Turbulentie

We schuifelen met onze handbagage door het gangpad van het vliegtuig. Na een abrupte stop omdat mijn voorganger ineens zijn stoel heeft gevonden, kan ik weer verder lopen. Mijn trekkoffer botst dan weer hier en dan weer daar tegen voeten of stoelen aan. Ik tuur naar de nummers en letters boven de rijen en ontwaar onze gereserveerde plaatsen.

Terwijl H. onze handbagage weglegt, wring ik me in mijn economy stoel aan het raam voor de 10-urige non-stop vlucht met Air Berlin naar the sunshine state Florida. Zodra ik zit, graai ik in mijn handtas naar mijn “hoe-overleef-ik-een-transatlantische-vlucht”-spulletjes.

Oordoppen tegen ellendig motorgebrul, vervelende ding-dong piepjes en krijsende baby’s? Check! Oogmasker zodat ik kan doen alsof ik heerlijk ontspannen slaap in mijn eigen bedje? Check! Tijdschriften en dik boek om te lezen in de vele ledige uren die komen gaan? Check!

Daarnaast bestaat mijn airplane survival kit uit een schrijfblok met pen om mogelijke inspiratie meteen vast te leggen, kauwgom tegen dichtklappende oren en – jawel! – een paar extra dikke sokken om aan te doen zodra mijn schoenen uitgaan. Wow-factor nul maar wel praktisch.

En natuurlijk niet te vergeten een heerlijk zachte, warme sjaal tegen de tocht, van die opblaasbare ANWB kussens voor in mijn nek en onder mijn voeten en tenslotte nog een i-pod voor het broodnodige auditieve entertainment.

Het duurt dus wel effe voordat ik goed en wel geïnstalleerd ben in mijn halve vierkante meter. Eerst prop ik mijn rotzooi zo goed en kwaad als dat gaat in het daarvoor bestemde net, dat daardoor meteen totaal uitpuilt. Maar geen nood, ik gebruik gewoon H.’s netje voor al de rest (hij heeft toch niks nodig want slaapt bijna hele vlucht zonder masker, doppen of andere hulpmiddelen).

Vervolgens ga ik – tot afgrijzen van H. – aan de slag met mijn opblaasbare kussens. Toen ik ze inpakte, vroeg hij me al ongelovig of ik die echt van plan was mee te nemen. Ja, dus. Want je zit, hangt en ligt je wezenloos tijdens zo’n ellenlange vlucht. Als je al eens de slaap vat, kiept je hoofd de ene keer voorover en sla je de andere keer met je hoofd tegen de zijkant van de stoel of het raam. Sommigen leggen van pure ellende zelfs hun vermoeide hoofd op het uitgeklapte tafeltje. Gevolg? Na tien uren in een gedwongen Houdini-houding te hebben doorgebracht, ben je zo brak als een tiener die figureert in “Zon, Zee en Zuipen”.

Dus ga ik fluks aan de slag met mijn donkerblauwe accessoires. Ik zet mijn lippen om het ventiel en blaas uit alle macht. Er gebeurt helemaal niks. Ik doe het nog eens maar het enige dat zich opblaast zijn mijn wangen. Na nog een paar pogingen voel ik me licht in het hoofd worden. H. staart me aan. “Je loopt helemaal paars aan. En dat ding is nog zo plat als een dubbeltje”, constateert hij fijntjes. Alsof ik dat niet al in de gaten had.

Maar H. is toch zo lief om vervolgens zelf een poging te wagen. Hij ademt diep in en geeft dan alles wat hij in zich heeft. En dat is indrukwekkend veel. Hij wordt eerst roze, dan rood en begint verdacht veel op een uit de kluiten gewassen hamster te lijken. Mijn kussentje blijft echter nog even slap als voor deze bovenmenselijke inspanningen.

Hij geeft het op. Maar ik ben niet van plan het hierbij te laten want ik heb ze niet voor niks tot in het vliegtuig meegezeuld. Met gevaar voor eigen leven – ik schat zomaar in dat mijn hersenaderen zowat op knappen stonden-  krijg ik uiteindelijk de felbegeerde lucht in die prullen. Maar als ze eindelijk allebei tot hun volle proporties zijn opgeblazen kan ik ternauwernood een aanval van claustrofobie onderdrukken. Mijn toch al zeer beperkte ruimte wordt nu gedomineerd door iets dat nog het meeste lijkt op een levensgrote blauwe worst (het voetenkussen) en een oversized nekbrace from hell. H. ziet het met lede ogen aan en waarschuwt mij dat hij onder geen beding een van beide op zijn postzegelzitje wil hebben. Maar al snel blijkt dat we ons zorgen hebben gemaakt om niks, want binnen een uur blijken beide kussens zo goed als leeggelopen te zijn en ben ik dus toch aangewezen op het flinterdunne kussentje en dekentje van Air Berlin. Met dank aan de ANWB.

Uitgeput van al mijn voorbereidingen kijk ik eens om me heen. Ik zie lastige peuters, opgefokte ouders, giechelige twintigers en serieus kijkende zakenreizigers. En we zijn nog maar net vertrokken. Gelukkig zijn de stewardessen – tegenwoordig luchtvaartdienstverleners geheten – al druk bezig met de bekende karretjes voor een eerste rondje drankjes.

De vlucht verloopt voorspoedig.  Maar je kunt er op wachten dat zich dat fijne fenomeen voordoet: turbulentie. Vroeg of laat gaat het bordje “Fasten seatbelts” aan en is het partytime.

Zo ook nu. Nadat we een paar keer slechts geringe turbulentie hebben gehad, is het vermaledijde bordje tijdens het laatste deel van de vlucht weer opgelicht. Maar nu lijkt het alsof de stem van de stewardess strenger over de luidsprekers schalt. Onheilspellend bijna. Ze klinkt alsof zij iets weet dat wij nog niet weten. We moeten terug naar onze plaatsen, ons stevig insnoeren en mogen tot nader order niet meer naar het toilet. En al snel blijken deze adviezen hoognodig. Dit keer is het menens.

Ik trek mijn gordel voor de zekerheid nog maar wat strakker aan. Al snel rammelen we van links naar rechts. We schokken op en neer alsof we met 200 kilometer per uur over een Belgische autoweg met gigantische hobbels rijden. En het duurt lang. Heel erg lang.

Hoeveel turbulentie kan een vliegtuig eigenlijk aan?, vraag ik me in stilte af. Op internet heb ik gezien dat ik bepaald niet de enige ben die dit soort vragen heeft. De antwoorden zijn niet echt duidelijk. Misschien wel expres omdat anders geen hond meer in zou willen stappen. Ik probeer wanhopig niet te denken aan al die rampprogramma’s waarin vliegtuigen de hoofdrol spelen.

Na enige tijd begint het voortdurende gewiebel op mijn maag te werken. Ik heb het idee dat mijn ingewanden in een soort “shaken, not stirred” toestand raken. Mijn hoofd lijkt voortdurend nee te schudden. De loshangende oortjes van het audio- en videocentrum pendelen van links naar rechts als waren ze de pendule van een klok.

Het bord dat de gordels verplicht stelt, is de laatste anderhalf uur niet meer uit geweest. En nog is het niet voorbij. Het geschud begint nu epische proporties aan te nemen. De turbulente luchtstromen tillen me soms half uit mijn stoel, om me vervolgens weer met een klap neer te doen komen. Nu is een mooie tijd om met mijn ademhalingsoefeningen te beginnen om rustig te blijven. In door de neus, uit door de mond. Ik sluit mijn ogen en verbeeld me dat ik in een bus rijd over een weg vol met kuilen en bobbels. Veel helpt het niet. Feit blijft dat ik me op elf kilometer hoogte bevind.

Ik open mijn ogen en kijk uit mijn raam. Maar behalve ijskristallen op de ruit en lieflijke schapenwolkjes in een helblauwe lucht is er niks bijzonders te zien. Wind, zo leerde ik al op de middelbare school, is niks meer dan een horizontale verplaatsing van lucht. Maar die kan verdomd sterk zijn. Zeker als we met een snelheid van zo’n slordige 900 kilometer per uur dwars tegen de oceaandepressies in vliegen.

De stewardess komt langs. “Es ist extrem!” zegt ze twee keer achter elkaar tegen een collega. Vertel eens iets dat ik nog niet wist. Prettige mededeling, zeker omdat we nog minstens anderhalf uur moeten. Net als ik deze alarmerende gedachte probeer te verdringen, wordt er nog een schepje bovenop gedaan en lijkt het alsof we in een achtbaan zitten. We vallen een paar meter omlaag en gaan dan weer met een schok omhoog.

“Hoeeeeeee!”, hoor ik verschillende passagiers, zelfs mannen, om me heen uitroepen.  Ondanks de gordels vliegen we een stukje uit onze stoelen en rammelen we wat af. Nu hoor ik ook van alles kraken en schuiven. In de cabine is het muisstil geworden. Zelfs de baby’s hoor je niet meer. Minuten lijken wel uren te duren.

Mijn maagsappen zijn inmiddels zo dolgedraaid, dat ze massaal protesteren. Ik voel dat ik misselijk word. Behalve dat het vliegtuig op en neer gaat, schudt het nu ook wild van links naar rechts. Het lijkt alsof een onzichtbare reuzenhand de Airbus A 330 naar believen alle hoeken van het luchtruim laat zien. Voor de zekerheid vergewis ik me ervan dat er een zakje voor eventuele maaginhoud onder handbereik is in mijn overvolle net.

Na wat een eeuwigheid lijkt, klinkt het verlossende bericht dat we de landing gaan inzetten. Na nog meer bonken, schokken en trillen komt de Airbus met een ferme klap neer op de landingsbaan. Opluchting giert door me heen. H. en ik kijken elkaar veelbetekenend aan. We zien allebei bleek-groen maar hee, we zijn er! De andere passagiers zien er ook niet al te florissant uit met hun verwarde haardossen, verkrampte gezichtsuitdrukkingen en wit weggetrokken snoetjes.

Terwijl ik wacht om te kunnen opstaan, kijk ik weer door het raampje en zie dat het een stralende dag is in Miami.

Aaahhh….., vakantie! Twee weken alleen maar genieten.

Zon, zee, zen.

Palmen, pelikanen, paradijselijke stranden.

Caribische sferen, cruisen, chillen.

Daar heb ik wel urenlang shake, rattle ’n roll voor over.

© Pascale Bruinen

fasten_seatbelt_sign

Hier zul je ‘m hebben, dat vervelende teken dat je lekker op en neer gaat schudden voor god weet hoe lang. Wil je meer lezen over mijn vliegavonturen, kijk dan eens naar de columns  “Vliegangst” (1, 2 en 3), “Bange momenten met Ryanair” en “Mayday! Mayday!” (1 en 2). Zelf ook turbulentie meegemaakt? Laat dan hier jouw reactie achter!

Mayday! Mayday! (1)

Als ik – zelfverklaarde controlfreak eerste klasse- dan toch per se moet vliegen, vlieg ik dat ding het liefst zelf. In hoogsteigen persoon. Als ik deze ontboezeming hardop in het bijzijn van mijn zoon zeg, verklaart die me spontaan voor gek. “Nou, dán moet je pas echt bang zijn, als jij zelf achter die stuurknuppel zou zitten!”. Tja. Maar er is sowieso nog een ieniemienie probleem: ik heb geen vliegbrevet. Maar geen nood, gelukkig zijn er mogelijkheden om dit vervelende detail te omzeilen.

Dus op naar de flight simulator waar een heuse Airbus A320 op H. en mij wacht. In lichtelijk opgefokte toestand loop ik met steeds snellere pas door het onooglijke straatje waar ik zo meteen mijn luchtdoop als gezagvoerder zal meemaken.

Het pand waar we moeten zijn, is bedrieglijk klein. Hmmm, hier past inderdaad alleen maar ternauwernood de cockpit in, denk ik bij mezelf als ik als eerste de niet al te grote ruimte binnenstap. Aan de rechterkant is er een soort incheck-balie (grappig!). Recht voor me zijn twee rijen tegenover elkaar geplaatste stoelen zoals je die bij de gate pleegt aan te treffen (lachen!). Ik kijk nog snel even naar mijn boarding pass, die naar waarheid vermeldt dat de plaats van aankomst van deze vlucht precies dezelfde is als die van vertrek (hilarisch!).

De hele linkerhelft van de ruimte wordt in beslag genomen door de simulator, die er aan de buitenkant zeker niet uitziet als de snuit van een Airbus. Al snel meldt zich de echte piloot, compleet in officieel tenue met wit hemd voorzien van de bijpassende epaulet met vier strepen. Robert heet hij, zie ik aan zijn naamplaatje. Het is nog een jonge vent en daarbij bepaald niet lelijk, merk ik in de gauwigheid op. Goh, ik krijg het nu toch langzaam aan wel wat benauwd (nee, niet vanwege Robert). Want dit begint wel erg echt te lijken.

Robert nodigt ons uit voor een pre flight briefing op de stoelen bij de gate. Maar voordat hij kan beginnen, kan ik het niet laten hem eerst aan een spervuur van vragen te onderwerpen. Want ja, ik ben nu toch hier. Dus wil ik wel effe weten of hij zelf ook vaker zuinigjes heeft getankt (euh…, nee, nooit), hoeveel turbulentie een vliegtuig nu écht aan kan (dat hangt van het vliegtuig en de mate van turbulentie af…ja duh, daar word ik niet veel wijzer van) en (de mooiste!) hoe snel je op grote hoogte bewusteloos raakt bij plotseling optredend drukverlies (fasten your seatbelts: 15 tot 20 seconden). Die laatste mededeling, die Robert bij het zien van mijn gezichtsuitdrukking snel aanvult met de opmerking dat daarvoor nu juist de zuurstofmaskers dienen, moet ik mentaal even verwerken.

Maar veel tijd daarvoor krijg ik niet, want Robert gaat nu echt van start. Hij begint met wat details over “ons” vliegtuig, de Airbus A320. Hij legt uit dat we zo dadelijk mogen plaatsnemen achter de stuurknuppel, die in werkelijkheid overigens een joystick is die “sidestick” wordt genoemd. Hij waarschuwt ons dat het een heel gevoelig systeem is, dus we mogen vooral niet te wild zijn. Niet dat ik dat van plan was. Het toestel heeft een maximaal startgewicht van zo’n 77.000 kilo en in deze simulator zal het ook echt voelen alsof je zo’n kolos bestuurt, gaat hij vrolijk verder. Pfff, spannend…

Hij legt uit dat we in de geboekte tijd allebei kunnen gaan opstijgen, dan een paar rondjes mogen vliegen om vervolgens idealiter ook weer te gaan landen. Hij zal er als co-piloot naast zitten, voegt hij ten overvloede nog toe. De bestemming mogen we zelf kiezen. De keuze valt op JFK Airport in New York. Lijkt ons fantastisch om te zien hoe je komt aanvliegen met die skyline in de verte. Helaas wil de boordcomputer er niet aan, dus kiezen we Miami als goede tweede.

Na nog wat aanwijzingen is het moment supreme nu toch echt aangebroken en begeven we ons naar de cockpit. Zodra ik een voet binnen zet, ben zelfs ík even stil. De cockpit is waarheidsgetrouw nagebouwd. Het cliché van een overweldigend aantal knopjes, hendels, knipperende lampjes en allerhande oplichtende schermpjes is helemaal waar. Ik vraag me vertwijfeld af waar ik aan begonnen ben en heb acuut spijt dat ik me niet beter heb voorbereid. Ik had vast wel wat youtube-filmpjes kunnen bekijken over hoe je zo’n Airbus veilig aan de grond kunt zetten. Too late now.

Ik gun H. dan ook galant de eer om te beginnen. Bijkomend voordeel is dat ik zo alvast stiekem kan meekijken zodat ik iets meer voorbereid ben als ik zelf aan de bak moet.

H. neemt plaats op de linkerstoel. Ik kijk over zijn schouder mee. Links van hem zit een kleine hendel, die taps toeloopt. Ha, dat zal de sidestick zijn. Die kan naar voren, achteren, links en rechts bewogen worden. Robert, die op de rechterstoel is gaan zitten, bedient geroutineerd een hele reeks knoppen. Op de computer voert hij Miami International Airport in. Even later tonen de panoramische ramen van de cockpit als bij toverslag de startbaan.

Robert legt uit dat in het midden de gashendels zitten, die zo meteen voluit mogen. Hij geeft aan dat we voortdurend scherp moeten letten op de metertjes die hoogte, snelheid en de horizon aangeven. Want het toestel moet liefst niet alleen goed op koers blijven, maar ook nog mooi recht blijven vliegen. Niet te hard maar ook zeker niet te langzaam want dan val je echt als een baksteen omlaag.

Robert zet het toestel van de rem af, verzet nog wat knoppen en spreekt dan de magische woorden:

“We are cleared for take-off!”

© Pascale Bruinen

Airbus3

Zo echt ziet het er dus uit. Tof hè? Als je wilt weten hoe het verder gaat, lees dan volgende week deel 2!

Vliegangst (2)

Hoewel vliegen beweerdelijk nog steeds de veiligste manier van reizen is, ben ik er niet bepaald fan van. En dan druk ik me nog zacht uit.

Zo kan zelfs de aanwezigheid van de diverse, zeer nadrukkelijk onder de aandacht gebrachte, exits mijn latente ongerustheid in een vliegtuig niet wegnemen. Het woord wekt namelijk de (onterechte) indruk dat je op zo’n 11 kilometer hoogte nog even uit zou kunnen stappen als je daaraan de behoefte zou voelen of de nood aan de man of vrouw zou komen.

Meestal is mijn stressniveau door het gedoe bij check-in en het wachten bij de gate al tot ongekende hoogte gestegen en dan is er nog geen meter gevlogen.

Ingesnoerd in mijn stoel wacht ik angstvallig  op de dreigend klinkende woorden uit de cockpit dat we cleared for take-off zijn. Vanaf het moment dat het enorme gevaarte – met alle bemanning, passagiers, bagage en ongeveer 70.000 liter hoogst brandbare kerosine – daadwerkelijk de lucht in gaat begint het eindeloze luisteren naar alle mogelijke (op gevaar duidende?) geluiden die het vliegtuig produceert.

En dat zijn er nogal wat, zoals de bekende “boink” van het inklappen van het landingsgestel, de steeds wisselende geluidssterkte van de brullende motoren en nog een hele reeks geluiden die een leek als ik helemaal niet thuis kan brengen. Mijn oren zijn dan ook voortdurend op ieder geluid gespitst, hetgeen nogal lastig is nu gedurende de hele vlucht voortdurend “ding-dong’s” weerklinken. Telkens kijk ik dan verschrikt op of het niet een of ander alarm is dat afgaat. De nogal banale werkelijkheid is dat het passagiers zijn die op de knop duwen om een stewardess te lokken.

Op het moment dat de cruising altitude of kruishoogte eindelijk is bereikt en het bordje fasten seatbelts uit gaat, breekt er een periode van semi-ontspanning aan. Hierin houd ik mij verstandig voor dat er over de hele wereld ontelbare vluchten per dag heelhuids aankomen, dat de piloot goed getraind is in allerhande noodsituaties en zelf ook graag weer thuiskomt bij moeder de vrouw en kids.

Uit deze mij milder stemmende overpeinzingen word ik vervolgens wreed weggerukt als een dwingende “ping” door de cabine schalt en streng aankondigt dat wegens turbulentie iedereen meteen moet gaan zitten en de veiligheidsgordels moeten worden vastgemaakt. Nu heb ik de mijne uiteraard nooit los gehad maar voor alle zekerheid trek ik hem dan nog maar wat strakker aan.

De stress is weer in alle hevigheid terug en het soms eindeloos durende heen en weer geschud, getril, geschok en gebonk maken dat ik mij koortsachtig afvraag hoeveel turbulentie een vliegtuig eigenlijk aan kan.  Flashes van tv-programma’s als “Seconds to Disaster” en “Air Crash Investigation” (waar ik met een morbide vorm van zelfkastijding  telkens toch weer naar kijk) schieten door mijn hoofd en maken mijn mentale toestand er niet bepaald beter op.

Ondertussen houd ik de stewardessen nauwlettend in de gaten. Kijken ze ontspannen en glimlachen ze nog naar passagiers, of rennen ze met een bedrukt en zowaar bezorgd gezicht door de aisles, onderwijl druk met hun collega’s fluisterend zodat de passagiers niks mee krijgen van hetgeen werkelijk aan de hand is? Al met al is het een doodvermoeiende situatie om alles continu in de gaten te houden. Dus voor mij allesbehalve het welgemeende sit back, relax and enjoy the flight-verhaal dat bij het begin van iedere vlucht zo enthousiast wordt omgeroepen.

Als je als lezer nu denkt dat ik het ergste wel gehad heb, moet ik je teleurstellen. De echt állervreselijkste periode van een vliegreis vind ik namelijk het stuk vanaf dat de daling wordt ingezet totdat het vliegtuig is uitgeremd en rustig naar de gate taxiet. Het schokken, draaien, rollen, omhoog en weer omlaag gaan, het afremmen, de gierende geluiden van de flaps die uit gaan, het met een hoop lawaai uitkomende landingsgestel en de toenemende turbulentie als het vliegtuig door de wolken gaat. Alles is één brok ellende.

Het moment dat het fasten seatbelts bordje eindelijk uit gaat en je veilig het vliegtuig verlaat is altijd weer het hoogtepunt van de reis. De geluks- en dankbaarheidsgevoelens om wéér een vliegreis te hebben overleefd zijn gigantisch. Een onbeschrijflijke opluchting maakt zich van me meester, al zie ik tegen die tijd dan wel uit als een uitgewrongen dweil.

Een opluchting die zal duren totdat de volgende vliegreis weer is geboekt en alles weer van voren af aan begint.

© Pascale Bruinen

Nou, gelukkig hoef je niet zó te vliegen maar zelfs in je comfortabele stoel is het niet altijd even leuk…Kom op lezers, wie deelt mijn op zijn zachtst gezegd nogal ambivalente gevoelens over vliegen?

Bange Momenten Met Ryanair

Na een heerlijk lang weekend Barcelona zitten mijn man en ik klaar voor de start in het Ryanair-vliegtuig dat ons huiswaarts moet brengen. We hebben geluk want we zijn er voor het eerst in geslaagd om de felbegeerde stoelen bij de exit te bemachtigen, recht boven de vleugel. Daarbij had ik altijd het beeld voor ogen dat je, gezeten aan de exit, ook als eerste het vlieguig zou kunnen verlaten bij onraad. Dat wil zeggen, totdat de stewardess ons aanspreekt dat wij – als de nood aan de man zou komen – geacht worden haar te helpen om iedereen te evacueren. Dat betekent, zo verduidelijkt ze terwijl ze ons streng aankijkt, dat wij samen met de crew de allerlaatsten (!!!) zijn die het vliegtuig mogen verlaten.

Wij moeten deze mededeling even verwerken, maar we zijn daarin niet de enige. “Shit”, horen we luid en duidelijk achter ons, komend van drie jonge knullen die bij de andere exit zItten. Er wordt wat zenuwachtig gelachen. Dan roept eentje dat hij in geval van nood wel een baby van iemand afpakt om toch als eerste de glijbaan af te kunnen zoeven. Ook een idee.

Inmiddels is het tijd voor vertrek. Het vliegtuig start de motoren en wordt  achteruit geduwd. Veel verder dan een meter of dertig op het tarmac komt het echter niet want daar is de stem van de captain. Wat hij zegt, doet het bloed in mijn aderen stollen. Er komt namelijk een signaal binnen dat de rechtermotor brandstof lekt. Laat dit even tot je doordringen. Hete motor – lekkende leiding – hoog brandbare kerosine. En laat het toeval nu willen dat ik van iedereen aan boord zo ongeveer het allerdichtst op die rechtermotor zit!

De gezagvoerder legt uit dat er een technicus aan te pas moet komen en dat er geen safety issues zijn omdat de motoren zijn uitgezet. Geen safety issues? Ik ben daar op mijn plekje op de eerste rang niet zo zeker van.

Dus volg ik alles van zeer nabij met argusogen. En ja hoor, daar komen de technici aanrijden in een klein autootje. Zonnebril, kekke overall, jong. Bij nader inzien wel heel erg jong, in ieder geval toch voor technici die een potentieel levensgevaarlijk probleem moeten gaan verhelpen. Ze zijn met zijn vieren en lopen om de motor heen. Veel gezwaai met armen, zonnebril af en weer op, de panelen van de motor worden omhoog gedaan en ontbloten naar mijn smaak veel te veel draden, leidingen en kabels.

Omdat ze onder de openstaande kleppen van de motor aan het werk zijn, kan de controlfreak in mij helaas niet zien wat ze wel of niet doen. Na wat een eeuwigheid lijkt, komt de captain over de intercom en deelt doodleuk mee dat volgens protocol de motoren vijf minuten moeten gaan proefdraaien. Proefdraaien, met alle passagiers erin. Ik vraag me acuut af welke randdebiel dit soort protocollen bedenkt. Als het lek niet verholpen is, kan ik me  voorstellen dat de motor ontploft of in ieder geval in brand vliegt.

Ik doe voor de zekerheid mijn veiligheidsriem af, klaar om het vliegtuig uit te stormen bij het minste of geringste (steek)vlammetje. Hoewel, alle deuren zijn dicht en mijn exit gebruiken zou sowieso geen goed idee zijn. Die vijf minuten lijken eindeloos te duren. Ik let geconcentreerd op de monteurs die vanaf een veilig afstandje toekijken en realiseer me then and there dat mijn leven en dat van alle anderen aan boord in handen ligt van deze onbekende mensen.

Ik fluister mezelf in vertrouwen te hebben, maar veel helpt dat niet. Eén inschattingsfout (al dan niet door een kater van het stapavondje ervoor) en het kan helemaal fout gaan. Ik voel me overgeleverd.

Waarschijnlijk denken meer mensen dat want het is doodstil aan boord. Maar al snel klinkt de mededeling dat de motor normaal heeft gedraaid en dat we dus gewoon met dit vliegtuig kunnen terugvliegen. Dat is niet wat ik wil horen. Ik had graag een ander, lekloos, toestel gekregen. Immers, vijf minuten draaien zonder problemen hoeft nog niet te betekenen dat de motor het ook ruim anderhalf uur volhoudt zonder te lekken.

Het moment dat de motoren op volle sterkte brullen voor de start is erg beangstigend. Maar de motor houdt stand, lekt niks en wij bereiken onze bestemming verder probleemloos.

Een onvergetelijk einde van een onvergetelijk weekend.

© Pascale Bruinen

Wie heeft nog meer van dit soort horrorstories voor ons in petto? Deel ze hier, dan kunnen we samen huiveren!