Stormy Weather (2)

Ik zit op een cruiseschip midden op de Caribische zee met een storm in aantocht. Afgelopen nacht waaide het al flink en voelde ik meer deining dan anders, maar ik heb er nog geen last van gehad.

Inmiddels is het ochtend. Een blik door onze patrijspoort leert dat het, zoals voorspeld,  bewolkt is en dat het hard regent. Op zee zijn schuimkoppen en behoorlijke golven te zien, opgestuwd door de harde wind.

Ik ben onrustig want vandaag vaart onze cruiseboot de storm, die door het Caribisch gebied raast, tegemoet. Voor alle zekerheid doe ik alvast twee polsbandjes om die geacht worden mijn evenwichtsorgaan in bedwang te houden door acupressuur. Omdat we door de jetlag toch al vroeg wakker zijn, besluiten we – nu we nog honger hebben – snel te gaan ontbijten. Niks zo slecht voor zeeziekte als een lege maag.

Een paar uur later begint het schip echt flink te bewegen. Als ik loop, lijkt het alsof ik stomdronken ben. Ik wankel meer dan dat ik wandel. Het ene moment loop ik ineens een stukje bergop, om het volgende weer snel bergafwaarts te gaan. Behalve de rolbeweging trilt het schip om de zoveel tijd ook even hevig, alsof ze een koude rilling krijgt.  Het is een gek gevoel, maar niet akelig. So far so good. Uit preventief oogpunt slikken we gembercapsules, door een bevriende apotheker aangeraden als het beste middel tegen misselijkheid. De bemanning raadt aan groene appels en crackers te eten.

Als ik tegen de middag nog steeds niet doodziek ben, besluit ik samen met H. aan dek te gaan op de 12e verdieping om eens te kijken hoe hard het nu eigenlijk echt waait. Meteen nadat ik een voet buiten heb gezet, word ik bijna omver geblazen. De wind rukt woest aan mijn kleren en blaast mijn haren alle kanten uit. Het gierende geluid overstemt alles zodat ik moet schreeuwen om verstaanbaar te zijn.

Als ik over de reling kijk, zie ik dat het schip eerst behoorlijk daalt om daarna weer flink te stijgen ten opzichte van de horizon. Het water in het zwembad wordt zo hoog opgezwiept dat het bij tijd en wijle aan alle kanten over de rand slaat. De regen geselt het dek. Af en toe is er zo’n felle rukwind dat ik, zonder iets te doen, een stukje vooruit geblazen word. Tegen de wind in lopen, kost me echt moeite. Ondanks al dit geweld is het aangenaam warm buiten. Een vreemde gewaarwording.

Vanaf het hooggelegen dek is niet goed te zien hoe hoog de golven nu zijn. Vanuit onze hut op dek 2, toch nog zo’n zes meter boven het zee-oppervlak, is dat veel beter te beoordelen. Daar zie ik dat er in zee telkens overal grote “gaten” ontstaan waarlangs zich steile wanden van water vormen. Die wanden zijn de golven en die zijn hoog. In verhouding tot de sterkte van de wind en de hoogte van de golven beweegt het schip niet eens zo veel als je zou verwachten. Weliswaar rolt ze af en toe behoorlijk, maar het is goed te doen want ik heb nog steeds geen toevlucht hoeven nemen tot echte medicatie waarvan je zo suf wordt als een garnaal. Ik betrap me erop dat ik het zelfs best wel leuk begin te vinden, die storm. Ik voel me net een stoere zeebonk, maar dan zonder de plakplaatjes. Ik kan een échte storm trotseren en ben weer een spannende ervaring rijker.

En een illusie armer, zo blijkt als we de dag erna – als het schip in rustiger vaarwater is gekomen – met een groepje van vijftien man een excursie doen langs de gebieden van het schip die normaliter off limits zijn voor de passagiers. Op de brug legt de kapitein uit dat het schip beschikt over stabilisatoren die het schip beschermen tegen de rolbeweging. Laat ik me die nu altijd voorgesteld hebben als een soort van super-ultra-megaroeispanen die aan weerskanten van het enorme schip met tientallen tegelijk naar buiten komen. De ontluisterende werkelijkheid is dat het er maar twee zijn (twéé, nu vraag ik je) die elk, en nu komt het, vijf hele meters lang zijn. Víjf meter. Ik voel een hysterische lachbui opkomen als ik me afvraag hoe twee van zo’n lullige minispaantjes in hemelsnaam zo’n enorme joekel recht moeten houden in een storm. Maar goed, ik ben niet zeeziek geworden dus zal het toch wel voldoende zijn. Zal wel aan mijn ontstellend gebrek aan technisch vernuft liggen dat ik dat niet snap. “Nog bedankt dat u ze gebruikt heeft gisteren in die storm”, zeg ik daarom goedgemutst tegen de kapitein, “dat heeft wel geholpen”.

“We hebben ze helemaal niet gebruikt”, antwoordt hij terwijl hij enigszins geamuseerd naar me kijkt. Ik krijg een hoofd als een boei (hoe toepasselijk). Ik hoor gegrinnik opstijgen uit de rest van het groepje. Inclusief H. Ik werp hem een dodelijke blik toe. Mooie boel is dat, denk ik bozig, hebben ze van die dingen en dan gebruiken ze die niet eens. En dan te bedenken dat die pief van de bemanning me dat vooraf wel had wijsgemaakt.

“Dit was wel een storm, maar in verhouding nog maar een kleintje. Het kan natuurlijk nog veel erger”, doet die verdraaide kapitein nog een extra duit in mijn vernederingszakje. “Als het echt loos gaat, helt het schip zodanig dat de golven over de hoogste dekken komen en stuur ik iedereen verplicht naar zijn hut”. Oh. Dat wist ik niet. Sommige dingen kun je, als cruiseverslaafde, beter niet weten.

Dit is er een van.

© Pascale Bruinen

Tja, stabilisatoren zijn ongetwijfeld heel handig maar dan moet je ze natuurlijk wél gebruiken. Ik hoop dat ik mensen die nog van plan waren ooit eens te gaan cruisen niet heb afgeschrikt met mijn nautische stormavontuur. Maar zoals gezegd: dit waren heel hoge golven en het viel echt wel mee. Dit soort schepen zijn gewoon niet te vergelijken met bijvoorbeeld de veerboten naar Engeland. Ik heb de volgende cruise alweer geboekt. Wie volgt? Overigens kun je voor meer informatie over cruisen terecht op mijn andere blog, www.cruisecraver.com