Twee verschillende laarzen

Omdat ik stipt om 9.00 uur compleet met toga en bef in de zittingzaal klaar moet zitten, moet ik ruim op tijd de deur uit. Hoewel ik dat weet, kan ik toch de verleiding niet weerstaan om in mijn ochtendjas “even” tussen de bedrijven door nog snel iets op te zoeken op internet. En zoals altijd val ik dan van het een in het ander. Totdat een terloopse blik op het klokje van mijn iMac me tot mijn schrik leert dat het al bijna acht uur is.

Daarom haast ik me naar mijn kamer waar mijn kledingkasten (ja, in meervoud) staan, schiet ik met de snelheid van het licht een grijs jurkje aan met een bijpassende maillot en graai ik een paar zwarte laarzen mee. Snel trek ik ze in het schemerdonker aan en spoed me de trap af naar beneden.

Ik werk mijn ontbijt in een recordtijd naar binnen, prop mijn toga vrij onceremonieel in zo’n tas die je om kunt hangen en spoed me dan naar mijn fiets. Mijn bodypumplessen komen nu goed van pas want dankzij deze spieroefeningen kan ik zelfs in de vijfde versnelling (bergop!) flink doortrappen om toch nog netjes op tijd bij de rechtbank te komen.

Als ik op een onbewaakt ogenblik naar mijn fluks ronddraaiende benen kijk, blijft mijn blik iets langer hangen dan normaal. Maar hoe goed ik ook kijk, het beeld blijft in dit vroege ochtendlicht precies hetzelfde: ik heb een donkerbruine en een zwarte laars aangetrokken.

Daar waar ik vroeger hoogstwaarschijnlijk een flauwte zou hebben gekregen van schaamte, proest ik het nu tot mijn eigen verbazing uit. De jaren hebben me kennelijk milder gemaakt voor mezelf.

In de gauwigheid merk je het verschil niet meteen op. Het is namelijk een hele donkerbruine laars. En gelukkig zijn het wel precies dezelfde laarzen, want ik kon destijds uiteraard niet kiezen en heb dus allebei de paren gekocht. Maar wie beter kijkt, ziet het echt wel.

Ik probeer zen te blijven dus verzoen ik me met mijn lot en troost ik me met de gedachte dat het schaamschot (dat deel van mijn tafel in de zittingzaal dat tot op de grond reikt) mijn fashion faux pas aan het zicht zal onttrekken.

Volgende keer toch maar liever nog iets eerder opstaan.

© Pascale Bruinen

Deze column is verschenen in het Algemeen Dagblad op 20 november 2014.

Twee verschillende laarzen

 

 

 

 

 

Stressdag

Vannacht ben ik wakker geworden van een kloppende pijn in mijn kaak. Zul je net zien dat ik uitgerekend vandaag back-up dienst heb, wat betekent dat ik in geval van nood moet invallen. Op zo’n dag is het dus niet de bedoeling dat ik afspraken heb, want het kan zijn dat ik onverwachts naar een doorzoeking moet of – in het ergste geval – onvoorbereid een zitting moet doen. Gelukkig komt dat laatste maar uiterst zelden voor.

Daarom hoop ik vurig dat er niets gebeurt zodat ik niet ingezet hoef te worden en even op en neer naar de tandarts kan.

Ik ben net klaar met mijn ontbijt als mijn gsm rinkelt. In het display zie ik dat het onze planner is. O, o, dat kan op dit vroege uur maar één ding betekenen: dat ik aan de bak moet. Al snel blijkt dat het worst case scenario zich verwezenlijkt want er is een ziekmelding van een collega die zo dadelijk om 9.00 uur een politierechterzitting heeft.

Ik schiet in de stress, niet alleen omdat ik niets heb kunnen voorbereiden maar ook omdat mijn kies vervaarlijk klopt. Zo kan ik niet naar de zitting. Godzijdank blijkt een andere collega zo bereidwillig te zijn om de eerste zaken voor zijn rekening te nemen (nogmaals bedankt, Martin!) zodat ik op en neer naar de tandarts kan.

Meteen na de behandeling slik ik twee paracetamols en snel ik naar de rechtbank om de zitting over te nemen. Maar ik had me helemaal niet hoeven te haasten, want mijn collega zit nog midden in een zaak die nog wel even gaat duren. Dit keer ben ik eens blij dat de zitting uitloopt want dat geeft mij de tijd om een computer op te zoeken en de volgende zaken in sneltreinvaart te gaan bestuderen (hulde aan het digitale tijdperk!).

Vandaag ben ik extra dankbaar voor mijn ervaring en improvisatietalent. Tot mijn opluchting zijn het geen van alle hele zware of complexe zaken, dus kan ik snel en geroutineerd vooruit werken. Op het moment dat ik de zitting van mijn collega moet overnemen, ben ik er dus klaar voor en worden de resterende zaken netjes afgehandeld.

En zo komt gelukkig niet alleen aan mijn kiespijn, maar ook aan deze stressdag een einde.

© Pascale Bruinen

stressdag

Deze column is op 13 november 2014 verschenen in het Algemeen Dagblad onder de titel “Met zulke kiespijn kan ik toch niet naar de zitting?”

Leeftijdsdissociatie

“Snap jij dat nu? Die bejaarden hier houden er niet van om lekker buiten te zitten. ‘Dat tocht te veel’, zeggen ze dan”, klaagt mijn moeder als ik haar laatst opzoek. Ze praat over haar leeftijdsgenoten alsof ze er zelf, als 85-jarige, niet bij hoort. Sterker nog, er zijn er genoeg die zelfs stukken jonger zijn. Desalniettemin voelt mijn moeder kennelijk geen enkele connectie met haar medebewoners annex ouden van dagen als het op leeftijd aankomt.

Ik begrijp dit fenomeen inmiddels wat beter want ik heb er zelf ook geregeld last van. Verstandelijk weet ik dat ik vijftig ben (vooral als ik tegenwoordig bijvoorbeeld een etiket probeer te lezen op een product in de supermarkt), maar qua gevoel ben ik ergens in de dertig blijven steken. Oké, behalve dan zoals onlangs toen ik met H. en een bevriend koppel op vakantie tot na 03.00 uur ’s nachts de disco van het cruiseschip onveilig had gemaakt en dit de dag erna moest bekopen met een nogal brakke staat (en dan drink ik nog geen alcohol, kun je nagaan).

Maar los van dit soort extreme uitzonderingen, heb ik helemaal niet het idee dat ik – puur theoretisch gesproken – in aanmerking zou kunnen komen voor een lidmaatschap van de 50PLUS partij.

En nu ik het daar toch over heb; in deze tijd van steeds verder gaande vergrijzing en een gemiddelde leeftijd voor Nederlandse vrouwen van 82,5 jaar en Nederlandse mannen van 78,4 jaar snap ik niet dat een dergelijke partij überhaupt nog bestaansrecht heeft. Ik bedoel, 50 (!!!!!) plus? Als het nou 75, 80 of 90 plus was. Waar gáát dit over?

Dat mijn moeder en ik niet de enigen zijn die zich semi-permanent in zo’n leeftijdsgerelateerde dissociatieve staat bevinden, bleek wel toen ik pas geleden bij een bevriend Catalaans koppel van dezelfde leeftijd in Barcelona was. Onze vriend vertelde dat hij op een feestje om zich heen keek en dat het hem toen opviel dat er wel erg veel oudere mensen waren. De shock van (h)erkenning volgde een fractie van een seconde later toen hij zich met enige schrik realiseerde dat hij zelf minstens even oud was.

Ik vermoed dat deze leeftijdsdissociatie een universeel verschijnsel is. Bij mij begon dat zo ongeveer rond de veertig en eerlijk gezegd voel ik me er prettig bij. Het betekent immers dat ik me aanzienlijk jonger voel dan mijn kalenderleeftijd aangeeft. Dus laat mij maar lekker dissociëren, liefst natuurlijk tot op zeer ver gevorderde leeftijd.

Want met een beetje geluk zal ook ik me zelfs dan nog afvragen waarom die oudjes om me heen niet lekker buiten willen zitten.

© Pascale Bruinen

Leeftijdsdissociatie

 

 

 

 

Zoete Wraak

De cafetaria op het vliegveld van Fiumicino in Rome is niet echt aanlokkelijk maar we zullen het ermee moeten doen. We hebben immers nog wat tijd te doden voordat onze vlucht vertrekt, dus houden vriendin M. en ik een tafel bezet terwijl onze mannen in de rij gaan staan voor een hapje en een drankje.

Een smalle, slungelachtige jongen van de poetsploeg komt naar ons toe. Aan zijn gezicht te zien heeft hij er niet echt zin in vandaag, want het staat op onweer. Hij heeft een grote plastic bak in zijn handen waarin al het nodige vuile serviesgoed zit. Zonder een woord te zeggen begint hij de vieze koppen en borden, die de vorige klanten op ons tafeltje hebben achtergelaten, in zijn bak te smijten. Hij doet dit zo hard, dat de inhoud van de bak vervaarlijk rinkelt. M. en ik kijken elkaar even aan.

“Altijd een feest, zo’n werknemer die overduidelijk plezier heeft in zijn werk”, zeg ik tegen haar. Op datzelfde moment graait hij een – nog bijna vol – melkkannetje van onze tafel en gooit dat opzettelijk met een ferme zwaai bij de rest van het mishandelde serviesgoed in zijn bak.

Wat ik vrees, gebeurt prompt. De melk vliegt over de rand en druipt niet alleen op maar ook langs onze tafel, bovenop onze tassen die we daar net hebben neergezet. Ik kijk hem boos aan en zeg in het Italiaans (dat ik vloeiend spreek) dat hij moet opletten wat hij doet, waarbij ik hem wijs op de melk die zich inmiddels een weg baant onder onze tafel. Als antwoord krijg ik te horen dat hij dit “niet expres” deed, maar de ronduit valse grijns die mij ten deel valt als hij me daarbij recht aankijkt vertelt een ander verhaal. Vervolgens draait hij zich om en loopt doodgemoedereerd weg. Geen woord van excuus, laat staan dat hij de melk opveegt.

Ik voel mijn bloeddruk stijgen van kwaadheid over zoveel lompheid. Ik schuif mijn stoel naar achter en loop met versnelde pas achter hem aan. Ik vraag hem terug te komen om zijn rotzooi op te ruimen, maar hij kijkt niet op of om en loopt gewoon door.

Ik besluit het er niet bij te laten zitten en ga naar een van de dames die zo te zien hoger in de pikorde staan dan dit asociaal mannetje. Eén ervan blijkt inderdaad zijn leidinggevende te zijn. Ik doe op verontwaardigde toon mijn verhaal en eis dat zij hem opdracht geeft de boel te komen opruimen. “Ahhh…, signora!”, verzucht ze, waarna ze haar schouders verontschuldigend ophaalt en over gaat tot de orde van de dag. Even ben ik totaal verbijsterd over zoveel lethargie, maar ik had kunnen weten dat het zo werkt. We zijn per slot van rekening in zuidelijk Italië, waar ze zich kennelijk niet zo snel druk maken over werknemers die hun klanten schofferen.

Als ik terugkeer bij onze tafel komt de stoom me uit de oren. Onze mannen – die niets hiervan hebben meegekregen – hebben intussen croissants, koffie, thee en water meegenomen. M. heeft met wat servetten de ergste melkschade opgedept, maar gezamenlijk zinnen we nu op wraak.

Als we klaar zijn met eten, krijgen M. en ik tegelijkertijd het idee om dit keer eens níet alles keurig achter te laten. In plaats daarvan besluiten we eensgezind om er een zo groot mogelijke rotzooi van te maken. M. trekt alle suikerzakjes open en wrijft de inhoud uit over de hele tafel. Ik hou de borden ondersteboven en strooi zo alle kruimels over het tafelblad. Uit een ooghoek zie ik her en der mensen verwonderd kijken, maar dat boeit me nu eens niet. M. schudt de restjes koffie uit, terwijl ik mijn mok omkeer zodat de laatste slok thee niet in mijn keel, maar op de tafel terechtkomt. Als toetje gooien we nog het overgebleven water over de plakzooi en dan vertrekken we.

Als we op veilige afstand zijn, zeg ik tegen de anderen dat ik wil toekijken als onze poetser onze tafel moet gaan afruimen. Maar op hetzelfde moment bedenk ik nog iets veel beters: ik wil er stiekem foto’s van maken!

En zo kan het gebeuren dat ik me op een Italiaanse luchthaven verlaag tot paparazzi-achtig gedrag door, (hoe klassiek wil je het hebben?) verscholen achter een pilaar, foto’s te maken als dat vervelende kereltje onze speciaal voor hem achtergelaten presentjes opruimt.

Kinderachtig? Zeker.

Maar o, wat kan wraak zoet zijn.

© Pascale Bruinen

Zoete wraak

Als “paparazza” ben ik geen knip voor de neus waard, want ik heb hem alleen maar van achteren kunnen fotograferen. Maar daar is hij dan, onze Werknemer van de Maand (staand met wit hemd en zwart petje), terwijl hij onze tafel opruimt. Jammer dat ik zijn gezicht niet heb gezien toen hij ons afscheidscadeau ontdekte…