laten. In plaats daarvan besluiten we eensgezind om er een zo groot mogelijke rotzooi van te maken. M. trekt alle suikerzakjes open en wrijft de inhoud uit over de hele tafel. Ik hou de borden ondersteboven en strooi zo alle kruimels over het tafelblad. Uit een ooghoek zie ik her en der mensen verwonderd kijken, maar dat boeit me nu eens niet. M. schudt de restjes koffie uit, terwijl ik mijn mok omkeer zodat de laatste slok thee niet in mijn keel, maar op de tafel terechtkomt. Als toetje gooien we nog het overgebleven water over de plakzooi en dan vertrekken we.

Als we op veilige afstand zijn, zeg ik tegen de anderen dat ik wil toekijken als onze poetser onze tafel moet gaan afruimen. Maar op hetzelfde moment bedenk ik nog iets veel beters: ik wil er stiekem foto’s van maken!

En zo kan het gebeuren dat ik me op een Italiaanse luchthaven verlaag tot paparazzi-achtig gedrag door, (hoe klassiek wil je het hebben?) verscholen achter een pilaar, foto’s te maken als dat vervelende kereltje onze speciaal voor hem achtergelaten presentjes opruimt.

Kinderachtig? Zeker.

Maar o, wat kan wraak zoet zijn.

© Pascale Bruinen

Zoete wraak

Als “paparazza” ben ik geen knip voor de neus waard, want ik heb hem alleen maar van achteren kunnen fotograferen. Maar daar is hij dan, onze Werknemer van de Maand (staand met wit hemd en zwart petje), terwijl hij onze tafel opruimt. Jammer dat ik zijn gezicht niet heb gezien toen hij ons afscheidscadeau ontdekte…

 

 

 

 

Nautische Mijmeringen

De zee is nagenoeg glad. Her en der rimpelt ze lieflijk, alsof een vrouwenhand zachtjes over blauw fluweel strijkt. Het water is als een schilderspalet waarop de kunstenaar los is gegaan in alle mogelijke kleuren blauw. Dichtbij zie ik azuur, turkoois en aquamarijn. Als mijn blik verder weg dwaalt over de reling ontwaar ik saffier, staal- en hemelsblauwe tinten, om aan de einder tenslotte te eindigen in een mengeling van de kleur van korenbloemen, kobalt en de inhuldigingsjurk van Máxima.

Ons schip lijkt niet zozeer te varen, maar eerder volslagen moeiteloos te glijden over een onmetelijke zilte vlakte. Hier wordt stilte hoorbaar.

Het eindeloze ritme van het water heeft een hypnotisch effect op me. Ik staar en staar en staar. Mijn ogen, gewend als ze zijn aan het ingeklemd zitten tussen de vier muren van huis, kantoor en zittingszalen, kunnen er maar geen genoeg van krijgen. De weidsheid van de zee geeft me een enorm gevoel van vrijheid. Mijn gelukshormonen zijn nog de enige die werken. Die maken nu zelfs overuren.

De zon zakt langzaam richting horizon. Voordat ze straks helemaal verdwijnt, laat ze mij  eerst nog genieten van een onvoorstelbare lichtshow. Als haar stralen de golven raken,  lijken ze eerst in miljoenen glazen stukjes te breken om vervolgens in een glinsterende sterretjesregen neer te dwarrelen.

Cruisen is ideaal voor moderne nomaden zoals ik. Voor mij niks ergers dan verplicht twee weken op één en dezelfde locatie te moeten zitten. De eerste avond met zijn allen even naar dat gezellige stadje. Leuk! De tweede avond ook, al heb ik het stadje dan al in een kwartiertje gezien want alles is nu een stuk bekender. En de derde avond verveel ik me er doorgaans al dood, zeker als er alleen maar van die toeristenwinkeltjes zijn.

Nee, dan cruisen! Het is heel dubbel: ik zie altijd reikhalzend uit naar de volgende bestemming maar ben evenzeer in mijn nopjes als we ’s avonds weer uitvaren, het onbekende tegemoet. Volgens de ongeschreven wetten van het cruiseleven wordt er dan altijd gezwaaid naar mensen op passerende bootjes (en geloof me, in vergelijking met ons schip lijken álle andere vaartuigen eerder van speelgoedformaat). En het leuke is: die zwaaien ook zonder uitzondering terug. Dat heeft gewoon wat. Volslagen onbekenden op weg naar totaal verschillende bestemmingen wiens zeewegen zich dat ene moment even kruisen en die elkaar enthousiast begroeten…Ik krijg er, ook na al die jaren, nog steeds kippenvel van.

Het blijft een heerlijk gevoel om na een opwindende ontdekkingsdag aan wal weer terug te keren op het schip, dat in feite een bestemming op zich is. De bemanning heeft gelijk als ze ons vriendelijk begroeten met “Welcome home!” want zo voelt het ook echt. En ’s ochtends is het steeds een feest om aan dek te gaan en te zien naar welke prachtige nieuwe plek het schip me nu weer heeft gebracht.

Ah, het leven op zee is mooi.

cruisemijmeringen

 

Van grazende nijlpaarden en parende pinguïns

Ter gelegenheid van mijn vijftigste verjaardag heb ik geen surprise party, groots opgezet familiefeest of een soortgelijk sociaal gebeuren. Nee, bij deze speciale gelegenheid zorg ik ervoor dat ik héél ver weg ben, zodat enige heimelijke Sarah-activiteiten aan mijn voordeur al op voorhand wreed in de kiem worden gesmoord. Want ik reis met H. naar Zuid-Afrika, iets dat we al veel langer wilden doen maar er nog niet van was gekomen. Dit keer gaat het gebeuren want een beter moment is er niet (zie voor eerdere columns over deze trip “Wat ruist er door het struikgewas?” (1), (2) en (3) op deze blog).

In de aanloop naar onze droomreis krijgen we nogal wat commentaar als we aangeven dat we daar met zijn tweetjes gaan rondreizen in een huurauto. In no time stapelen zich de horrorverhalen op. Vrienden, collega’s en familieleden waarschuwen dat we een levensgroot risico lopen op verkrachting, overval en moord of dikke kans maken om opgevreten te worden door op mensenvlees beluste katachtigen (aan land) danwel the great white (op zee). En mochten we dat allemaal niet meemaken c.q. wel overleven, hetgeen zo goed als ondenkbaar is, dan worden we vast geveld door malaria of geplet door een opgefokte mannetjes olifant met een overdosis aan testosteron.

Dat laatste blijkt overigens misschien nog wel het minst onwaarschijnlijke scenario, getuige het nieuwsbericht dat we tegenkomen luttele dagen voor ons vertrek. In het Krugerpark (yep, daar gaan wij ook naar toe) blijkt een dolgedraaide dikhuid een koppel dat er in hun huurautootje reed te hebben aangevallen. De onfortuinlijke safarigangers zijn beiden gewond geraakt, van wie de vrouw zelfs ernstig. En, jawel, uiteraard heeft iemand het hele dramatische gebeuren op youtube gezet. En nee, ik heb niet gekeken want dat is niet bepaald mijn idee van voorpret.

Een van onze bestemmingen is St. Lucia, een plaatsje aan de Indische Oceaan dat ligt temidden van het natuurreservaat iSimangaliso Wetland Park en bekend staat om zijn krokodillen en nijlpaarden. Laatstgenoemden zouden zelfs na het invallen van de duisternis door de straatjes van het stadje lopen… Als ik ’s ochtends bij het ontbijt in onze gezellige Bed & Breakfast van een Engelse gast hoor dat zij gisteravond met succes in het donker is gaan zoeken naar nijlpaarden, kunnen wij natuurlijk moeilijk achterblijven. Dus besluiten we gezamenlijk (nou ja, H. wil ook na enig aandringen mijnerzijds) dat dit ons avondvermaak zal worden.

En zo geschiedt het dat we in onze huurauto de pikdonkere straten van St. Lucia opzoeken. We denken dat we de meeste kans maken langs het water (toegegeven, hiervoor hoef je bepaald geen raketgeleerde te zijn) dus rijdt H. daar extra langzaam en met groot licht aan rond. Als we na ruim een kwartier nog steeds geen nijlpaard hebben gevonden, begint het lollige gevoel plaats te maken voor teleurstelling. Hier rijden we dan de duistere straten op en af zonder ook maar één hippo tegen te komen. Maar dan roept H. luid: “Daar zijn ze!” en even later baden twee nijlpaarden in de zee van onze koplampen. Ze staan langs de oever (dus toch!) op een grasveld en grazen net als een Nederlandse koe dat zou doen. Het is een potsierlijk gezicht, die logge beesten met hun belachelijk korte dikke pootjes die zich te goed doen aan het gras. En, o ironie, ze staan met zijn tweeën pal onder het bord dat passanten waarschuwt voor…juist ja, nijlpaarden.

Onze reis voert ons later nog naar de regio rondom Kaapstad, alwaar een ander bijzonder dier resideert: de Afrikaanse pinguïn. Deze leeft, in tegenstelling tot de meeste van zijn soortgenoten, niet tussen sneeuw en ijs maar op een fantastisch wit zandstrand (als ik pinguïn was, zou ik ook wel weten waar ik liever rond zou willen waggelen). Op het oogverblindend mooie Boulders beach vinden we ze terwijl ze druk bezig zijn met paren en vooral nesten maken voor hun donzige jongen. Ze zijn zo koddig en aandoenlijk dat ik, ook na behoorlijk lange tijd staren, fotograferen en filmen, nog steeds geen zin heb om te gaan.

Terwijl ik daar in de stralende zonneschijn aan dat hek sta en deze prachtige dieren mag aanschouwen in hun natuurlijke habitat van strand en zee, voel ik me intens gelukkig. Dit is waarom ik zo graag reis. Zo voel ik me vrij. Zo voel ik me rijk. Zo voel ik dat ik lééf.

Augustinus verwoordde het zo: “De wereld is een boek. Wie niet reist, leest enkel één bladzijde”.

Geef mij maar dat hele boek.

© Pascale Bruinen

Van grazende nijlpaarden en parende pinguïnsKroko in de wetlands

van grazende nijlpaarden 3

Let op het bord (daarop staan nijlpaard en krokodil getekend als waarschuwing)!

Van grazende nijlpaarden 4

oooooohhhhh…..

van grazende nijlpaarden 6

St. Augustinus had helemaal gelijk…

Vakantieherinneringen (3)

De tijd: ergens begin jaren tachtig van de vorige eeuw. De plaats: een Novotel, ergens in het midden van Frankrijk.

Mijn vader, bon vivant en lekkerbek pur sang, heeft de gewoonte om nogal wat Franse kazen te verschalken als dessert. Dit tot grote ergernis van mama, die zich steevast schaamt omdat ze vindt dat hij te veel van deze hartige hapjes opeet. Na de zoveelste discussie is hij het zat. Om zeker te weten wat de etiquette in deze nu precies voorschrijft, besluit hij aan een Franse ober advies te vragen over hoeveel hij nu echt mag kiezen van zo’n kaasplateau. Het antwoord? “Tant que vous voulez, monsieur!” (Zoveel als u maar wilt, meneer!).

Dat is natuurlijk niet aan dovemansoren gezegd. En dus bestelt hij de eerstvolgende keer op vakantie in Frankrijk met enig gevoel van triomf weer het kaasplateau en… ja hoor, de ober is zo onverstandig het ook nu weer onbeheerd op tafel achter te laten. Papa doet zich dan ook zonder enige schuldgevoel tegoed aan het ene na het andere heerlijk stukje fromage. Als hij eindelijk klaar is liggen nog zegge en schrijve anderhalf schijfje Brie, drie walnoten en zes (= alle!) druiven op de chique etagère.

Papa roept de ober voor de rekening. Als de garçon onze tafel nadert zie ik hem van kleur verschieten. Hij kijkt nadrukkelijk naar het bijna leeggeplunderde plateau, neemt het sierlijk bij het zilveren stangetje in zijn hand en draait het – demonstratief en extra langzaam – pal voor paps neus in de rondte. Ik zie dat dit schouwspel ook de aandacht trekt van de andere gasten in de eetzaal.

Mama’s gezicht staat op onweer. Ze heeft grote rode blossen op haar wangen en weet niet waar ze moet kijken. Het zou mij niet verbazen als papa’s scheenbeen nu ieder moment kan worden geraakt door een welgemikte trap van onder het tafelkleed. Ondertussen zit papa er, indachtig het gegeven advies, zo te zien helemaal niet mee. Hij lijkt de onschuld zelve.

Een variant op dit kaasdrama is de keer dat we in een ander Novotel overnachten op weg naar onze eindbestemming in Spanje. We gaan ’s avonds dineren in het restaurant. Bij het gekozen menu hoort een dessertbuffet. Mama ziet de bui al weer hangen, kijkt pap waarschuwend aan en zegt dat hij zich dit keer in moet houden. Advies van Franse obers of niet,  maar een publiekelijke vernedering zoals die vorige keer trekt ze niet meer.

Tot ons beider verbazing gedraagt papa zich echter meer dan keurig. Zo neemt hij deze keer slechts twee bescheiden plakjes kaas en zelfs helemaal geen fruit.

Mama’s opluchting is dan ook groot maar duurt slechts tot in de gang naar de hotelkamer. Op dat moment zien we papa namelijk ineens schuddebuiken van het lachen. Omdat we het niet vertrouwen, vragen we hem enigszins achterdochtig wat er in hemelsnaam zo grappig is.

“Nou, dit hier!”, weet hij nog net hikkend uit te brengen.

En dan opent hij de palm van zijn hand zodat deze de verborgen inhoud ervan prijs geeft: een klokkenhuis van iets wat ooit een peer en een appel is geweest was en een heel stel druivenpitten…

© Pascale Bruinen

Vakantieherinneringen (3)

Magisch Miami (2)

Here I am in the place where I come let go

Miami the base and the sunset low

Everyday like a mardi gras everybody party all day

No work all play okay

Uit: Welcome to Miami, Will Smith.

Miami.

The place to be. Voor fotomodellen, acteurs maar ook voor doodgewone toeristen zoals H. en ik.

Het toeristische middelpunt van de greater Miami area is natuurlijk South Beach dat pal aan de oceaan ligt en waar je de wereldberoemde Ocean Drive en het Art Deco District vindt. In SoBe, zoals South Beach ook wel wordt genoemd, is alles mogelijk en niks te gek.

Aan de ene kant van Ocean Drive vind je onder andere Lummus Park waar joggers hun rondjes maken tussen de geurende bloemen en wuivende palmen. Hier tref je her en der ook de daklozen die om  negen uur ’s morgens nog hun roes liggen uit te slapen op het gras. En er mogen dan wel zwervers zijn, zwerfvuil zul je nergens op straat zien liggen. Iedereen – zwervers incluis – gooit zijn afval keurig in de daarvoor bestemde bakken.

Aan de overkant van Ocean Drive kun je uitstekend mensen kijken op de vele terrasjes van hotels, café’s en eetgelegenheden met tot de verbeelding sprekende namen als The Cardozo, The Carlyle, The Leslie en The Betsy. 

Op Ocean Drive is het zien en gezien worden, ook voor de meest uiteenlopende exclusieve en peperdure voertuigen, convertibles en stretch limousines die expres in een slakkengang op en neer rijden, vaak met bloedmooie feestende meiden die uitgelaten schreeuwend rechtop in het geopende deel van het dak staan.

Overal klinkt muziek. Lounge, salsa, reggae, Cubaanse klanken. Als het maar zwoel is, zodat het perfect past bij de suptropische klamme temperaturen.

En waar anders dan in Miami kun je een zakenman in beige kostuum zien die op skates naar zijn werk gaat, gevolgd door een donkere vrouw op een rood-geel-groen rijwiel in ultrakort broekje en minuscule bikini bovenstuk met een oversized koptelefoon op haar hoofd en een jonge god, alleen gekleed in zwemshorts, die sierlijk voorbij zwiert op een driewielige step? Op de een of andere manier smaakt je ontbijt zoveel beter als je deze taferelen mag aanschouwen tegen een fel blauwe hemel terwijl een zilte zeebries zachtjes door je haren gaat.

Op de Oceanfront Boardwalk, een prachtig aangelegde smalle boulevard die parallel aan de oceaan loopt, kun je bijna zes kilometer lang wandelen en kom je langs mooie en beroemde hotels, zoals het Fontainebleau of Eden Rock. Hier zie je de gezondheids- en fitnessverslaafden rennen, fietsen en skaten. Wat meteen opvalt, is dat ze allemaal zo beleefd zijn. Niks voetgangers bruut uit de weg duwen. Hier slalommen ze voorzichtig om je heen en zeggen zelfs excuse me als ze je passeren of thank you so much als je voor ze opzij gaat. Leven en laten leven.

Behalve fun in the sun is Miami ook het summum van cool als het gaat over architectuur. De wereldberoemde Art Deco gebouwen uit de jaren twintig en dertig met hun zoete pasteltinten, aparte details en typische neonverlichting echoën tot en met de dag van vandaag de allure van filmsterren en de rich and famous. Gebouwen als The Tides of The Clevelander spreken echt tot de verbeelding.

Ook de iconische hotels ademen vaak deze sfeer. Sommige zul je ongetwijfeld herkennen van menige film of tv-serie. Bijvoorbeeld The Loews, The Sagamore, The Raleigh, The James Royal Palm of The Delano. Ze zijn geen van alle goedkoop, maar dan kun je ook wel genieten van een fantastische architectuur, een geweldige ligging pal aan het strand en een uitstekende service. Aan hot times ’n cool drinks dus geen gebrek.

Maar bovenal betaal je om van die typische Miami sfeer van strak design, ultra hippe kunst, relaxte mentaliteit en mooie mensen te genieten. En over die laatste gesproken: Miami is ook de enige stad ter wereld die een volleybal-toernooi organiseert dat uitsluitend professionele fotomodellen toelaat als deelneemsters.

Als dat voor jullie heren geen goede reden is om af te reizen naar the magic city weet ik het ook niet meer.

© Pascale Bruinen

miami art deco7

Magisch Miami (1)

“This the type of town, I could spend a few days in 

Miami, the city that keeps the roof blazing

Party in the city where the heat is on 

All night on the beach till the break of dawn 

Welcome to Miami (Bienvenido a Miami)”

Uit: Welcome to Miami, van Will Smith 

Deze lofzang op de bekendste stad van de Sunshine State Florida, is helemaal terecht.

Miami is hot, hip and happening. De onweerstaanbare mix van het relaxte Latijns-Amerikaans-Caribische sfeertje, de Amerikaanse welvaart, de alom aanwezige zon, de mooie Art Deco gebouwen, de beautiful people en de hippe tenten met dito muziek en wereldberoemde DJ’s trekt het hele jaar door bezoekers van over de hele wereld.

Zo ook schrijfster dezes. H. en ik komen er graag. We zijn vooral gecharmeerd van de Caribische don’t worry-mentaliteit, muziek en kookkunst die de Cubanen – die in de jaren zestig massaal het communistische land verlieten –  mee hebben genomen naar het beloofde land Amerika.

Miami wordt ook wel liefkozend “the magic city” genoemd. Deze naam heeft de stad te danken aan het feit dat ze in minder dan honderd jaar tijd van een vrijwel onbewoond moerassig gebied is uitgegroeid tot een metropool van betekenis. Miami weet zichzelf telkens opnieuw uit te vinden. Van de Amerikaanse Rivièra uit de jaren vijftig tot The Gateway to the Americas en cruise capital of the world anno nu.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd Miami als toeristische bestemming wereldwijd gepromoot door de succesvolle misdaadserie Miami Vice, waar stoere hetero mannen voor het eerst pastelkleurige t-shirts droegen, ultra luxe villa’s dienden als plaats delict en sexy dames paradeerden in een weinig verhullende bikini tegen de achtergrond van zon, zee en zinderende achtervolgingsscènes met snelle jongens en nog snellere boten.

Recenter is de stad weer in beeld gekomen met CSI Miami, waar min of meer dezelfde ingrediënten met succes worden gebruikt. De korte aerial shots van de skyline en de kuststrook van South Beach roepen onmiddellijk een gevoel van glamour op.

Miami wordt tegenwoordig dan ook niet voor niets geassocieerd met jet set, supermodels, popsterren en de wereld van tv en film.

Het mooie aan Miami vind ik de combinatie van een bruisende wereldstad met brede en oogverblindend mooie witte zandstranden aan een saffierblauwe oceaan. Hier kun je een interessante stedentrip en exotische strandvakantie in één beleven. Miami heeft het allemaal.

Op het kilometerslange strand heb je altijd genoeg ruimte. Hier hoef je nooit, zoals in menige Zuid-Europese bestemming,  handdoek aan handdoek te liggen. Het water van de Atlantische Oceaan is Caribisch blauw, warm en zeer helder. Af en toe vliegen aandoenlijke pelikanen in formatie voorbij. Op het strand kun je ook de wereldberoemde kleurige strandwacht-huisjes bewonderen die Miami Beach zo typeren.

Behalve als strandaanbidder kom je in deze stad met in totaal zo’n 23 (!) winkelcentra ook als shopaholic volop aan je trekken. De shopping malls zijn typisch Amerikaans: groter dan groot, super schoon en met ongeëvenaarde service en klantvriendelijkheid. Na al dat Yes, ma’am, How are you doin’ today? en My pleasure! wordt het in Nederland gegarandeerd weer afkicken geblazen.

Maar verslavend is vooral het typische sfeertje.

Dus wees op je hoede: Miami kan je betoveren!

© Pascale Bruinen

miami beach boek

miami strandwacht huisje2

 

 

 

Wat ruist er door het struikgewas? (3)

Mijn eerste nacht in onze safaritent in het private game reserve is er een om nooit te vergeten. Ik ga pas liggen nadat ik alle beddengoed van ons mooie ledikant heb afgehaald om te controleren of zich geen zwarte mamba erin heeft verstopt. Het is zo’n klamme hitte dat ik bijna mijn bed uitdrijf. Airco is alleen nog maar een mooie droom.

Hoewel ik kapot moe ben van de lange reis en alle indrukken, kan ik de slaap niet vatten. Een megakoor van krekels brult zo luid als de motoren van de Formule 1. Ik vind het prachtig maar in plaats van dat het me in slaap wiegt, word ik er alleen maar wakkerder van.

En krekels zijn niet de enige dieren die ik hoor. Want als ik mijn oren spits (en dat doe ik), hoor ik daar tussendoor ook vele vogels roepen, tsjilpen en krijsen. Kennelijk zijn die Zuid-Afrikaanse gevederde vrienden in tegenstelling tot hun Nederlandse collega’s ook ’s nachts actief.

Wat me enigszins verontrust zijn de geluiden die ik niet kan thuis brengen. En dat zijn er nogal wat. Ik hoor door de krekel- en vogelkakofonie namelijk ook regelmatig een soort gebrom, gesis en gehuil. Nodeloos te zeggen dat ik hierdoor helemaal geen oog dicht doe.

Net als ik denk dat ik nu wel alles gehad heb, hoor ik buiten – vlak achter mijn hoofd – een luid gekraak. Ik zit in één ruk rechtop in bed. Het was het geluid van een doorbrekende tak. En een grote, zo te horen. Dat gebeurt niet spontaan. Mijn hart lijkt zo’n vijfentwintig centimeter omhoog te zijn geschoten en zit nu ongeveer ter hoogte van mijn keel.

Ik por H.,  die naast me doodleuk de slaap der onschuldigen slaapt, in zijn zij.

“Heb je dat gehoord? Er zit hier een of ander dier pal naast onze tent! Word wakker!!!”, schreeuw-fluister ik terwijl ik aan hem rammel. Hoe is het mogelijk dat hij gewoon doorslaapt alsof ons niet slechts een flinterdun tentzeil scheidt van God weet wat voor bloeddorstig wild beest.

“Hè? Wat? Wat is er? Heb niks gehoord, ga slapen!”, antwoordt H. slaapdronken in het pikkedonker. Mooie boel is dit. We bevinden ons misschien wel in een potentieel levensbedreigende situatie en meneertje draait zich nog eens lekker om.

“Aan jou heb ik ook niks!”, sis ik als een boze slang. Ineens bedenk ik me dat het ook nog zou kunnen dat het iets op twéé benen was. Ik weet niet wat ik erger vind, want in het laatste geval hoeft de kwaadwillende maar de rits van de badkamer omhoog te trekken en hij staat al binnen. Ik wou dat ik kon zeggen dat het zweet me uitbrak bij die gedachte, maar dan zou ik liegen. Ik ben namelijk al drijfnat.

Één voordeel zie ik wel. Godzijdank is de nacht maar kort want om kwart over vier gaat de wekker al.

Als ik eindelijk uit bed mag klauteren, ga ik rechtstreeks de douche in. Nou ja, niet dan nadat ik bij het armzalige licht van mijn batterij-lamp heb gecheckt of ik me niet soms samen met een schorpioen dreig te gaan wassen.

Tegen half vijf worden we door de porter opgehaald. Willard en Zablon wachten op ons in het restaurant, waar we een snelle kop koffie drinken. Het wordt al bijna licht. Even later is ons gezelschap compleet en vertrekken we.

Buiten is het, zeker vergeleken met die bakoven binnen in de tent, heerlijk koel. Ik kan zelfs een dun jasje verdragen. Het belooft een prachtige dag te worden want de lucht is helder met slechts hier en daar een wolkje.

De zonsopkomst boven het wildreservaat is een spectaculair schouwspel. Ik pak mijn fototoestel en maak om de minuut een totaal andere foto, zo snel verandert het licht. Dromerig staar ik naar het landschap dat zich steeds duidelijker ontvouwt in zeeën van tinten rood, roze, oranje en geel. Ik voel diepe dankbaarheid dat ik dit mag zien.

Het is februari en hier is het hoogzomer. De grassen zijn plaatselijk wel driekwart meter hoog. In de verte zie ik de grillige vormen van een baobab-boom, die op zijn kop lijkt te staan. Volgens Willard eten olifanten de zachte bast van de boom en apen de vruchten. Daarom wordt de baobab ook wel apenbroodboom genoemd.

Terwijl ik rond speur over de vlakte voel ik dat Willard de auto stop zet. Ik kijk recht vooruit. Op zo’n twintig meter voor ons lopen een mannetjes- en een vrouwtjesleeuw midden op de weg met een air alsof het reservaat hen toebehoort (je bent niet voor niets de koning der dieren). Ik neem mijn camera ter hand en besluit te filmen. Als ik door de lens kijk, kan ik mijn ogen niet geloven. Het mannetje bestijgt de leeuwin en gaat met haar paren. Het is kort en luidruchtig. Meteen erna gooit het vrouwtje zich op de grond. Het mannetje draait wat om haar heen en maakt dan aanstalten om haar weer te beklimmen. Maar daar is mevrouw niet van gediend, getuige haar gebrul en de ferme uithaal van haar klauwen in zijn richting. Het mannetje blijft nog even beteuterd staan en geeft het dan op.

Ook de mannetjesleeuw gaat nu liggen met zijn machtige kop in onze richting gedraaid. Met mijn toestel haal ik hem zo dichtbij dat ik zelfs de krassen op zijn snuit kan zien. Het lijkt alsof hij mij recht aankijkt en ik hem zo kan aanraken. H. is bezig foto’s te maken met de iPad en steekt het ding een stuk uit de Landrover om hem beter in beeld te krijgen. Prompt tilt de leeuw zijn kop op en kijkt indringend in onze richting. “Je doorbreekt het profiel!”, fluister ik hem gealarmeerd toe, waarop hij snel eieren voor zijn geld kiest en de iPad naar binnen haalt.

Willard heeft de beste baan van de wereld, denk ik als we weer verder rijden. Ik zou zelf wel ranger willen zijn. Als ik mijn gedachte met hem deel, zegt hij: “Yes, because this (hij maakt een breed handgebaar van links naar rechts over de wildernis) is my office!”. Het is jaloersmakend.

Hierna zien we nog meer giraffes, olifanten, impala’s en zebra’s. Willard rijdt het struikgewas in omdat hij in de verte een aantal witte neushoorns heeft gespot. Als hij de motor uitzet, komen ze een voor een dichterbij. Ze zijn nieuwsgierig en omdat ze slechte ogen hebben, willen ze ons nader kunnen bekijken. Ik zie dat ze allemaal door de modder hebben gerold want ze zijn bedekt met dikke stukken grijze opgedroogde grond. Op eentje z’n rug zit zo’n vogeltje met een rode bek dat zich tegoed doet aan insecten. Als Willard de auto weer in beweging zet, schrikken ze en zetten het op een aandoenlijk drafje.

Het is tijd voor een korte pauze. Willard kiest een open stuk uit en zet de Landrover dan stop. Nu mogen we allemaal uitstappen. Wat op zich wel vreemd is omdat de instructie luidt dat het tijdens de game drive ten strengste verboden is om uit de Landrover te stappen. Kennelijk acht Willard het hier veilig genoeg, hoewel het landschap precies hetzelfde is. Ik zie wel dat hij en Zablon voortdurend rond kijken. Al vraag ik me af wat ze zouden doen als er ineens een roofdier nadert want ze hebben geen geweren bij zich.

Wat ze wel hebben, achterin de Landrover, is een minibar. Niks frivools maar aluminium bekers voor koffie of thee, vergezeld van een koekje. Om ons heen omarmt het oneindige landschap ons als ware het een omhelzing van een geliefde. Ik zucht eens diep en adem de heerlijke geur van de Afrikaanse natuur in. Terwijl ik mijn koffie drink, draai ik langzaam alle kanten op. Want stel je voor dat ik ineens zo’n beige staart met een zwarte pluim aan het uiteinde boven het hoge gras zie naderen. Zekerheidshalve blijf ik op sprong-afstand van de Landrover.

Willard vertelt dat hij begrip ervoor heeft dat we graag wilde dieren zien. Maar hij vraagt ook nadrukkelijk aandacht voor kleine wonderen, zoals bijvoorbeeld een minuscuul  stengeltje van een grashalm. Het zal niet groter zijn dan anderhalve centimeter en is flinterdun. Hij vraagt ons om het uiteinde ervan vochtig te maken met wat speeksel en vervolgens goed op te letten.

Als ik doe wat hij vraagt en naar het stengeltje kijk, zie ik tot mijn verbijstering dat het vochtig gemaakte uiteinde ineens gaat bewegen. Het draait rond en rond, als een mini-boor. En dat is ook precies de bedoeling, zegt Willard, want zo is een enkele dauwdruppel voldoende om ervoor te zorgen dat het zichzelf de grond in draait zodat nieuw gras op kan komen. Wel zo handig onder extreme omstandigheden.

Vol ontzag kijk ik naar het nietige stengeltje. Het wow-effect is inderdaad even groot als bij het zien van een olifant.

Na onze pauze hebben we nog het geluk dat we een kudde buffels zien, exotische vogels kunnen bewonderen en twee prachtige jachtluipaarden vinden die verscholen liggen tussen het hoge gras. Ze zijn perfect gecamoufleerd. Als ik mijn foto’s heb geschoten, kijk ik met een intense blik naar deze wondermooie dieren. Ik wil deze beelden voor altijd vasthouden.

Het gevoel één te zijn met de natuur, het gevoel van vrijheid, de prachtige vergezichten, de eindeloze horizon, het licht, de dieren, de begroeiing, de mensen…Het zijn stuk voor stuk uitstekende redenen om terug te gaan naar Zuid-Afrika, dit ontroerend mooie land.

Om in de woorden van Arnold Schwarzenegger te blijven:

I’ll be back!”

© Pascale Bruinen

wat ruist (3) 1

 

zonsopkomst boven het Zuid-Afrikaanse land

wat ruist (3) 2

en dit zien we rond half zes in de ochtend…

wat ruist (3) 3

De enige echte Koning der Dieren

wat ruist (3) 5

Impala

wat ruist? (3) neushoorns

 

de modderige neushoorns

wat ruist? (3) luipaarden het jachtluipaard

 

Wat ruist er door het struikgewas? (2)

Ik ben in Zuid-Afrika en maak me op voor mijn allereerste safari.

Na een heerlijke high tea in het restaurant van het private game reserve worden we voorgesteld aan de ranger die de komende vier safari’s voor ons op zoek zal gaan naar wilde dieren. Zijn naam is Willard en hij zal ons rondrijden in zijn open Landrover jeep. Het is een grote donkere man van achter in de dertig met een kaal hoofd onder zijn tropenhoed en een vriendelijke uitstraling. Hij is gekleed in een bosgroen hemd waarop een portofoon is bevestigd en een lichtgrijze broek. Hij stelt ons voor aan Zablon, onze tracker. Hij zal voorop de jeep zitten en sporen zoeken. Zablon is een stuk jonger en komt, ondanks de grote glimlach op zijn donkere gezicht, wat verlegen over.

Als we de laatste koffiedruppels (wie zegt dat je tijdens een high tea alleen maar thee zou mogen drinken?) naar binnen hebben gegoten, spoeden we ons achter Willard en Zablon aan naar onze Landrover. Het is een monsterlijk grote jeep die vooral heel erg open is (ieuww!) en plaats biedt aan zeker negen safarigangers. Omdat men in Zuid-Afrika links rijdt, zit het stuur aan de rechterkant.

H. en ik installeren ons op de eerste rij, pal achter Willard en Zablon. We hebben een rugzakje bij ons met daarin water, muggenspray, een verrekijker, twee fototoestellen en dunne truien voor als het donker wordt.

Als iedereen zit, legt Willard eerst een aantal belangrijke spelregels uit. Met stip op 1 staat het gebod om tijdens onze tocht door de wildernis vooral nóóit het profiel van de Landrover met zijn inzittenden te doorbreken.  De wilde dieren zien dit namelijk als één groot geheel, zodat ze ons met rust zullen laten. Bovendien zijn ze aan deze vorm gewend, waardoor ze die niet meer interessant vinden. Willard instrueert ons allen daarom streng om vooral te blijven zitten in de jeep. Het is dus strikt verboden om op te staan om die extra leuke foto te kunnen maken, dat zou dan wel eens je laatste kunnen zijn. Laat staan dat je uit mag stappen.

Als ik tegen Willard zeg dat ze ons mensen toch kunnen ruiken en horen, bevestigt hij dat. Maar kennelijk snappen de wilde dieren desondanks niet dat wij gemakkelijke prooien zijn. Nu maar hopen dat er niet ergens die ene bolleboos-leeuw rondloopt die dit fabeltje zo doorprikt en wél begrijpt dat wij lekkere hapjes zijn die met één simpele sprong kunnen worden verschalkt.

Het spreekt voor zich, zegt Willard vrij overbodig, dat we de wilde dieren ook niet mogen voeren, aaien (!) of mogen aanroepen (“póes póes póes…, kijk eens hier voor de foto…, póes póes!”). Tenslotte worden we nog gewaarschuwd voor stelende apen, overhangende takken (met of zonder wurgklare python erop) en giftige doornen. Fijn! Laat de game drive maar beginnen!

Terwijl de jeep over de nu platliggende beschermingshekken het kamp uitrijdt, hang ik het nieuwe fototoestel – dat in staat is om van heel veraf in te zoomen – om mijn nek. We rijden over onverharde wegen die met iedere afslag die Willard neemt steeds smaller worden. Het is ruim boven de dertig graden en de klamme hitte is drukkend. Maar in de rijdende Landrover is het gelukkig een stuk koeler.

Eenmaal verder in de bush word ik bedwelmd door een geur die een hemelse mengeling is van droge aarde, kruidige gewassen en bloeiende struiken en bomen. Ik sluit even mijn ogen en adem diep in door mijn neus. Ik kan bijna voelen hoe mijn longen dankbaar de schone lucht (bye bye fijnstof!) opzuigen en hoe de laatste restjes Nederlandse stress verdwijnen.

Het landschap is zo mooi dat het pijn doet aan mijn ogen. Het is van een uitgestrektheid die wij in Nederland niet kennen. Nergens is een teken van menselijk ingrijpen te zien. Het  kleurenpalet van de Zuid-Afrikaanse natuur gaat van lichtbeige via eindeloze tinten groen naar het donker van takken en boomstammen. Her en der is het Afrikaanse land glooiend. Af en toe gaan we over een stuk bijna uitgedroogde rivier of langs een enkele eenzame boom. Het is zo’n typische boom die ik alleen maar ken van natuurfilms maar nu zie ik hem in het echt.

Het is de acacia. Hij heeft een ranke hoge stam, waarna de takken breed als een parasol horizontaal uitwaaieren. Ik word er stil van en ik heb nog geen dier gezien.

Even later stopt Willard de jeep en zet de motor uit. Opwinding maakt zich van ons meester als we een drietal zebra’s vlak langs de weg in het hoge gras zien staan. Ze kijken ons recht aan. Ik grijp mijn camera en zoom met enigszins trillende handen in. In de lens zie ik de zebrasnuit zo vlakbij dat het lijkt alsof ik maar mijn hand hoef uit te steken om hem te aaien. Het is een prachtbeest met zulke sierlijke tekeningen op zijn hoofd (en niet kop, het is een paard) dat de kunstwerkjes op de kop van Henk Schiffmacher hiermee vergeleken nog net geen peuterkrabbels zijn.

Als we allemaal onze foto’s hebben genomen, rijdt Willard verder. Na een minuut of vijf zien we vlak voor ons een olifant uit de struiken komen. Willard zet de jeep meteen stil. We houden collectief onze adem in. Hij draait zijn grote kop en gooit met zijn slurf de rode grond over zijn machtige lijf. Een oranje stofwolk onttrekt hem heel even bijna aan het zicht. Ik denk nu een beetje te weten hoe David Attenborough zich moet voelen als hij een van zijn vele natuurfilms maakt.

Het volgende moment komt de olifant recht op ons afgelopen en flappert daarbij met zijn grote oren. Het ziet er dreigend uit maar Willard legt ons enigszins geschrokken gezelschap haastig uit dat hij die flapperende oren enkel gebruikt om af te koelen.

Ik maak de ene na de andere foto. Dan besluit ik te filmen. Door de relatieve beschutting van mijn lens zie ik dat de olifant steeds dichterbij ons komt. Als ik opkijk, wordt het langzamerhand een beetje too close for comfort.

Willard zet de jeep gelukkig in zijn achteruit. Maar dan stopt hij de auto weer terwijl ik hem in gedachten aanmoedig om vooral verder achteruit te rijden. Want de kolos is nu weer dichterbij ons wel erg open jeepje gekomen. In gedachten denk ik aan die Engelse toeristen die nog maar een paar weken geleden in het Krugerpark het slachtoffer werden van een olifant met iets teveel testosteron. Ze waren kennelijk iets te dichtbij gekomen waarna hij hun auto had aangevallen en een vrouw zwaar verwondde.

Ik probeer deze gedachten weg te duwen. En dan zie ik nog meer olifanten de weg op komen. De opwinding slaat toe als we zien dat ze een kleintje bij zich hebben. Hoe schattig! De kleine is duidelijk bang als hij op de open weg is, want hij rent zo’n beetje naar de overkant. Willard rijdt stapvoets verder achteruit om ze de ruimte te geven en dan lopen de olifanten aan de overkant de beschutting van de struiken in.

We rijden verder. De zon begint langzaam onder te gaan. Het licht lijkt nog kwetsbaarder te worden nu het de schelle tonen van de hete middagstralen geleidelijk achter zich laat.

Ik spied rond of ik in het hoge gras iets zie bewegen. Later zien we nog de ranke impala’s, die zich spoorslags uit de voeten maken als ze ons horen aankomen, de koedoes (waarvan het mannetje en vrouwtje er compleet anders uit zien) en de waterbok. Het  zijn stuk voor stuk wonderbaarlijk mooie schepsels.

En dan valt de duisternis. Het is ietsje afgekoeld, maar die trui heb ik echt niet nodig. Miljoenen krekels heffen allemaal tegelijk hun lied aan. Her en der hoor ik getjilp, gekras en geroep van god weet wat voor dieren. Zablon, die links voorop zit op een klapstoeltje, doet zijn grote schijnwerper aan en beweegt die tijdens het rijden van links naar rechts. De verrassend sterke lichtbundel valt op struiken, een stuk boom, een paadje. Willard, die het uitgestrekte gebied op zijn duimpje kent, besluit het pad te verlaten en dwars door de struiken en lage boompjes te rijden. Hoe stoer! Ik wou dat ik dat mocht doen.

Zablon verlaat zijn stoeltje voorop en komt in de jeep zitten, een zeker teken dat het gevaarlijk kan worden. Even later zien we gele ogen reflecteren in het licht van de schijnwerper. We rekken onze hoofden uit om te zien welk dier zich hier schuilhoudt. Al snel blijkt het een hele troep leeuwinnen te zijn. Ze liggen ontspannen tegen elkaar aan. Even verderop ligt het mannetje. Als hij wordt beschenen heft hij even zijn majestueuze kop op, maar legt die dan meteen weer neer.

We rijden door en zien plotseling een ranke giraffe vlak voor ons de weg oversteken. Het is een adembenemend gezicht om dit grote maar o zo elegante dier van zo dichtbij te mogen zien.  Ik kijk en kijk en probeer me deze unieke beelden in te prenten opdat ik ze nooit zal vergeten.

En dan zit onze eerste rit er al op. Morgenvroeg gaat de wekker om 04.15 uur voor de ochtendsafari (hoezo uitrustvakantie?).

Ik wou dat het al zover was.

© Pascale Bruinen

wat ruist (2) 1

wat ruist (2) 2

wat ruist (2) 3

wat ruist er (2) 7

mannetjeskoedoe

wat ruist er (2) 8hoe aandoenlijk…

Wat ruist er door het struikgewas? (1)

Tropenhoed? Check. Khaki hemd? Check. Verrekijker? Check.

Nee, nee, dit keer geen cruise maar een safari. We gaan de Zuid-Afrikaanse bush nóg onveiliger maken. Een soort groeten uit de rimboe, maar dan zonder draaiende tv-camera’s.

De locatie is jaloersmakend: een tented camp midden in een private game reserve, ver van de bewoonde wereld. Zo ver zelfs, dat er maar zeer beperkt elektriciteit is. In plaats daarvan staan er overal olielampjes. Rond het zwembad, bij de zitbanken buiten, in het restaurant. Zó romantisch. In onze tent zijn we aangewezen op een draagbare lamp op batterijen, in de canvas badkamer een lamp op zonne-energie en voor de rest alleen maar kaarsen.

Het woord tent dekt de lading trouwens niet helemaal. Want dit is niet camping maar glamping met een enorm bed, meubilair van donker hout en een terras van waar je een fantastisch uitzicht hebt over de groene omgeving zonder ook maar ergens een teken van beschaving te ontwaren.

De aardige mevrouw die ons wegwijs maakt, laat ons een kistje zien dat in een la van de kast ligt. Dit is het overlevingspakket, zegt ze. Vervolgens haalt ze muggenspray, lucifers, een portofoon en een fluitje uit het kistje. Met de portofoon kunnen we bij onraad contact leggen met het main camp. Ha gelukkig, denk ik nog. Puntje van aandacht is wel dat dit op zo’n twintig minuten rijden ligt.

In geval van acute nood, zo legt zij ons uit, moeten we op het fluitje blazen. Prompt zie ik in gedachten al een grommende, uitgehongerde leeuw die in het holst van de nacht met zijn vlijmscherpe klauwen tegen ons canvas tentzeiltje slaat, op zoek naar lekkere hapjes. In paniek blaas ik op dat fluitje. Hoe willen ze dan in godsnaam weten waar het geluid vandaan komt? Want er liggen hier wel een stuk of veertien tenten helemaal verspreid in het groen over een redelijk groot gebied.

Tegen de tijd dat ze hebben uitgevogeld van welke tent het noodsignaal afkomstig was, zijn wij al lang en breed in stukken gescheurd en ligt de koning der dieren al lekker uit te buiken midden op ons ultra kingsize bed.

Terwijl ik dit opwekkende beeld probeer weg te stoppen, gaat de vrouw verder met het toelichten van de huisregels. De belangrijkste is dat we bij duisternis ab-so-luut niet zelf van het hoofdgebouw naar onze tent mogen lopen maar slechts begeleid door een porter. Dit in verband met de wilde dieren zoals neushoorns, hyena’s en luipaarden. We zitten per slot van rekening midden in de wildernis. Ze hebben aan de buitenkant van het kamp weliswaar van die hekken waar stroom op staat, maar je weet het natuurlijk nooit. 

Nu had ik gehoopt dat die porter een tot de tanden bewapende man zou zijn die met een vervaarlijk uitziend kapmes voorop loopt maar tot mijn schrik bleek het gewoon een plaatselijke jongen te zijn uitgerust met niet meer dan een lullig zaklampje.

Op mijn vraag wat ik moet doen als ik ineens word geconfronteerd met een woeste cheetah die me vanuit de struiken wil bespringen, zegt de aardige mevrouw dat ik dan zo stil mogelijk moet blijven staan. Lijkt me makkelijk zat terwijl je hele lijf giert van de vlucht- of vechthormonen. Of hard schreeuwen, dat zou ook nog wel eens helpen. Persoonlijk dacht ik eerder aan een verdovingsgeweer maar dat krijgen we niet. Hoezo klant is koning?

Hmm, aan deze probleempjes heb ik eerlijk gezegd niet meteen gedacht toen ik op internet de geweldige foto’s zag van onze safari-accomodatie. Overdag ziet het paadje naar onze tent, een onverhard smal weggetje dat zich een paar honderd meter door het dichte struikgewas heen worstelt, onschuldig genoeg uit maar bij nacht is het toch een ander verhaal.

Omdat vooral de overhangende boomtakken me toch wel enige zorgen baren, vraag ik haar meteen maar of hier soms ook slangen zitten. Uit een ooghoek zie ik dat H. me een waarschuwende blik toewerpt. Jammer dan, ik moet het toch weten.

In plaats van te antwoorden, stelt ze me een wedervraag. Of ik een eerlijk antwoord wil? Ja, dat wil ik. Nou, in dit gebied leven de tien dodelijkste slangen van Zuid-Afrika, zoals daar zijn de groene en zwarte mamba, de spugende cobra, de pofadder (allemaal gifslangen) en de wurgende python, doceert de aardige mevrouw. Fijn om te weten als ik straks in het pikkedonker over dat pad tussen struiken en bomen naar mijn tent terug moet. Ieeeee, ik moet er niet aan denken dat er zo’n koud, glibberig reptiel om mijn nek valt. Over out of my comfort zone gesproken. 

H. kijkt naar mijn gezicht (dat na deze mededeling kennelijk iets van zijn aanvankelijk nog  euforische blik heeft verloren) en slaat dan zijn ogen ten hemel. Tja, ik weet nu eenmaal graag precies waar ik aan toe ben.

Maar nu gaan we ons klaar maken voor onze allereerste safari.

Ik kan niet wachten.

© Pascale Bruinen

Wat ruist er door het struikgewas (1)Het paadje bij daglicht

Wat ruist er door het struikgewas (1) 2een bij duisternis…

 

 

Travel Light (2)

Eén dag voor vertrek. Ik ben al dágen aan het inpakken. Eerst alleen in gedachten, daarna voor het eggie. Mijn koffer begint er verdacht vol uit te zien als ik me met een schok realiseer dat ik ook nog zo iets vervelends en noodzakelijks als ondergoed en sportkleding mee moet nemen.

Als ik met rood aangelopen hoofd probeer om de rest van de spullen in alle hoeken en gaten te proppen, stapt H. ineens op me af en houdt me een krantenartikel onder de neus met de veelzeggende titel “Vrouw neemt te veel mee”. Als ik het snel scan, blijkt dat Brits onderzoek bevestigt dat vrouwen kennelijk maar liefst twee derde van de ingepakte kleding in de koffer laten liggen. Oh ja? Oh.

“Voor een vakantie van twee weken dragen ze 57 van de 152 ingepakte stukken”, lees ik tot mijn verbijstering. 152 stukken??? Dat lijkt me absurd! Terwijl ik gezeten op mijn koffer probeer om het deksel dicht te krijgen, lees ik gefascineerd verder. “Tachtig procent van de vrouwen geeft toe niet “licht” te kunnen reizen (…). Ze pakken extra “voor het geval dat”. Hee, dát herken ik. Niks mis mee, lijkt me. Toch?

“Naast kledij gaan zonnecrème, make-up en haarverzorgingsproducten in overvloed mee”. Tja, what can I say? Guilty as charged. 

“Resultaat? Eén derde moet bijbetalen op de luchthaven. De helft liegt tegen de partner over het gewicht van de koffer zodat ze niets hoeven achter te laten”. Aaahh, jammer dat H. dit nu al gelezen heeft.

“Ook de handbagage wordt maximaal volgepropt met extra ondergoed, een setje reserve-kledij, badkledij en zelfs schoenen voor als de koffer verloren zou gaan”, lees ik verder. Kijk, dát vind ik nou een verstandig idee. Het artikel sluit af met: “En natuurlijk wordt er op vakantie ook geshopt, waardoor de koffer nog zwaarder is bij terugkeer”.

Speaking of which, ik moet mijn koffer nog wegen want ik mag maar maximaal 23 kilo meenemen. En daar zit je zo aan met een paar schoenen links en rechts erbij.

Het feit dat ik me bijna een breuk til als ik mijn koffer op de weegschaal zet, voorspelt al weinig goeds. En inderdaad, tot mijn schrik zit ik al op 24,7 kilo en ik heb nog niet eens álle combi’s voor die twee weken ingepakt.

Gesterkt door het artikel besluit ik dat ik rigoureus te werk moet gaan en begin ik her en der van alles er uit te kieperen. Hup, twee bikini’s minder is ook niet erg. Eén petje in plaats van twee, de helft van het ondergoed want ik heb ook nog een handwasmiddel bij me en een extra dikke trui, vest en spijkerbroek? Belachelijk, ik ga richting de 33 graden dus weg ermee. Als ik ook nog twee paar slippers, 1 pareo, een paar schoenen met hoge hak en een hele kluwen sjaaltjes eruit heb gehaald, zie ik tot mijn tevredenheid dat de weegschaal nog maar 21,9 kilo aangeeft.

Al neuriënd ruim ik, tevreden met mijn nieuwe minimalistische houding, de overtollige spullen terug in de kast. Maar dan valt mijn oog ineens op die ene rok die ik eerder niet had durven inpakken. Die kan nu best nog mee, ik heb nu immers zat gewicht over. En oh, dat schattige topje, dat weegt toch niks. Hee, die ene omslagsjaal is bijna doorzichtig dus die kan niet meer dan een paar gram wegen. En nu ik toch bezig ben, kan ik evengoed dat paar te leuke hooggehakte schoenen en die twee bikini’s er weer bij doen.

Als ik eindelijk alles er in heb, zet ik de koffer nogmaals op de weegschaal. Wát? Hij geeft 23,6 kilo aan. Snel neem ik lukraak wat spullen eruit en frommel die onderin het keurig onder gewicht zijnde koffer van H.

Die gouden tip stond nog niet in het krantenartikel.

© Pascale Bruinen

inpakstress

Ook lijdend aan inpakstress? Of ben jij juist een van die onbezorgde types die een half uurtje voor vertrek alleen het hoognodige in een mini-koffer stopt? Deel je inpak-ervaringen hier!

Travel Light (1)

De vakanties zijn achter de rug. Maar terugkijkend verwonder ik me nog steeds over mijn keuze-stress bij het inpakken van de koffers.

Iedere vakantie gaat dit als volgt.

Eén week voor vertrek. Hmmm…volgende week inpakken. Dat betekent dat ik nu alvast sommige favoriete kledingstukken niet meer aandoe want anders moeten die te elfder ure nog gewassen en gestreken worden.

Vijf dagen voor vertrek. Ik heb de nodige kleren niet meer aangetrokken omdat ik die wil meenemen. Nu doet zich altijd een bizar verschijnsel voor: de kleren die ik wél aantrek omdat ik ze níet meeneem, vind ik plots zó leuk staan dat ik me afvraag waarom ik ze eigenlijk hier laat. Gevolg: de hele inhoud van mijn kasten (ja, meervoud) is potentiële vakantie-kleding en dus kan ik eigenlijk niks meer aan behalve een verdwaalde dikke wollen coltrui.

Drie dagen voor vertrek. De koffers, twee mega-exemplaren en twee voor handbagage, worden met veel ceremonieel vertoon van zolder gehaald en pontificaal uitgestald. Vanaf dit moment begin ik zo ongeveer 24 uur per dag te brainstormen over wat allemaal mee zou moeten.

Travel light is niet echt aan mij besteed, vrees ik. Daarom ben ik ook zo jaloers op een Floortje Dessing die volgens mij met slechts één onderbroek, haar paspoort, creditcard en tandenborstel vertrekt voor wekenlange reizen naar weet ik wat voor godvergeten oorden. Hoe doet ze dat toch?

Alleen als ik met Ryanair vlieg met uitsluitend maximaal10 kilo aan handbagage, slaag ik er – noodgedwongen! – in om slechts het hoognodige in te pakken. En dan moeten mijn kleren, schoenen, handtas, dat stomme doorzichtig plastic zakje met vloeistoffen, boek, laptop, paraplu, kortom: alles maar dan ook álles in dat ene handbagage-koffertje gepropt worden. Maar dat is voor een weekendje weg. Nu ga ik twee hele wéken.

Twee dagen voor vertrek: ik moet nu echt gaan inpakken en snel ook. Het gepieker van de afgelopen vierentwintig uur heeft ertoe geleid dat ik inmiddels in een redelijk opgefokte staat alle deuren van mijn kledingkasten tegelijk opentrek. Geen goed idee. Want de hoeveelheid zomerjurkjes, rokjes, lange broeken met nauwe pijpen, lange broeken met wijde pijpen, driekwart broeken, korte broeken, bikini’s, pareo’s, zonnehoeden en petten, t-shirts korte mouw, t-shirts lange mouw, polo’s, vestjes, dunne zomertruitjes, blouses, hemdjes, sjaaltjes en wat al niet meer maakt dat de wanhoop toeslaat.

Wat moet ik hiervan in godsnaam meenemen en – veel erger nog – wat moet ik verplicht thuislaten? En dan heb ik het voor het gemak nog maar niet eens over de afdeling schoenen, accessoires als handtassen en sieraden, cosmetica-artikelen en medicijnen “voor het geval dat” waarmee ik een doorsnee ziekenhuis in een ontwikkelingsland blij zou kunnen maken.

Ik verman me en besluit dat ik alle nieuw gekochte kleren in ieder geval mee moet nemen. Dus ruk ik links en rechts de nieuwe spullen uit de kasten en leg die alvast in het koffer. Ha! Dat is al beter. Vervolgens begint wat ik noem het Grote Nadenken. Daar waar het brainstormen meer het mentaal nalopen van mijn kasten is, is het Grote Nadenken concreter. Wat voor combinaties ga ik aandoen voor welke gelegenheid?

Al denkend trek ik een paar lange broeken, wat jurkjes en een stel korte broeken uit de kast. Bikini’s moeten zeker mee. Omdat ik die voortdurend moet afwisselen, worden zes stuks ingepakt. Daarbij drie pareo’s, een zonnehoed (onmisbaar op een zomerse cruise) en twee petjes (idem). En voor ik het vergeet, ook strandtassen, een rugzak voor excursies en minstens vier zonnebrillen.

Met die airco binnen, afgesteld op temperaturen die niet zouden misstaan op Antarctica, heb ik echter ook behoefte aan wat warmers. Dus twee vestjes, een zomertruitje en een dikker vest voor onderweg dat tevens als jas dienst kan doen, verdwijnen samen met twee omslagsjaals ook in het koffer. Je weet immers toch maar nooit of de buitentemperatuur niet ineens fors daalt. Per slot van rekening hebben we te doen met een freaky klimaatverandering.

Zo ben ik in ieder geval op alles voorbereid.

© Pascale Bruinen

travel light (1)

Zo ongeveer maar dan anders…Lees volgende week deel 2 om te zien hoe dit afloopt!

Cruise Control (2)

Cruisen? Moet je gewoon eens doen.

Zoals ik, kortgeleden. Ruim anderhalve week grenzeloos genieten op de Celebrity Reflection. Vanaf het allerprilste moment dat ik voet aan boord zet, gaat mijn radar open staan. Al mijn zintuigen staan op scherp, zodat ik alles helderder waarneem.

Meestal duurt het niet lang of de eerste bijzondere reiziger trekt al mijn aandacht. En ja hoor, al tijdens de voor alle passagiers verplichte general emergency drill valt mijn oog op een vrouw die – zo schat ik – zeker achter in de zestig is maar qua gezicht eerder dertig lijkt. Ze heeft een kinderlijk figuurtje en is van top tot teen gehuld in designer-kleding met bijpassende juwelen. Getuige de immer glimlachende en trotse eigenaar van dit popje, een zo te zien welgestelde Japanse meneer, zijn het geen neppers maar het echte werk.

Het frêle vrouwtje heeft het hoogste woord en is het stralende middelpunt van een hele cirtkel mannen en vrouwen die zich om haar heen heeft gevormd en aan haar opgespoten lippen hangt. De Japanse echtgenoot kijkt vergenoegd toe en ziet dat het goed is.

H. en ik aanschouwen dit tafereel in stilte. Even later zeg ik: “Ze doet me denken aan Marijke Helwegen”. En voilà, voortaan zal deze dame de komende tijd als Marijke door het leven  gaan. En zo gaat dat voortdurend, want er is altijd wel weer iemand die ons aan de een of andere BN-er, verre neef of gekke kennis doet denken.

Eenmaal wat langer aan boord doet zich een even grappig als bijzonder verschijnsel voor. Want op de een of andere manier vallen bepaalde personen ons meer op dan andere. Vervolgens komen we die erna ook iedere dag tegen. En dat is best bijzonder, op een schip met zo’n 3500 passagiers. Dan weer zit hij of zij naast ons bij de lunch, ligt het subject in kwestie pal naast ons op een ligbed aan dek of blijkt die persoon precies dezelfde excursie als wij geboekt te hebben.

Naast mensen kijken vind ik bij het cruisen ook de afwisseling tussen relaxte zeedagen en actieve havendagen geweldig.  Tijdens een zeedag geniet ik de hele dag en avond aan boord van alles wat dit magnifieke schip te bieden heeft. Als je wilt luieren, ga je op een ligstoel aan dek liggen of in het solarium, waar het overdekte zwembad is. Wil je sporten, ga je lekker naar het fitnesscentrum. Maar je kunt ook kiezen voor een hemelse massage, meedoen met een Zumba-les, luisteren naar een lezing over de volgende bestemming of een kookworkshop volgen. Om maar wat te noemen.

Gedurende de dagen dat het schip aanlegt in een haven, gaat mijn hart sneller kloppen bij de gedachte dat ik weer allemaal nieuwe dingen ga beleven. Het is steeds opnieuw weer een spannende ontdekkingsreis om de omgeving te gaan verkennen. Heerlijk.

Deze cruise voert ons onder andere naar Istanbul, waar het schip een nacht zal blijven liggen zodat we er twee hele dagen kunnen rondstruinen. En dat is ook wel nodig, want het vroegere Constantinopel heeft veel te bieden.

Als ons schip ’s ochtends aanlegt in de imposante haven, kijken we tijdens ons gebruikelijke ontbijt op het achterdek onze ogen uit. We liggen pal in het oude stadscentrum met fantastisch zicht op verschillende moskeeën. De diverse minaretten steken fier boven de andere gebouwen uit. Plotseling kan ik niet wachten om aan land te gaan.

We hebben dit keer gekozen voor een begeleide excursie van ruim anderhalve dag. Onze eerste stop wordt het Topkapi-paleis. Een groot ommuurd complex met lieflijke tuinen  gelegen aan de Bosporus. Ooit was het de residentie van de Ottomaanse sultans. Tegenwoordig kun je er een uitgebreide collectie Chinees porselein, juwelen en originele gewaden die de sultans droegen bewonderen. En gelet op de enorme omvang van die prachtige kostuums, hadden de sultans meer dan genoeg te eten.

Dan op naar de Hagia Sophia, de basiliek die na de verovering door de Ottomanen werd omgetoverd tot een moskee. Het is een indrukwekkend gebouw, zowel van binnen als van buiten. Tegenwoordig is het het enige monument waar alle soorten geloof naast elkaar staan afgebeeld. Voorwaar een inspiratie voor de rest van de wereld.

Volgende stop is het ondergrondse waterreservoir, een enorm complex bestaande uit 336 Corinthische zuilen waartussen zich water – compleet met grote vissen – bevindt. Een en ander wordt sprookjesachtig verlicht door mooie geel-oranje lampen, waardoor het een feeëriek geheel wordt. Heel bijzonder, zo in hartje Istanbul.

Na een korte lunch brengen we nog een bezoek aan de overdekte kruidenmarkt, waar het een grote mengelmoes is van niet alleen alle denkbare, exotische kruiden maar ook van vele theesoorten, gedroogd (Turks!) fruit, waterpijpen, zeepjes en handgeschilderd keramiek. Het devies is afdingen totdat je minstens op minder dan de helft uitkomt. De keus is zo overweldigend dat ik uiteindelijk slechts met bananenthee en een sieraad dat Het Kwade zou moeten afwenden de markt verlaat.

Wij eindigen onze dag met een boottocht op de Bosporus; aan de Europese kant gaan we op en aan de Aziatische kant keren we terug. We bewonderen chique villa’s, hotels en lounge-clubs en genieten van de heerlijke, koele bries door onze haren.

De volgende dag starten we met een bezoek aan de wereldberoemde Blauwe Moskee. Hoewel ik een truitje met mouwtjes en een broek tot over de knieën aan heb, word ik bij aankomst meteen voorzien van een donkerblauwe lap die over mijn middel wordt geknoopt en die tot aan mijn tenen reikt. En uiteraard moet ik ook een hoofddoek op, een lichtblauwe. Schoenen uit en dan mag ook ik me naar binnen begeven. H. was al een stuk vooruit gelopen. Als hij zich omdraait om te zien waar ik gebleven ben, barst hij in lachen uit bij het zien van mijn zedige gestalte.

Binnen heerst stilte, het is nog vroeg in de ochtend. We bewonderen het fijne handwerk van het glas in lood, de tegeltjes en het enorme tapijt. Dit is de enige moskee ter wereld met zes minaretten. Ondertussen voelt het vreemd met zo’n hoofddoek op. Zeker omdat de mannen die niet hoeven, voel ik me op slag niet meer gelijkwaardig. Van achteren lijken  de vrouwen nu ook allemaal op elkaar. Het individuele karakter valt weg. Wellicht dat dit anders voelt voor vrouwen die dit uit geloofsovertuiging doen, maar voor mij is het een opluchting als ik de doek aan de uitgang weer mag inleveren. En mijn haren weer in model kan brengen.

Hierna hebben we vrije tijd om door de stad te struinen en de Grand Bazaar te bezoeken. Deze laatste is een enorme overdekte structuur met een grote hoofdstraat en verschillende zijstraten. Zijden sjaals, leren jasjes en vloerkleden strijden om onze aandacht. De verkopers zijn alert maar niet al te opdringerig. Hoewel er eentje is die, als ik zijn waren van dichterbij bekijk, lachend tegen me zegt: “I need your money”.  Vrij apart, maar in ieder geval eerlijk.

In het straatbeeld valt het contrast tussen de Westerse, hippe meiden en jongens en de gesluierde dames en vrome mannen erg op. Hopelijk slagen ze er in om in vrede en harmonie samen te blijven leven.

Moe van het geslenter strijken we uiteindelijk neer op een gezellig terras en drinken, samen met een Amerikaans koppel, nog een heerlijke cappuccino alvorens terug naar het schip te keren.

Eenmaal aan de kade bewonder ik de enorme maar toch zeer elegante en imposante structuur van het cruiseschip voor de zoveelste keer. Als ik even later over de loopplank aan boord ga, begroet het personeel me met een warme glimlach en een welgemeend “welcome home!“. En zo voelt het ook.

Ik ben weer thuis.

© Pascale Bruinen

Cruise Control (2)

Zo stond ik in de Blauwe Moskee…

Cruise Control (2) 2e

en dit is het ondergrondse waterreservoir in Istanbul, waar ze soms modeshows en andere culturele evenementen organiseren.

Geïnspireerd geraakt? Kijk dan ook eens op mijn andere blog, http://www.cruisecraver.com!

Cruise Control (1)

Volgens de gangbare uitleg is cruise control een technisch middel om de snelheid van een voertuig vast te zetten, zonder dat je zelf gas hoeft te geven. In mijn vocabulaire, die van een zelfverklaarde cruisefanaat, staat het voor een manier van reizen waardoor je het ultieme vakantiegevoel vasthoudt, zonder dat je daarvoor zelf iets hoeft te doen.

Cruisen is in, cruisen is hip, cruisen is wow. Daar waar de rest van de reismarkt de afgelopen jaren zo’n beetje is ingestort, is het aandeel cruise-vakanties alleen maar fors gestegen. Mocht jij je nog afvragen waarom, lees dan even verder.

Cruisen is geweldig omdat…

* je eindelijk verlost bent van die dagelijkse wandeling naar hetzelfde stomvervelende dorpje;

* je nooit last hebt van vervelende vliegen, muggen, wespen of andere insecten die je op het vaste land zo vervelen;

* je kinderen van 0 tot 18 jaar ook de tijd van hun leven zullen hebben;

* je aan boord heerlijk kunt zonnen maar toch gespaard blijft van zand dat overal in en tussen komt;

* er altijd en overal fantastisch schone wc’s onder handbereik zijn waar ik letterlijk van de grond zou durven te eten;

* dit een van de weinige manieren is om super comfortabel op moeilijk(er) bereikbare plaatsen te komen;

* je zelden zo veel verschillende bestemmingen in relatief korte tijd kunt aandoen;

* zeezicht écht altijd gegarandeerd is;

* je razendsnel kennis maakt met de meest uiteenlopende interessante mensen;

* de klantgerichtheid en service aan boord onvergelijkbaar zijn want waar vind je een poolbutler die ijsgekoelde handdoekjes aan je ligbed komt brengen?;

* je helemaal niks hoeft maar tegelijkertijd tal van activiteiten kunt ondernemen;

* aan boord een zeer aparte, gemoedelijke sfeer van gelijkgestemdheid heerst;

* de kwaliteit en variatie van het eten superieur zijn;

* het een verademing is om tussen (bijna) alleen maar zeer beleefde en vriendelijke mensen te verkeren;

* de zee van een hypnotiserende schoonheid is waar je nooit genoeg van kunt krijgen om naar te kijken;

* je de fijne afwisseling hebt tussen zeedagen waarop je kunt uitrusten en havendagen waar je lekker op excursie kunt;

* de schoonheid en indrukwekkendheid van het schip blijven imponeren, ook al zit je er al voor de zoveelste keer ruim anderhalve week op;

* je zo de beste prijs/kwaliteitsverhouding hebt die binnen de reiswereld mogelijk is;

*  je nergens anders aan land zo’n hygiëne en zuiverheid zult aantreffen;

* het een zeer veilige manier van reizen is, ook voor singles;

* het ideaal is voor mensen die slecht ter been zijn, immers alle hulp is voorhanden, er zijn voldoende faciliteiten voor gehandicapten zoals speciale wc’s en er is zelfs een speciale tillift voor in het zwembad;

* je ondanks de aanwezigheid van zo’n 3500 mensen aan boord altijd ergens een rustig plekje kunt opzoeken waar je je kunt terugtrekken om bijvoorbeeld lekker te lezen ;

* het een onvergetelijke ervaring is te ontbijten met zicht op niks anders dan de Caribische of Middellandse Zee;

* er geen of nauwelijks luchtvervuiling is op open zee;

* je er het zachtste en schoonste drinkwater ooit zult drinken;

*  je zo kunt afkomen van je zeeziekte-fobie;

*  het aan boord een ultraluxe drijvende mini-variant is van de Verenigde Naties met tientallen verschillende nationaliteiten die – vaak in schrille tegenstelling tot in de “gewone” wereld – heel gezellig en vreedzaam met elkaar omgaan.

Natuurlijk is deze opsomming – gebaseerd op mijn cruise-ervaringen met Royal Caribbean en Celebrity Cruises – verre van compleet.

En eigenlijk heb je ook helemaal geen redenen nodig om te gaan cruisen.

Je moet het gewoon doen en zelf ervaren!

© Pascale Bruinen

Cruise Control (1)

Cruise Control (1) 2e

Je moet het beleven om het te begrijpen…Kijk daarom ook eens op mijn andere blog, http://www.cruisecraver.com!

Mensen Kijken

Op een vliegveld is niks zo leuk als mensen kijken. Nu is dit ook bijna het enige tijdverdrijf dat op deze plek de moeite waard is. Want op die parfums, alcoholische versnaperingen en tijdschriften ben je gauw uitgekeken.

H. en ik zijn neergestreken bij een koffiebar. De wijzers van mijn horloge geven aan dat het kwart over vijf in de ochtend is. Na een doorwaakte nacht zijn we allebei toe aan een flinke shot caffeïne. Terwijl H. zijn bestelling doet, gaan mijn vermoeide ogen over de mensenmassa die zelfs op dit vroege uur aan mij voorbij trekt.

Oudere mensen die moeizaam vooruit komen met stok of rollator. Tieners met spillebeentjes en sjaals die drie maal rond hun schriele nekken zijn gedraaid. Een hollende zakenman, strak in het pak, in de ene hand zijn laptoptas en in de andere zijn i-Phone. Passagiers met rugzakken, kleine of levensgrote, maar allemaal steevast met zo’n waterflesje in het zijvak.

Mannen, vrouwen en zelfs kleuters met trekkoffertjes. Een vermoeide papa met baby op de arm, gevolgd door een al even onuitgeruste moeder met een meisjestweeling aan de hand die net kan lopen. Sommige passagiers dragen plastic zakken en anderen sporttassen, al dan niet in combinatie met een hand- of heuptas.

Één ding hebben al die door elkaar krioelende mensen met elkaar gemeen: ze komen allemaal abrupt tot stilstand voor het bord met daarop de gates en bijbehorende vertrektijden. Voor een enkeling leidt deze visuele informatie tot een paniekaanval, gevolgd door een spurt naar de juiste vertrekhal. De rest blijft maar vertwijfeld kijken van het bord naar hun tickets en vice versa, waarna er wordt overlegd en het gezelschap voortgaat naar wie weet welke uithoek van de wereld.

Het perpetuüm mobile van bedrijvigheid op een internationaal vliegveld spreekt tot de verbeelding. Het geeft een sfeer van urgentie, van grenzenloosheid, van opwinding. Politie-ambtenaren lopen hun rondes, een hele bubs in felrood en blauw gestoken stewardessen babbelt er al lustig op los en de schoonmakers karren ijverig door de hal in hun hightech wagentjes.

Aangekomen bij onze gate is het nog rustig. Tegenover me zit een Amerikaanse vrouw die zeker zeventig is. Haar strak getrokken gezicht met permanent getuit poppenmondje, standaard wipneusje en grote opengesperde ogen die eeuwig verbaasd kijken, verraadt dat ze bij dezelfde winkel van plastisch chirurgen heeft geshopt als al die andere vrouwen.

Aan de andere kant zit een koppel dat kennelijk van de unisex is. Allebei een lelijke bril, allebei een spijkerbroek die ik al twintig jaar geleden in de kledingbak zou hebben gekieperd en alle twee zo’n rode ANWB fleece trui met identieke witte regenjas. Nederlanders dus.

Ineens komt er een man bij ons zitten compleet met ijsmuts, sjaal en dikke gewatteerde winterjas. Even denk ik nog dat hij toch naar de naastliggende gate met bestemming Moskou moet, maar nee. Hij gaat doodgemoedereerd hier zitten, met bestemming Miami waar het minstens 28 graden Celsius is.

Dan valt mijn oog op een heel lange, slanke en knappe jonge meid die zich naar het damestoilet begeeft. Ze ziet eruit als een model van Victoria’s Secret. Wie weet is ze op weg naar haar zoveelste fotoshoot op het zonovergoten strand van South Beach.

Een stukje verderop zit een gezin met twee jonge kinderen die het nu al helemaal gehad hebben. Getuige het gewrijf in hun oogjes zijn ze rijp voor een dutje, maar ze hebben desalniettemin geen zin om op de schoot van hun ouders te blijven zitten. Ze jengelen, huilen en wurmen net zolang totdat ze toch weer op de grond staan, waarna beiden steevast opgewonden gillend ieder een andere kant op rennen. Hun beschaamde ouders rest niks anders dan er met een spurt achteraan te gaan, waarna het hele tafereel weer van voren af aan begint.

Zeker weten dat Iedereen vurig hoopt dat ze dit gezin niet naast zich krijgen tijdens de tien uur durende non-stop vlucht naar Florida.

Als het boarding tijdstip naderbij komt, voel ik de spanning onder de passagiers toenemen. Zoals altijd speelt iedereen het spelletje “sta ik nu wel of niet alvast op om als eerste in de rij te staan bij de gate?” Sta je er als eerste en is er vertraging, ben je je gerieflijke stoel kwijt, tot leedvermaak van de rest. Wacht je te lang, moet je sukkelig achteraan aansluiten in die lange sliert. Dus wacht iedereen op het perfecte moment en houdt daarom het bord en de balie bij de gate nauwlettend in de gaten.

En ja hoor, als het bord “now boarding” plotsklaps aanspringt, veren tientallen mensen tegelijk op om als eerste in de rij te kunnen. Altijd hetzelfde liedje; eerst wil iedereen er als eerste in, bij aankomst is het juist dringen om er als eerste uit te kunnen.

Mensen zijn rare vogels.

Maar daarom juist o zo interessant om te observeren.

© Pascale Bruinen

mensen kijken

Leeskeel

Ah! Het is vakantie, de zon schijnt aan een felblauwe, wolkenloze hemel en er heersen tropische temperaturen. Genoeg reden dus om het er van te nemen en – deugdelijk ingesmeerd – verantwoord bij te bruinen (al zal dit ongeacht de beschermingsfactor volgens dermatologen een contradictio in terminis zijn).

Ik heb echter weinig geduld om aan iedere kant gelijkmatig bruin te bakken. Mijn voorkeur gaat ernaar uit om lekker iets achterover geleund in een ligstoel te liggen. Maar dan wel met het nodige leesvoer.

Dus lees ik me een ongeluk. Een tijdschrift, roman of biografie. En niet te vergeten de kranten. De zomer is ook een perfecte tijd om sommige favoriete boeken te herlezen. Ik lees, kortom. alles wat los en vast zit (zie daarvoor ook mijn column “Lettervreter”).

Daar zit echter één ieniemienie nadeeltje aan, zo blijkt als ik na een paar dagen eens goed in de spiegel kijk. EEK! Mijn gezicht en hals zijn aardig gekleurd, maar mijn keel is nog spierwit. WIT! Ik kijk nog eens goed met de lamp aan, maar de witte vlek op mijn hals is onmiskenbaar. Het is de schaduw die mijn kin werpt als ik – min of meer rechtop – in de zon lees. Oh mijn God. Ik heb een leeskeel.

De dag erna ligt deze meid daarom 100% horizontaal gestrekt op haar rug op een ligbed. Mijn boeken, kranten en tijdschriften heb ik veilig opgeborgen. Mijn hoofd kantel ik zover mogelijk achterover en ik steek mijn kin fier de lucht in. Zo! Zullen we nog eens zien of die keel wit blijft. Ik kijk op mijn horloge om te checken hoe laat ik precies begin aan mijn projectje “Leeskeel bijbruinen 3.0”.

“Komt de zon nu ook op mijn keel?”, vraag ik H. die naast me ligt. Zonder boek en mét een jaloersmakende even bruine keel als de rest van hem. “Op je keel? Hoezo, op je keel? Je ligt helemáál in de zon”, amtwoordt H. verbaasd, kennelijk zonder de flauwste notie te hebben van mijn urgente leeskeel-probleem. “OK”, zeg ik daarom dan maar zonder nadere uitleg te geven. Mannen!

Hoelang zou het duren voordat de gemiddelde keel een kleurtje krijgt?, vraag ik me ondertussen af. Ik kijk stiekem op mijn horloge. Er zijn precies acht minuten verstreken. Toch krijg ik langzamerhand al een stijve nek. Om maar te zwijgen van mijn kaakspieren, die ook al beginnen te protesteren vanwege mijn nogal onnatuurlijke houding.

Hmmm, de tijd gaat zo wel erg langzaam. Ik bedoel, zo zonder boek of iets anders leesbaars. Eerlijk gezegd heb ik er eigenlijk al een beetje genoeg van en er zijn nu pas welgeteld negentwintig minuten om. Op de kop af. In negenentwintig minuten zou zo’n witte keel toch wel iets bijgekleurd moeten zijn. Zeker weten. Ik voel zelfs al iets van zonnebrand op die plek, dus…

Ik kom overeind en haast me naar de spiegel. Niks bijgebruind, de plek is en blijft hartstikke wit. Als dat zo moet, kan ik evengoed weer lekker verder lezen. In een normale houding. En dus grijp ik mijn boek, zet ik de rugleuning van het ligbed omhoog en installeer ik me in mijn favoriete leesstand.

En die leeskeel? Die tackel ik wel met zelfbruiner.

© Pascale Bruinen

leeskeel

Turbulentie

We schuifelen met onze handbagage door het gangpad van het vliegtuig. Na een abrupte stop omdat mijn voorganger ineens zijn stoel heeft gevonden, kan ik weer verder lopen. Mijn trekkoffer botst dan weer hier en dan weer daar tegen voeten of stoelen aan. Ik tuur naar de nummers en letters boven de rijen en ontwaar onze gereserveerde plaatsen.

Terwijl H. onze handbagage weglegt, wring ik me in mijn economy stoel aan het raam voor de 10-urige non-stop vlucht met Air Berlin naar the sunshine state Florida. Zodra ik zit, graai ik in mijn handtas naar mijn “hoe-overleef-ik-een-transatlantische-vlucht”-spulletjes.

Oordoppen tegen ellendig motorgebrul, vervelende ding-dong piepjes en krijsende baby’s? Check! Oogmasker zodat ik kan doen alsof ik heerlijk ontspannen slaap in mijn eigen bedje? Check! Tijdschriften en dik boek om te lezen in de vele ledige uren die komen gaan? Check!

Daarnaast bestaat mijn airplane survival kit uit een schrijfblok met pen om mogelijke inspiratie meteen vast te leggen, kauwgom tegen dichtklappende oren en – jawel! – een paar extra dikke sokken om aan te doen zodra mijn schoenen uitgaan. Wow-factor nul maar wel praktisch.

En natuurlijk niet te vergeten een heerlijk zachte, warme sjaal tegen de tocht, van die opblaasbare ANWB kussens voor in mijn nek en onder mijn voeten en tenslotte nog een i-pod voor het broodnodige auditieve entertainment.

Het duurt dus wel effe voordat ik goed en wel geïnstalleerd ben in mijn halve vierkante meter. Eerst prop ik mijn rotzooi zo goed en kwaad als dat gaat in het daarvoor bestemde net, dat daardoor meteen totaal uitpuilt. Maar geen nood, ik gebruik gewoon H.’s netje voor al de rest (hij heeft toch niks nodig want slaapt bijna hele vlucht zonder masker, doppen of andere hulpmiddelen).

Vervolgens ga ik – tot afgrijzen van H. – aan de slag met mijn opblaasbare kussens. Toen ik ze inpakte, vroeg hij me al ongelovig of ik die echt van plan was mee te nemen. Ja, dus. Want je zit, hangt en ligt je wezenloos tijdens zo’n ellenlange vlucht. Als je al eens de slaap vat, kiept je hoofd de ene keer voorover en sla je de andere keer met je hoofd tegen de zijkant van de stoel of het raam. Sommigen leggen van pure ellende zelfs hun vermoeide hoofd op het uitgeklapte tafeltje. Gevolg? Na tien uren in een gedwongen Houdini-houding te hebben doorgebracht, ben je zo brak als een tiener die figureert in “Zon, Zee en Zuipen”.

Dus ga ik fluks aan de slag met mijn donkerblauwe accessoires. Ik zet mijn lippen om het ventiel en blaas uit alle macht. Er gebeurt helemaal niks. Ik doe het nog eens maar het enige dat zich opblaast zijn mijn wangen. Na nog een paar pogingen voel ik me licht in het hoofd worden. H. staart me aan. “Je loopt helemaal paars aan. En dat ding is nog zo plat als een dubbeltje”, constateert hij fijntjes. Alsof ik dat niet al in de gaten had.

Maar H. is toch zo lief om vervolgens zelf een poging te wagen. Hij ademt diep in en geeft dan alles wat hij in zich heeft. En dat is indrukwekkend veel. Hij wordt eerst roze, dan rood en begint verdacht veel op een uit de kluiten gewassen hamster te lijken. Mijn kussentje blijft echter nog even slap als voor deze bovenmenselijke inspanningen.

Hij geeft het op. Maar ik ben niet van plan het hierbij te laten want ik heb ze niet voor niks tot in het vliegtuig meegezeuld. Met gevaar voor eigen leven – ik schat zomaar in dat mijn hersenaderen zowat op knappen stonden-  krijg ik uiteindelijk de felbegeerde lucht in die prullen. Maar als ze eindelijk allebei tot hun volle proporties zijn opgeblazen kan ik ternauwernood een aanval van claustrofobie onderdrukken. Mijn toch al zeer beperkte ruimte wordt nu gedomineerd door iets dat nog het meeste lijkt op een levensgrote blauwe worst (het voetenkussen) en een oversized nekbrace from hell. H. ziet het met lede ogen aan en waarschuwt mij dat hij onder geen beding een van beide op zijn postzegelzitje wil hebben. Maar al snel blijkt dat we ons zorgen hebben gemaakt om niks, want binnen een uur blijken beide kussens zo goed als leeggelopen te zijn en ben ik dus toch aangewezen op het flinterdunne kussentje en dekentje van Air Berlin. Met dank aan de ANWB.

Uitgeput van al mijn voorbereidingen kijk ik eens om me heen. Ik zie lastige peuters, opgefokte ouders, giechelige twintigers en serieus kijkende zakenreizigers. En we zijn nog maar net vertrokken. Gelukkig zijn de stewardessen – tegenwoordig luchtvaartdienstverleners geheten – al druk bezig met de bekende karretjes voor een eerste rondje drankjes.

De vlucht verloopt voorspoedig.  Maar je kunt er op wachten dat zich dat fijne fenomeen voordoet: turbulentie. Vroeg of laat gaat het bordje “Fasten seatbelts” aan en is het partytime.

Zo ook nu. Nadat we een paar keer slechts geringe turbulentie hebben gehad, is het vermaledijde bordje tijdens het laatste deel van de vlucht weer opgelicht. Maar nu lijkt het alsof de stem van de stewardess strenger over de luidsprekers schalt. Onheilspellend bijna. Ze klinkt alsof zij iets weet dat wij nog niet weten. We moeten terug naar onze plaatsen, ons stevig insnoeren en mogen tot nader order niet meer naar het toilet. En al snel blijken deze adviezen hoognodig. Dit keer is het menens.

Ik trek mijn gordel voor de zekerheid nog maar wat strakker aan. Al snel rammelen we van links naar rechts. We schokken op en neer alsof we met 200 kilometer per uur over een Belgische autoweg met gigantische hobbels rijden. En het duurt lang. Heel erg lang.

Hoeveel turbulentie kan een vliegtuig eigenlijk aan?, vraag ik me in stilte af. Op internet heb ik gezien dat ik bepaald niet de enige ben die dit soort vragen heeft. De antwoorden zijn niet echt duidelijk. Misschien wel expres omdat anders geen hond meer in zou willen stappen. Ik probeer wanhopig niet te denken aan al die rampprogramma’s waarin vliegtuigen de hoofdrol spelen.

Na enige tijd begint het voortdurende gewiebel op mijn maag te werken. Ik heb het idee dat mijn ingewanden in een soort “shaken, not stirred” toestand raken. Mijn hoofd lijkt voortdurend nee te schudden. De loshangende oortjes van het audio- en videocentrum pendelen van links naar rechts als waren ze de pendule van een klok.

Het bord dat de gordels verplicht stelt, is de laatste anderhalf uur niet meer uit geweest. En nog is het niet voorbij. Het geschud begint nu epische proporties aan te nemen. De turbulente luchtstromen tillen me soms half uit mijn stoel, om me vervolgens weer met een klap neer te doen komen. Nu is een mooie tijd om met mijn ademhalingsoefeningen te beginnen om rustig te blijven. In door de neus, uit door de mond. Ik sluit mijn ogen en verbeeld me dat ik in een bus rijd over een weg vol met kuilen en bobbels. Veel helpt het niet. Feit blijft dat ik me op elf kilometer hoogte bevind.

Ik open mijn ogen en kijk uit mijn raam. Maar behalve ijskristallen op de ruit en lieflijke schapenwolkjes in een helblauwe lucht is er niks bijzonders te zien. Wind, zo leerde ik al op de middelbare school, is niks meer dan een horizontale verplaatsing van lucht. Maar die kan verdomd sterk zijn. Zeker als we met een snelheid van zo’n slordige 900 kilometer per uur dwars tegen de oceaandepressies in vliegen.

De stewardess komt langs. “Es ist extrem!” zegt ze twee keer achter elkaar tegen een collega. Vertel eens iets dat ik nog niet wist. Prettige mededeling, zeker omdat we nog minstens anderhalf uur moeten. Net als ik deze alarmerende gedachte probeer te verdringen, wordt er nog een schepje bovenop gedaan en lijkt het alsof we in een achtbaan zitten. We vallen een paar meter omlaag en gaan dan weer met een schok omhoog.

“Hoeeeeeee!”, hoor ik verschillende passagiers, zelfs mannen, om me heen uitroepen.  Ondanks de gordels vliegen we een stukje uit onze stoelen en rammelen we wat af. Nu hoor ik ook van alles kraken en schuiven. In de cabine is het muisstil geworden. Zelfs de baby’s hoor je niet meer. Minuten lijken wel uren te duren.

Mijn maagsappen zijn inmiddels zo dolgedraaid, dat ze massaal protesteren. Ik voel dat ik misselijk word. Behalve dat het vliegtuig op en neer gaat, schudt het nu ook wild van links naar rechts. Het lijkt alsof een onzichtbare reuzenhand de Airbus A 330 naar believen alle hoeken van het luchtruim laat zien. Voor de zekerheid vergewis ik me ervan dat er een zakje voor eventuele maaginhoud onder handbereik is in mijn overvolle net.

Na wat een eeuwigheid lijkt, klinkt het verlossende bericht dat we de landing gaan inzetten. Na nog meer bonken, schokken en trillen komt de Airbus met een ferme klap neer op de landingsbaan. Opluchting giert door me heen. H. en ik kijken elkaar veelbetekenend aan. We zien allebei bleek-groen maar hee, we zijn er! De andere passagiers zien er ook niet al te florissant uit met hun verwarde haardossen, verkrampte gezichtsuitdrukkingen en wit weggetrokken snoetjes.

Terwijl ik wacht om te kunnen opstaan, kijk ik weer door het raampje en zie dat het een stralende dag is in Miami.

Aaahhh….., vakantie! Twee weken alleen maar genieten.

Zon, zee, zen.

Palmen, pelikanen, paradijselijke stranden.

Caribische sferen, cruisen, chillen.

Daar heb ik wel urenlang shake, rattle ’n roll voor over.

© Pascale Bruinen

fasten_seatbelt_sign

Hier zul je ‘m hebben, dat vervelende teken dat je lekker op en neer gaat schudden voor god weet hoe lang. Wil je meer lezen over mijn vliegavonturen, kijk dan eens naar de columns  “Vliegangst” (1, 2 en 3), “Bange momenten met Ryanair” en “Mayday! Mayday!” (1 en 2). Zelf ook turbulentie meegemaakt? Laat dan hier jouw reactie achter!

Ziende Blind

Ziende Blind

Dat Italië niet bepaald bekend staat vanwege zijn goede reputatie op het gebied van belasting betalen, was al wijd en zijd bekend. Als de inwoners van de laars zeggen dat ze “fiscaal flexibel” zijn, bedoelen ze dan ook dat ze op grote schaal belasting ontduiken. Maar dat ze – met name in de hoofdstad – ook ziende blind zijn, is weer wat nieuws.

Zo kopte een landelijke krant onlangs dat de politie in Rome maar liefst veertig nepblinden heeft ontmaskerd die ten onrechte een arbeidsongeschiktheidsuitkering van 1100 euro  per persoon met daar bovenop nog een invaliditeitstoelage van bijna 430 euro ontvingen. Totale schade over alle jaren: een slordige 3,5 miljoen euro. Mille grazie!

Door ze langere tijd te schaduwen werd ontdekt dat de “blinden” vrolijk jogden (ok, dat zou best nog kunnen als je niets kunt zien), berichten via Facebook verstuurden (dat is al een stuk moeilijker maar daar zou je eventueel hulp bij kunnen krijgen) en…auto reden. Tja, vooral dat laatste lijkt me een typisch gevalletje van case closed.

Aaahhh, die Italianen. Superieur op het gebied van excellente koffie, heerlijke ijsspecialiteiten en authentieke pasta’s. Onovertroffen qua mode, stijl en elegantie. Volmaakt waar het gaat om stedenpracht, lieflijke landschappen en mannelijk zowel als vrouwelijk schoon. 

Maar kom bij dit bijzondere Zuid-Europese volk niet aanzetten met regels of wetten want daar zijn ze allergisch voor, zeker als het hun geld kost of als ze er het nut niet van in zien. En als je de pech hebt dat je ’s lands wetten niet hoogstpersoonlijk naar je glibberige hand kunt zetten zoals voormalig premier S.B. dat meermalen deed, dan moet je een andere uitwijkmogelijkheid verzinnen. En dat doen ze dan ook voortdurend. Sterker nog, ze hebben er – tussen de bunga-bunga feestjes, het doen van offèrs joe kente riefjoese en de zoveelste keer naar het stembureau hollen door – zowat een dagtaak aan.

Zodra een Italiaan zich geconfronteerd ziet met een in zijn ogen absurde maatregel ontbrandt er dus een ongekende creativiteit in deze zuiderling. Koortsachtig zoekt en peinst en plant hij net zolang totdat hij de perfecte pragmatische oplossing heeft gevonden.

Ter illustratie van deze ongebreidelde vindingrijkheid moge het voorbeeld dienen van het invoeren van de gordelplicht. Alom werd deze wet als onzinnig ervaren en dus was de bereidheid om braaf de veiligheidsriem aan te gaan doen ver te zoeken. Aan de andere kant wilden ze zeker geen boete krijgen. De Italiaanse uitweg uit deze impasse?  Binnen een mum van tijd waren er in het hele land t-shirts in omloop waarop een voorgedrukte gordel stond. Uiteraard werden die grif gedragen, voor dit goede doel zelfs over het gracieuze maatpak of kokette jurkje.

Alles om zich maar niet te hoeven conformeren aan het gezag. Of, zoals iemand het onlangs prozaïsch verwoordde op tv: “Voor alles is een medicijn, behalve voor de dood”.

Laat Italianen daarom vooral lekker hun chaotische en anarchistische zelf blijven en de wereld voortdurend verblijden met oogverblindende auto’s, fijne vespa’s en exquise wijnen. Laat ze desnoods af en toe ziende blind zijn als het op wetten en belasting betalen aankomt. Maar laat ze alsjeblieft geen cruiseschepen besturen of hogesnelheidstreinen maken want dan gaat het pas echt goed mis.

Voor de Italiaanse staat is deze hele situatie uiteraard een groot probleem. Maar misschien is dit de prijs die ze moeten betalen voor La dolce vita of het dolce far niente. Italianen zijn nu eenmaal levensgenieters. Zulke artistieke en autonome zielen met een bourgondische inborst kun je nu eenmaal moeilijk in het gareel krijgen als overheid. Italianen hebben het ontglippen aan onwelgevallige regels tot nationale kunst verheven.

Misschien dat de Italiaanse overheid via een omweg toch nog een slaatje kan slaan uit deze vermetele volksaard. Mijn advies? Open een groots opgezet museum gewijd aan de meest stoutmoedige, inventieve en onbeschaamde ontduikingspraktijken van ’s lands inwoners waarbij alle stukken van overtuiging permanent tentoongesteld worden.

En het spreekt vanzelf dat blinden gratis naar binnen kunnen.

© Pascale Bruinen

ziende blind

Hoe sluw, doortrapt, spitsvondig, geraffineerd, uitgekookt, gewiekst en geslepen kun je zijn? Che furbi sono gli italiani…

Romantiek van het spoor

Nog lang voordat iemand ooit had gehoord van “slow travel”, praktiseren wij het al. Dankzij mijn vader, die stikt van de angst om te vliegen, rijden wij met de auto altijd heel Europa door. En dan niet tot ergens over de grens in Duitsland of België, maar naar Portugal en zelfs tot ver in Griekenland.

Maar soms spelen we vals en nemen we de autoslaaptrein, zodat we al een aardig stuk richting onze eindbestemming hebben afgelegd als we ’s ochtends onze ogen open doen. Dat wil zeggen, áls we al geslapen hebben. Want een hele nacht op zo’n smal en keihard bankje liggen in een rammelende, piepende en soms bloedhete trein is niet echt bevorderlijk voor een gezonde nachtrust.

Maar oh, de romantiek van het spoor! Ondanks dat wij nog steeds vooral naar het warme zuiden trekken, roepen treinreizen bij mij altijd een hoog Anna Karenina of Lara uit Dokter Zhivago-gevoel op. Die ellenlange treinstellen, de hectiek en afscheidsdrama’s op de perrons en dat magische gevoel als de locomotief eindelijk koers zet naar onbekende verten. Zóóóó poëtisch.

Pas veel later krijg ik door dat het perron, met alle soorten menstypes die in een nooit eindigende stroom van aankomen en vertrekken door elkaar krioelen, eigenlijk de metafoor is voor het leven zelf. Je komt en je gaat.

In de zeventiger jaren reizen we meestal vanaf Bressoux bij Luik naar Narbonne (als we naar de Costa Brava gaan), Biarritz (van waaruit we het Spaanse binnenland ontdekken) of Saint-Raphaël (als de Côte d’Azur onze eindbestemming is). We hebben een coupé waarin zich zes couchettes oftewel bedbanken bevinden die overdag dienst doen als zitplaatsen. Omdat we meestal maar met zijn drieën zijn, zouden er nog drie “vreemden” bij ons in de coupé kunnen komen. Maar nadat papa – die vloeiend Frans spreekt- wat heeft gesmoesd met de conducteur waarbij een onbekend aantal biljetten Franse francs van eigenaar wisselen, komen er geen anderen meer bij.

De uurtjes voordat we gaan slapen ga ik altijd op onderzoek uit. Ik loop het smalle gangpad in en gluur dan even nieuwsgierig naar binnen bij de andere coupés. Mensen zitten te lezen, te kaarten of zijn al ingedut getuige hun naar beneden knikkende hoofd.

Maar ik amuseer me vooral door gebiologeerd uit het raam van het gangpad te kijken naar de dorpjes, steden en landschappen die aan mij voorbijtrekken. Het heeft bijna iets hypnotiserends, zeker in combinatie met dat ritmische kedeng-kedeng.

Dromerig kijk ik naar de bordjes met mysterieuze teksten onder de ruiten die in mijn kinderogen zowel exotisch als onontcijferbaar zijn. “Nicht hinauslehnen”, “E pericoloso sporgersi” of “Ne pas se pencher au dehors”. Alleen al het zien van deze woorden in vreemde talen doet bij mij een opwindend vakantiegevoel ontstaan. Zo alleen op de gang in die bewegende trein op weg naar een spannende buitenlandse bestemming voel ik me voor even niet meer kind maar volwassen en zelfverzekerd. Al ben ik stiekem wel blij dat mijn ouders onder handbereik zijn.

Het hoogtepunt van de avond is het diner in het restauratie-rijtuig. Het begint er al mee dat we daarvoor de nodige treinstellen door moeten lopen waarbij het soms lijkt alsof er geen einde aan komt. Daarbij is het onvermijdelijk om een paar keer zo’n doodeng punt met van die schuivende platen over te steken. Vooral het moment dat ik echt óp die wiebelende platen sta en de deur naar het volgende treinstel nog open moet gaan, vind ik akelig. Niet alleen omdat ik tussen de spleten onder mijn voeten de voorbij flitsende grond kan zien, maar vooral vanwege het oorverdovende geraas van de voortdenderende trein.

Na al deze ontberingen is de beloning navenant. In het restauratie-rijtuig heerst een serene sfeer met veel obers in chique kostuums. De inrichting is nostalgisch met donkerrode leren banken, houten lambriseringen en ouderwetse lampen aan de muren. Overal klinken omfloerste stemgeluiden, het beschaafde getik van bestek en het melodieuze kling-klang van kristallen glazen. Tegenwoordig zouden we zeggen dat het niet eens zozeer om het eten zelf gaat, maar vooral om de beleving. Want eten in zo’n aparte sfeer met zicht op het telkens wisselende landschap van Noord-Frankrijk is een onbetaalbare en onvergetelijke ervaring.

Ik verheug me op het moment dat de conducteur tegen de avond de couchettes komt prepareren voor de nacht. Als hij alles heeft uitgeklapt, is de smalle coupé omgetoverd tot een knusse slaapzaal met links en rechts een stapelbed met drie ligplaatsen.

Vanzelfsprekend wil ik altijd in de hoogste. Dit smalle bed bevindt zich pal onder het dak. Van mijn ouders mag ik daar alleen slapen als ik me insnoer in een zelf gemaakte veiligheidsgordel, dat wil zeggen twee in elkaar gehaakte riemen van papa die dan om het bed worden vastgemaakt. Niet erg comfortabel maar een kleine opoffering vergeleken met het enerverende gevoel zo hoog te mogen liggen terwijl de trein met hoge snelheid zuidwaarts gaat.

Als onze bestemming Zuid-Spanje of Portugal is, nemen we ook geregeld de autoslaaptrein van Parijs naar Madrid. De eerste keer op deze route wacht ons een verrassing. Na urenlang op en neer schudden op het smalle bedje op weg naar de Spaanse hoofdstad worden we opeens ruw uit onze slaap gehaald. We horen keihard piepende remmen, waarna de trein na de nodige schokken uiteindelijk helemaal tot stilstand komt. Met enige moeite doe ik mijn ogen open. Tussen de spleten van het rolgordijn zie ik fel licht schijnen. Harde mannenstemmen roepen ondanks het nachtelijke uur keihard van alles tegen elkaar in een voor mij onverstaanbare taal.

Omdat ik precies wil weten wat gaande is, wurm ik me onder mijn in elkaar geknutselde veiligheidsgordel uit en schuif het gordijn wat opzij. Pal voor mijn neus bevindt zich een perron waar het een komen en gaan is van werklui. Mijn ouders zijn ook wakker geworden. Papa zegt dat hij denkt dat we bij de grens zijn. Omdat ik door het schurende geluid van metaal op metaal, het gerammel aan het treinstel en het luidruchtige geroezemoes van het spoorwegpersoneel de slaap niet meer kan vatten, heeft de hele situatie iets speciaals en avontuurlijks.

Even later wordt duidelijk dat de autoslaaptrein aan de grens bij Hendaye/Irun een tijd moet stilstaan omdat de spoorbreedte van Spanje groter is dan die van Frankrijk. Dus worden in het holst van de nacht doodleuk alle wiel- of draaistellen van de trein gewisseld. Nu ik gezien heb wat ze aan het doen zijn, kruip ik tevreden terug naar mijn plekje.

In het donker en veilig ingesnoerd op het hoogste stapelbed in een rijtuig van de Franse SNCF, pal voor de Spaanse grens, voel ik dat de trein zich weer langzaam in beweging zet. Onwillekeurig slaak ik een zucht van tevredenheid. Ik voel mijn ogen zwaarder worden.

En al snel wiegt het eentonige lied van wielen die over eindeloze rails door het Spaanse land gaan mij in een zoete, diepe slaap.

© Pascale Bruinen

romantiek op het spoor

Ook zo’n mooie souvenirs overgehouden aan gemaakte treinreizen? Laat dan hier je reactie achter.

Vakantie? Stress zul je bedoelen!

Ben jij zo iemand die zijn vakantie nu nóg niet heeft geboekt? Jeetje. Ik zal aan je denken. Voor je duimen. En een kaarsje opsteken.

Dan heb je in ieder geval die mega-vroegboekkorting van maar liefst 100 euro per persoon gemist. Of kun je onder geen beding meer die driepersoons kamer boeken voor de prijs van een onderkomen voor een koppel. En mag je zeker geen veertien nachten in dat fijne resort verblijven terwijl er maar elf worden afgerekend.

En dan gaan deze problemen alleen maar over geld. Maar hoe denk jij nu nog überhaupt een vakantiebestemming te kunnen scoren waarmee je op de eerste de beste verjaardag met goed fatsoen voor de dag kunt komen? Alles wat ook maar enigszins een wowfactor heeft, is immers al vanaf oktober vorig jaar bezet. Ik heb zelfs horen fluisteren dat er mensen zijn die – dit geloof je niet – weer voor precies dezelfde bestemming boeken op het moment dat ze er in de zomer nog zíjn! Over ultra-mega-super vroeg boeken gesproken.

Als je kinderen hebt, ben je helemaal een stakker. En als je er méér hebt dan twee…veel sterkte! Dat zul je nodig hebben.

Familiekamers zijn bij touroperators dun gezaaid en dus zo weg. Wat rest is de duurdere optie: het nemen van twéé hotelkamers. Maar als je niet wilt dat je kroost ’s nachts het hotel op stelten zet met zijn gekrijs moeten die liefst wel aan elkaar grenzen. Of de ouders moeten zich opsplitsen zodat ieder bij een kind op de kamer slaapt. Wat deze vakantiescheiding betekent voor de node gemiste romantiek laat ik hier verder wijselijk buiten beschouwing.

Bovendien moet de kindvriendelijke bestemming tegenwoordig aan zó veel eisen voldoen, dat je nog gemakkelijker die spreekwoordelijke naald in de hooiberg vindt. Lees je even mee?

  • Ligging direct aan zee. Een weg oversteken of trappen aflopen is veel te veel gedoe;
  • Minstens drie zwembaden waarvan een olympic size, een kinderbad én een golfslagbad. Dat je die golven een paar meter verder geheel puur natuur hebt, doet er niet toe;
  • In de zwembaden is een waterparadijs met een stuk of vijf glijbanen, whirlpools en “rivieren” waarin je met een band kunt dobberen;
  • Uiteraard mag een miniclub met rond de klok entertainment en animatie voor je engeltjes niet ontbreken;
  • Voor de allerkleinsten dient er baby-opvang te zijn. De ultieme variant is daar waar je je baby mag droppen om 9.00 u ’s ochtends en pas weer hoeft op te halen om 19.30 u ’s avonds (echt, het bestaat!);
  • Een discotheek (ja, dûh) en
  • Ultra-platinum all inclusive eten en drinken.

Knappe kop die dit nu nog kan vinden voor komende zomer.

Al dit moois wordt aangeboden met het idee dat als de kinderen het leuk hebben, de ouders ook een fantastische tijd meemaken.

Nou, dat dacht ik niet.

Ik weet dat ik nu een enorm taboe doorbreek, misschien wel een van de allerlaatste in ons vrije landje. Maar als ervaringsdeskundige die jarenlang met de kids naar bovenstaande bestemmingen is afgereisd, kan ik hier een mondje over meepraten. Ik geef meteen toe dat het prettig was om even ongestoord een boek te kunnen lezen terwijl ons kroost werd geschminkt of meedeed aan een tafelvoetbaltoernooi. Maar zodra de dag voorbij was, begon de ellende.

Iedere avond moesten we wéér verplicht naar zo’n stomvervelende amateuristische show, dansvoorstelling of cabaret act kijken. Allemaal netjes op een klapstoeltje op het pleintje voor het openlucht theater, ingeklemd tussen al die andere ouders die in precies dezelfde val waren getrapt. Want de kids wilden naar de miniclub, dus kregen ze de miniclub.

Na acht achtereenvolgende avonden “Abba, the musical”, “The Lion King” en “Rocky Horror Show” te hebben doorstaan met rekwisieten uit het jaar nul, uit de maat dansende tieners en flauwe grappen was ik zo afgestompt dat ik net zo lief iedere avond naar het plafond van mijn hotelkamer had willen staren.

Voor ons kroost kon de vakantie echter niet kapot, zeker niet als ze in de Proty-disco hun goddelijke gangetje konden gaan. Mét de onvermijdelijke Proty-mascotte die vooral opviel doordat hij een uur in de wind stonk naar zweet. Want ja, tropische temperaturen gaan slecht samen met het van kop tot teen dragen van een berenkostuum met harige vacht. Maar dit weerhield de kids er niet van om hem tot vervelends toe op te zoeken. Ik kreeg daarentegen al op dag drie moordneigingen van die klierende kolos met de grijns van een waanzinnige en van die rondmaaiende poten.

Een van de hoogtepunten van de avond – in ieder geval voor alle personen onder de 8 – was het feestelijke begin van de mini-disco die steevast werd afgetrapt met een “Musica Maestro!”gil, op oor-teisterend volume gekrijst door een Duitse kleuter met vet dito accent. Waarna het grut op de schelle tonen van het Proty-lied allemaal schattige danspasjes maakte op de bühne, verrukt gadegeslagen, gefotografeerd en gefilmd door de trotse ouders. Maar zelfs aan het aanschouwen van zoveel peuter- en kleutergeluk zitten grenzen. Die van mij waren niet alleen in recordtempo bereikt, maar ver overschreden.

Het was een zegen toen de vakantie eindelijk voorbij was. Ook al omdat ik anders ongetwijfeld had kunnen figureren in een aflevering van “Locked Up Abroad“.

Want nog één keer die schrille kreet aanhoren en ik had me in het volle zicht van de bloedjes van kinderen vergrepen aan die uit de kluiten gewassen stinkbeer.

© Pascale Bruinen

protyproty2

Need I say more...? Als je het aandurft om toe te geven dat je dit ook afschuwelijk vindt, je bent per slot van rekening wel een normale volwassene, dan vind je hier het forum om dit te doen! Maar dissenting opinions zijn natuurlijk ook welkom! Deze column is overigens een bewerking van de gelijknamige column die is verschenen in het april nummer van de INFO van Wonen Meerssen.