Klokkenspel

Onze strafwet heeft een prachtig juridisch eufemisme bedacht voor het omschrijven van de daden van een potloodventer. Volgens artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht heet dit “openbare schennis der eerbaarheid”.

Als de onverlaat onverhoopt zijn broek laat zakken op een niet openbare plaats, is deze toch strafbaar als “een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is”. Wat maar wil zeggen dat je tegen je wil wordt geconfronteerd met iemand die bijvoorbeeld zijn geslachtsdeel aan je toont.

Ik heb in de rechtszaal al heel wat schennisplegers voorbij zien komen. Gelukkig hadden ze toen hun broek niet naar beneden. Maar als zo’n verdachte binnen kwam, zag ik onwillekeurig de gênante scène – vaak zo kleurrijk in het proces-verbaal van de politie omschreven – voor me. Vaak zijn het mannen (een vrouw heb ik nooit voor zo’n feit gehad) die geestelijke problemen hebben. Eigenlijk best zielig, maar dat is het ook voor de mensen die dit ongewild moeten aanschouwen.

Het klassieke voorbeeld van de potloodventer die iedereen wel kent, is de “vieze man” (vrij naar Van Kooten en De Bie). Je weet wel, zo’n verlopen kerel met een smerige regenjas die onschuldige bloedjes van kinderen onverhoeds vanuit de bosjes trakteert op een onsmakelijk uitzicht. Hoewel zo’n types er ook tussen zaten, zijn de meeste schennisplegers die ik beroepshalve ben tegengekomen echter gewone burgers die er doorsnee uit zien.

Zo ook in het geval van die grijze bovenmodale zestiger. Nooit eerder in aanraking gekomen met politie of justitie, altijd een goede baan gehad én een gezin. Zijn tuin is zijn lust en zijn leven, zo las ik in het reclasseringsrapport. Ja, dank je de koekoek. In zijn verhoor had ik gelezen dat hij de gewoonte had om zijn voortuin om te spitten in een open hangende kamerjas. Met niets daaronder, wel te verstaan. Tot afgrijzen van zijn chique buurtgenoten die daardoor hun mooie wijk teloor zagen gaan en bij “klokkenspel” normaliter alleen denken aan hun parochiekerk.

Maar onze man met de groene vingers maalde er niet om. Hij vond dat hij een “principieel recht” had om in adamskostuum de rulle aarde van onze prachtige planeet te bewerken. Het was zijn tuin, toch?

Dit was nu een van de zeer weinige verdachten die zich zelf volgaarne bloot gaf.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

images-2

Respect

Onlangs kom ik al zappend uit bij het tv-programma “Nineteen kids and counting”. Gefascineerd blijf ik even kijken om te zien hoe het er in dit bijzondere Amerikaanse gezin aan toe gaat.

De kinderen variëren in leeftijd van in de twintig tot één jaar oud. Zou ik al geen raad weten met een stuk of vijf, dit koppel blijft liefdevol en onverstoorbaar richting al het grote en kleine grut dat door het huis rent, met speelgoed gooit en rondkruipt op de meest onhandige plekken.

De grotere kinderen, veelal pubers, helpen als vanzelfsprekend met het verzorgen en aankleden van de kleinere. Er wordt zonder gezeur samen gekookt, gewassen en gepoetst. Het ademt een en al saamhorigheid.

Als het bijna Kerstmis is, vertelt een van de oudste dochters dat ze in deze tijd van het jaar altijd taarten en koekjes bakken om aan het politie- en brandweerpersoneel te brengen. Als een kleintje vraagt waarom ze dat doen, antwoordt de oudere zus ernstig: “Omdat ze het hele jaar door over onze veiligheid waken”.

Mijn mond valt open van verbazing. Het contrast met Nederland, waar het soms wel een nationale sport lijkt om onze hulpverleners uit te schelden, te bedreigen en te mishandelen, kan niet groter zijn.

Het volgende moment zien we het kroost in de weer in een megakeuken. De allerkleinsten staan op krukjes en helpen mee met het maken van het deeg. De iets oudere jongens en meisjes schillen een enorme berg appels, terwijl de pubers in de weer zijn met het in partjes snijden van het fruit en het in en uit de ovens schuiven van chocoladekoekjes en appelkruimelgebak.

Als alles klaar is, wordt de hele handel feestelijk ingepakt en in een paar grote bestelbussen geladen. Zo rijden ze achtereenvolgens naar het lokale politiebureau, de sheriff en de brandweerkazerne. Op alle plaatsen delen ze lekkers en bedankjes uit, die beide dankbaar worden aanvaard.

Nu we kennelijk leven in een tijd waarin onze veiligheid permanent onder druk staat, zouden wij ook kunnen laten zien dat we onze hulpverleners en andere overheidsdienaren waarderen.

Dus doe eens gek en geef eens – zomaar! – een welgemeend complimentje of bloemetje aan een politieagent, brandweervrouw of ambulancebroeder.

Want zij verdienen allemaal ons respect in plaats van onze middelvinger.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

images-2

 

Betaling in Natura

Het is hennephaaldag. De hele zitting staat volgepland met verdachten die een weedplantage hadden. Omdat de groei van de verboden planten stroom vreet, hebben sommigen ook nog elektriciteit gestolen door de meter te (laten) manipuleren. Dat kan tot levensgevaarlijke situaties leiden, bijvoorbeeld kortsluiting gevolgd door brand.

De volgende verdachte is een vrouw die er een stuk ouder uitziet dan haar kalenderleeftijd van 29 aangeeft. Ze heeft een bleek, vlekkerig gezicht. De uitgroei van haar blondering is tot aan haar oren gezakt. De slobbertrui kan niet verhullen dat ze graatmager is. Ze ziet er ongezond uit.

Ze bekent de hennepplanten op zolder te hebben gehad, zo’n 150 stuks. Het was de eerste keer. En ja, voor de stroom buiten de meter om te laten leggen heeft ze een mannetje laten komen. “Ik had afgesproken dat ik die man € 500,- zou betalen”, zegt ze terwijl ze luidruchtig haar neus ophaalt.

“Hoe heeft u die man dan betaald?”, vraag ik haar omdat ik in het dossier heb gelezen dat ze ruim € 15.000,- schuld heeft. “U had toch helemaal geen geld maar alleen schulden?”

“Toen hij een paar dagen later kwam, had ik mij uitdagend gekleed. Ik wilde het er op aan laten komen dat ik in natura zou betalen. Ik heb die man vier uur lang bezig gehouden. Ik vond hem wel aantrekkelijk”.

Soms kun je als officier ook te veel informatie krijgen. Ik vraag me onwillekeurig af hoe die elektricien er dan wel niet uitzag, want onze verdachte is bepaald niet moeders mooiste. Als ik een snelle blik werp in de richting van de politierechter – die toch wel wat gewend is – zie ik dat zij de verdachte aanstaart.

“Zo, zo, vier uur lang. Dat is een hele tijd”, hoor ik de rechter droogjes zeggen. “Dat hij dan ook nog tijd heeft gehad om de stroom om te leiden. Knap hoor”.

“Ja hè? Hij had het zó gefikst!”, roept verdachte.

“Dat geloof ik graag”, antwoordt de rechter.

Ik vorder dat verdachte een werkstraf krijgt. Een geldboete zie ik bij deze verdachte niet zitten. Niet alleen omdat ze financiële problemen heeft, maar vooral vanwege haar instelling.

Want voordat je het weet, staat ze ook uitdagend gekleed op de stoep bij het Centraal Justitieel Incassobureau.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

3adf1f0a-3e1f-11e5-982d-c6ae4a83349e

Jammer genoeg voor de elektricien zag de dame in kwestie er niet zo uit…

Vers lijk

Ik zit nietsvermoedend achter mijn bureau als mijn opleider ineens aankondigt dat ik naar een gerechtelijke sectie moet. Pardon? Even denk ik nog dat een grapje is, maar het blijkt een serieus voorstel. Hoort bij de opleiding.

Het idee om lijfelijk aanwezig te moeten zijn als een dode van boven tot onder wordt opengesneden vind ik niet bepaald aanlokkelijk. Ik verdring deze informatie in de veronderstelling dat het toch al heel raar moet lopen, wil er zich binnenkort een dergelijke onverkwikkelijke situatie voordoen. Vanaf nu mogen er gewoon geen niet-natuurlijke doden meer vallen.

Twee dagen later ben ik met kramp in mijn maag onderweg naar het mortuarium van het ziekenhuis. Eentje is toch verscheiden, hoogstwaarschijnlijk door een overdosis harddrugs. De politie troost me met de mededeling dat ik ontzettend veel geluk heb. Mijn eerste lijk is namelijk een vers lijk. Om vervolgens in geuren en kleuren te verhalen over de staat waarin een oud waterlijk pleegt te verkeren.

Naar goed plaatselijk gebruik wordt er voorafgaand aan het snijfestijn eerst gezellig samen vlaai gegeten met de politie, de patholoog-anatoom en zijn slagershulpje. Een beer van een vent met handen als kolenschoppen. Ik krijg nauwelijks een hap door mijn keel.

Maar dan moet ik er aan geloven. Het lijk van de onfortuinlijke man ligt op een stalen tafel. Kort na de incisie in Y-vorm begin ik een penetrante rotte eieren lucht te ruiken. De patholoog zegt dat we allemaal zo ruiken van binnen. Lekker!

De ervaring valt uiteindelijk mee. Ik val niet flauw, hoef niet over te geven en vind het zelfs interessant om menselijke organen van zo nabij in het echt te zien.

Bij thuiskomst sla ik de spaghetti bolognese voor één keertje over.

Kwestie van verkeerde associaties.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad en heeft geleid tot de titel van mijn eerste boek, Mijn eerste lijk is gelukkig vers.

1280px-Rembrandt_Harmensz._van_Rijn_007

Dit is een wat minder vers lijk…