Simba(2)

We zijn met een bevriend stel en vijf kinderen op vakantie in Spanje en hebben tijdelijk een adoptiehond, Simba genaamd. Hij is van de overbuurvrouw, Montse, die hem liever kwijt dan rijk is. Of eigenlijk is hij van haar man, die hem enkel een paar keer per jaar gebruikt om te gaan jagen. Typische macho Spanjaard, denk ik boosaardig. Alleen daar vindt hij de hond goed genoeg voor, voor de rest bekommert hij zich niet om hem.

De kids zijn helemaal weg van hem. En om eerlijk te zijn, de volwassenen ook. We hebben hem pas een paar dagen over de vloer van onze gehuurde villa, maar ik begin al de eerste tekenen van hechting te merken. Het dier smacht overduidelijk naar een beetje aandacht en liefde. Beide krijgt hij van ons in overvloed. Een grote, lieve en super aanhankelijke hond went heel snel, kan ik je zeggen.

Gevolg hiervan is dat Simba ons, overal waar we gaan of staan, volgt. Daarbij laat hij zich geduldig aaien en borstelen, speelt hij als een jong en dartel veulen en is hij niet van plan eigener beweging terug te gaan naar zijn baasje. Zijn eerst zo stugge en harde vacht is dankzij al ons geborstel zacht en glanzend. Tijdens onze regelmatige trips naar de supermarkt nemen we speciale hondenbrokken, botten om op te kauwen en hondenspeeltjes mee terug. Simba vindt het allemaal prima en heeft de tijd van zijn leven.

Op een avond gaan we uit eten in een aangrenzend stadje. Omdat we een tijdje weg zullen zijn, besluiten we om Simba ’s avonds terug naar Montse te brengen. We leggen haar uit dat hij morgenvroeg weer welkom is. Zij neemt de hond van ons over en duwt hem – veel te hardhandig naar onze smaak – achter het hek van de tuin. Simba jankt hartverscheurend als we wegrijden. De kinderen houden de handen op hun oren. We voelen ons allemaal niet erg happy hierbij, maar kunnen hem moeilijk meenemen naar het restaurant.

Als we een aantal minuten gereden hebben, hoor ik ineens opgewonden geschreeuw vanaf de achterbank. “Daar is ‘ie…Simba! Hij rent achter de auto aan, mama, stoppen, stóp!!!” Als ik me omdraai, weet ik niet wat ik zie. Hij ligt nog een heel end achter maar inderdaad, hij rent met platliggende oren achter onze auto’s aan zoals ik hem nog nooit heb zien rennen. En we zijn al de nodige kilometers verwijderd van huis. Het lijkt wel of ik midden in een tearjerkerige Disneyfilmzit, zo ontroerend is het.

We maken een noodstop (gelukkig zitten we nog op een redelijk verlaten binnenweggetje) en weten niet hoe snel we allemaal uit de auto moeten klimmen. Het weerzien is zo hartstochtelijk alsof het niet net vijf minuten geleden is dat we hem noodgedwongen hebben achtergelaten. Simba heeft zijn tong uit zijn bek hangen en springt in één vloeiende beweging in onze auto. Er zit niks anders op dan om hem weer terug te brengen.

Montse is not amused over dit openlijke verraad van hun hond en sleept hem dit keer het huis in. Nodeloos te zeggen dat ons gezellig bedoelde etentje allesbehalve gezellig is.

De dagen verstrijken in zomerse zaligheid. Nog een paar dagen vakantie en we moeten vertrekken. Het is me al opgevallen dat dochterlief soms wat stilletjes is. Dan komt het hoge woord er uit. “Kunnen we hem alsjeblieft mee naar huis nemen, mama? Alsjeblieft?” Hier was ik al bang voor. Ik kijk naar haar verdrietige gezichtje en voel zelf waterlanders opkomen. Zelf speelde ik ook al met deze gedachte. Maar ja, het is andermans hond.

Ik knipper snel een paar keer met mijn ogen en antwoord gemaakt opgewekt dat we dat niet kunnen maken voor Montse en haar man. “Ze zullen hem erg missen, schatje, dat wil je toch ook niet?”, lieg ik met gekruiste vingers. Een leugentje om bestwil moet kunnen, zeker nu. “Helemáál niet!”, roept ze ongekend fel uit. “Ze houden niet eens van hem en hij ook niet van hen, dat weet ik zeker.  Dat zie je toch zo? Alsjeblieft?”, smeekt ze. “Ik zal het eens met H. bespreken”, hoor ik mezelf tot mijn eigen ongeloof aan haar beloven.

H. blijkt ook al aangestoken met het Simba virus. “Ik zou hem het liefst meenemen”, vertrouwt hij me toe buiten gehoorsafstand van de kinderen. “Het is zo’n lief beest. Ik ben helemaal verknocht aan hem”. “We kunnen ze aanbieden de hond van hun te kopen”, stel ik voor, “ze doen toch bijna niks met hem. Hij wordt min of meer verwaarloosd en het lijkt eerder alsof hij een blok aan hun been is”. “Ja”, antwoordt H, “doe dat. Vraag of ze hem aan ons willen verkopen! Dan zoeken we een mooie halsband uit en nemen hem lekker mee naar huis”. Hij ziet het al helemaal voor zich.

Ik besluit de daad meteen bij het woord te voegen voordat ik de moed verlies. En zo klamp ik even later Montse aan en leg haar uit dat we Simba graag willen kopen. Aanvankelijk denkt ze dat het een misplaatste grap is, maar als ze doorkrijgt dat het bloedserieus bedoeld is, zie ik twijfel in haar ogen. “Dat moet ik aan mijn man vragen”, zegt ze. Even later komt ze terug en hoor ik dat wat ik niet wil horen. “Hij wil de hond niet verkopen, het spijt me”, zegt ze. Ik dring nog aan om zelf met haar man te mogen praten, vraag haar hoeveel geld ze willen hebben voor de hond (noem maar een prijs!) en zeg als wanhoopsdaad zelfs schaamteloos dat het geluk van mijn kinderen hiervan afhangt. Maar ze laat zich niet vermurwen. Het is en blijft nee.

Met lood in mijn schoenen ga ik terug naar de overkant. H. leest het antwoord al op mijn gezicht. We moeten ons erbij neerleggen. En erger nog, afscheid gaan nemen. “En, wat zei ze?”, vraagt dochterlief die naar binnen komt stormen, natuurlijk met Simba in haar kielzog. “Ze willen het niet, schatje, ik heb het gevraagd. Ik heb echt mijn best gedaan, maar we kunnen hem niet meenemen”. Even blijft ze stokstijf staan, maar dan barst ze in tranen uit en holt, voordat ik nog iets troostends kan zeggen, de kamer uit.

De avond voor ons vertrek brengen we Simba met pijn in het hart terug naar Montse. We moeten ’s ochtends heel vroeg weg en alles nog inladen, dus daarbij zou hij alleen maar in de weg lopen. We huilen allemaal tranen met tuiten, knuffelen hem dat het een lieve lust is en vragen ons in stilte af of we hem ooit nog terugzien. Uitgeput van alle emoties vallen we in een onrustige slaap.

Het is héél vroeg in de morgen, de wekker is nog niet eens gegaan, als ik buiten een rammelend geluid hoor. Als H. gaat kijken, staat Simba aan de poort. Dezelfde waar ik hem twee weken eerder voor het eerst zag staan. Hij duwt ongeduldig met zijn snuit tegen het hekwerk alsof hij wil zeggen: laat me binnen. Alsof hij aanvoelt dat we zo dadelijk weggaan. En dit keer voorgoed.

H. maakt de poort open en even later ligt Simba midden op ons bed. Inmiddels zijn de kinderen ook wakker geworden en hun uitgelaten blijheid hem weer te zien snijdt me door de ziel. Zo goed en zo kwaad als het gaat met een hond die iedere voetstap volgt, laden we de auto in. H. doet de klep van de kofferbak open. Voordat we weten wat er gebeurt, springt Simba achterin tussen de weekendtassen en bordspellen. En wat we ook doen, hij komt er niet meer uit. Lokken met dingen die anders feilloos werken, helpt niet. Hij blijft liggen waar hij ligt. Alsof hij wil zeggen: neem me alsjeblieft mee! Het is hartverscheurend en ik voel een enorme brok in mijn keel.

“Hij wéét het. Hij voelt gewoon dat we gaan vertrekken!”, roept mijn zoon met verstikte stem uit. Ik zie dat hij snel door zijn ogen veegt. Zijn gezicht spreekt boekdelen. “Laten we gewoon wegrijden!”, roept hij, “Als we over de grens zijn, zijn we veilig!”. Tja, het leven is een stuk simpeler als je acht jaar bent. Uiteindelijk vergt het de nodige vereende krachten en zachte dwang om Simba uit de kofferbak te krijgen. We brengen hem, dit keer echt voor het laatst, terug naar Montse die hem wijselijk meteen naar binnen brengt en de deur dicht doet.

Onder begeleiding van door merg en been gaand gejank van Simba én van onze kinderen rijden we de straat uit. Tot aan de Franse grens spreekt niemand ook maar één woord. Het gesnik en gesnuif gaat maar door. Ik heb ook al het zoveelste papieren zakdoekje versleten. Zelfs H. heeft rooddoorlopen ogen.

Dit wordt een lange, lange rit.

© Pascale Bruinen

Hier ligt hij dan. Hij kijkt recht in de camera alsof hij wil zeggen: krijg mij hier maar eens uit! We hebben hem nooit meer gezien maar hij zal altijd een plekje in onze harten houden als “onze” lieve Spaanse hond.

Simba(1)

Een spitse, donkerbruine hondensnuit wringt zich nieuwsgierig door de spijlen van het tuinhek van onze Spaanse vakantievilla, die we samen met een bevriend koppel gehuurd hebben. Grote, donkere ogen kijken me vragend aan. Het lijkt alsof hij niet kan wachten om naar binnen te komen, alsof hij daar alle recht toe heeft. Als ik in eerste instantie niet reageer – het is een grote, onbekende hond en we hebben (onze toen nog) jonge kinderen bij ons – blaft hij een paar keer klagelijk en duwt met zijn neus tegen het hek.

Ik besluit de hond aan het hek te laten staan, maar het is al te laat. Mijn dochter heeft hem gezien. In een vloek en een zucht staat ze bij het hek en steekt haar arm al door de spijlen om hem te aaien. Ik roep nog dat ze van hem af moet blijven, bang als ik ben dat ze gebeten wordt. Maar hij is zo mak als een lammetje en kwispelt er zo enthousiast op los, dat ik voel dat ik smelt. Al komt dat laatste ook door de blik van dochterlief in combinatie met het feit dat ik al een tijdje in de onbarmhartige Spaanse zon sta te treuzelen.

Ik open het hek en de hond stormt naar binnen. Hij rent rond in de tuin, snuffelt aan het zwembad en gaat dan  – alsof het de gewoonste zaak van de wereld is – de openstaande tuindeuren door naar binnen. Uit een aantal verrukte kreten leid ik af dat de andere kinderen hem nu ook ontdekt hebben. Als ik binnen poolshoogte ga nemen, ligt de hond op zijn zij op de grond. Pontificaal in de woonkamer met vijf kinderen en drie volwassenen die om hem heen gehurkt zitten en hem beurtelings aaien. Hij ondergaat deze massages met gesloten ogen en op en neer gaande staart.

“Wat is zijn vacht hard!”, roept J., een van de zonen van onze vrienden. En inderdaad, vergeleken met de Nederlandse huishond lijkt het er op dat dit exemplaar niet al te vaak aangehaald wordt. De korte haren zijn stug en voelen ruw aan. “Nou, het lijkt er op dat we er een bewoner bij hebben gekregen”, zeg ik als de hond na enige tijd hoegenaamd geen aanstalten maakt om te vertrekken. Nee, dank je de koekoek met dit openlijk vertoon van adoratie. Maar hij is dan ook ongelooflijk lief en aanhankelijk.

“Van wie zou hij zijn?,  vraag ik me hardop af als ik zie dat hij een halsband om heeft. “Wij willen dat hij hier blijft!”, roepen de vijf kids luidkeels in koor. “Als hij van iemand is, moet hij terug naar zijn baasje”, zeg ik, hoewel ik het stiekem eigenlijk ook wel gezellig vindt met deze hond die zich zo snel thuis bij ons lijkt te voelen.

Of het zo moet zijn, hoor ik opeens iemand luidkeels roepen vanuit de tuin. “Sieieieiemba?” De hond spitst zijn oren maar blijft vervolgens, tot mijn verbazing, demonstratief liggen. Ik besluit naar buiten te gaan. In de tuin staat de Spaanse overbuurvrouw, die als beheerster van de villa is aangesteld. En jawel hoor, zij is op zoek naar hem. Het blijkt de hond van haar man te zijn en hij heet Simba. Op haar vraag waar hij is, neem ik haar mee naar binnen. Daar treft ze hem in een staat van extase aan tussen het kindergrut, dat hem inmiddels tot een soort van project heeft gemaakt. Hij wordt geborsteld (hee, is dat míjn haarborstel?!), gekamd en geaaid dat het een lieve lust is.

Zij kijkt verbijsterd naar dit tafereeltje. Ze verexcuseert zich voor het gedrag van de hond, pakt hem aan zijn halsband en trekt hem zo’n beetje mee naar buiten. De kinderen jammeren dat hij toch best mag blijven en porren me met de nodige ellebogen om haar hiervan (in mijn beste Spaans) te overtuigen.

Ik snel haar achterna en roep dat we het leuk vinden als hij mag blijven, mits het van haar mag. De vrouw kijkt nu naar mij of ze water ziet branden. Maar dan laat ze hem los met de belofte dat ze hem komt ophalen zodra we genoeg van hem hebben.

Simba spurt linea recta terug naar binnen. Een fractie van een seconde later hoor ik een luid gejuich losbreken. Ik zucht tevreden.

Deze vakantie wordt anders dan anders.

© Pascale Bruinen

En hier ligt hij dan, onze huisvriend, midden in de woonkamer alsof hij er thuis hoort. En dat was ook zo, hij werd meteen liefdevol opgenomen. Als je wilt weten hoe het verder gaat, lees dan volgende week het vervolg!

De Tien

In een tijd die geteisterd wordt door allerhande lijstjes, zowel in boekvorm als op tv, voeg ik er toch nog eentje aan toe. In vakantietijd stuit je overal op juichverhalen over glamourbestemmingen, heerlijk buitenlands eten, ontstressen en het opsnuiven van geweldige andere culturen.

Maar er is ook een keerzijde. Over de beduidend mindere dingen die je kunt meemaken als je op vakantie bent, gaat dit lijstje

In willekeurige volgorde volgt hier een (niet uitputtend) overzicht van tien gruwelen die je op vakantie kunnen overkomen:

Wegregenen op die fijne camping; opdringerige landgenoten; arrogant en onbeschoft personeel; er pas op de plaats van bestemming achter komen dat je reisgenoten toch minder leuk zijn dan gedacht; eindeloos onderhandelen over spullen die je eigenlijk helemaal niet wilt kopen; een collega op 1.200 km van huis tegenkomen net als je topless aan het zonnen bent; de portable dvd-speler die het op weg naar Zuid-Frankrijk begeeft als je met je kroost (dat elkaar naar het leven staat) nog maar net ter hoogte van Luik bent; de luxe villa die bij nader inzien meer op een kippenhok lijkt; kip à la salmonella op die gezellige barbecue en je stiekem doodvervelen omdat je geen RTL-4 kunt ontvangen.

Wegregenen op die fijne camping heb ik zelf meegemaakt. Na een lange reis met de sleurhut komen we eindelijk aan op een terrassencamping in the middle of nowhere van de Dordogne. Alles uitgepakt, voortent vastgemaakt, hele reutemeteut op de plaats gezet en op naar het zwembad met de kinderen. Het is lekker warm en we hebben daarvan ook maar liefst drie héle kwartieren kunnen genieten. Ineens lijkt het wel nacht te worden. Zwarte wolken pakken zich dreigend samen om daarna in een hels onweer los te barsten.

Het regent en onweert zó hard dat we in de caravan moeten schreeuwen om ons verstaanbaar te maken. Buiten heerst zo’n duisternis dat we binnen het licht moeten aanmaken. Behalve dan op de momenten dat het bliksemt en alles even in een felle zilveren gloed baadt. Met lede ogen kijken we toe hoe het water over de terrassen naar beneden loopt, dwars door onze voortent. Alles verandert in één klap in een modderbad.

Na afloop bekijken we de schade. Op dat moment komt onze Nederlandse buurvrouw (er zijn overigens alleen maar landgenoten op deze camping, een Fransman is nergens te bekennen) die zegt dat het al de hele week zo’n weer is. Ze adviseert ons hier maar alvast aan te wennen. Nou, ik dacht het niet. Dus na weer een dag met exact hetzelfde scenario donderen we alle natte spullen zo de caravan in en vertrekken naar de Costa Brava. En of de duvel ermee speelt, bij het passeren van de Spaanse grens begint de zon te schijnen om de rest van de vakantie er niet meer mee op te houden.

Arrogant en onbeschoft personeel ben ik vaker tegengekomen, maar die op een camping in de Provence spannen de kroon. De camping is ouderwets gezellig, het weer is fabuleus. Maar een érgernis telkens als je iets wilt vragen aan de receptie. Nu wil het toeval dat ik aardig Frans spreek, maar zelfs dat is niet genoeg om dit verveelde zootje ongeregeld gunstig te stemmen. Ze zijn alleen met de grootst mogelijke moeite uit hun semi-permanente staat van lethargie te halen en de afstand van maar liefst 1,5 meter van hun stoel naar de balie af te leggen. Eenmaal daar aangekomen wordt letterlijk uit de hoogte op de klant neergekeken met een blik alsof er zojuist een lading rotte vis is afgeleverd. Uiteindelijk weet men zich te verwaardigen tot een zo verveeld mogelijk uitgesproken “Oui?”. Het maakt vervolgens niet uit wát er gevraagd wordt, want het blijkt geen van alle mogelijk te zijn of men weet het niet. Klantvriendelijkheid, servicegerichtheid, dienstbaarheid staan duidelijk niet in hun vocabulaire.

De “luxe villa” die bij nader inzien meer op een kippenhok lijkt hebben we gehad op een camping aan de Spaanse Costa Dorada. De kinderen zijn nog klein en tripadvisor, zo’n internetsite waar je vooraf waarschuwende foto’s kunt zien, bestaat nog niet. Mijn beste vriendin, die er zelf geweest is, heeft me al een paar maal in nogal cryptische bewoordingen proberen te waarschuwen dat de accommodatie “echt heel eenvoudig” is. In mijn enthousiasme had ik daar geen boodschap aan. Less is more, nietwaar? Bovendien: wat is er mis met back to basics? Precies!

Eenmaal aangekomen kijken we raar op als we iets ontwaren wat je het beste als een miniscule houten hut kunt omschrijven. Ook na checken en dubbelchecken blijkt het inderdaad te gaan om de gehuurde “villa”. Het hok heeft twee piepkleine slaapkamertjes. Alles, maar dan ook alles, is van binnen bekleed met ruw kistjeshout waaraan je je roodverbrande huidje openhaalt als je je langs elkaar door moet persen. En dat moet voortdurend.

Bij nadere inspectie van onze master bedroom blijkt dat ons bed niet meer inhoudt dan een in elkaar geflanst houten geraamte waarvan één poot helemaal scheef hangt. Er op gaan liggen met twee volwassenen is dan ook geen optie. Aangezien mijn smeekbede voor iets beters bij de receptie in het hoogseizoen voorspelbaar is mislukt, moet er een andere oplossing gevonden worden. In een vlaag van geniale creativiteit binden we het geraamte met drie stukken waslijn tegen de muur en slapen we zelf op twee flinterdunne matrasjes op de grond van de hut. Tel bij deze luxe omstandigheid nog de vochtige hitte, de ontelbare muggen en de nachttrein op die zeker vier maal per uur op nog geen 75 meter van ons onderkomen langsraast, en het wordt duidelijk dat we deze vakantie ons chronisch slaapgebrek niet hebben kunnen verminderen.

Het speciale recept van kip à la salmonella is klaargemaakt op een barbecue in Spanje. De koks doen wedstrijdje om zo veel mogelijk gevogelte in zo kort mogelijke tijd te roosteren want hele volksstammen hongerige toeristen willen eten en snel. In het schemerdonker is helaas niet te zien dat het tokkelende beestje nog felroze is van binnen. Mijn moeder is de gelukkige die zich enkele uren later, terwijl ze uit alle mogelijke lichaamsopeningen leegloopt, onder medische behandeling moet stellen. De dokter heeft maar op het nippertje kunnen voorkomen dat ze voor de allereerste keer in haar leven slanker terugkeert van vakantie dan dat ze gegaan is.

© Pascale Bruinen

Ook wel eens zo’n vakantie gehad? Vast wel. Mochten jullie deze ellendige ervaringen willen delen, grijp dan nu je kans!