Simba(1)

Een spitse, donkerbruine hondensnuit wringt zich nieuwsgierig door de spijlen van het tuinhek van onze Spaanse vakantievilla, die we samen met een bevriend koppel gehuurd hebben. Grote, donkere ogen kijken me vragend aan. Het lijkt alsof hij niet kan wachten om naar binnen te komen, alsof hij daar alle recht toe heeft. Als ik in eerste instantie niet reageer – het is een grote, onbekende hond en we hebben (onze toen nog) jonge kinderen bij ons – blaft hij een paar keer klagelijk en duwt met zijn neus tegen het hek.

Ik besluit de hond aan het hek te laten staan, maar het is al te laat. Mijn dochter heeft hem gezien. In een vloek en een zucht staat ze bij het hek en steekt haar arm al door de spijlen om hem te aaien. Ik roep nog dat ze van hem af moet blijven, bang als ik ben dat ze gebeten wordt. Maar hij is zo mak als een lammetje en kwispelt er zo enthousiast op los, dat ik voel dat ik smelt. Al komt dat laatste ook door de blik van dochterlief in combinatie met het feit dat ik al een tijdje in de onbarmhartige Spaanse zon sta te treuzelen.

Ik open het hek en de hond stormt naar binnen. Hij rent rond in de tuin, snuffelt aan het zwembad en gaat dan  – alsof het de gewoonste zaak van de wereld is – de openstaande tuindeuren door naar binnen. Uit een aantal verrukte kreten leid ik af dat de andere kinderen hem nu ook ontdekt hebben. Als ik binnen poolshoogte ga nemen, ligt de hond op zijn zij op de grond. Pontificaal in de woonkamer met vijf kinderen en drie volwassenen die om hem heen gehurkt zitten en hem beurtelings aaien. Hij ondergaat deze massages met gesloten ogen en op en neer gaande staart.

“Wat is zijn vacht hard!”, roept J., een van de zonen van onze vrienden. En inderdaad, vergeleken met de Nederlandse huishond lijkt het er op dat dit exemplaar niet al te vaak aangehaald wordt. De korte haren zijn stug en voelen ruw aan. “Nou, het lijkt er op dat we er een bewoner bij hebben gekregen”, zeg ik als de hond na enige tijd hoegenaamd geen aanstalten maakt om te vertrekken. Nee, dank je de koekoek met dit openlijk vertoon van adoratie. Maar hij is dan ook ongelooflijk lief en aanhankelijk.

“Van wie zou hij zijn?,  vraag ik me hardop af als ik zie dat hij een halsband om heeft. “Wij willen dat hij hier blijft!”, roepen de vijf kids luidkeels in koor. “Als hij van iemand is, moet hij terug naar zijn baasje”, zeg ik, hoewel ik het stiekem eigenlijk ook wel gezellig vindt met deze hond die zich zo snel thuis bij ons lijkt te voelen.

Of het zo moet zijn, hoor ik opeens iemand luidkeels roepen vanuit de tuin. “Sieieieiemba?” De hond spitst zijn oren maar blijft vervolgens, tot mijn verbazing, demonstratief liggen. Ik besluit naar buiten te gaan. In de tuin staat de Spaanse overbuurvrouw, die als beheerster van de villa is aangesteld. En jawel hoor, zij is op zoek naar hem. Het blijkt de hond van haar man te zijn en hij heet Simba. Op haar vraag waar hij is, neem ik haar mee naar binnen. Daar treft ze hem in een staat van extase aan tussen het kindergrut, dat hem inmiddels tot een soort van project heeft gemaakt. Hij wordt geborsteld (hee, is dat míjn haarborstel?!), gekamd en geaaid dat het een lieve lust is.

Zij kijkt verbijsterd naar dit tafereeltje. Ze verexcuseert zich voor het gedrag van de hond, pakt hem aan zijn halsband en trekt hem zo’n beetje mee naar buiten. De kinderen jammeren dat hij toch best mag blijven en porren me met de nodige ellebogen om haar hiervan (in mijn beste Spaans) te overtuigen.

Ik snel haar achterna en roep dat we het leuk vinden als hij mag blijven, mits het van haar mag. De vrouw kijkt nu naar mij of ze water ziet branden. Maar dan laat ze hem los met de belofte dat ze hem komt ophalen zodra we genoeg van hem hebben.

Simba spurt linea recta terug naar binnen. Een fractie van een seconde later hoor ik een luid gejuich losbreken. Ik zucht tevreden.

Deze vakantie wordt anders dan anders.

© Pascale Bruinen

En hier ligt hij dan, onze huisvriend, midden in de woonkamer alsof hij er thuis hoort. En dat was ook zo, hij werd meteen liefdevol opgenomen. Als je wilt weten hoe het verder gaat, lees dan volgende week het vervolg!

Diva’s in de Dop

“Ik heb een supergoed idee!”, roept dochterlief opeens triomfantelijk uit. Ik zit op dat moment rustig in de woonkamer te lezen en schrik me kapot bij deze plotselinge doorbreking van de zalige stilte.

Ik ben meteen op mijn hoede. Als zij een goed idee heeft, kost het mij altijd geld. Of minimaal meerdere taxiritten van en naar vriendin X ,Y of Z of de stad. Als ik zie dat ze zelfs haar heilige Blackberry heeft neergelegd, word ik ronduit achterdochtig. Met dat ding is ze zo’n beetje als een Siamees vergroeid.

“En wat mag dat supergoede idee dan wel niet zijn?”, vraag ik. De voorzichtigheid druipt er van af.

“Jij hebt straks toch afgesproken met de moeder van G? Om samen koffie te gaan drinken? Nou, als jullie in plaats daarvan nou eens met G. en mij zouden gaan shoppen?”, stelt ze poeslief voor. G. is haar goede vriendin. Ze kijkt me daarbij overdreven indringend aan, haar hoofd een tikje schuin. Ik ken die blik maar al te goed. Die hoort bij het ingezette charme-offensief. “Dan kunnen jullie tóch koffie gaan drinken, alleen nóg gezelliger!”, maakt ze het af.

Tegen zoveel logica kan ik niet op en na een kort telefonisch overleg met J., de moeder van G., is alles geregeld. Een uurtje later zitten we met zijn vieren in de auto: twee giechelende, non-stop kletsende en what’s appende puberdochters op de achterbank en wij, de twee softies, voorin.

We gaan op weg naar een mega winkelcentrum waar er in ieder geval één winkel is die (vrouwelijke) pubers doet watertanden: heel groot, erg goedkoop en propvol lelijke en iets minder lelijke kleren, schoenen en prullaria die ze helemaal niet nodig hebben. En juist dáár moeten we kennelijk met spoed naar binnen, getuige het feit dat de twee dames – die zich normaliter tergend langzaam voortbewegen – nu ineens voor ons uit snellen.

Ze zien er allebei hetzelfde uit: donkere jegging, mooi topje met kek jasje erover, ballerina’s en een enorme handtas die ze elegant over hun gebogen arm laten bengelen. En niet te vergeten het ultieme mode-accessoire: de Blackberry, inclusief bling bling hoesje en daarom dus volop on display. Diva’s in de dop.

Ik wil net een opmerking maken tegen J. over hoezeer ze op elkaar lijken, als de dames vanaf een afstandje in koor naar ons roepen dat wij “net zusters zijn”. J. en ik kijken elkaar aan en schieten in de lach. Want inderdaad, ook wij lijken verdacht veel op elkaar met onze donkere jeans met nauwe pijpen, witte blouse en …ballerina’s.

Even later moeten we er aan geloven en betreden we het aardse puberparadijs. Binnen is het nog redelijk rustig maar dat zal niet lang meer duren. Zelden zo veel kleding zo dicht op elkaar gezien. De H&M is er niks tegen. Overal staan, liggen en hangen t-shirts, topjes, jeans, jasjes, truien en wat dies meer zij. In alle kleuren, prints en maten. Het duizelt me voor de ogen.

De dames zijn in no time nergens meer te bekennen. Wel horen we ze nog af en toe verrukte kreetjes uitstoten bij het een of andere rek. J. en ik lopen systematisch de rijen langs, snel scannend of er iets tussen hangt dat voor ons de moeite waard is. De meeste spullen zou ik nog niet voor niks willen. Ik ben benieuwd waar onze dochters zo meteen mee komen aanzetten.

Lang hoef ik daarop niet te wachten want als bij toverslag staan ze voor ons, ieder met een oversized winkeltas die nog het meest lijkt op een groot visnet. En dat zit overvol. In de gauwigheid zie ik dat mijn dochter een goudkleurige bikini, een kaftan, twee paar slippers, een zonnebril, een spijkerbroek die zo smal is dat het lijkt alsof die maar uit één pijp bestaat, twee precies dezelfde zwarte leggings, een topje, zeker drie t-shirts, twee shorts, een colbertje, een pyama, een badjas en een massa lange kettingen heeft binnen gehengeld.

Ik ben met stomheid geslagen want ze is nog geen kwartier weggeweest. Bovendien heeft ze me bezworen dat ze maximaal 50 euro zou uitgeven. Ja, dank je de koekoek, méér heeft ze ook niet op haar rekening staan. En nou is het hier weliswaar niet duur, maar deze hele oogst bij elkaar gaat ver over dit bedrag heen.

Bij een nadere inspectie zie ik tot mijn verbazing en hun hilariteit dat de verzamelde spullen in hun twee visnetten nagenoeg identiek zijn. En dan maar klagen over hoe individualistisch de jeugd is.

Inmiddels is het veel later én drukker geworden, maar het fijnste van deze shopping expeditie moet dan nog komen. De dames moeten nog effe gaan passen. Dat lijkt mij nu hét moment om lekker met J. te gaan koffieleuten, maar helaas. De dames hebben meer dan het toegestane aantal stuks dus moeten J. en ik verplicht in de ellenlange rij aanschuiven, bedolven onder minuscule leggings en topjes. Die cappuccino zal nog even moeten wachten.

Het pascircus kan beginnen. J. en ik doen de ren-je-rot-show van en naar de paskamers om uiteindelijk bijna alles om te ruilen voor toch maar een maatje meer of nog minder. Waarna alsnog zeker de helft door de dametjes wordt afgekeurd.

Op naar de kassa dan, waar wij respectievelijk nummer 15 en 16 zijn van de menselijke slang die zich naar het betaalpunt kronkelt. Onderweg is dochterlief nog hard aan het hoofdrekenen, maar hoe ze ook optelt, het komt altijd ruim boven de 50 euro uit. Met iedere stap richting kassa gooit ze weer iets anders uit haar visnet. Hup, daar gaan de kettingen (“ik vind ze eigenlijk iets té”), de badjas (“doe ik toch nooit aan”), de pyama (“veel te kinderachtig”), de goudkleurige bikini (“je hebt gelijk, mam, die was wat aan de kleine kant”), de kaftan (“is niks zonder die bikini”), een t-shirt (“dat rood staat me afschuwelijk”) en een paar slippers (“G. vindt ze ook niks”).

Per saldo zijn we ongeveer tweeëneenhalf uur binnen geweest, heeft zij inderdaad precies 50 euro uitgegeven (waarbij ik gemakshalve die 19,50 euro niet meetel die zij te kort kwam en ik toch maar heb meegesponsord) en hebben J. en ik nog steeds geen druppel koffie gehad.

Op de terugweg is het stil achterin. De divaatjes zijn uitgeshopt, uitgekletst en uitgewhat’s apped. Ze zijn moe maar voldaan. De buit is binnen.

Wij daarentegen zijn alleen maar moe. Moegesjokt, moegesjouwd en moegesjeesd.

Cappuccino? Doe mij maar een dubbele espresso.

© Pascale Bruinen

En, hebben jullie ook zo’n divaatje thuis? Deel jouw verhaal hier met anderen!

Computer Crash (2)

Onze vaste computer is gecrasht. En dat is een groot probleem, want daarop staan al onze foto’s, documenten en niet te vergeten: al mijn nog niet gepubliceerde columns. En nee, een back-up hadden we als rechtgeaarde digibeten natuurlijk niet gemaakt.

De jongen van de helpdesk geeft ons het ene na het andere commando via de telefoon. Sommige zijn ronduit bizar. Zoals:: “Probeer eens die ene en die andere knop tegelijk ingedrukt te houden. Zodra je dit of dat op het scherm in beeld krijgt, moet je die knoppen meteen loslaten. Maar echt metéén”. H. doet precies wat hem gevraagd is. Wel drie keer achter mekaar. Maar er gebeurt niets. Het scherm blijft even blauw en vooral leeg. Heel erg leeg.

“Ik heb nog wel een andere methode, denk ik”, zegt de hulp-knul. Hij klinkt zowaar nog steeds redelijk opgewekt. De positivo. “Ik stuur u nu via de mail een hele lange code, die moet u dan precies zo typen op de plek die ik aangeef”. Via de mail?!  Goh, da’s grappig, vooral omdat we net gebeld hebben dat we een computercrash hebben. Maar kennelijk gaat de digi-nerd er voetstoots van uit dat we nog wel wat computers in huis hebben.

Onze oude laptop, die we gelukkig nog nipt aan de praat hebben gekregen, kan geen mails meer ontvangen. Maar geen nood, want God/Steve Jobs (afhankelijk van welk geloof je al dan niet aanhangt) schiep de i-pad!

En daar rollen ze een voor een binnen. Ellenlange codes van onbegrijpelijke, onsamenhangende en onleesbare letters, cijfers en leestekens. H. neemt ze nauwkeurig over. In eerste instantie lijken ze de computer zowaar aan de gang te krijgen. Maar al snel gaat het scherm weer op blauw. Ik kan die kleur inmiddels niet meer luchten of zien.

“Tja”, zegt de jongen, waarna hij een veelbetekenende stilte laat vallen. Oh God, dat klinkt niet goed, denk ik. Waar is zijn positieve grondhouding gebleven?

“Dan zit er helaas niks anders op dan dat u de computer naar de winkel terugbrengt. U moet ermee rekening houden dat u de computer minstens een week kwijt bent”.

Néé hè, denk ik. Dat klinkt redelijk dramatisch. Maar het wordt nog erger.

“Waarschijnlijk zal de harde schijf moeten worden vervangen”.

OK, nu is het officieel een internationale ramp.

Maar life goes on en mijn blog ook. Morgen is het vrijdag en moet hoe dan ook een nieuwe column geplaatst worden. Omdat ik gisteren al een eerste stukje ervan heb prijs gegeven op sneak peek, zit er niks anders op dan de column helemaal opnieuw te schrijven. En wel uit mijn hoofd.

Gek genoeg zit de tekst nog onder mentaal handbereik. Sterker nog. Als de column af is  vind ik hem beter dan de oorspronkelijke versie.

Maar of de duivel ermee speelt. Net op het moment dat ik mijn herschreven column op mijn blog wil zetten, besluit onze internetverbinding er de brui aan te geven. Ook dat nog. Ik moet namelijk, zoals gebruikelijk, nog een foto en mijn commentaar onder de foto erbij zetten.

Vastbesloten om gewoon zoals iedere vrijdag het hele pakketje te publiceren, snel ik naar mijn overbuurvrouw. Gelukkig is ze thuis en na wat gepiel lukt het om de foto die ik in gedachten had, erbij te plaatsen. Mét commentaar. Het is inmiddels ver in de namiddag maar het is nog steeds vrijdag. Ik ben dus “gewoon” op tijd. Al zullen mijn lezers niet geweten hebben hoeveel bloed, zweet en tranen het heeft gekost.

De door de helpdesk voorspelde week wachttijd gaat voorbij. En nog een dag. En nog een. Uiteindelijk krijgen we het verlossende telefoontje bijna elf dagen nadat we onze cyber lifeline met de rest van de wereld noodgedwongen hebben moeten inleveren bij de Eerste Hulp Voor Digibeten.

Met kloppend hart stappen we in de auto. In de winkel is het druk. We moeten aansluiten in de rij. Maar dan zijn wij eindelijk aan de beurt. De jonge verkoper gaat naar achter en keert even later terug, mét onze eigen vertrouwde Mac veilig in zijn armen! Ik betrap me erop dat ik bijna vertederd naar het strak vormgegeven zilveren voorwerp kijk.

Het volgende moment steekt hij de stekker in het stopcontact. H. en ik houden automatisch onze adem even in. Maar dan. Já. Ja! Jahaa!!! Alle bekende icoontjes staan weer op de vertrouwde plekken. “Klikt u eens op de map ‘columns’”, weet ik nog net uit te brengen. De jongen doet braaf wat hem gevraagd wordt. En daar staan ze. Allemaal. Net als al onze foto’s, filmpjes en al onze andere documenten.

Ik voel me ineens net als een ballon die langzaam leeg loopt. Alle spanning vloeit uit me weg. H. kijkt extreem opgelucht, alsof zojuist een doodvonnis herroepen is (en feitelijk zit hij er dan niet eens zo heel erg ver naast).

Ik prevel allerlei dankwoorden. Ondertussen zou ik de computer wizz kid die alles van onze oude gecrashte schijf heeft weten te redden wel kunnen omhelzen van blijdschap.

Deze hele affaire heeft onomstotelijk bewezen dat ik totaal afhankelijk ben van onze computer. Op het ongezonde af.

Ik – tot voor kort zelfbenoemde anti-computer activist – geef het toe.

Ik kan niet meer zonder.

© Pascale Bruinen

Zo letterlijk zit ik gelukkig niet vast aan mijn keyboard. Ik maak altijd nog ruim voldoende tijd vrij voor andere bezigheden. Maar als je zo iets gebeurt, merk je wel hoe kwetsbaar en afhankelijk je bent geworden van de technologie. Goed om eens mee geconfronteerd te worden. Ik zal vast niet de enige zijn. Wie heeft ook een totale crash meegemaakt en wil dit met ons delen?

Computer Crash (1)

Ik voel onmiddellijk dat er iets mis is als ik thuis kom. H. kijkt zo ongelukkig en schuldbewust dat ik meteen wil, nee móet weten wat loos is. “Wat is er gebeurd?”, vraag ik hem daarom op de man af. Ik heb mijn jas nog aan.

“Ik was bezig om al onze foto’s op de externe harde schijf te zetten als back-up en tijdens het slepen stootte mijn arm even tegen het bureau. Toen is het helemaal fout gegaan want de computer is vervolgens alle foto’s over gaan zetten naar het bureaublad. En dan bedoel ik ook álle. Hij is compleet vastgelopen. Nu doet hij helemaal niks meer”.

Ik voel alle kleur uit mijn gezicht wegtrekken. “Niks? Hoe bedoel je? Krijg je hem niet meer opgestart?” Nog voordat hij antwoord kan geven, ren ik de trap al op met twee treden tegelijk. Vlak voordat ik de computer in het oog krijg, hoop ik nog tegen beter weten in dat alles nog steeds bij het oude is gebleven, dat het nog precies is zoals toen ik vanochtend weg ging.

Maar als ik naar het scherm kijk, zie ik alleen maar effen blauw. Alle vertrouwde icoontjes zijn verdwenen. Ik voel een vreemd gevoel opkomen, dat ik even later herken als niks minder dan paniek. “Oh God, wat betekent dit voor onze foto’s, al onze herinneringen? En mijn documenten? Mijn columns? Wat als alles weg is, voorgoed? En hoe moet dat morgen? Morgen is het vrijdag en moet ik mijn nieuwe column plaatsen!” Zodra ik deze woordenbrij uitspreek, lijkt het nog erger. Eenmaal uitgesproken wordt het immers ook werkelijkheid.

Het volgende moment ben ik al als een dolle griet aan het graaien in verschillende lades, op zoek naar de usb-stick waarop ik nog niet zo lang geleden, naar ik me meen te herinneren, mijn wel al geschreven maar nog niet gepubliceerde columns heb opgeslagen. “Hebbes!”, kraai ik triomfantelijk victorie als ik het oh zo belangrijke kleinood heb gevonden. Natuurlijk in de allerlaatste la die ik getergd opentrek.

“Hoe wil je kunnen zien wat erop staat?”, vraagt H. op irritant rustige en rationele toon.

Oeps. Effe niet aan gedacht. Mijn pubers zijn niet thuis en hebben, vanzelfsprekend, hun laptops bij zich. Net als ik denk dat ik op het punt sta te ontploffen van hysterische frustratie, realiseer ik me ineens iets. Iets ongelofelijks belangrijks. “We hebben de oude laptop nog!”, roep ik in mijn opwinding. Kennelijk iets te hard.

“Tjonge, ik ben niet doof hoor!”, mompelt H. maar hij is al – ongetwijfeld uit schuldgevoel, denk ik vals – aan het zoeken geslagen. Even later is onze digitale reddingsboei uit het stof gevist en probeert H. er weer enig leven in terug te brengen. Vooralsnog zonder succes. Het zweet begint me nu uit te breken. Letterlijk.

“Waarom doet hij het nou niet?”, vraag ik ongeduldig. En zo’n beetje om de minuut, terwijl ik H. op zijn vingers kijk. Super-mega-irritant gedrag, ik weet het, maar ik kan het niet laten. En dan gebeurt het. Ik zie ineens van alles in beeld komen. Maar nog belangrijker: ik hoor het allermooiste geluid dat ik me kan voorstellen. Het duurt maar enkele seconden en het is een deuntje van niks, maar voor mij klinkt het op dat moment mooier dan het mooiste en geniaalste muziekstuk van Mozart. Het Windows Opstartgeluid.

Yes!“, schreeuw ik, alsof ik zojuist een hele belangrijke ontdekking heb gedaan die de wereld zal veranderen. Zo’n beetje in de categorie van “Eureka!” van Archimedes. “Vlug, geef me de stick”, commandeer ik.

“Je hebt hem zelf nog in je hand”, wijst H. mij droog op het onomstotelijke feit dat ik de usb-stick zelf vasthoud. Ik weet niet hoe snel ik het ding in de computer moet duwen. Verwachtingsvol scroll ik door de lijst met opgeslagen columns. Methodisch ga ik het hele rijtje langs. En nog eens. Eek! Ze staan er niet tussen. Op deze stick staan alleen maar oude versies die allang op mijn blog staan.

Terwijl ik nu de staat van hardop jammeren nabij ben, gaat H. bellen met de helpdesk. De eerste best wel logische vraag luidt of we geen back-ups maken. Euh….nee dus. Hebben we dan misschien iets dat Time Machine heet? Hoe zegt u? Nou, helaas niet nee.

Wáárom oh waarom denk je pas aan het maken van een back-up als het al echt helemaal mis is? Ik kan me wel voor de kop slaan.

De stem aan de andere kant van de lijn blijft ondanks onze oerdomme antwoorden opmerkelijk rustig. Moet ook wel, want zijn klanten zijn al haast in een staat van manische ongerustheid.

“Dan lossen we het anders op”, zegt hij stellig. Ha! Dát wil ik graag horen. Dat klinkt vol zelfvertrouwen.

Dit gaat goed komen. Toch?

© Pascale Bruinen

Oh, paniek!!! Volgende week het vervolg, dan weten jullie hoe dit afloopt.

Virtueel Eten

Ik hou van lekker eten. Zo kun je mij ’s nachts wakker maken voor een goed bord pasta, laat ik alles uit mijn handen vallen voor versgebakken speltbrood met extra vergine olijfolie en gemalen grof zeezout en zou ik een moord kunnen plegen voor de klassieke maar goddelijke combi van een lekkere malse steak met verse, zelfgemaakte knapperige frites (met schil) en Belgische mayonaise. Als ik het alleen al opschrijf, loopt het water me in de mond.

Ik ben dus een lekkerbek maar óók een zoetekauw. Mijn eigengemaakte walnut brownies met vanille-ijs en toffee-chocoladesaus zijn to die for! Bovendien associeer ik eten doorgaans met gezelligheid,  met urenlang tafelen met vrienden. En tenslotte is er maar weinig dat ik niet lust (schelpdieren en ingewanden). Met deze drie fijne randvoorwaarden ligt het risico op de loer dat ik in no time tonnetje-rond word. En laat ik daar nu iets op gevonden hebben! Ik doe namelijk aan virtueel eten.

Avond na avond verslind ik, veilig gescheiden door de flatscreen, het ene na het andere zalige gerecht bij 24 Kitchen. Zo kan ik me calorieloos vergapen aan cajun gumbosizzling beef with salsa of bastilla met kip; beleef ik een puur visuele indigestie met achtereenvolgens asperge-spinazie risotto met citroen, geroosterde vis met rozemarijnaardappeltjes uit de oven en als toetje frambozensoufflé; of kan ik zonder ook maar één gram bij te komen heerlijk uitbuiken na het fictief nuttigen van een warme Griekse lamssalade, zalm op aziatische wijze met wasabimayonaise en de ultieme chocoladecake.

En het moet gezegd worden, het zijn héle smakelijke beelden die tot mij komen. Het enige dat nog ontbreekt, is de bijbehorende geurbeleving. Dan zou het helemaal 3-D zijn.

Het kookkanaal heeft sinds de start in oktober 2011 een vaste plek verworven in mijn tv-routine. En terecht, want Rudolph van Veen heeft hiermee misschien wel zijn allerbeste en succesvolste recept ooit gemaakt. Een onverslaanbare mix van goed (na)maakbare gerechten (“En denk eraan: koken is echt voor iederéén!”), close-ups van frisse groenten, sappig vlees en rijpe vruchten en prachtige beelden van de natuur waaruit al dat fraais afkomstig is. Dit alles gelardeerd met een saus van enthousiasme, vrolijkheid en positivisme die van het scherm spat en afgeblust met veel superhandige en vooral praktische kooktips.

Leuk is ook het eigen culi-taaltje dat gebruikt wordt. Zo gaat het gemaakte eten standaard “op bord” en bevat de vocabulaire opvallend veel verkleinwoorden zoals “groentjes” of “een zoetje en een zuurtje” toevoegen.

Het enige wat we niet te zien krijgen, zijn de vuile pannen, bakjes, bordjes, lepels, zeefjes, vergieten, spuitzakken, schotels en kommen. Iets zegt me dat Rudolph dit hoogstwaarschijnlijk niet zelf hoeft af te wassen.

Van Veen heeft ook goed nagedacht over de ideale combinatie van eigengemaakte items en aangekochte series uit het buitenland. Van eigen makelij zijn bijvoorbeeld “Rudolphs Bakery“, waarin overheerlijke zoete en hartige baksels worden gemaakt door the man himself , “De Makkelijke Maaltijd” voor als het snel en simpel moet of “Grenzeloos Koken” waar telkens de keuken van een ander land centraal staat (met die Italiaanse-bij-Marco-Borsato-gitaarspelende-stoethaspel als toppunt van culi-entertainment).

Maar hoe leuk, leerzaam en interessant ook, bij mij zijn de buitenlanders van 24 Kitchen toch verreweg favoriet. Onder het motto van “wat je van ver haalt, is lekker(der)”, zit ik vastgenageld voor de buis zodra Nieuw Zeelandse Annabel Langbein, Australische Donna Hay of mede-Aussie Bill Granger in beeld komen. En dat heeft maar deels met het overheerlijke eten zelf te maken. Het zit hem zeker ook in het bombardement met zonnige, fantastische en jaloersmakende vergezichten.

Denk aan een rustiek houten huis gelegen in een parkachtige (moes)tuin met zo ongeveer alle kruiden, noten, groenten en vruchten die je kunt bedenken, gelegen aan een eindeloos meer met zicht op besneeuwde bergtoppen: Annabel. Of aan een smetteloos witte keuken met witte (!) pannen, voorzien van een zeer ruim balkon waarop je in stralend zonlicht kunt barbecueën en van waaruit je zo uitkijkt over de onmetelijke oceaan: Donna. Danwel aan een eveneens witte keuken met pastelkleurig servies, behorend bij een geweldig huis met megagroot zwembad met als achtergrond diezelfde oceaan en een paar schatten van kindertjes: Bill.

Onze Annabel is in de gelukkige omstandigheid dat ze haar dagen mag vullen met het zelf vissen naar verse zalm in een schoner dan schoon meer, het hoogstpersoonlijk ophalen van honing bij de plaatselijke imker en het zelf uitgraven van reuze knoflookbollen bij een bevriende boer. Zo zien we haar tevreden genietend vele kilometers rondtoeren in haar gele pick-up truck met haar pas verworven culi-schatten, rijdend door dat onwaarschijnlijk ongerepte Nieuw Zeelandse landschap. En ik geniet vanaf de bank volop met haar mee.

Bij thuiskomst gaat ze natuurlijk ermee koken en komen er de heerlijkste gerechten op tafel, zonder uitzondering genuttigd in het bijzijn van gelukkige en immer vrolijk lachende vrienden én de visser, imker of boer in kwestie. Feel good tv in optima forma.

Donna – wier motto fast, fresh and simple is – Hay verstaat de kunst om inderdaad op slimme wijze een nieuwe, originele twist te geven aan bekende gerechten. En ze houdt woord want haar gerechten zijn altijd snel te maken, gebaseerd op verse ingrediënten en eenvoudig van aard. Maar ze zien er ook uit als een pláátje en tegen de achtergrond van die blauwe oceaan is het eindresultaat op de een of andere manier altijd nóg smakelijker.

En dan Bill. Hij is het prototype van de ideale schoonzoon; clean, stralende glimlach en immer aardig. Hij geeft toe dat hij niet een geschoold kok is. Dat is geen probleem maar juist heel ontwapenend. Hij verhaalt over hoe hij sommige dingen van zijn moeder geleerd heeft (ach, wat schattig!), vertelt af en toe wat persoonlijke dingen en komt soms al kokkerellend samen met zijn kinderen in beeld (à la Jaimy Oliver). Een misschien doordachte keuze, maar wel een die werkt omdat het integer overkomt en hem erg menselijk en benaderbaar maakt.

Al dat geschrijf over eten heeft me intussen hongerig gemaakt.

Ik denk dat ik nog maar eens een heerlijke beeldbuis-maaltijd ga nuttigen. Gelukkig is deze afhaalservice 24 uur per dag geopend.

© Pascale Bruinen

Annabel Langbein met haar mandje met vers geplukte groenten (op de achtergrond Lake Wannaka)

En hier is Donna Hay op haar zalige balkon druk in de weer met dito gerechten

En tenslotte Bill Granger. Heb ik iets teveel gezegd???