Busje komt nooit

Je kent ze vast wel, die rokende collega’s die het af en toe niet meer uithouden en nodig naar buiten moeten voor een ferme teug aan een sigaret.

Sinds de strengere anti-rook regels van kracht zijn geworden is het voor de nicotine-verslaafden alleen nog mogelijk om hun rookpauzes buiten te beleven. Maar het staat zo raar als je dit in de regen moet doen, dus is er een volwaardig buitenverblijf gemaakt. En druk dat het er is, ongelooflijk! Je kunt op de gekste momenten of onder de extreemste weersomstandigheden naar buiten komen, maar er zal altijd minimaal één iemand staan, meestal in nevelen gehuld.

Omdat het onderkomen een sprekende gelijkenis vertoont met een echt bushokje, bieden de aldaar op elkaar gepakte en hevig rokende collega’s een nogal vervreemdende aanblik. De bushalte in kwestie bevindt zich namelijk midden op een drukke parkeerplaats en de treurige waarheid is dat er never ever enige bus zal stoppen. Het is dus wachten op iets dat nooit zal komen.

Dit fenomeen doet me telkens denken aan dat krantenartikel waarin ik las dat sommige instellingen voor dementerenden dé oplossing hebben gevonden voor hun telkens weglopende cliënten. Ze hebben op het terrein gewoon een complete bushalte nagebouwd, niet van echt te onderscheiden. En ja hoor, telkens als men iemand kwijt is blijkt deze bij het bushokje te staan, in blijde verwachting van een ritje naar nergensland.

Zou de werkgever dit stiekem ook in gedachten hebben gehad bij het neerzetten van het rookhol annex bushok? Zodat het eigenlijk de bedoeling is dat in ieder geval de rokende werknemers nergens anders heen gaan en/of kunnen en zo altijd lekker dicht in de buurt van de werkplek blijven? Dat die hele pr in de trant van “Kijk wat wij doen voor ons rokende personeel!” in feite niks anders is dan een, euh, rookgordijn, bedoeld om de veel snodere intenties te verbergen? Ik persoonlijk denk van wel.

Want immers: waar rook is, is vuur.

© Pascale Bruinen

Speciaal een vraag voor de rokende lezers van mijn blog. Wat vinden jullie eigenlijk van de voorziening die buiten voor jullie rookplezier is getroffen? Voldoet die aan jullie wensen en verwachtingen? Moet het anders of beter? Laat het hier weten.

Vertrouwen komt te voet en gaat te paard

Alle slachtoffers van misdrijven krijgen straks in de Europese Unie dezelfde minimumrechten. Doel is om de positie van slachtoffers in Europa te verbeteren. Deze rechten bestaan uit recht op informatie, ondersteuning en bescherming.

Als officier van justitie heb ik zelf ervaren hoe belangrijk het voor slachtoffers is om serieus te worden genomen door politie en justitie. Zo heb ik vele slachtoffergesprekken gevoerd. Daar zaten ook mensen tussen bij wie in de strafzaak van alles fout was gegaan. Hierdoor werden ze voor de tweede keer slachtoffer. Dat kan leiden tot een aantasting van hun vertrouwen in de rechtsstaat, wat pijnlijk is voor alle betrokkenen. Maar het kan ook ernstige gevolgen hebben voor de maatschappij. Uit onderzoek blijkt namelijk dat slachtoffers die zich door de overheid in de steek gelaten voelen eerder geneigd zijn om zelf het recht in eigen hand te nemen. En dat willen we natuurlijk niet.

In Nederland zal bij invoering van deze wet niet veel veranderen. Wij lopen namelijk Europees gezien voorop als het om slachtofferrechten gaat. Wel is nieuw dat slachtoffers voortaan recht krijgen op een uitgebreidere uitleg als een misdrijf niet wordt vervolgd. Verder krijgen slachtoffers een zogenaamde individuele beoordeling om te bepalen of ze extra bescherming nodig hebben. Tenslotte moet het risico op herhaald slachtofferschap worden beperkt. Daarvoor is onder meer nodig dat het slachtoffer met respect wordt behandeld zodat hij of zij vertrouwen krijgt in de autoriteiten.

In de ideale wereld gaat altijd alles goed. Natuurlijk is het streven daar ook op gericht. Maar het afhandelen van strafzaken is en blijft mensenwerk. Er zullen dus altijd fouten worden gemaakt, ook als de nieuwe wet er is. Om te zorgen dat slachtoffers daar niet onnodig extra onder lijden is het zaak dat de overheid zich dan kwetsbaar op durft te stellen. Bijvoorbeeld door fouten ruiterlijk toe te geven en oprecht excuses aan te bieden.

Want vertrouwen, óók dat van slachtoffers, komt te voet en gaat te paard.

© Pascale Bruinen

trust-hard-gain

Deze column is eerder als blog verschenen op Slachtofferhulp.nl.

2016: van Trump tot Tijn

2016. Wat voor jaar was dit eigenlijk? Puur afgaande op de breed uitgemeten nieuwsberichten over Syrië, Turkije, Rusland, de Brexit, schier eindeloze vluchtelingenstromen, extremistische aanslagen, de weinig verheffende manier van communiceren van sommige Nederlandse politici en de uitkomst van de (kennelijk gemanipuleerde) presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten lijkt het alsof het één doffe ellende was. Maar is dit ook echt zo?

De inkleuring van een jaar is volledig subjectief. Als je geneigd bent om snel ongerust te worden, hoef je maar naar de journaals te kijken om daarvan prompt de bevestiging te vinden. En was je onverhoopt nog níet bezorgd vanwege terrorisme of het in gevaar zijn van de wereldvrede, dan wordt je dat wel na het aanhoren van allerlei deskundigen die hun podium in Nieuwsuur en soortgelijke programma’s gretig gebruiken om hun waarschuwingen voor mogelijk onheil met het kijkerspubliek te delen. Vanaf een bepaald punt gaat al dat gepraat over dreigingsniveaus – oorspronkelijk bedoeld als informatieverstrekking – echter onbewust over in een iets dat bijna kan worden opgevat als een uitnodiging om toe te slaan, al was het maar om de eigen voorspelling te zien uitkomen c.q. andermans voorspelling waar te maken.

Zo wordt het steeds moeilijker om oorzaak en gevolg uit elkaar te houden en dus ook om duiding te geven aan gebeurtenissen.

Ik kies ervoor om mijn aandacht vooral te richten op positief nieuws. En dat was er ook genoeg in 2016, je moet er alleen harder naar op zoek tussen alle narigheid die je op een presenteerblaadje krijgt aangereikt. Zomaar een greep uit het opwekkende binnenlandse nieuws: de werkloosheid is gedaald, de economie trekt verder aan, het consumentenvertrouwen is op het hoogste punt in negen jaar, ‘ we’ behaalden negentien olympische en 62 (!) paralympische medailles en Max Verstappen stal de harten van alle F1 liefhebbers. Buitenlands goed nieuws: in tegenstelling tot wat ons gevoel ons ingeeft neemt het aantal oorlogen, moorden en terroristische daden al jaren af. Ter vergelijking: momenteel woeden er elf grote gewapende conflicten in de wereld, in 1990 waren er dat nog 26. En er is meer mooi nieuws: wereldwijd neemt het aantal in het wild levende tijgers weer toe, drones zorgen in Zuid-Afrika voor een sterke terugloop in het aantal gestroopte neushoorns, een Britse kapper geeft daklozen gratis knip- en scheerbeurten, Nigeria neemt verstrekkende maatregelen tegen corruptie en in Bahrein dansen Joodse mensen samen met moslims ter gelegenheid van de viering van Hannukah, een Joodse feestdag.

Maar het meest tot de verbeelding sprekende positieve nieuws vond ik dat van ‘onze’ zesjarige Tijn, het ongeneeslijk zieke jongetje dat het met zijn spontane nagellakactie voor elkaar kreeg om 2,6 miljoen euro op te halen voor Serious Request zodat longontsteking bij kinderen kan worden bestreden. Als je vanuit zo’n uitzichtloze situatie in staat bent om je op deze hartverwarmende manier voor andere kinderen in te zetten, ben je een hele grote meneer.

Time Magazine koos Trump tot ‘Person of the year’ 2016.

Voor mij kan dat er maar één zijn en die heet Tijn.

© Pascale Bruinen

images

 

 

 

De Toiletprofessor

Meteen maar een waarschuwing vooraf: dit wordt een onsmakelijk stukje en mannen komen er bekaaid vanaf.

Terwijl ik tijdens een nazomers ontbijt nietsvermoedend mijn tanden zet in een lekker zachtgekookt eitje, lees ik in het regionale dagblad over een heuse Toiletprofessor. Ik wist niet eens dat zoiets bestond, maar de geneugten van ’s mans beroep zijn in zoveel geuren en kleuren omschreven dat ik meteen genoeg gegeten heb.

Maar liefst dertig jaar lang (!) doet hij onderzoek naar onze kleinste kamertjes. Vanwege deze niet geringe prestatie werd hij door de NS uitverkoren om een ontwerp te maken voor een nieuw trein-toilet. ‘Al vanaf de tijd dat mannen jagers waren, plassen ze staand tegen een boom’, tekent de interviewer op uit de mond van het wc-orakel. Nou, dat had ik je – zonder een minuut onderzoekservaring – ook wel kunnen vertellen.

De Toiletprofessor is met name gespecialiseerd in redenen waarom mannen ‘naast de pot piesen’ (letterlijk dan): ‘Sommige mannen zijn dik en kúnnen helemaal niks zien beneden. Soms zijn het heel lange mannen en dan spettert het tóch omdat het van zo hoog komt.’ Ach gossie. En ik altijd maar denken dat goed richten zo moeilijk niet kon zijn omdat die slurf toch echt al sinds hun geboorte tussen hun benen zit. Maar ik ben natuurlijk ook geen professor (en geen man).

Ondertussen is het sanitaire leed door dit urineballet tijdens treinreizen, vooral voor vrouwen, niet te overzien. Zo zou maar liefst 41% van de dames voorafgaand aan een treinreis niets drinken uit angst naar dat smerige plakkerige stinkhok te moeten. Ik hoor daar helaas ook bij.

Als ik deze wetenswaardigheden met mijn man deel, zegt hij iets dat voor mij een regelrechte eyeopener is.

‘Waarom denk jij dat er in urinoirs zo’n vlieg in het midden van de pot zit? Dat is om optimaal te kunnen richten!’

Nou moet ik bekennen dat ik om ellenlange wachtrijen te vermijden wel eens stiekem op het herentoilet ben geweest. En ja, toen ik bij zo’n gelegenheid met een schichtige blik langs die uitgebeten urinoirs liep, heb ik inderdaad vaker zo’n irritante vlieg zien zitten. Ik weet nog dat ik telkens dacht dat dit dus geen stront- maar plasvliegen moesten zijn. Om er nu achter te komen dat ze al die tijd hartstikke nep waren. Fake, imitatie, namaak. Even wil ik uit pure schaamte nog roepen: ‘Ja, maar wat nu als mannen proberen te mikken en het vliegje echt blijkt te zijn?’, maar ik weet wanneer ik me gewonnen moet geven.

In plaats van een plee-hoogleraar ben ik nu dus zelf officieel het pispaaltje.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in de INFO, bewonersblad van Wonen Meerssen

media_xll_8419359

 Kijk, zo kan het toch ook???

Hondenleven

Bij bestudering van een strafdossier maakte ik me onbewust altijd al een voorstelling van hoe de verdachte er in het echt uit zou zien. Soms zat er al een foto van hem of haar in het dossier, dan kon ik meteen zien of die leek op het beeld dat ik in gedachten had.

In de zaak waar ik nu over schrijf had ik niet zo’n afbeelding ter beschikking, dus keek ik nieuwsgierig op toen de verdachte de zaal binnenkwam. De man was de middelbare leeftijd gepasseerd. Hij was eenvoudig gekleed. Vanaf zijn stoel achter het hekje keek hij telkens achterdochtig in mijn richting. Hij oogde vermoeid, maar weinig schuldbewust.

Hij werd ervan verdacht dat hij opzettelijk pijn en letsel had veroorzaakt bij zijn hond. Het dier, dat ik Maya zal noemen, werd steeds magerder en leek veel pijn te lijden. De boosdoener bleek een gezwel. Maar in plaats van zijn huisdier bij het ontstaan van de eerste klachten onmiddellijk onder doktersbehandeling te stellen, besloot deze verdachte niets te doen. Zodoende kon de tumor gestaag doorgroeien.

Toen verdachte na enige tijd telefonisch bij een dierenarts informeerde naar de kosten om zijn hond te laten inslapen, vond hij 135 euro om aan het lijden van zijn trouwe viervoeter een einde te maken veel te hoog. Dus liet hij alles maar op zijn beloop.

Op een kwade dag werd de hond buiten aangetroffen en door de vinder bij een asiel afgeleverd. Daar bleek het arme dier er zo ernstig aan toe, dat de dierenarts besloot om hem meteen uit zijn lijden te verlossen. En geen wonder, want toen ik door het digitale dossier scrolde, schrok ik bij het zien van de kleurenfoto’s van de hond met die vreselijk grote uitstulping.

Ik vond het triest. Als hondenbezitter heb je een grote verantwoordelijkheid want het dier is voor zijn welzijn immers aan jou overgeleverd. Maya had vele jaren trouw zijn baasje beschermd en over hem gewaakt. Maar andersom vond deze laatste het kennelijk nog te veel moeite om naar de dierenarts te gaan toen Maya pijn had en niet meer kon eten.

De laatste maanden van zijn leven moeten voor deze hond een ware martelgang zijn geweest.

Een hondenleven in de ware zin des woords.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

images

Verbale oorvijgen

Nergens kwam ik als officier meer de “gewone burger” tegen dan bij het kantongerecht. Want voor overtredingen hoef je – in tegenstelling tot bij de meeste misdrijven – nooit “boos opzet” te hebben. Het enkele constateren van de verboden gedraging, zoals bijvoorbeeld wildplassen en te hard, zonder rijbewijs of onverzekerd rijden is voldoende.

De kantonrechter die ik regelmatig meemaakte had, net als veel van zijn collega’s, zo zijn stokpaardjes. Één daarvan was te hard rijden door de bebouwde kom, waaraan hij een bloedhekel had.

De eerste jongen die binnen kwam, zou daar snel achter komen.

“Jij vond het nodig je scooter op te voeren?”, vroeg hij de jongeman achter het hekje.

“Ja, want hij ging niet snel genoeg. Soms werd ik bergaf zelfs ingehaald door van die suffe fietsers!” De jongen grijnsde.

“Dus dáárom ging jij veel te hard en ook nog zónder helm door de bebouwde kom, waar voetgangers en fietsers veilig aan het verkeer moeten kunnen deelnemen?”. Het was meer een constatering dan een vraag van de kantonrechter. Zijn stemvolume was nog normaal maar zijn toon klonk al gevaarlijk scherp. Ik zag dat hij blosjes op zijn wangen kreeg. De verdachte had ondertussen niks in de gaten.

“Ja. Het was wel vet om soms zelfs harder te gaan dan een auto!”

Oei. De jongen had net zijn eigen graf gegraven, getuige de pimpelpaarse kleur die toen op de wangen van onze Edelachtbare verscheen.

“Heb jij enig idee hoeveel doden er jaarlijks vallen door mannetjes die net als jij de snelheidsregels aan hun laars lappen?” vroeg de kantonrechter. Naarmate zijn wangen meer purper kleurden, sprak hij zijn woorden vinniger uit.

Nog voordat de ietwat verbaasde verdachte kon antwoorden, vervolgde de rechter met luide stem: “En weet jij hoeveel mensen ieder jaar moeten revalideren in een kliniek omdat ze door een hardrijder zijn aangereden?” De jongen was nu zelf vuurrood en probeerde een antwoord te stamelen.

“Als ik jou nu vraag om van vier hoog voor mij uit het raam te springen, zou je dat dan doen?”, vervolgde de rechter meedogenloos. De jongen keek hem nu met open mond aan voordat hij uiteindelijk mompelde: “Euh,…, nee”.

“Waarom rij jij dan met zo’n idiote snelheid op een scooter zonder helm? Want als je dan valt, is het effect ongeveer hetzelfde!”

“Sorry”, zei hij nauwelijks hoorbaar.

Toen het uiteindelijk mijn beurt was, had ik aan deze verbale oorvijgen niets meer toe te voegen.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

stokpaardjes

Leuk hè, deze vrolijke stokpaardjes? Wat zijn de jouwe?

Een wereld van verschil

Hij sjokt meer dan dat hij loopt. Zijn kleren zijn vaal en gehavend. De onderkant van zijn zwarte broek zit vol met aangekoekte modderplekken. Aan zijn voeten zie ik afgetrapte sportschoenen. Van zijn rechterschoen is de zool los gekomen.

Ik loop op korte afstand achter de man. Hij was me al even eerder opgevallen toen ik de straat overstak na terugkomst van mijn lunchpauze. Zijn leeftijd kan ik niet schatten. Vooral ook omdat hij een veel te grote muts over zijn warrige haardos en een deel van zijn gezicht heeft getrokken.

Hij trekt een grote boodschappentas op wieltjes achter zich aan. Een wiel staat scheef, waardoor het soms blokkeert. Dan geeft hij, zonder zelfs maar achterom te kijken, er een korte ruk aan en sjouwt hij verder. De tas zit zo te zien mudjevol want hij puilt aan alle kanten uit. Bovenop heeft hij een enorm groot pakket bevestigd, omwikkeld met oude plastic zakken en van die brede, grijze tape. Het wankele geheel wordt op zijn plek gehouden door zo’n spin die je normaal gesproken op je bagagedrager van je fiets legt. Aan de zijkant van de tas heeft hij een oude, verweerde paraplu geklemd.

Terwijl ik hem op gepaste afstand volg, vraag ik me af of de spulletjes in de boodschappentas en in de plastic zakken alles zijn wat hij heeft. Maar ik weet het antwoord eigenlijk al.

Waar is hij naar op weg? Wat gaat er in hem om? Heeft hij hulp nodig of zou hij die niet willen? Uit mijn jarenlange ervaringen als officier van justitie weet ik dat er behoorlijk wat dak- en thuislozen zijn met multi problematiek die alle aangeboden hulp al dan niet bewust weigeren. Deze zogenoemde zorgmijders zijn vaak heel schrijnende gevallen. Zo was er in Maastricht een oude man die in alle seizoenen, dag en nacht, buiten bleef. Hij zat steevast op zijn hurken bij een vervallen gebouw en weigerde stelselmatig alle hulp die hem geboden werd.

Alle dak- en thuislozen hebben een verhaal hoe het zover heeft kunnen komen. Ik vraag me af wat het verhaal is van deze man, die slechts een paar meter voor me uitloopt naar god weet waar.

Een paar meter, maar toch een wereld van verschil.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

NEW YORK, NY - DECEMBER 04: A person in economic difficulty holds a homemade sign asking for money along a Manhattan street on December 4, 2013 in New York City. According to a recent study by the by the United States Department of Housing and Urban Development, New York City's homeless population increased by 13 percent at the beginning of this year. Despite an improving local economy, as of last January an estimated 64,060 homeless people were in shelters and on the street in New York. Only Los Angeles had a larger percentage increase than New York for large cities. (Photo by Spencer Platt/Getty Images)


Overtuiging

Voor een strafrechtelijke veroordeling heb je zowel wettig als overtuigend bewijs nodig.

Wettig bewijs betekent dat de gebruikte bewijsmiddelen volgens de wet moeten zijn toegestaan, bijvoorbeeld een aangifte of een getuigenverklaring. Maar: “één getuige is geen getuige”, anders zou er slechts één valse verklaring nodig zijn om iemand op te sluiten. Er moet dus een minimum van wettig bewijs zijn, zo niet wordt het vrijspraak.

Daarnaast moet dit minimum aan wettig bewijs ook overtuigend zijn.

Het is vaker voorgekomen dat ik als officier van justitie die overtuiging niet had. Bijvoorbeeld in een zaak waarin twee getuigen, die ruzie hadden met verdachte, belastend over hem verklaarden. Verdachte ontkende van meet af aan. Bij de voorbereiding kreeg ik een onbestemd gevoel dat het allemaal net iets té gladjes was.

Om te achterhalen of de getuigenverklaringen eventueel op elkaar waren afgestemd, riep ik beide getuigen op om ter zitting te komen verklaren. Ondanks dat ze hun belastende verklaringen zelfs onder ede herhaalden, bleef ik na afloop zitten met datzelfde knagende gevoel dat ik eerder ook al had. Ik geloofde ze gewoonweg niet, al kon ik niet aantonen dat ze keihard onder ede hadden gelogen.

Daarentegen kreeg ik van verdachte ook tijdens de zitting een betrouwbare indruk. Enerzijds zat het hem in zijn ontkenning en zijn plausibele verklaring waarom de getuigen tegen hem verklaarden. Anderzijds werd ik ook overtuigd door de lichaamstaal van alle betrokkenen en niet in de laatste plaats door mijn eigen gevoel.

Zodoende vorderde ik zelf vrijspraak vanwege het ontbreken van mijn overtuiging. De rechter bleek even later hetzelfde gevoel te hebben gekregen en sprak verdachte daarom ondanks voldoende wettig bewijs vrij.

Professor mr. C.P.M. Cleiren, hoogleraar straf(proces)recht, schreef over de rechterlijke overtuiging: “De overtuiging is (…) een voorwaarde voor het bewijs van elk strafbaar feit en vormt dus (…) het sluitstuk van zijn oordeelsvorming. (…). Vraagt men rechters hoe de notie van de rechterlijke overtuiging wordt vormgegeven, dan spreekt men veelal in termen van intuïtie, Fingerspitzengefühl, ervaring en praktische wijsheid”.

Rechterlijke overtuiging is dus een vreemde eend in de strafrechtelijke bijt omdat het niet zozeer iets juridisch, maar eerder iets gevoelsmatigs is.

Eén voordeel heeft dit wel.

Zolang rechterlijke overtuiging nodig blijft voor het bewijs, zal robotisering van de (straf)rechtspraak nog lang op zich laten wachten.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

overtuiging2

 

Respect

Onlangs kom ik al zappend uit bij het tv-programma “Nineteen kids and counting”. Gefascineerd blijf ik even kijken om te zien hoe het er in dit bijzondere Amerikaanse gezin aan toe gaat.

De kinderen variëren in leeftijd van in de twintig tot één jaar oud. Zou ik al geen raad weten met een stuk of vijf, dit koppel blijft liefdevol en onverstoorbaar richting al het grote en kleine grut dat door het huis rent, met speelgoed gooit en rondkruipt op de meest onhandige plekken.

De grotere kinderen, veelal pubers, helpen als vanzelfsprekend met het verzorgen en aankleden van de kleinere. Er wordt zonder gezeur samen gekookt, gewassen en gepoetst. Het ademt een en al saamhorigheid.

Als het bijna Kerstmis is, vertelt een van de oudste dochters dat ze in deze tijd van het jaar altijd taarten en koekjes bakken om aan het politie- en brandweerpersoneel te brengen. Als een kleintje vraagt waarom ze dat doen, antwoordt de oudere zus ernstig: “Omdat ze het hele jaar door over onze veiligheid waken”.

Mijn mond valt open van verbazing. Het contrast met Nederland, waar het soms wel een nationale sport lijkt om onze hulpverleners uit te schelden, te bedreigen en te mishandelen, kan niet groter zijn.

Het volgende moment zien we het kroost in de weer in een megakeuken. De allerkleinsten staan op krukjes en helpen mee met het maken van het deeg. De iets oudere jongens en meisjes schillen een enorme berg appels, terwijl de pubers in de weer zijn met het in partjes snijden van het fruit en het in en uit de ovens schuiven van chocoladekoekjes en appelkruimelgebak.

Als alles klaar is, wordt de hele handel feestelijk ingepakt en in een paar grote bestelbussen geladen. Zo rijden ze achtereenvolgens naar het lokale politiebureau, de sheriff en de brandweerkazerne. Op alle plaatsen delen ze lekkers en bedankjes uit, die beide dankbaar worden aanvaard.

Nu we kennelijk leven in een tijd waarin onze veiligheid permanent onder druk staat, zouden wij ook kunnen laten zien dat we onze hulpverleners en andere overheidsdienaren waarderen.

Dus doe eens gek en geef eens – zomaar! – een welgemeend complimentje of bloemetje aan een politieagent, brandweervrouw of ambulancebroeder.

Want zij verdienen allemaal ons respect in plaats van onze middelvinger.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

images-2

 

Vers lijk

Ik zit nietsvermoedend achter mijn bureau als mijn opleider ineens aankondigt dat ik naar een gerechtelijke sectie moet. Pardon? Even denk ik nog dat een grapje is, maar het blijkt een serieus voorstel. Hoort bij de opleiding.

Het idee om lijfelijk aanwezig te moeten zijn als een dode van boven tot onder wordt opengesneden vind ik niet bepaald aanlokkelijk. Ik verdring deze informatie in de veronderstelling dat het toch al heel raar moet lopen, wil er zich binnenkort een dergelijke onverkwikkelijke situatie voordoen. Vanaf nu mogen er gewoon geen niet-natuurlijke doden meer vallen.

Twee dagen later ben ik met kramp in mijn maag onderweg naar het mortuarium van het ziekenhuis. Eentje is toch verscheiden, hoogstwaarschijnlijk door een overdosis harddrugs. De politie troost me met de mededeling dat ik ontzettend veel geluk heb. Mijn eerste lijk is namelijk een vers lijk. Om vervolgens in geuren en kleuren te verhalen over de staat waarin een oud waterlijk pleegt te verkeren.

Naar goed plaatselijk gebruik wordt er voorafgaand aan het snijfestijn eerst gezellig samen vlaai gegeten met de politie, de patholoog-anatoom en zijn slagershulpje. Een beer van een vent met handen als kolenschoppen. Ik krijg nauwelijks een hap door mijn keel.

Maar dan moet ik er aan geloven. Het lijk van de onfortuinlijke man ligt op een stalen tafel. Kort na de incisie in Y-vorm begin ik een penetrante rotte eieren lucht te ruiken. De patholoog zegt dat we allemaal zo ruiken van binnen. Lekker!

De ervaring valt uiteindelijk mee. Ik val niet flauw, hoef niet over te geven en vind het zelfs interessant om menselijke organen van zo nabij in het echt te zien.

Bij thuiskomst sla ik de spaghetti bolognese voor één keertje over.

Kwestie van verkeerde associaties.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad en heeft geleid tot de titel van mijn eerste boek, Mijn eerste lijk is gelukkig vers.

1280px-Rembrandt_Harmensz._van_Rijn_007

Dit is een wat minder vers lijk…

Te gast bij de Vrouwenopvang

Het is zomaar een toegangsdeur in een onopvallend gebouw. Een naambordje ontbreekt. Wel is er een intercom. Ik meld me aan. Even later gaat de deur open en bevind ik me in een sluis. De deur tot de hal blijft nog even dicht. Aan de door dik glas afgeschermde balie zeg ik dat ik een afspraak heb. Dan schuift ook de andere deur open en sta ik in het Vrouwenopvanghuis.

Een jonge meid in nep uggs en een jas met bontkraag loopt langs me heen de hal uit. Hoewel zelf nog een kind duwt ze met één hand een kinderwagen en bedient ze met de andere haar smartphone. Ze glimlacht flauwtjes naar me.

Na een warme ontvangst word ik voorgesteld aan een prachtige jonge vrouw die veel gelijkenis vertoont met de Amerikaanse actrice Halle Berry. Zij is een ex-cliënte die persoonlijk haar verhaal durft te doen over wat zij heeft meegemaakt. Ik schud haar de hand. Haar donkere ogen kijken taxerend in de mijne. Ze verraden een mix van emoties. Angst. Verdriet. Schaamte. Maar ze stralen ook hoop, liefde en hervonden zelfvertrouwen uit.

Zo’n anderhalf jaar geleden heeft zij – samen met haar twee jonge kindjes – huis en haard halsoverkop moeten verlaten omdat ze na jarenlange mishandeling haar leven niet meer zeker was. Haar toenmalige echtgenoot was onberekenbaar en agressief. Hij hield haar ook scherp in de gaten. Dus moest ze gebruik maken van dat éne moment dat hij even niet thuis was. Ver weg van haar vertrouwde omgeving vond ze hier een veilige plek waar ze niet langer bang hoefde te zijn. Hier kwam ze tot rust.

Na een lang proces heeft ze nu dankzij haar veerkracht, harde werken en hulp van de Vrouwenopvang een eigen huisje gekregen. Ze is klaar voor een nieuwe start.

Bij het afscheid complimenteer ik haar met de waardige manier waarop ze dit pijnlijke verhaal met mij heeft willen delen.

Zij is het levende bewijs van wat ik altijd al wist.

Vrouwen zijn sterk.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

images-1

 

 

 

 

 

 

 

Penitentiaire Vrijhavens

In een van mijn lezingen hou ik mijn publiek voor dat ze zelf de sleutel hebben van hun “gevangenis”. Daarmee doel ik op alle beperkingen en belemmeringen die mensen zichzelf – al dan niet bewust – opleggen waardoor ze per saldo nooit die concrete stap zetten op weg naar hun droom. Ter illustratie toon ik een dia van mezelf achter de tralies van een cel in het roemruchte Alcatraz terwijl vlak naast me de deur wagenwijd openstaat.

Toen ik dit onlangs deelde met mijn toehoorders kon ik niet bevroeden dat echte gedetineerden óók zelf over de sleutel van hun celdeur kunnen beschikken. Als ik het kopje van het bericht in de krant scan, denk ik daarom eerst nog aan een verlate 1 april-grap. Maar het blijkt echt zo te zijn.

Want gevangenen kunnen dankzij binnen gesmokkelde smartphones niet alleen ongestoord telefoneren en internetten, maar krijgen tegenwoordig ook steeds vaker de sleutel van hun eigen cel “om ze meer verantwoordelijkheid te geven”. Dat gebeurt onder andere in Dordrecht. In Zaandam gaat ze dit nog niet ver genoeg want daar krijgen de veroordeelden ook eigenhandig toegang tot andere afdelingen, bijvoorbeeld waar ze werken. Ik probeer me voor te stellen hoe een gevangene zichzelf vrijwillig insluit: eerst even de celdeur goed op slot draaien, vervolgens weer een dag digitaal afstrepen op zijn iPhone en tenslotte  – met sleutel en al – op zijn bed gaan liggen.

Volgens het ministerie van Veiligheid en Justitie “scheelt het de cipiers ook het nodige werk.” Ja, dank je de koekoek. Weer een ordinaire bezuinigingsmaatregel die via een PR-campagne wordt verkocht onder het mom van “zelfredzaamheid”. Hoewel ik ieder mens zijn maximale vrijheid gun, is dit volgens mij een ietwat doorgeschoten voorbeeld van de participatiemaatschappij. En ik altijd maar denken dat gevangenbewaarders het insluiten van gedetineerden als kerntaak hadden. Als we toch bezig zijn met taakverlichting kunnen we gevangenen beter meteen ook de sleutel van de buitendeur verstrekken.

Maar wacht, wat lees ik nu?! “Gedetineerden kunnen niet dag en nacht gebruik maken van de sleutel, maar alleen overdag tussen acht en vijf uur”. Ach gossie.

In de penitentiaire vrijhavens van ons gezellige kikkerlandje is het wachten nu alleen nog op de eerste klacht wegens ongelijke behandeling namens de gedetineerden van de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) in Vught.

© Pascale Bruinen

images-1

Meditatie voor politieagenten

In de Huffington Post stond een mooi artikel over Canadese politieagenten die les kregen in mindfulness en meditatie. Maar ook in de Verenigde Staten zijn er al verschillende initiatieven op dit vlak, zoals het bericht van vorig jaar over de politie in Madison die in reactie op het toenemende politiegeweld een programma met mediteren en mindfulness gaat volgen. Helaas laten de actuele gebeurtenissen zien dat het anno 2016 meer dan ooit noodzakelijk is om zo snel mogelijk betekenisvolle stappen te zetten om het geweld in te dammen.

Mijns inziens is dit een veel betere weg naar een intrinsiek veiligere samenleving dan de zoveelste aanpassing van protocollen, het aanschaffen of inzetten van nog zwaarder wapentuig of het ophangen van nog meer camera’s. Meditatie zorgt immers voor innerlijke rust en een vreedzaam gevoel, brengt je weer in contact met jezelf (welk contact in de hectiek van alledag nogal eens verloren kan gaan) en leidt tot grotere geestelijke evenwichtigheid. Iets wat geen enkele andere maatregel die doorgaans na een gewelddadig incident wordt genomen kan bewerkstelligen.

Zoals de Integrale Beroepsvaardigheids Training (IBT) voor de politie een noodzakelijke  exercitie is om lichamelijk optimaal voorbereid te zijn op de uitdagingen van het dagelijkse werk, zou meditatietraining het mentale equivalent daarvan moeten zijn. Lichaam en geest zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Daarom lijkt me dit ook een uitstekend idee voor onze Nederlandse dienders. Zij staan dagelijks met de poten in de modder voor onze veiligheid. Ga maar na waar zij in dit mooie en boeiende maar ook zware vak dagelijks mee te maken krijgen: enorme werkdruk, spanningen door het voortdurend moeten functioneren onder het vergrootglas van de samenleving en stress van het omgaan met gevaarlijke en verwarde mensen.

Dus Nationale Politie: waar wacht je nog op?

© Pascale Bruinen

o-PEEL-POLICE-MEDITATION-570

Wordt dit ook bij ons binnenkort een vertrouwd beeld?

Anderhalve turf hoog

Een klein jongetje is de laatste verdachte van de kinderzitting van vandaag. Hij is dertien maar hij oogt veel jonger. Ondanks zijn prille leeftijd heeft hij een harde uitstraling. Hij gaat op de stoel voor het hekje zitten. Zijn voeten raken amper de grond.

“Waarom heb jij met een brandende aansteker gedreigd naar die andere jongen?” vraagt de kinderrechter, terwijl ze oogcontact probeert te maken. “Gewoon,” zegt hij, nonchalant zijn smalle schouders ophalend. “Hij verveelde me.”

Ik kijk eens goed naar hem. Anderhalve turf hoog. Zijn emotieloos gezicht verraadt dat hij al veel heeft meegemaakt in zijn jonge leven. Vader is dood, moeder heeft een nieuwe vriend en wil niks meer met hem te maken hebben. Hij is al vaak weggelopen uit de jeugdinstelling. De laatste keer is hij toch naar zijn moeder gegaan. Tegen beter weten in. Hij moest er een halve dag voor reizen. Ze stuurde hem zonder pardon meteen weer weg.

“Wat vind je er van dat je daar niet mocht blijven?”, vraagt de rechter. Wij kijken hem aandachtig aan. En ineens zie ik het masker van onverschilligheid in stukken breken. Er biggelt een grote traan naar beneden. En nog een. Er is geen houden meer aan.

Als officier zie ik een jeugdige verdachte die een ernstig feit heeft gepleegd. Als moeder breekt mijn hart voor deze jongen, die alleen maar wil dat zijn moeder van hem houdt. Het is één groot gapend gat in zijn kleine hart. Het is mijn beurt voor het requisitoir, maar ik worstel nog steeds met de strafmaat. Tot mijn eigen verbazing hoor ik hoeveel warmte en compassie in mijn stem zijn geslopen. Alsof ik in deze paar minuten iets van zijn gemis wil goed maken. Hem het gevoel wil geven dat hij wél meetelt. Ik leg uit waarom hij straf verdient. Ik zie hem knikken. De kinderrechter is het met me eens en neemt de straf over. Ik zie hoe zijn kleine gestalte door de grote deur verdwijnt.

De zitting is klaar. Terwijl ik mijn tas inpak, vraagt mijn hart zich af of er ooit nog een wonder in zijn leven zal gebeuren.

Mijn verstand doet er wijselijk het zwijgen toe.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

PAS hurts children

 

In colonne rijden we door de uitgestorven stad

Mijn wekker geeft 04.20 u aan. Op naar het politiebureau!

In het zaaltje zitten zo’n vijftien stoere mannen van wie een stuk of acht helemaal in het zwart gekleed. Ze dragen allemaal een kogelvrij vest en zijn tot de tanden toe bewapend.

Na een korte briefing vertrekken we naar een locatie waar een vuurwapengevaarlijke verdachte woont die moet worden aangehouden. Hij wordt verdacht van doodslag en moet zo snel mogelijk van de straat.

Ik voel de spanning toenemen als iedereen in verschillende voertuigen plaatsneemt en in colonne door de uitgestorven stad rijdt. Bij de verzamellocatie stappen de acht uit het busje. Ze voorzien zich van bivakmutsen, helmen en levensgrote schilden. Twee anderen nemen de ram mee.

Pal erachter kom ik, samen met een politieman in een gewoon uniform. We lopen geluidloos in formatie. Opeens zie ik een voorbijganger die zijn hond uitlaat. Zijn mond valt open en hij blijft stokstijf staan om te kijken naar deze surrealistische optocht in de vroege ochtenduren. De blik van de man bezorgt me bijna een lachbui.

De commandant van het arrestatieteam (AT) blijft vlakbij een woning staan en gebaart naar de anderen. Het is muisstil. Een aantal AT-ers gaat aan de voordeur staan, de rest vat post aan de achterzijde. Na een teken wordt de ram tegen de voordeur gebeukt. Voordat ik het in de gaten heb, zijn ze al binnen. Ik hoor een hoop gestommel, gegil en “Politie! Politie!”

De commandant gebaart dat ik de woning in mag. In een kleine slaapkamer ligt een man op zijn buik op de grond met een blinddoek voor. Zijn handen zijn geboeid op zijn rug. Hij heeft alleen een onderbroek aan. In bed ligt een vrouw, die met grote wilde ogen rondkijkt en hartverscheurend snikt, terwijl ze de groezelige lakens tot aan haar kin opgetrokken houdt. De man wordt afgevoerd.

Na de debriefing praat ik nog even met de sectiecommandant. Hij vertelt dat zo’n arrestatie in het “milieu” statusverhogend werkt. Prompt zie ik de slogan al voor me.

“Als crimineel tel je pas mee, als je bent opgepakt door het AT!”

© Pascale Bruinen

48d2790a-c89a-4542-9356-1598b57c03c9

 Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

 

 

Hannibal

“Laat de verdachte maar naar boven komen”, zegt de politierechter. Mentaal zet ik me schrap voor wat komen gaat. Deze verdachte is anders dan anders. Vanwege zijn agressieve en onvoorspelbare gedrag zal hij tijdens zijn rechtszitting geboeid blijven. Een zeldzaam fenomeen in Nederlandse zittingzalen.

Omdat hij bovendien besmet is met het HIV-virus en bekend staat graag te bijten en spugen naar iedereen die in zijn buurt komt, is hij voor deze gelegenheid voorzien van een kunststof gezichtsmasker à la Hannibal Lecter, de kannibalistische creep uit The Silence of the Lambs.

Ik hoor het bekende gestommel op de trap, een teken dat hij er aan komt. Even later zie ik een kleine gestalte, met handboeien om en aan beide kanten geflankeerd door parketpolitie, de zaal binnen komen. Het masker over zijn mond en neus zorgt voor een bizarre aanblik. Onwillekeurig associërend produceert mijn brein meteen flitsen van de akeligste fragmenten van de film.

Het verschil? Deze verdachte wordt gelukkig voor een beduidend minder ernstig feit – een winkeldiefstal – aangeklaagd. De overeenkomst? Hij heeft ook iets opgegeten. Zij het geen mensenvlees maar twee gestolen broodjes. Terwijl hij nog in de winkel was, vóórdat hij had afgerekend. Dat is diefstal.

Als ik tijdens mijn requisitoir aangeef dat ik het tenlastegelegde feit bewezen acht en mijn eis uitspreek, kijk ik verdachte recht aan. Ineens kan ik een lichte huivering niet onderdrukken. Overtrokken reactie of typisch gevalletje van bad vibes? Misschien toch het laatste. Dit soort lichaamssignalen, waar je zelf geen invloed op hebt, komt immers vaak voort uit het onderbewuste dat beter én eerder dan je normale bewustzijn doorheeft dat er iets niet in de haak is.

Na het aanhoren van zijn veroordelend vonnis voert de parketpolitie onze Hannibal, die inmiddels lichtelijk opgefokt is geraakt, weg. Hij kijkt nog één keer over zijn schouder . Zelfs vanaf deze afstand lijken zijn ogen zich in de mijne te boren. Hij roept wat in mijn richting maar het masker, dat zorgt voor een permanente grimas, smoort het geluid zodat ik het niet kan verstaan.

Iets zegt me dat het beter is zo.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

images

 

Over mietjes, vogels en takkewijven

Vrouwen veroveren stormenderhand de rechterlijke macht. Was dit vroeger nog een (grijze) mannenbolwerk, tegenwoordig is het percentage vrouwen gestegen tot meer dan vijftig procent.

Grasduinend op internet kom ik bij opzij.nl een oud artikel over deze materie tegen. Daarin vat een rechtbankverslaggeefster de reputatie van vrouwelijke magistraten kort en bondig samen: “Je hebt mietjes en takkewijven”. Het is maar dat ze het weten.

Tot de jaren vijftig werden vrouwen overigens niet eens toegelaten tot deze nobele ambten omdat ze “ongeschikt waren vanwege hun natuurlijke aanleg en geestelijke eigenschappen”. Zo werden ze verondersteld “emotioneler dan mannen” en “minder abstract denkend” te zijn waardoor ze “te weinig beoordelingsvermogen” hadden en het beroep “minder aanzien gaven”.

Waren ze als vrouwelijke beroepsgroep destijds al niet populair onder de heren juristen, anno nu zijn ze dit bij verdachten in sommige zaken nog steeds niet.

“Als het om zedenzaken gaat, hebben verdachten liever een man omdat ze denken dat vrouwen strenger zijn”. Aldus Erik van der Maal van de Bond van Wetsovertreders, een vereniging die opkomt voor (ex-)gedetineerden.

En ja, soms sprak het gezicht van een mannelijke verdachte inderdaad boekdelen als hij binnen kwam voor de behandeling van zijn zaak en tegen vijf vrouwen – drie rechters, de griffier en ondergetekende – op rij aan keek.

Toch waag ik te betwijfelen dat deze gedachte correct is. Op basis van mijn jarenlange beroepsmatige ervaring eisen vrouwelijke officieren bij zedenzaken niet hoger dan mannelijke officieren, noch zag ik dat vrouwelijke rechters strenger straffen dan hun mannelijke collega’s.

Hoe zakelijk, zelfstandig en geëmancipeerd wij als hoog opgeleide professionals ook mogen zijn, ik heb de indruk dat we allemaal wel eens worstelen met de mate waarin we onze vrouwelijkheid in ons werk durven uit te dragen. Misschien wel uit angst om voor dat “mietje” versleten te worden.

Maar kennelijk laten vrouwelijke magistraten hun XX-chromosomen op zitting toch meer spreken dan ze zelf denken. Zo ziet Van der Maal wel degelijk een verschil in aanpak met hun mannelijke collega’s: “Vrouwen stellen persoonlijke vragen, laten je uitpraten, stellen je meer op je gemak. Best belangrijk als je terechtstaat voor een rij vogels in zwarte jassen die vanaf een podium op je neerkijken”.

Ok. Zo had ik mijzelf als magistraat in de rechtszaal nog nooit eerder bekeken.

Maar voor het geval ik alsnog mag kiezen ben ik met terugwerkende kracht toch liever een vogel dan een takkewijf.

© Pascale Bruinen

Home

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

takkewijf

Hmmm, ik weet niet of dit een tegelwijsheid is die ik aan de muur zou willen hangen…

Cirkel van stilte en geweld

In Nederland rukt de politie gemiddeld elke tien minuten (!) uit voor huiselijk geweld. Daartoe behoort ook kindermishandeling. In actie komen tegen dit ingrijpende fenomeen is dringend nodig want alleen al in Nederland worden zo’n 119.000 kinderen per jaar mishandeld. Een duizelingwekkend cijfer. Anders gezegd: in iedere schoolklas van 30 leerlingen is gemiddeld één kind slachtoffer.

Het gaat dan niet alleen over lichamelijk geweld, maar ook over andere vormen van mishandeling. Daaronder valt ook emotionele mishandeling ( een volwassen persoon scheldt het kind regelmatig uit, doet vaak afwijzend en vijandig tegen het kind of maakt het kind opzettelijk bang), emotionele verwaarlozing (doorlopend tekort aan positieve aandacht voor het kind, het negeren van de behoefte van het kind aan liefde, warmte en geborgenheid, de situatie dat een kind getuige is van geweld tussen ouders of verzorgers en alle vormen van seksueel misbruik.

De impact van kindermishandeling is gigantisch. Kinderen zitten in een afhankelijkheidspositie; ze zijn – zeker als ze nog heel jong zijn – overgeleverd aan hun mishandelende ouders, andere familieleden of verzorgers. Ze ervaren pijn, lopen (soms ernstig) letsel op en raken psychisch beschadigd. Sommige meisjes raken ongewenst zwanger van hun geweldpleger, maar kindermishandeling kan ook leiden tot gedwongen verhuizingen (bijvoorbeeld naar een Blijf-van-mijn-lijf huis samen met de moeder) en schooluitval- of verzuim. Bij oudere kinderen kan het leiden tot verslaving. In extreme gevallen leidt kindermishandeling zelfs tot zelfmoord of pogingen daartoe of eindigt het anderszins met de dood van het kind. Zo is becijferd dat elke maand één kind of volwassene sterft door huiselijk geweld. Maar in 2012 maakte huiselijk geweld maar liefst 52 dodelijke slachtoffers, dus een gemiddelde van één per week.

Inmiddels weten we uit onderzoek ook dat kinderen die slachtoffer worden van mishandeling op langere termijn een grotere kans lopen om zelf dader te worden. Zodoende legt kindermishandeling een zware en uiterst pijnlijke claim op de volgende generatie.

Redenen genoeg dus om in actie te komen. Want er is maar één iemand nodig om de cirkel van stilte en geweld te doorbreken. Dat kan een hulpverlener zijn, maar evengoed een familielid, buurman, onderwijzer, vriendinnetje of clubgenoot.

Of misschien wel een betrokken lezer van mijn blog?

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

images

 

 

Boter bij de vis

“Wat eten jullie?”, vraagt mijn zoon. Hij heeft me zojuist gebeld en dat betekent meestal dat hij óf eindelijk zin heeft in een verantwoorde warme maaltijd óf wel wat extra pecunia kan gebruiken.

Vandaag is het dus optie 1. Aaahhhh, als ik voor iedere keer dat ik deze vraag heb gekregen een euro had ontvangen, kon ik nu rentenieren.

“Zelfgemaakte frietjes met een lekker mals biefstukje, vergezeld van ambachtelijk bereide appelmoes en een rijk gevulde salade”, antwoord ik. Het klinkt alsof ik iets van de menukaart van een eetcafé oplees, realiseer ik me. Maar het klopt wel.

“Hmmmm…”. En na een korte stilte: “Dan kom ik wel even langs vanavond”.

Gezellig! Hij woont inmiddels al bijna twee jaar op zichzelf. Weliswaar in dezelfde stad, maar toch.

Als hij even later zijn fiets achterom stalt, blijkt hij goed nieuws te hebben. Hij heeft geld ontvangen van het Centraal Justitieel Incassobureau. Ja, je leest het goed. Hij hoeft niets áán het CJIB te betalen, maar hij kríjgt geld van deze instelling.

Een paar jaar geleden heeft hij zich, ondanks onze waarschuwingen, toch laten verleiden om iets te bestellen bij een onbekende via Marktplaats. Daarbij had hij de pech om een notoire oplichter te treffen. En daar gingen zijn zuurverdiende centen…

Hoewel hij het nut niet ervan inzag om aangifte te doen, hebben we hem daarvan gelukkig wel kunnen overtuigen. Enige tijd hoorden we niets, totdat er ineens bericht kwam van een parket van het Openbaar Ministerie in het noorden des lands met de mededeling dat hij zich als slachtoffer kon voegen in de strafzaak. De verdachte was uiteindelijk tegen de lamp gelopen en had een reeks oplichtingen bekend, waaronder die van zoonlief.

Vervolgens vernam hij van het parket dat de verdachte was veroordeeld en zijn schade moest vergoeden.

En nu krijgt hij dus elke maand een deel terug van het destijds door hem betaalde bedrag. Inmiddels heeft hij bijna de hele som vergoed gekregen. Een meer dan welkome aanvulling op zijn studenteninkomsten.

Niets zo goed om het vertrouwen in Justitie terug te winnen dan als slachtoffer boter bij de vis krijgen terwijl je dacht dat je nooit meer iets van je geld terug zou zien.

Het heeft even geduurd, maar dan heb je ook wat.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

images

Zelfs rechters weten niet alles van hennepplantjes

Ook rechters kunnen wel eens de plank mis slaan. Ik heb als officier van justitie eens een politierechter getroffen die op wel heel bijzondere wijze oordeelde over een zitting met allemaal hennepplantages op de tenlasteleggingen.

Die gedenkwaardige dag zit de zaal uitgerekend vol met een klas studenten. Tijdens de eerste zaak vraagt de politierechter mij plotseling: “Mevrouw de officier, heeft u wel goed naar de tenlastelegging gekeken?”

Enigszins gealarmeerd scan ik snel de tekst maar ik zie niets bijzonders.

Ja hoor. Hoezo?”. Ik voel me niet op mijn gemak want deze politierechter ken ik als iemand die wel vaker met iets vreemds uit de hoge hoed komt.

Ik zal er straks op terugkomen”.

Hoewel zijn antwoord me niet bevalt, leg ik even later uitgebreid uit waarom ik het feit bewezen vind en deze verdachte straf verdient.

Als de politierechter uitspraak doet, kan ik mijn oren niet geloven.

Ik acht het feit wel wettig en overtuigend bewezen, maar het bewezene levert geen strafbaar feit op”.

Prompt ontstaat er reuring in de zaal. De klas veert als één man tegelijk op en kijkt gebiologeerd naar de rechter. Ondertussen val ik zowat van mijn stoel.

In de tenlastelegging staat “hennepplanten” en die staan niet op Lijst II van de Opiumwet. Zodoende is het geen strafbaar feit en ontsla ik de verdachte van alle rechtsvervolging”.

Nadat hij deze figuurlijke bom heeft laten ontploffen, valt mijn mond open. Ondertussen vraagt hij vriendelijk of de klas soms nog vragen heeft. Er steken er een paar tegelijk hun vinger op. Eentje krijgt de beurt.

Hebben jullie nu ruzie?”

Nee hoor!”, weet ik uit te brengen. Tegelijkertijd hoor ik de rechter naast me echter volmondig “Ja!” door de zaal roepen. Op de tribune breekt nog net niet de pleuris uit.

Ook in alle volgende hennepzaken komt de politierechter telkens tot ontslag van rechtsvervolging.  De studenten moeten de tijd van hun leven hebben terwijl ik me afvraag waarom ik dit werk ook al weer zo graag wilde doen.

Na de lunchpauze zijn de studenten vertrokken. Ongetwijfeld worden de verhalen over die arme sullige officier van justitie as we speak onder het genot van een koud pilsje doorverteld aan de rest van de studentenpopulatie.

De politierechter komt binnen.

Ik geloof dat ik een vergissing heb begaan”, zegt hij koeltjes terwijl hij zijn toga dichtknoopt.

O?’, zeg ik. Dat moet het understatement van het jaar zijn.

Ja, ik heb het even opgezocht maar hennepplanten vallen ook onder hennep.”

Vertel mij wat. Net als ik denk dat het niet nog erger kan worden, voegt hij er aan toe:

Ik heb een kopie ervan gemaakt. Wil je er ook een?”

Ik kan alleen maar heftig “nee” schudden.

Zul je altijd zien.

Als het recht zegeviert is er geen publiek bij.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

20150626_124435_1