Glamorous Zwemmen

Er bestaat no such thing als glamorous zwemmen. Sterker nog, het is een ware contradictio in terminis. En geloof me, ik heb het geprobeerd.

Geïnspireerd door al die tijdschriften vol BN-ers die op het strand verpozen terwijl ze er uit zien alsof ze urenlang door Mari van de Ven zijn bewerkt denk ik: dat kan ik ook. Dus trek ik naar het strand met een nieuwe bikini en übercoole glitterkaftan, gecombineerd met kekke zonnehoed en bijpassende peeptoe-sleehakken die mijn fuchsiaroze teennagels showen. Tot zover alles onder controle.

Qua make-up heb ik veiligheidshalve gekozen voor de waterproof variant, beducht als ik ben voor het pandabeer-effect of smokey eyes in de Frankenstein versie. Maar dan begint de ellende.

Scène 1: aangezien ik wel ietsie-pietsie bruiner wil worden maar niet wil verbranden, is het smeren geblazen. En zo’n factor 30 of 50 op je gezicht is niet echt een toonbeeld van matte elegantie. Visualiseer eerder een wit uitgeslagen sardien-in-blik-look.

Scène 2: als het te heet wordt in de zon lonkt het water. Omdat ik met typische vrouwenlogica mijn haren van te voren eerst gewassen én lekker steil gemaakt heb, wil ik niet dat ze nat worden. Natuurlijk gebeurt dat toch. Het (mannelijke) advies om een badmuts op te zetten, hoon ik weg. Gevolg is wel dat ik eerder lijk op een verzopen kat dan op een glamour stoeipoes annex zeemeermin zoals Ursula Andress in betere (James Bond) tijden.

Scène 3: aangekomen op mijn handdoekje leert een snelle blik in mijn handspiegel (met vergroting, zodat ik acuut aan de botox wil) dat er overal zwarte vegen boven en onder mijn ogen zitten. Waterproof? Yeah right!  Omdat de anti-walllen camouflagestift ook al niet tegen water kan, zie ik bovendien uit alsof ik weken niet heb geslapen. En als klap op de vuurpijl is mijn 24 hour stay on lipstick na een half uurtje al nergens meer te bekennen (vraag jij je trouwens ook zo vaak af waar die eigenlijk blíjft?)

Als je dit al erg vindt, is zwemmen in een zwembad nog een graadje erger. Ik ben dan compleet incognito aangezien de altijd charmante zwembril, neusclip en oordoppen mij volledig onherkenbaar maken. Mijn tactiek om niet betrapt te worden op deze  schoonheids-missers? Ik ga gewoon met bril, clip, dop en al onder de douche en de auto in. En dan maar hopen dat ik niet door de politie word gecontroleerd.

© Pascale Bruinen

Oh wat glamourous….Helaas zie ik er dus niet zo uit als ik ga zwemmen. Trouwens, die badmuts komt mij wel enigszins bekend voor. Kijk voor het bijpassende verhaal maar eens   bij Vakantieherinneringen (2)…

Kledingstress

Terugblikken hoort bij deze tijd van het jaar. Mijn gedachten dwalen nu af naar december 2015, naar de uitreiking van de Woman of the Year 2015 Award van Harper’s Bazaar in Amsterdam. Het iconische modetijdschrift had mij eerder dat jaar vanwege mijn bijzondere carrièrepad voor deze eervolle prijs genomineerd. Want een officier van justitie die zich in een openhartig boek zo kwetsbaar durfde op te stellen was binnen de magistratuur nog niet eerder vertoond.

Met tien uitverkoren Women of the week ging Harper’s Bazaar een interview filmen dat vervolgens online zou worden gezet en ik was één van de gelukkigen. Ik liep rond met een glimlach van oor tot oor. Totdat ik hoorde dat niemand minder dan Cécile Narinx, de hoofdredacteur,  het interview zou gaan doen. Het vooruitzicht om pal naast zo’n levende modelegende op film te worden vereeuwigd leverde me een acute aanval van kledingstress op. Want wat moest ik hiervoor in godsnaam aantrekken? In paniek tikte ik op google ‘afbeeldingen Cécile Narinx kleding’ in. En daar was ze, uiteraard in elke foto fantastisch gekleed en gestyled. Ik probeerde zó niet aan de The Devil wears Prada te denken, maar desondanks brak het zweet me bijna uit. Niet omdat Cécile zo’n heks is, allesbehalve, maar ze ziet er altijd zo on-be-ris-pe-lijk uit (dit was overigens nog voordat ze mee zou doen aan Wie is de mol?, het avontuurlijke tv-programma waarbij ze voor heel de natie te zien was terwijl ze in de jungle van de Dominicaanse Republiek rondstruinde met bezweet hoofd in een gekreukte zijden jurk vol transpiratievocht).

Na een aantal vrij dramatisch verlopen passessies (‘Niet goed genoeg voor Cécile!’, ‘Maakt te dik op tv!’, ‘Gevalletje hopeloos!’) besloot ik uiteindelijk voor veilig te gaan en werd het een mooie Michael Kors jurk met zwarte pumps. Op een zonnige dag was het zover en mocht ik – nadat er nog wat aan mijn haar en gezicht was gefrunnikt – plaatsnemen op de achterbank van een fijne Mercedes. De bedoeling was om te filmen op locaties die voor mij belangrijk waren. Dus koos ik de rechtbank als symbool voor mijn juridische loopbaan en het centrum voor amateurkunstbeoefening als zinnebeeld voor mijn schrijfcarrière.

We begonnen bij het gerechtsgebouw. Pal daarvoor ligt een drukke rotonde. De regisseur van de filmcrew gaf mij aanwijzingen die behelsden dat ik ter hoogte van de rechtbank op de stoep moest gaan staan. De Mercedes zou over de rotonde komen aanrijden en zodra deze voor mijn gepoederde neusje zou stoppen, hoefde ik alleen maar in te stappen. Dan zou de bolide wegrijden en voilà, it’s a wrap!

Is het dat?, dacht ik lichtelijk teleurgesteld. Omdat ik toch helemaal opgedoft op dat trottoir stond, had ik wel meer acties willen laten zien, maar nee, dat hoefde helaas niet. Nou, dat leek me appeltje eitje. Vijf takes, nieuwsgierig en soms ook ongelovig gestaar van af en aan lopende advocaten (die mij helaas allemaal herkenden) en een aantal mini-verkeersinfarcten later ontdekte ik dat die opdracht een stuk moeilijker was dan gedacht. De ene keer hield ik mijn hoofd te schuin, de andere keer bleef mijn voet haken achter de rand van de auto en de volgende trok ik de deur niet goed dicht. Met iedere mislukte poging voelde ik mijn pas verworven status als Woman of the Week wat verder ineen schrompelen. Instappen in een auto kan iedereen, maar in een strak jurkje elegant en vloeiend instappen is andere koek. In gedachten nam ik mijn petje af voor die arme Máxima, die in- en uitstappen in de lastigste creaties inmiddels tot kunst heeft verheven. Maar uiteindelijk was de regisseur tevreden en was het shot Harper’s Bazaar proof. Het interview verliep vervolgens, mede dankzij Cécile Narinx’ prettige manier van vragen stellen, in een zeer ontspannen sfeer. Jammer genoeg was het voorbij voordat ik er erg in had.

De Award ging later helaas aan mijn neus voorbij omdat Sophie Hilbrand met die eer ging strijken.

Toch had ik dit geweldige Harper’s Bazaar avontuur nooit willen missen. Zelfs zónder gewonnen prijs was het alle kledingstress dubbel en dwars waard.

© Pascale Bruinen

schermafbeelding-2016-12-17-om-09-44-17schermafbeelding-2016-12-17-om-09-44-20schermafbeelding-2016-12-17-om-09-44-47

img_0972

 

Modepolitie

Als officier van justitie hoefde ik me zelden te bekreunen over wat ik nu weer eens aan moest trekken. Want als de zittingzaal riep, was ik het overgrote deel van de dag onder de pannen in mijn vrijwel alles verhullende toga.

Voordeel: ik had niet veel werkkleding nodig. Hoewel dit bij nader inzien meer een nadeel was, want zo had ik ook geen excuus om vaker te gaan shoppen. Nog een pré: eventuele post-vakantiekilootjes vielen niemand op in mijn oversized toga maatje XXXL. Voorwaar géén little black dress. Als ik ook nog verplicht getooid met een pruik naar zitting had gemoeten, zou ik zelfs geen last meer hebben gehad van een bad hair day. Ideaal toch?

Maar nee, hier in Nederland moeten officieren met hun eigen haar naar zitting. En die zwarte toga was en is, nou ja, heel erg zwart. Vooruit, de witte bef doorbreekt het nog een klein beetje, maar voor de rest… Het is al met al een wonder dat officieren – zelf nota bene hoeders van de wet – nog niet massaal zijn opgepakt door de modepolitie.

Daarom is het de hoogste tijd dat dit kledingstuk ein-de-lijk eens wordt gepimpt. Ik roep alle fashiondesigners daarom hierbij op hun tanden eens te zetten in Project Courtroom. Eens zien wat dat gaat opleveren. Al zal er eerst een heuse wetswijziging nodig zijn omdat zelfs de eisen waaraan een toga moet voldoen wettelijk zijn vastgelegd.

Misschien wordt het wel een toga in ingetogen beige voor een zedenzaak, een veelkleurige toga met speciaal draaideur-effect voor veelplegers en een witte toga met in het midden een uit de kluiten gewassen lieveheersbeestje voor geweldzaken. Ik zie het meteen voor me.

En natuurlijk kunnen aanklagers niet zonder een his and hers-versie voor formele gelegenheden, bijvoorbeeld bij de officiële installatie van een nieuw lid van de rechterlijke macht. Voor de dames zachtroze, uiteraard afgewerkt met de nodige glitters. Voor de heren nachtblauw, voorzien van een satijnen bies. Vanzelfsprekend afgemaakt met een customized bef voor iedereen.

Zeker weten dat het Openbaar Ministerie voortaan de blits zal maken in elke zittingzaal.

Aldus zou ik requireren tot spoedige aanbesteding van dit project.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

IMG_1068

Achtbaan (3)

Het is The Day After The Night Before. Eenmaal ochtend, lijkt het ineens heel onwerkelijk dat ik gisteren in RTL Late Night heb gezeten. Na een rustig ontbijt, vertrekken we richting zuiden want straks staan er twee tv-interviews op stapel bij de regionale omroepen. Eerst in Roermond bij TV Limburg, dat opgenomen wordt, en dan live in het programma “Avondgasten” van L1.

In Roermond blijkt de tv-studio boven in een winkelcentrum te zijn gelegen. Binnen worden we opgevangen door erg aardige mensen. De verbazing is groot als blijkt dat ik dialect spreek. Even later wordt gevraagd of ik het interview niet in het dialect zou willen doen. Omdat dit me heel leuk lijkt, stem ik toe. Ook hier word ik, dit keer  in een kleine donkere ruimte, nog even opgelapt door een visagiste en dan moet ik de studio in.

De interviewers hebben zich goed voorbereid en stellen heel uiteenlopende vragen. Ik merk dat het heel anders voelt als ik in het dialect praat. Op de een of andere manier lijkt het intiemer, minder afstandelijk. Misschien verloopt het interview wel (mede) daardoor erg gemoedelijk.

Hierna rijden we door naar Maastricht, naar L1, de concurrent. Omdat het dan rond etenstijd is, worden we opgevangen met broodjes en drankjes. Ook hier valt me weer op dat de sfeer heel informeel is. We verblijven in een ietwat rommelige maar heel gezellige ruimte waar de gastvrije visagiste de scepter zwaait. Ze dirigeert me naar een stoel voor een enorme spiegel. Voor de spiegel strekt zich een groot werkblad uit met daarop een arsenaal aan poeders, crèmes, blushes, lippenstiften, papieren tissues en aanverwante artikelen.

Ik moet eerst mijn ogen dicht doen en vervolgens mijn mond openhouden zodat zij haar mooi-maak-werk zo goed mogelijk kan uitvoeren. Ze is net druk doende met het opbrengen van een laagje lipgloss als ze stopt en mij aandachtig bekijkt. Net als ik me afvraag wat er aan de hand is, roept ze uit: “Ik zie opeens heel erg Agnetha van Abba in jou!”.

Ik besterf het bijna. Tussen het schaterlachen door weet ik uit te brengen dat zij mijn jeugdheldin is, mijn Grote Voorbeeld op wie ik altijd zo graag wilde lijken. Dat ging zelfs zo ver, dat ik als tiener met een goede vriendin en twee klasgenoten in een bandje zat dat Abba imiteerde. En inderdaad “was” ik Agnetha Fältskog.  Zo zijn we zowaar nog eens in de schouwburg beland om als Hele Belangrijke Act op te treden op een groots georganiseerd schoolfeest. Ik herinner me nog levendig hoe ik met mijn moeder de stad af had gestruind om kleding te vinden die zoveel mogelijk leek op wat ik op TV had gezien. Deze fifteen minutes of fame zijn me altijd bijgebleven.

Dat ik nu, nota bene op vijftigjarige leeftijd, nog mag meemaken dat iemand vindt dat ik op haar lijk vind ik daarom zeker eervol, maar vooral hilarisch. Te meer omdat ik eigenlijk helemaal niets van haar weg heb als je de gezichtstrekken vergelijkt, maar dat terzijde. De visagiste kan bij mij in ieder geval niet meer kapot.

Tussendoor druppelen de andere gasten binnen. Even later worden we gebriefd over de gang van zaken tijdens de live uitzending en dan is het zover. De beide presentatoren gaan van start en één voor één schuiven we aan de grote ovale tafel aan. Ook hier is de sfeer ontspannen zodat het een leuk interview wordt.

En dan is het tijd om naar huis te gaan.

Ronan Keating schreef het al in zijn tekst van het gelijknamige liedje:

Life is a rollercoaster/Just gotta ride it.

En zo is het maar net.

© Pascale Bruinen

Achtbaan

Achtbaan (2)

Hotel Schiller aan het Rembrandtplein in Amsterdam ziet er bij daglicht toch een tikje anders uit dan zoals je het op TV ziet bij RTL Late Night. ’s Avonds heeft het een magische uitstraling, met al die twinkelende lampjes in de bomen op het plein en veel opgewonden mensen in het publiek. Nu, op een grauwe dinsdagmiddag, lijkt het een doodgewoon hotel.

Nadat we hebben ingecheckt, duiken we meteen de brasserie in waar straks de opnames zullen plaatsvinden. En ja hoor, bij binnenkomst staat links die hoge, wat gek gevormde tafel waaraan alle gasten altijd zitten. Ik straks dus ook.

De hoge stoelen zijn nu nog van donkere stof die betere tijden heeft gekend, maar zullen vlak voor de opname worden vervangen door blitsere, witleren, exemplaren. In de brasserie is er, ondanks dat het uitzendtijdstip nog de nodige uren op zich laat wachten, al de nodige activiteit. Diverse in het zwart geklede mannen lopen rond met kabels, lampen en stellages om het podium op te bouwen waar straks de Ierse band Hozier zal optreden. Maar de ruimte oogt bovenal knus.

Omdat we vroeg zijn, is er tijd genoeg om op het gemak te douchen, haren te wassen en om te kleden voordat we met Jeannette, mijn uitgever, en Ester, de marketingdame, een hapje gaan eten in een nabijgelegen restaurant. Aan tafel heerst een mix van blije opgewondenheid en gezelligheid terwijl we ons de klassieke Franse keuken goed laten smaken.

Iets voor 21.00 uur nemen we afscheid want dan moeten Han en ik ons melden in de Greenroom van Hotel Schiller, een grote ruimte met prachtige glas in lood ramen die uitkijken op het plein, comfortabele fauteuils en een enorme flatscreen tv waar alle gasten, hangers-on en medewerkers voor en na de show verblijven om te praten, foto’s te maken of iets te drinken. Daar worden we opgevangen door een hele aardige dame die ons uitleg geeft en op ons gemak stelt. Maar al ras moet ik door naar de make-up. Dus word ik begeleid naar een andere ruimte, waar Humberto Tan al in een stoel zit voor een grote spiegel met van die witte lampenbollen erop. Ik stel me even voor en moet er dan ook aan geloven. Er wordt gepoederd, geblushed en gestift tot het een lieve lust is.

Ondertussen wordt er naar hartenlust door iedereen gekletst en gelachen, zeker als even later ook Nicolette van Dam binnenwipt. Het is duidelijk dat iedereen elkaar goed kent. De medewerkers vormen een hecht team, bijna een familie.

Als ik klaar ben, mag ik terug naar de Greenroom. Ik zie dat een andere gast, het meisje dat komt vertellen over loverboypraktijken, ook is aangeschoven. Even later zie ik Jessica Vilerius en Jan-Jaap van der Wal binnenkomen.

Rond 22.15 uur krijg ik mijn kleine microfoontje omgehangen en even later vertrekken we in optocht naar beneden. Kort voordat we “op” moeten, krijgen we nog een laatste uitleg van de stagemanager die aangeeft in welke volgorde we zo meteen moeten vertrekken en op welke plek we moeten gaan zitten. Ik sta vlak naast Humberto Tan te wachten achter de coulissen. In de brasserie is het al feest. Er is iemand die uitermate zijn best doet het publiek op te zwepen. Jeannette en Ester staan samen te swingen op de geïmproviseerde dansvloer. Het is vrolijkheid ten top.

Iemand roept dat we zo moeten gaan. Op dat moment voel ik heel even toch wat zenuwen opkomen. Ik probeer er niet aan te denken dat dit programma zometeen zal worden bekeken door gemiddeld zo’n 1.000.000 mensen.

Eenmaal aan tafel krijgen we drankjes voorgezet. Ik hou het bij water. De zoutjes op tafel blijven onaangeraakt. Omdat ik het zo bewust mogelijk wil meemaken, kijk ik eens goed rond. Recht tegenover me zie ik Han naast Jeannette en Ester zitten in het publiek. Zelf zit ik naast Nicolette, met wie ik tussen de bedrijven door wat grappige opmerkingen uitwissel. Een stukje verder naar rechts staat Luuk Ikink die straks zijn ding gaat doen. Links zit Humberto met achter hem meer publiek en de ramen met uitzicht op het Rembrandtplein.

Even later zijn we live op tv. Ik geniet met volle teugen van het optreden van de band. Het is een vreemde gewaarwording om Humberto op zijn vertrouwde plek te zien zitten of Luuk het woord te zien nemen terwijl ik nu zelf aan tafel zit. Het Loverboythema komt aan bod en het meisje, ondersteund door Jessica Vilerius, doet op indrukwekkende wijze haar verhaal. En dan vraagt Humberto mij om hierop te reageren. Ik ben aan de beurt! Ik antwoord recht vanuit mijn hart en voordat ik het weet, is mijn item alweer voorbij.

Na de uitzending praten we in de greenroom allemaal nog even na.  We maken wat foto’s, bedanken iedereen en dan is het tijd om ons bed op te zoeken.

Als ik de opnames zelf terugzie, ben ik inhoudelijk tevreden. Alleen dat licht…Ik was van te voren al even bang geweest voor het beruchte Yolanthe-effect, maar hoopte dat het wel mee zou vallen. Niet dus.

Zo leer ik telkens weer bij.

Want de volgende keer kom ik alleen nog maar opdraven als ik precies dezelfde lichtbak krijg als Linda de Mol.

© Pascale Bruinen

Achtbaan (2)

 

 

 

 

 

Achtbaan (1)

Toen ik – inmiddels een hele tijd geleden – op mijn laptop ijverig mijn boek aan het typen was, had ik in mijn stoutste dromen niet kunnen bevroeden dat ik na publicatie in een heuse achtbaan terecht zou komen.

Rondom de verschijningsdatum blijkt er namelijk behoorlijk wat mediabelangstelling te zijn voor mijn pennenvruchten. En zo kan het gebeuren dat ik al snel onderweg ben naar Hilversum, naar de studio’s van Radio 1 om in het programma “De Nieuws BV” live geïnterviewd te worden. Omdat het toch maar voor de radio is, ben ik voor deze gelegenheid gehuld in spijkerbroek met coltrui.

Als ik nog snel voor uitzending een sanitaire stop maak, tref ik een jonge vrouw op het toilet die hardop verzucht dat ze uitgerekend vandaag een bad hair day heeft terwijl ze zo dadelijk gefilmd gaat worden. Ik wens haar sterkte, onderwijl me gelukkig prijzend dat ik daar lekker geen last van zal hebben. Even later loop ik achter iemand van de NOS aan die mij escorteert naar de juiste locatie.

Daar aangekomen blijken er heerlijke broodjes, koffie, thee en sapjes neergezet voor de radiogasten. Hoe gastvrij! Omdat ik toch nog even tijd heb voordat het mijn beurt is, neem ik een sandwich. Terwijl ik bedachtzaam kauw, zie ik ineens diezelfde jonge vrouw (die van de haarproblemen) de kamer binnenkomen.

“Hee, hallo! Moet jij hier ook zijn?”, vraagt ze joviaal.

Ik slik wat komkommer en een stuk tomaat door voordat ik kan antwoorden.

“Ja. Maar jij moest toch op tv, met je haar en zo?”, vraag ik haar wat dommig.

“Nee joh, ik kom ook voor die radio-uitzending maar ze hebben hier een webcam, vandaar!”

Een webcam?! O, nee hè, daar heb ik dus helemaal niet aan gedacht! Ik laat de rest van het broodje voor wat het is, graai mijn handtas mee en snel naar het dichtstbijzijnde toilet voor wat last minute reparatiewerk onder het motto van “redden wat er te redden valt”.

Ik ben nog niet terug of Felix Meurders, een van de interviewers, betreedt de ruimte en stelt zich voor. Al snel gaan we over op dialect, dat hij nog feilloos blijkt te beheersen. En dan is het zover. We lopen de kleine studio in. Ik neem plaats op de mij aangewezen stoel, onderwijl spiedend naar waar die vermaledijde webcam zich bevindt (eentje zo te zien recht tegenover me). Dan begint het programma. Verschillende nieuwsitems passeren de revue. Vanuit de aangrenzende regieruimte worden aanwijzingen aan de presentatoren gegeven.

Voordat ik aan de beurt kom, is het eerst nog tijd voor het nieuws van 13.00 uur. Terwijl ik een plechtige radiostem een maar al te bekende naam van een nieuwslezer hoor noemen, loopt er vanuit de regieruimte een lange man in vrijetijdskloffie op zijn dooie akkertje de studio in en neemt plaats in de stoel naast me. Vanaf een A-4tje leest hij vervolgens uiterst serieus een aantal zinnen op, die in heel grote letters zijn uitgetypt.

Wat gek, denk ik, om die bekende stem het nieuws te horen lezen terwijl ik nu zelf naast die man zit. Ik kijk eens wat beter naar links, waar de nieuwslezer is aangeschoven. Als mijn blik naar beneden gaat, zie ik tot mijn verbijstering dat hij op blote voeten is. Zijn tenen wiebelen vrolijk op en neer. Aan één teen draagt hij een ring. Op slag weet ik dat dit beeld voor altijd met zijn stem verbonden zal zijn.

Het daaropvolgende interview gaat me, ondanks dit “tenenkrommende” voorval, gelukkig goed af. Ik neem afscheid van alle aardige mensen in de studio en verlaat het NOS-gebouw, niet wetende dat zich daar luttele dagen later een heus gijzelingsdrama zal afspelen.

En nu meteen door naar Amsterdam, voor een optreden in RTL Late Night, ’s lands best bekeken talkshow.

Humberto Tan, here I come!

© Pascale Bruinen

Achtbaan (1)

Gezellig en ongedwongen sfeertje in de studio tijdens de opnames

 

 

 

 

 

Magisch Miami (2)

Here I am in the place where I come let go

Miami the base and the sunset low

Everyday like a mardi gras everybody party all day

No work all play okay

Uit: Welcome to Miami, Will Smith.

Miami.

The place to be. Voor fotomodellen, acteurs maar ook voor doodgewone toeristen zoals H. en ik.

Het toeristische middelpunt van de greater Miami area is natuurlijk South Beach dat pal aan de oceaan ligt en waar je de wereldberoemde Ocean Drive en het Art Deco District vindt. In SoBe, zoals South Beach ook wel wordt genoemd, is alles mogelijk en niks te gek.

Aan de ene kant van Ocean Drive vind je onder andere Lummus Park waar joggers hun rondjes maken tussen de geurende bloemen en wuivende palmen. Hier tref je her en der ook de daklozen die om  negen uur ’s morgens nog hun roes liggen uit te slapen op het gras. En er mogen dan wel zwervers zijn, zwerfvuil zul je nergens op straat zien liggen. Iedereen – zwervers incluis – gooit zijn afval keurig in de daarvoor bestemde bakken.

Aan de overkant van Ocean Drive kun je uitstekend mensen kijken op de vele terrasjes van hotels, café’s en eetgelegenheden met tot de verbeelding sprekende namen als The Cardozo, The Carlyle, The Leslie en The Betsy. 

Op Ocean Drive is het zien en gezien worden, ook voor de meest uiteenlopende exclusieve en peperdure voertuigen, convertibles en stretch limousines die expres in een slakkengang op en neer rijden, vaak met bloedmooie feestende meiden die uitgelaten schreeuwend rechtop in het geopende deel van het dak staan.

Overal klinkt muziek. Lounge, salsa, reggae, Cubaanse klanken. Als het maar zwoel is, zodat het perfect past bij de suptropische klamme temperaturen.

En waar anders dan in Miami kun je een zakenman in beige kostuum zien die op skates naar zijn werk gaat, gevolgd door een donkere vrouw op een rood-geel-groen rijwiel in ultrakort broekje en minuscule bikini bovenstuk met een oversized koptelefoon op haar hoofd en een jonge god, alleen gekleed in zwemshorts, die sierlijk voorbij zwiert op een driewielige step? Op de een of andere manier smaakt je ontbijt zoveel beter als je deze taferelen mag aanschouwen tegen een fel blauwe hemel terwijl een zilte zeebries zachtjes door je haren gaat.

Op de Oceanfront Boardwalk, een prachtig aangelegde smalle boulevard die parallel aan de oceaan loopt, kun je bijna zes kilometer lang wandelen en kom je langs mooie en beroemde hotels, zoals het Fontainebleau of Eden Rock. Hier zie je de gezondheids- en fitnessverslaafden rennen, fietsen en skaten. Wat meteen opvalt, is dat ze allemaal zo beleefd zijn. Niks voetgangers bruut uit de weg duwen. Hier slalommen ze voorzichtig om je heen en zeggen zelfs excuse me als ze je passeren of thank you so much als je voor ze opzij gaat. Leven en laten leven.

Behalve fun in the sun is Miami ook het summum van cool als het gaat over architectuur. De wereldberoemde Art Deco gebouwen uit de jaren twintig en dertig met hun zoete pasteltinten, aparte details en typische neonverlichting echoën tot en met de dag van vandaag de allure van filmsterren en de rich and famous. Gebouwen als The Tides of The Clevelander spreken echt tot de verbeelding.

Ook de iconische hotels ademen vaak deze sfeer. Sommige zul je ongetwijfeld herkennen van menige film of tv-serie. Bijvoorbeeld The Loews, The Sagamore, The Raleigh, The James Royal Palm of The Delano. Ze zijn geen van alle goedkoop, maar dan kun je ook wel genieten van een fantastische architectuur, een geweldige ligging pal aan het strand en een uitstekende service. Aan hot times ’n cool drinks dus geen gebrek.

Maar bovenal betaal je om van die typische Miami sfeer van strak design, ultra hippe kunst, relaxte mentaliteit en mooie mensen te genieten. En over die laatste gesproken: Miami is ook de enige stad ter wereld die een volleybal-toernooi organiseert dat uitsluitend professionele fotomodellen toelaat als deelneemsters.

Als dat voor jullie heren geen goede reden is om af te reizen naar the magic city weet ik het ook niet meer.

© Pascale Bruinen

miami art deco7

Magisch Miami (1)

“This the type of town, I could spend a few days in 

Miami, the city that keeps the roof blazing

Party in the city where the heat is on 

All night on the beach till the break of dawn 

Welcome to Miami (Bienvenido a Miami)”

Uit: Welcome to Miami, van Will Smith 

Deze lofzang op de bekendste stad van de Sunshine State Florida, is helemaal terecht.

Miami is hot, hip and happening. De onweerstaanbare mix van het relaxte Latijns-Amerikaans-Caribische sfeertje, de Amerikaanse welvaart, de alom aanwezige zon, de mooie Art Deco gebouwen, de beautiful people en de hippe tenten met dito muziek en wereldberoemde DJ’s trekt het hele jaar door bezoekers van over de hele wereld.

Zo ook schrijfster dezes. H. en ik komen er graag. We zijn vooral gecharmeerd van de Caribische don’t worry-mentaliteit, muziek en kookkunst die de Cubanen – die in de jaren zestig massaal het communistische land verlieten –  mee hebben genomen naar het beloofde land Amerika.

Miami wordt ook wel liefkozend “the magic city” genoemd. Deze naam heeft de stad te danken aan het feit dat ze in minder dan honderd jaar tijd van een vrijwel onbewoond moerassig gebied is uitgegroeid tot een metropool van betekenis. Miami weet zichzelf telkens opnieuw uit te vinden. Van de Amerikaanse Rivièra uit de jaren vijftig tot The Gateway to the Americas en cruise capital of the world anno nu.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd Miami als toeristische bestemming wereldwijd gepromoot door de succesvolle misdaadserie Miami Vice, waar stoere hetero mannen voor het eerst pastelkleurige t-shirts droegen, ultra luxe villa’s dienden als plaats delict en sexy dames paradeerden in een weinig verhullende bikini tegen de achtergrond van zon, zee en zinderende achtervolgingsscènes met snelle jongens en nog snellere boten.

Recenter is de stad weer in beeld gekomen met CSI Miami, waar min of meer dezelfde ingrediënten met succes worden gebruikt. De korte aerial shots van de skyline en de kuststrook van South Beach roepen onmiddellijk een gevoel van glamour op.

Miami wordt tegenwoordig dan ook niet voor niets geassocieerd met jet set, supermodels, popsterren en de wereld van tv en film.

Het mooie aan Miami vind ik de combinatie van een bruisende wereldstad met brede en oogverblindend mooie witte zandstranden aan een saffierblauwe oceaan. Hier kun je een interessante stedentrip en exotische strandvakantie in één beleven. Miami heeft het allemaal.

Op het kilometerslange strand heb je altijd genoeg ruimte. Hier hoef je nooit, zoals in menige Zuid-Europese bestemming,  handdoek aan handdoek te liggen. Het water van de Atlantische Oceaan is Caribisch blauw, warm en zeer helder. Af en toe vliegen aandoenlijke pelikanen in formatie voorbij. Op het strand kun je ook de wereldberoemde kleurige strandwacht-huisjes bewonderen die Miami Beach zo typeren.

Behalve als strandaanbidder kom je in deze stad met in totaal zo’n 23 (!) winkelcentra ook als shopaholic volop aan je trekken. De shopping malls zijn typisch Amerikaans: groter dan groot, super schoon en met ongeëvenaarde service en klantvriendelijkheid. Na al dat Yes, ma’am, How are you doin’ today? en My pleasure! wordt het in Nederland gegarandeerd weer afkicken geblazen.

Maar verslavend is vooral het typische sfeertje.

Dus wees op je hoede: Miami kan je betoveren!

© Pascale Bruinen

miami beach boek

miami strandwacht huisje2

 

 

 

Call me Heidi

Het is een mooie avond aan boord van ons cruiseschip. We zijn in geanimeerd gesprek met onze tafelgenoten John en Nancy uit New York. Een gezellig koppel met wie we meteen een klik hebben. We eten nu de tweede avond samen en het lijkt alsof we elkaar al jaren kennen.

“We vroegen ons gisteravond af op wie wij jou toch vinden lijken”, zegt John tegen me als ik de menukaart bestudeer. Verrast kijk ik even op.

“En zijn jullie er uit?”, vraag ik nieuwsgierig. Maar John houdt het nog even spannend.

“Wij zaten te denken aan een actrice of zo, je hebt iets bekends over je”.

”Een actrice?  Hmm, dan ben ik benieuwd!” Al kan ik geen A-lister oproepen op wie ik zou lijken, gevleid ben ik wel.

“Maar we kwamen tot de slotsom dat je meer lijkt op een zangeres”, vult Nancy aan. Oh. Dat klinkt op de een of andere manier al beduidend minder spannend. Terwijl ik in gedachten vaststel dat ik niet lijk op Madonna, niks weg heb van Shakira en zeker nooit kan doorgaan voor Rihanna, roept John triomfantelijk het verlossende antwoord.

“Wij vinden je sprekend lijken op Olivia Newton-John!”. Ok. Ik kan zeker slechtere vergelijkingen bedenken.

“Nou, dank je wel!”, zeg ik gemeend en zet meteen hun vergelijking kracht bij door aan tafel uit te barsten in de eerste strofen van Hopelessly Devoted To You. Olijfje is zo gek nog niet. In de vorige eeuw was ze een paar hele weken mijn idool. En dat wilde wat zeggen. Ik heb zelfs nog foto’s waar ik op sta met zo’n achterlijk kortgeknipte Sandy-pony, die toen helemaal hot was.

‘”Maar je laat ons ook denken aan Heidi Klum”, gaat John vrolijk verder. Ik verslik me bijna in mijn drankje. Oh oh oh, wat zou ik deze goede man graag willen geloven. Maar zelfs bij zeer flatterend licht zou een slechtziende zonder bril mij helaas nooit kunnen verwarren met dit topmodel. Maar ik moet toegeven, in één adem genoemd worden met Heidi Klum is ondanks het zeer geringe waarheidsgehalte toch een enorme egobooster. En dus koester ik de absurde vergelijking  tegen beter weten in. Mijn avond kan in ieder geval niet meer stuk.

De volgende dag gooi ik alles in de strijd om de mooie illusie nog een tijdje in stand te houden. Ik besluit dat ik zo glamorous mogelijk aan dek wil verschijnen. Dus maak ik mijn haren mooi recht met de stijltang en laat ik ze daarna los hangen in plaats van in zo’n onelegant alleen-maar-bestemd-om-te-zonnen-knotje en doe ik lipgloss en twee lagen mascara op.  Ik hijs me in een veelkleurige tuniek, zet de grootste zonnehoed op en trek mijn open sleehakschoenen van zes centimeter hoog aan. Dan kom ik pakweg nóg zo’n vijf centimeter te kort om überhaupt qua lengte voor Heidi door te kunnen gaan, maar ach. Een kniesoor die daar op let. Bovendien plan ik om in een zo gunstig mogelijke pose op mijn ligbed te blijven liggen.

Noodzakelijk is ook een grote, donkere zonnebril want mijn ogen zijn – in tegenstelling tot die van Heidi – licht van kleur. Ik zou natuurlijk hazelnootbruin gekleurde lenzen kunnen overwegen, ware het niet dat we midden op zee zitten en die dus niet verkrijgbaar zijn.

H. bekijkt me ondertussen met opgetrokken wenkbrauwen. “Wat ben je allemaal aan het doen? We gaan toch alleen aan dek liggen?”, vraagt mijn wederhelft.

“Ja, dat weet ik wel maar het oog wil ook wat”, zeg ik omdat me in de gauwigheid niks anders dan dit cliché te binnen schiet. “En trouwens”, vervolg ik op zogenaamd serieuze toon, “ik wil graag dat je me vanaf nu als Heidi aanspreekt”. We kijken elkaar aan en barsten dan allebei in lachen uit.

“Oh dát is het”, roept H. “Ik ben benieuwd hoe lang je dit” – hij gebaart nu naar mijn flamboyante verschijning – “volhoudt met die harde wind buiten!”. Hè bah, dat had hij nu niet moeten zeggen. Ik zit net zo lekker op mijn roze Klum-wolk.

“Dat zullen we nog wel eens zien!”, roep ik provocerend. “Die sterren zitten allemaal over the top uitgedost op het strand, ik zou niet weten waarom ik niet zo aan dek zou kunnen”.

“Ik kan wel een paar redenen bedenken”, zegt H. op zijn irritant logische toon. “Zoals daar zijn: jij hebt geen eigen kapper, styliste en visagist onder handbereik 24/7. Net zo min als een persoonlijke assistente die het zweet telkens van je gezicht dept. En het is wel lekker warm maar er zijn af en toe flinke rukwinden boven”.

Vastbesloten hem ongelijk te geven, ga ik naar dek veertien, het pooldeck. Zodra de automatische deuren open gaan, waaien mijn zorgvuldig gestijlde haren alle kanten op. En blijven vervolgens prompt plakken aan mijn glossy lippen. Ik weet gewoon zéker dat dit Heidi nooit gebeurt, denk ik geërgerd. H. ziet het wel maar geeft wijselijk geen commentaar. Al zie ik wel verdachte trekjes aan een van zijn mondhoeken.

Als ik tegen de hevige wind in naar een vrij ligbed loop, krijgt de wind plots vat op mijn zonnehoed en rukt die moeiteloos van mijn hoofd. Ik geef een gil. H. rent er, galant als hij is, met succes achteraan. Fijn! Het zorgvuldig gestylede totaalplaatje is nu al naar de filistijnen.

Ik worstel met mijn wapperende haren, in het rond vliegende handdoek en opwaaiende tuniek. Als de handdoek eindelijk heel even stilligt, laat ik me weinig charmant bovenop het bed vallen. Ik weet dat ik het niet zou moeten doen, maar ik kan het niet laten. Snel pak ik een spiegeltje uit de strandtas en controleer met angst en beven mijn reflectie.

Vanuit het zilveren rondje staart een totaal verwaaide vogelverschrikker me met grote ogen aan. Mijn haren staan bijna recht omhoog en zijn niet langer stijl, maar vertonen hun gebruikelijke irritante slagen. Overal op mijn gezicht zie ik de glitters van de lipgloss, behalve op mijn mond. En er loopt een zwarte veeg van mijn mascara over mijn linkerwang.

Het is overduidelijk.

Ik ben weer gewoon Pascale.

© Pascale Bruinen

heidi2

Om misverstanden te voorkomen: dit is de echte Heidi. Op het strand, met zonnehoed, zonnebril en – ja! – zo te zien óók worstelend met een handdoek! En wil je meer weten over cruisen, kijk dan ook eens op mijn andere blog, http://www.cruisecraver.com!

Killer Heels

Met jaloerse blik kijk ik naar de modellen van Victoria’s Secret die op torenhoge hakken over de catwalk paraderen of het niks is. Ik wou dat ik dit ook kon. Maar nee, toen de vaardigheid werd uitgedeeld om met een sexy swagger op van die dingen te lopen was ik toevallig even niet thuis.

Net als Oprah Winfrey ben ik namelijk iemand die schoenen met hoge hakken enkel puur voor de show draagt terwijl ik zoveel mogelijk blijf zitten waar ik zit. En als ik dan al per se moet lopen, dan liefst alleen vanaf de parkeerplaats. Die uiteraard pal voor de deur van het te bezoeken etablissement moet liggen.

Alle denkbare hulpmiddeltjes heb ik al uitgeprobeerd. Van die gelkussentjes om de pijn en het branderige gevoel aan de bal van je voet te voorkomen. Van die blarenpleisters en “biomechanisch ontworpen inlegzooltjes” die speciaal voor hooggehakte dames “ondersteuning, correctie en veerkracht” beloven. Maar niks heeft geholpen. Het loopt nog steeds niet lekker.

Dat ik niet de enige vrouw ben met dit probleem bewijst een korte zoektocht op internet. Via via kom ik bij de website van Sarenza waar ik zelfs een speciaal ontwikkeld programma aantref: “Om te leren lopen op hoge hakken, moet je bescheiden beginnen, hakken van 3 tot 5 cm zijn ideaal. Gebruik je pumps om thuis te oefenen (…). Stap op natuurlijke wijze, plaats je hak eerst op de grond en dan zachtjes de voorkant van je voet. Houd je rug daarbij recht en je hoofd omhoog. Wandel enkele malen heen en weer om eraan te wennen. Stap daarna over een klein obstakel, zo leer je het trottoir op- en af te gaan. Oefen dan het lopen op hoge hakken wanneer je op bezoek gaat bij vrienden of naar de bioscoop gaat, d.w.z. plaatsen waar je kunt gaan zitten. Om te rijden draag je echter best lage schoenen, dat is veiliger! Na een tijdje zal je je stabiel voelen. Herhaal dan het proces met een nieuw paar schoenen met hoge hakken”.

Dit is nog iets waar ik zelf ook op kon komen. Been there, done that. Maar toen ik verder las, viel ik van mijn geloof: “Als naaldhakken je vrees inboezemen, kun je de Talons Académy in Parijs bezoeken om te leren stappen met pumps in collectieve sessies van 45 minuten. De oefeningen zijn bedacht door een ervaren coach die al je fouten zal corrigeren. De leerlingen van deze “hakkenacademie” raken vooral vertrouwd met alledaagse situaties, waardoor ze sexy en vol zelfvertrouwen over straat kunnen lopen. De kernwoorden daarbij zijn: “heupen, blik, schouders”. Als je wilt leren lopen op hoge hakken, is de Talons Academy jouw plek!”

Een heuse “hakkenacademie”? Wie kon het bestaan van zoiets bevroeden?

Uiteraard surfte ik, wild nieuwsgierig geworden, meteen door naar “Talons Académy Paris”. Zo leerde ik dat deze werd geopend in september 2009 door ene Marine Aubonnet en Eugénie Bret. Omdat ze zelf allebei niet op hakken konden maar wel graag wilden lopen, klopten ze aan bij een bevriend model die hun coachte. En voilà, de hakkenacademie was geboren.

De lessen zijn verdeeld in thema’s, zo lees ik. Er zijn lessen over het dragen van hakken overdag (dikkere, iets lagere hakken voor op het werk) en ‘s avonds (de dunnere en hogere varianten). Dagelijkse situaties worden op hoge hakken geoefend, zoals daar zijn: elegant zitten op een barkruk of op een bank; de trap op lopen; stil staan; openbaar vervoer overleven; uitgaan en een tas of koffer dragen.

Maar ook: elegant bewegen richting het buffet (waarbij kennelijk een zigzaggende route de voorkeur verdient boven een rechte lijn). En de allermooiste: poseren voor de paparazzi. Waaruit ik afleid dat zelfs A-sterren grote moeite hebben met het lopen op van die hoge gevalletjes.

Bij de hakkenacademie beginnen de lessen met een mini-catwalk sessie waarbij de coach de houding en gang van de studenten bestudeert. Haar advies kan behelzen dat je

  • rechtop moet staan en recht vooruit moet kijken (kijk NOOIT naar de grond, dat is de doodssteek voor een elegante houding);
  • je benen licht over elkaar heen moet kruisen alsof je een koorddanseres bent. Het eerste vooruitstekende been moet recht zijn;
  • je armen op natuurlijke wijze beweegt voor een beter evenwicht en druk bezig blijft met je handen (door bv een handtas te dragen);
  • de beweging van je heupen benadrukt.

Omdat ik helaas nog geen hakkenles heb gehad in Parijs, zul je mij tijdens een shopping-expeditie in de stad dus nooit zien lopen op die mini-stelten. Al was het maar omdat ik daar niet zo zeer op loop als wel op strompel. Bovendien slaag ik er altijd in om met die hakjes net tussen de kinderkopjes te blijven steken, waardoor ze de eerste de beste keer meteen gescalpeerd worden.

Omdat a. ik er niet op kan lopen en b. ze binnen vijf minuten pijn doen aan mijn tenen, enkels en onder de bal van mijn voeten, draag ik hoge hakken doorgaans alleen in de schoenwinkel. Ze heten niet voor niks killer heels. Maar met een logica die alleen vrouwen eigen schijnt te zijn, kan ik het toch niet laten om af en toe een paar van die naaldhak-stappers aan te schaffen

Zo ook een tijdje geleden bij het ontwaren van mijn laatste aanwinst, een paar onwaarschijnlijk sexy muiltjes met spaghetti-bandjes. In mijn maat. Bij nadere inspectie zie ik een stel ultrasmalle hakken van zeker 8 cm hoogte. Ergens in de verte hoor ik een alarmsignaal: “Code rood, code rood! Wees verstandig en loop nú weg. Je weet dat je die toch nooit gaat dragen!”.

Maar die spaghettibandjes! Ik besluit de noodkreet te negeren en graai hebberig naar de schoentjes. Ik pas ze, kijk verrukt in de spiegel en slaak een diepe zucht van geluk. Ik strek mijn geschoeid been elegant voor me uit. “Ze zijn prachtig!”, roep ik in extase vanaf mijn comfortabele zitplaats. Wat een elegantie! En die pasvorm!

Pas als de verkoopster zo lang ietwat bevreemd naar me kijkt dat ik er een onbehaaglijk gevoel van krijg, sta ik aarzelend op in de hoop dat ik niet meteen zal omklinken. “Euh, ja, ze staan leuk!”, roep ik opgewekt vanaf mijn veilige plek bij de stoel, hemelsbreed zo’n vier meter van de spiegel. Maar helaas heeft de verkoopster haar lesje customer pleasing net gehad waardoor ze stug volhoudt. “Dat kunt u van daar uit toch helemaal niet zien? Loopt u eens tot aan de spiegel en terug, dan voelt u ook beter hoe ze zitten”.

Ik wíl helemaal niet erop lopen, dus waar bemoeit die vrouwelijke Al Bundy zich eigenlijk mee, denk ik geërgerd. Inmiddels kijken ook een stuk of wat klanten nu nieuwsgierig naar mijn wortel schietende gestalte. Oh, WTF, dan loop ik toch gewoon een stukje, zo moeilijk kan dat toch niet zijn, spreek ik mezelf moed in.

Ik zet een voorzichtig eerste stapje. En nog een. Hé, dat gaat goed! Sterker nog, de muiltjes staan niet alleen fantastisch, maar lopen nog beter. Vol vertrouwen zet ik nu grotere stappen over de vloerbedekking. De hakken zakken zachtjes in het hoogpolige tapijt. Deze schoenen zitten als sloffen!

Als de verende ondergrond na een aantal meters over gaat in stenen tegels, schrapen de iele naaldhakjes plotseling over de gladde ondergrond en voel ik dat ik mijn evenwicht verlies. Ik heb een out of body experience als ik mezelf in slow motion met armen en benen zie flapperen, mijn haren als een gouden waaier om me heen dansend en mijn mond en ogen wijd opengesperd in een schrikreactie. Als door een wonder kom ik net op tijd, zij het hevig wankelend, weer in balans.

“Oeeehhh!”, roep ik in een reflex. Al had ik eerder “auauau” willen schreeuwen want ik voel een brandende sensatie in mijn enkels. Ik schrijd behoedzaam naar het eerste het beste zitje en trek de vermaledijde schoentjes uit. Ik zie de afdruk van de spaghettibandjes in mijn enkels staan.

Maar die zomerse pastelkleurtjes! Die manier waarop deze schoentjes mijn benen optisch verlengen! En die sierlijke boog die mijn voeten vormen in deze muiltjes! On-weer-staan-baar. Dit is nu wat je een must have item noemt.

Ik zie dat de verkoopster in mijn richting komt. Voordat ze haar mond open kan doen, heb ik het al gezegd.

“Ik neem ze!”

© Pascale Bruinen

killer heels

How high can you go? Wat ziet het er mooi en elegant uit, nietwaar? Maar het kan ook de hel op aarde zijn. Misschien moet ik toch eens naar Parijs…

Uit een onderzoek van Britse podologen blijkt dat een vrouw het gemiddeld 1 uur, 6 minuten en 48 seconden pijnloos volhoudt op hoge hakken. Liefst een op de vijf heeft al in de eerste tien minuten pijn. Na een tijdje zelfs de helft. En een derde van de vrouwen geeft toe te kleine schoenen gekocht te hebben omdat ze er zo leuk uitzagen. Tja…!

Love Actually

In deze barre tijden die, zeker rond de Kerst, smeken om een beetje liefde en zorgzaamheid voor elkaar mag je hopen dat “Love is all around”  – Wet Wet Wet’s muzikale ode aan de liefde – nog steeds van toepassing is. Dit liedje is de rode draad in de film “Love Actually”. Als er nou één ultieme feel good kerstfilm bestaat, is het deze wel.

De afgelopen jaren heb ik hem zeker al een keer of vier rond Kerstmis gezien, maar op de een of andere manier raak ik er maar niet op uitgekeken. Iedere keer dat ik dit visuele meesterwerkje bekijk, vallen me weer andere verrukkelijke details op. De grappige momenten zie ik inmiddels al van mijlenver aankomen. Wat me er overigens niet van weerhoudt om wéér hardop te lachen als het zover is. En dan de kleffe fragmenten…Laat ik het er op houden dat de doos Kleenex onder handbereik moet blijven.

Maar wat is dan het geheim van deze heerlijk pretentieloze rolprent? Ik heb mijn gedachten er eens over laten gaan en het antwoord is dat er gewoon alles, maar dan ook álles in zit.

De pijnlijke liefde van een prachtige jongen voor een dito meid die net met zijn beste vriend is getrouwd (waarover later meer). Onmetelijk verdriet van de jonge weduwnaar die achterblijft met een schattige stiefzoon die net begint te puberen. Welke puber overigens op zijn beurt weer smacht naar een oogverblindend mooi leeftijdgenootje dat, als ze elkaar eindelijk leuk beginnen te vinden, terug naar de Verenigde Staten verhuist.

En wat te denken van de zeer onwaarschijnlijke liefde tussen de Britse premier (een rol op het lijf geschreven van glamourboy Hugh Grant) en een jong en ontwapenend staflid dat nogal grofgebekt is? Het moment dat hij zich onbespied waant en op muziek van “Jump” van de Pointer Sisters door de majestueuze zalen van Downing Street number 10 swingt (oh, dat kontje!) is alleen al de moeite van het bekijken waard. Of de glorieuze comeback van een al afgeserveerde oude rocker die met Kerstmis tegen alle verwachtingen in op nummer één van de hitlijst terecht komt met een “verkerste” versie van “Love is all around”? Of die doodgewone Britse jongen van het type ruwe bolster, blanke pit die zijn seksuele geluk met eclatant succes gaat proberen in de US of A?

Om dan nog maar te zwijgen over de mooie maar zeer verlegen roodharige kantoormeid Sarah die in stilte hunkert naar de hunk van de afdeling en op het moment suprème van een mooi samenzijn ruw wordt gestoord door telefoontjes van haar verstandelijk beperkte broer; de donkerharige femme fatale met felrood gestifte lippen die haar oudere en zeer getrouwde baas het hoofd op hol brengt met een pose à la Sharon Stone tijdens haar legendarische politieverhoor in Basic Instinct of die onvergetelijke scène met Rowan Atkinson als irritante verkoper die tergend langzaam het stiekem door de getrouwde baas gekochte kerstcadeau voor deze minnares inpakt terwijl diens echtgenote ieder moment kan opduiken.

Deze totaal verschillende verhaallijnen gaan vloeiend in elkaar over en kennen vrijwel allemaal een eigen, gelukkig einde. Maar voor het zover is, moet er door de hoofdpersonen uiteraard nog menig misverstand, probleem en tegenslag worden overwonnen.

Hoewel het moeilijk kiezen is, zijn er twee fragmenten in de film die me altijd zullen bijblijven. Het ene is het moment dat eerdergenoemde Sarah eindelijk de moed heeft verzameld om een date te hebben met haar knappe maar even verlegen collega Karl. Als hij haar na afloop tot aan de deur van haar woning brengt, komt het – oh zoet cliché! – tot een eerste innige zoen. Onvergetelijk is de scène die meteen daarna komt. Sarah nodigt hem uit binnen te komen, zegt droog “een momentje, alsjeblieft”, gaat achter de deur staan en trappelt dan geluidloos als een kind van blijdschap. Meesterlijk!

Maar de absolute winnaar kan er maar één zijn. Het gebeurt bijna op het einde van de film. Juliet, een frêle schoonheid (gespeeld door Keira Knightley) zit vlak voor Kerstmis thuis met haar nieuwbakken echtgenoot Peter op de bank. De deurbel gaat. Manlief blijft zitten in de veronderstelling dat het kinderen zijn die Christmas Carols komen zingen. De jongedame gaat naar de deur. Daar treft ze haar zeer smakelijke maar nogal stille aanbidder Mark aan, die toevallig ook de beste vriend is van haar man. Een totaal onmogelijke liefde dus. Als ze iets wil zeggen, beduidt hij haar stil te zijn. Als afleidingsmanoeuvre voor de nietsvermoedende Peter zet hij kerstmuziek aan.

De schat heeft een respectvolle liefdesverklaring op diverse kartonnen bordjes geschreven, die hij op uiterst aandoenlijke wijze één voor één voor Juliet omhoog houdt. Zijn boodschap is duidelijk: hij houdt van haar maar legt zich neer bij de situatie. Als hij klaar is, zet hij de muziek uit, draait zich om en loopt weg. En net als je denkt: Juliet, jij stommerik, ren er achter aan!, doet Juliet precies wat je hoopt en beloont ze Mark met een klinkende kus. Maar daar blijft het dan ook bij. Toch nog een beetje gerechtigheid voor die lieve Mark. Want om eerlijk te zijn, had ik veel liever gezien dat híj met haar getrouwd was in plaats van Peter.

Als de aftiteling loopt, bekruipt mij opnieuw het inmiddels bekende, warme en gloedvolle gevoel. Een diepe, contente zucht ontsnapt me.

Mijn romantische ziel kan er weer een jaartje tegen.

© Pascale Bruinen

Love Actually

Need I Say More? Dit doet toch ieder meidenhart smelten???

Italiaanse Toestanden

Ons cruiseschip komt aan in de imposante haven van Napels. Na een ontspannen ontbijtje op het achterdek maken we ons op voor een excursie naar het überromantische Capri. Aan de kade worden we opgewacht door de gids van de dag. Hij ziet er uit als het prototype van de Italiaanse fatterige gentiluomo. Niet al te groot, diepgebruind en gekleed in een wit linnen hemd met dito broek, compleet met bordeelsluipers, wandelstok en Borsalino-hoed.

“Maaie neeme ies Ro-ma-no”, stelt hij zich met veel gevoel voor drama en sterk Italiaans accent aan ons voor. Hij neemt er zelfs even zijn hoed bij af. Zijn voornaam spreekt hij in slow motion uit. En voor het geval we het nog niet begrepen hebben: “Ai emme jorre toergaaide for de deie”. Iets zegt me dat het wel eens een hele lange deie kan gaan worden, daar op Capri.

Terwijl ik hem eens goed bekijk, vraag ik me onwillekeurig af wat hij in de slappe tijd van het jaar in Napels zoal doet. Ik zou me zomaar kunnen voorstellen dat hij her en der wat bijklust voor de Camorra. Ik zie het meteen voor me: Romano, chic gesoigneerd en gezeten op een Vespa scooter, die vanuit de binnenvoering van zijn design colbertje in alle rust een geweer met afgezaagde loop en geluidsdemper produceert en zijn target zonder zelfs maar met de ogen te knipperen omlegt. Wel vanaf zo’n afstandje dat zijn strakke maatpak er niet onder heeft te lijden, natuurlijk. En daarna op naar la mamma, die nietsvermoedend op hem wacht met een bord dampende pasta.

Ondertussen begeleidt het onderwerp van mijn criminele dagdroom ons groepje ostentatief rokend tot een paar honderd meter verderop, waar we ons op zijn aanwijzing gehoorzaam posteren bij de Superjet boot die ons naar Capri zal brengen. Ter plekke wenkt hij met een sigaret in zijn hand dat we allemaal dicht om hem heen moeten komen staan. Vervolgens deelt hij met brede armgebaren audiosets uit, waarmee we ook op een afstandje in verbinding blijven staan met onze “gaaide” als die de bezienswaardigheden wil toelichten.

Romano smoest wat met iemand die door moet gaan voor de plaatselijke kapitein Schettino en zie! Even later begeleidt hij onze kudde behendig langs de lange rij wachtenden de boot op, wat ons op de nodige valse blikken komt te staan. Maar daardoor kunnen we wel de mooiste stoeltjes bemachtigen: die bovenop het dek, in de zon met prachtig uitzicht.

De overtocht duurt zo’n 40 minuten. Zodra de boot snelheid begint te maken, voel ik de  afkoelende zeebries door mijn haren gaan. De middellandse zee flonkert en glinstert als een saffier. Aan de einder is het heiig. Het belooft een hete dag te worden. Dromerig kijk ik over de reling. Ik zie kleine vissersboten, catamarans en zeilschepen met wapperende witte zeilen die scherp afsteken tegen de diepblauwe lucht. Het monotone gedreun van de motoren werkt slaapverwekkend zodat ik een paar keer flink moet knipperen om mijn ogen open te houden.

Na een tijdje alleen maar zee te hebben gezien, doemen nu ineens hoge, steile rotsen op uit de nevel. Ik ga aan de reling staan en ontwaar in de verte de contouren van Capri. Bij iedere zeemijl dat we dichterbij komen, geeft het eiland meer details van zichzelf prijs. Ik zie nu dat de rotsen deels groen zijn. Mijn ogen dwalen over de luxueuze villa’s die zich aaneenrijgen op de heuvels als parels aan een ketting.

De boot mindert vaart. We gaan de haven in. Het eerste dat in me opkomt is dat het lijkt op Saint Tropez in vroeger tijden. De jachthaven is mooi maar vooral gezellig. En hoewel er genoeg juweeltjes van schepen liggen die alleen voor de allerrijksten der aarde te betalen zijn, is het niet zo over the top als de Zuid-Franse badplaats met al die megajachten met helicopterdek.

Romano is ook weer onder de levenden, zo blijkt al snel als ik het geknerp hoor van zijn lijzige stem over de audioset. Hij dirigeert ons met strakke hand naar buiten. We gaan eerst met minibusjes naar boven, naar Anacapri. De busjes bieden plaats aan 8 personen en zijn – slik! – zonder airco. Al snel wordt duidelijk waarom de busjes mini zijn: de slingerende, bochtige weg naar boven is supersmal.

Dat levert spannende, soms zelfs James Bond-achtige taferelen op. Zo neemt onze chauffeur met ware doodsverachting een haarspeldbocht en wordt in de curve plots geconfronteerd met én iemand die doodleuk midden op de weg scootert én een tegenligger. Nodeloos op te merken dat de “oehs” en “aahs” in ons flink verhitte busje niet van de lucht zijn. En dat komt niet alleen door het oogverblindende panorama.

Boven aangekomen gebaart Romano een ieder de audiosets in te doen. Maar al na een paar minuten blijken die krengen ware ondingen. Het met zwaar Italiaans accent doorspekt Engels van Romano werkt eerst nog op mijn lachspieren maar in no time vooral op mijn zenuwen. Zijn bedoeling is namelijk dat je de oortjes te allen tijde inhoudt, het ontvangstkastje aan je kleding hangt en vooral ademloos luistert naar het inhoudsloze gewauwel dat hij volcontinu uitzendt.

Ik besluit daarom al snel stiekem burgerlijk ongehoorzaam te zijn en de schoonheid van Capri zonder die irritante oortjes te gaan ervaren. Maar Romano, die als een havik waakt over zijn volgelingen, heeft al gezien dat ik de oortjes uit heb getrokken en is “notte emjoesed”. Vanuit zijn positie vanaf een metertje of twintig sommeert hij zogenaamd iederéén de oortjes steeds te blijven dragen, maar richt daarbij zijn Ray Ban blik recht op mij waarbij er geen glimlachje af kan. Met mijn dagdroom nog vers in herinnering doe ik ze gauw weer in. Zij het met frisse tegenzin.

Anacapri is schilderachtig met smalle, kronkelende straatjes geplaveid met kasseien, overal geurende bougainville en veel palmen. Tot mijn verrukking zijn hier veel winkeltjes die authentieke spulletjes verkopen van plaatselijke kunstenaars in plaats van het gebruikelijke made in Taiwan spul.

Hoewel er hordes toeristen lopen, valt de oprechte vriendelijkheid van de Capresi me op. Als ik H. enthousiast wijs op een enorme basilicumplant die in een hofje staat, wenkt de eigenaar ons om dichterbij te komen kijken. Ik complimenteer de oudere man in het Italiaans met zijn prachtige kruidenplant. Het volgende moment roept hij zijn vrouw erbij en laten ze ons – glunderend van trots –  ook andere zelf gekweekte groenten zien. Ze hebben alle een grillige vorm maar de zongerijptheid straalt er van af. Er ontspint zich een geanimeerd gesprek over de smaak van Italiaanse courgettes, aubergines en reuze tomaten. Als we afscheid nemen van dit hartelijke koppel, duwt de man ons ieder een flinke tak basilicum in de handen en wenst hij ons nog een goede reis. Ze zwaaien ons na alsof we elkaar al heel lang kennen.

Precies dit soort momenten is de reden waarom ik reizen zo fantastisch vind.

Even later rijden we terug naar beneden, naar Capri. Dat heeft een mooi centrum van witgekalkte huizen, luxe hotels en dure winkels te midden van veel mooie begroeiing en citroenboompjes. Niet voor niks dat je hier op iedere straathoek de wereldberoemde limoncello kunt proeven én kopen. Ondanks dat Capri zelf vrij klein is, zijn in het pittoreske stadje alle wereldberoemde modemerken vertegenwoordigd. Ook zie ik buitenproportioneel veel banken en geldautomaten. Het is duidelijk: Capri is gericht op de rich and famous.

De toerist uithangen maakt moe en hongerig. Gelukkig krijgen we van Romano maar liefst een heel uur vrij om een echte Napolitaanse pizza te gaan nuttigen. Via mijn oordopjes hoor ik hem tot wel driemaal toe benadrukken dat we alléén onze tanden mogen zetten in eentje die gebakken is in een houtoven. Gelet op de tijd is onze flamboyante gids gelukkig zo goed om een restaurant aan te raden en – oh toeval – laten we daar nou net vlakbij zijn!

Aangespoord door onze rammelende magen besluiten H. en ik niet te dralen en gelijk  naar binnen te gaan. Het is een gezellig restaurant met prachtig uitzicht op de baai. Maar wat nog belangrijker is: het ruikt er goddelijk en er zitten ook Italiaanse gezinnen aan de dis. Altijd een goed teken. Nu we hier toch zijn, gaan we voor de plaatselijke specialiteiten: de klassieke insalata caprese en een pizza margherita. Als ik om me heen kijk, zie ik nog vier tafeltjes volstromen met mensen uit onze groep.

“Volgens mij heeft Romano een deal met dit restaurant”, zeg ik tegen H. terwijl ik in een sappige tomaat bijt en tegelijkertijd met mijn hoofd knik in de richting van een stel uit ons groepje twee tafels verderop. Ik heb de woorden nog niet uitgesproken of ons gespreksonderwerp komt de zaak binnen lopen. Ik zie dat hij zijn hoed en zonnebril afzet. Daarna gaat zijn spiedende blik door de ruimte en zelfs vanaf mijn plekje kan ik hem bijna zien hoofdrekenen wat zijn reclame hem dit keer gaat opleveren. Even later heeft hij een onderonsje met de eigenaar. Bella Italia, waar de ene mano de andere wast.

Die Romano.

Onze gaaide heeft zo zijn kostje weer bijeen gegraaide.

© Pascale Bruinen

Romano

Hier is hij dan, compleet met die verdraaide audioset. Ondanks dat heb ik genoten op Capri. Het eiland is echt de moeite waard om te bezoeken, alleen al voor het fabelachtige uitzicht van bovenaf op de schitterende baai beneden. En als je er een keer mocht komen: vraag dan naar de enige echte Romano!

Victoria’s Secret Revisited

Nee, dit keer gaat het niet over de supermodels (zie daarvoor mijn column “Het Geheim van Victoria”), maar over de winkels van Victoria’s Secret. Bij elk bezoek aan de Verenigde Staten speur ik vooraf op internet naar de locaties waar deze lingerie/badmode/parfum- en make-up gigant te vinden is.

Meestal ben ik binnen pakweg zes uur nadat we zijn geland al aardig in de buurt van het Heilige der Heiligen. Zo ook nu. We zijn nog niet goed en wel geïnstalleerd in ons hotel of we gaan in de hete namiddagzon al goedgeluimd op weg naar Lincoln Road, zeg maar de Rodeo Drive van Miami. Ik rek mijn nek zover mogelijk uit om te kijken of ik de manshoge posters van Doutzen, Adriana of Alessandra al op een of andere chique gevel bespeur.

Ineens zie ik een vrouw die me tegemoet loopt met de trademark fuchsiarose-pastelrose gestreepte tas met gouden letters. Ja! Ik moet nu vlakbij zijn. De adresgegevens van internet geven aan dat het niet ver meer is. Ik versnel mijn toch al niet zo langzame pas. Ik kijk geconcentreerd voor me en dan zie ik ze. De twee woorden waar ik op gewacht heb.

Ik stuif naar binnen met H. in mijn kielzog en word prompt bijna bedwelmd door een mix van de heerlijkste geurtjes. Ergens in het nog werkende deel van mijn hersens krijg ik vaag het bericht door dat dit een bekende marketingtool is die de kooplust pleegt aan te wakkeren. Maar mijn ander deel, dat van de beloningen, negeert dit meteen en gooit alle remmen los.

Ik graai een van die supergrote, zwarte tassen mee die bedoeld zijn om al je aankopen in te gooien en loop verder de winkel in. Bij het zien van al die mooie, geurende en hebberig makende spullen raak ik in een soort van flow die nog het dichtst komt bij een meditatieve staat van trance. Niet dat ik ooit in een dergelijke staat heb verkeerd, maar dit moet het wel ongeveer zijn. Want ik kom als het ware los van mezelf en zweef meer door de enorme winkel dan dat ik loop. Zo glijd ik lichtvoetig van het ene deel naar het andere.

Ik zie veel te veel. Schappen en schappen vol met make-up en nagellak in té leuke verpakkingen, super de luxe uitziende bodylotions en bodymists en vooral heel veel parfums en eau de toilettes. Ik voel me als een kind in een snoepwinkel. Een gevoel dat nog versterkt wordt door alle snoeperige kleurtjes die ik her en der ontwaar.

Ik besluit systematisch te werk te gaan. Daarom begin ik bij het eerste rek meteen maar in rap tempo aan de diverse parfumflesjes te ruiken. “Déze is zalig”, roep ik naar H. “En moet je díe ruiken, heerlijk gewoon! Of nee, ik geloof dat ik deze nóg lekkerder vind. Die ruikt naar een frisse fruitsmoothie, alsof ik het zo zou kunnen opdrinken!”. In vijf minuten tijd steek ik zoveel geurstrookjes onder zijn neus, dat hij er helemaal confuus van wordt. “Welke was die eerste nou ook al weer?”. De waarheid is dat ik, inmiddels omgeven door een waar slagveld van flesjes, monsters en geurstrookjes, het zelf niet meer weet.

“Het kost allemaal bijna niks, dus ik neem gewoon een stuk of zes verschillende. En…oh! Kijk, als je die drie mini’s er ook bij neemt, krijg je dit enveloptasje cadeau. Té schattig gewoon. Die wil ik wel. Voor hoeveel hebben we nu in de tas zitten? Want als we voor meer dan 100 dollar kopen, krijg je deze übercoole strandtas ook nog voor niks. En de dollar staat al op een historisch dieptepunt, dus…”. H. roept nog in herinnering dat dit mega-voordeel wel meevalt als ik straks op de terugvlucht een boete moet betalen wegens overgewicht, maar dat is nu even tegen dovemansoren gezegd.

Maar wat wil je ook met parfums met namen als Bombshell, Desire of Love Spell Blush? Of wat te denken van Heavenly Summer, Pure Seduction en Pear Glacé? Het zullen niet ’s werelds meest unieke geurtjes zijn, maar ik vind ze zalig en zo kan ik lekker vaak afwisselen.

Omdat de zwarte tas inmiddels nagenoeg niet meer te dragen is, heb ik hem liefdevol overgedragen aan H. Omdat hij mij mijn pleziertjes gunt, draagt hij de zware last zonder te klagen, de schat. Er zit zoveel in dat hij bijna scheef loopt.

We zijn al op weg naar de kassa als ik uit een ooghoek opeens de badmode-afdeling ontwaar. Ik weet niet hoe snel ik daarheen moet draven. De bikini’s, badpakken, pareo’s en bijpassende andere hebbedingetjes zijn helemaal te gek. Begerig trek ik een stuk of vier bikini’s uit een grote la om te gaan passen. Ondertussen prijs ik me gelukkig dat ik nog geen nieuwe in Nederland heb gekocht. Over vooruitziende blik gesproken.

Net op het moment dat ik me om wil draaien om tegen H. te zeggen dat ik nu de bikini’s ga proberen, hoor ik een doffe dreun achter me die meteen wordt gevolgd door gejammer. “Au, au, allemachtig, dat doet pijn!”, hoor ik H. kreunen. Ik kom tot een abrupte stop want dit klinkt toch wel ernstig. “Wat is er in hemelsnaam gebeurd?”, vraag ik. Maar dan zie ik dat hij een bloedende snee heeft ter hoogte van zijn linkerknie. “Ik ben verdomme tegen de scherpe rand van deze uitstekende lade met bikini’s opgelopen”, antwoordt H. verongelijkt. “Welke halve gare laat die ook zo wagenwijd open staan?”.

Ik voel eerst het bloed uit mijn gezicht wegtrekken, waarna het vervolgens in razend tempo terugkeert en ik er hoogstwaarschijnlijk uit zie als een biet met zonnebrand. Ik besluit ter plekke dat het beter is om maar niet op te biechten dat ik in mijn enthousiasme om te gaan passen die la misschien niet helemaal dicht heb gedaan.

De commotie zorgt wel voor extra aandacht, want meteen staat een bloedmooie verkoopster naast H., mét ontsmettingsmiddel, verbandrol en een megapleister. Ze put zich uit in excuses. Ik voel me met de minuut ongemakkelijker. H. laat het zich daarentegen allemaal maar wat graag aanleunen. “We zouden eigenlijk tegen Victoria’s Secret moeten procederen”, zegt H. monter tegen mij, terwijl hij gefascineerd toekijkt hoe zijn knie met Amerikaans gevoel voor drama wordt ingepakt door de Doutzen-meets-Florence Nightingale-lookalike. Hmmm, nu hoor ik ineens niks meer over pijn. “Per slot van rekening zijn we in Amerika en zouden we misschien miljoenen kunnen vangen voor zo’n grove onoplettendheid van het personeel”, vervolgt hij grinnikend. “Ach, weet je”, mompel ik, “misschien kunnen we in plaats daarvan beter vragen of we een parfumflesje voor niks krijgen. Zo erg is je sneetje nou ook weer niet”. Ik hoop vurig dat hij er nu over ophoudt.

Na dit medische intermezzo kom ik dan toch nog aan bij de paskamers. Die zijn een verhaal apart. Om te beginnen zijn ze strictly off limits voor mannen waardoor er een heel speciaal, vertrouwelijk “boudoir”-sfeertje hangt. Daarbij is het vrouwelijk personeel uitermate deskundig, supervriendelijk en behulpzaam. Een ware verademing. Vijf minuten passen en het lijkt wel of je er een nieuwe best friend forever bij hebt. Tenslotte is de term “pashokje” een grove belediging voor de grote, luxueuze wit-roze ruimtes die je van binnenuit op slot kunt draaien voor optimale privacy als je aan het passen bent. Ze zijn uitgerust met een schattige canapé, hoge spiegels aan twee wanden zodat je jezelf ook van achteren kunt aanschouwen (mocht je dat al willen) en – halleluja! – lampen die een flatterend licht afgeven. Zouden alle winkels moeten doen.

Een poosje later kom ik met twee nieuwe aanwinsten de paskamer uit. Nadat we hebben afgerekend en ik inderdaad het enveloptasje én een enige strandtas “voor niks” erbij heb gekregen, lopen we naar buiten. Tot onze verbazing is zowaar al de zwoele schemering van de vroege avond ingevallen.

We zijn ruim twee uur binnen geweest.

© Pascale Bruinen

Hier zie je mijn verzameling. Het is snoeperig, zoet en heel erg roze. Maar voor zo af en toe is dat helemaal niet erg…

Fotoshoot

Als je column-ambities maar ver genoeg reiken, kom je een heel eind. Zo ben ik er met noeste arbeid, de nodige volharding en een zekere dosis talent in geslaagd een wekelijkse column in de zaterdagbijlage van het AD te bemachtigen. Voorwaar de droom van iedere beginnende columnist. Niets minder dan een mijlpaal in mijn prille schrijversbestaan. Een gebeurtenis die voor mij dezelfde impact heeft als de bevestiging van het bestaan van het God-deeltje voor natuurwetenschappers. Er is alleen maar één minpuntje: dat betekent dat er ook foto’s moeten worden gemaakt.

Een snelle blik op mijn horloge leert dat ik nog een heel uur heb voordat de fotografe komt. Ik ben juist doende mijn blouse te strijken die ik zo aan wil, als ik de deurbel hoor. Wie kan dat nou zijn, vraag ik me af. Als ik de voordeur open, zie ik niemand. Wel brandt er een rood lampje op mijn gsm. Een voicemail. Ik luister hem af en verbleek. De fotografe is al hier, ze staat geparkeerd om de hoek! Er waren geen files dus ze had zo kunnen doorrijden.

Paniek! Stress! Ramp! Nooit eerder heb ik het feit dat er géén files zijn zo verwenst als nu. Daar sta ik dan, nagenoeg make-up loos in mijn spijkerbroek met zwarte t-shirtje dat ik vanochtend zorgeloos uit de kast heb gerukt om naar de kapper te gaan. Ik bel haar terug en even later staat ze, bepakt en bezakt, in de gang.

Ze informeert me dat het haar een mooi plan lijkt om een deel van de fotoshoot op de oprit te doen. “De óprit?”, bauw ik haar na. Moet ik zeker gaan poseren in het volle zicht van die nieuwsgierige postbesteller, de buurman van een paar huizen verderop die zijn hond uitlaat en iedere toevallige passant? Ik vraag nog of het haar geen beter plan lijkt om het in de achtertuin te doen, maar dan wenkt ze me al naar buiten.

Lichtelijk ongerust loop ik achter haar aan de voortuin in. Ik moet twee keer kijken voordat het tafereel, dat zich daar voor mijn ogen ontvouwt, tot mij doordringt. Haar assistent heeft in een paar minuten tijd een onwaarschijnlijke hoeveelheid statieven, daglichtlampen met reflector en paraplu’s opgesteld, compleet met een immens grote witte wand die in vol ornaat tegen de garagepoort is gezet. Het is te veel om te bevatten.

“Maar eerst gaan we binnen foto’s maken”, informeert ze me. Godzijdank! Stiekem hoop ik vurig dat het zo dadelijk gaat plenzen zodat ik me niet buitenshuis hoef te vertonen met allerhande camera’s op mij gericht.

De fotografe is druk in de weer met schermen, lampen, flitsers, filters en lenzen. Snel besluit ik deze gelegenheid aan te grijpen om wat make-up op mijn gezicht te gaan doen. Ik hol naar boven. Waar is Leco als je hem nodig hebt?, denk ik als ik vliegensvlug en geroutineerd in de weer ga met blusher, mascara en ogenpotlood. Ik maak van de gelegenheid gebruik om in mijn geplande outfit te schieten en ren de trap weer af.

Ik tref de fotografe beneden aan terwijl ze moeilijk kijkt naar mijn bank in de woonkamer. Of het schilderij daarboven weg kan? En, oh ja, alle kussens. En kan die bank misschien verder van de muur? Zó ja. Nu de toga aan de muur hangen, als achtergrond. Ik doe wat ze vraagt. En dan moet ik er aan geloven. Eerst komt ze met zo’n lichtmeter tot viermaal toe vlak bij mijn gezicht. Ze draait aan wat knoppen, zet een enorme lens op haar toestel en komt daarmee naar mijn smaak véél te dichtbij.

Als ik op commando in die grote zwarte cirkel kijk, voel ik me geïntimideerd. Ik merk dat mijn mond in de bekende blokkadestand gaat. Het lijkt wel of ik bevries. Wat ik eerst alleen vreesde, wordt nu werkelijkheid. Mijn fotogezicht neemt mijn eigen gezicht over. Als een vraatzuchtige alien slokt het fotogezicht iedere uitdrukking van spontaniteit op, totdat alleen een blik van “konijn gevangen in koplampen” overblijft.

“Je mag best neutraal glimlachen, hoor!”, zegt de fotografe bij wijze van aansporing. Mijn hersens begrijpen de boodschap, alleen komt die dankzij die alien nooit aan bij mijn gezichtsspieren. Verder dan wat ik denk dat een grimas is à la Jack Nicholson in The Shining net voor hij Shelley Duvall in de badkamer wil gaan afslachten kom ik echter niet. “Ik zoek een echte glimlach, eentje met je ogen”, hoor ik haar vanachter haar gigantische lens roepen. Ja, dat zou ik zelf ook wel willen, maar hoe dóe ik dat?

Ik krijg ineens diep respect voor de Doutzens, Alessandra’s en Adriana’s van deze wereld die er in slagen om volkomen ontspannen voor een camera te staan. De fotografe ziet me worstelen en besluit het over een andere boeg te gooien. “Vertel eens over je laatste vakantie”, zegt ze bemoedigend. Dat helpt. Ik praat en praat. Zij klikt en klikt. Mijn mond voelt zowaar wat losser aan. Omdat het inmiddels hard is gaan regenen (ja, echt!) gaat het oprit-circus niet door. De weergoden zijden geprezen.

“Zou je nog eens dat zwarte t-shirt aan kunnen trekken?”, vraagt de fotografe ineens. Wat? Dat doodgewone t-shirt dat ik lukraak had aangetrokken? “Ik denk dat zwart beter contrasteert”. Ik ben de beroerdste niet, dus ga ik me omkleden.

Of ik mijn kin lager kan houden? Ja, zo. En kan ik mijn gezicht wat schuiner houden? Nee, niet naar links, naar rechts. Prima. Mijn rug moet wat rechter. Kan ik meer naar voren leunen? Denk aan iets leuks zodat je ogen sprankelen! Kan ik eens wat donkere oogschaduw opdoen? Wil ik misschien toch maar even een bruine blouse aantrekken? Nee, dat is het toch niet helemaal, heb ik ook een bruin truitje?

Ik probeer alle aanwijzingen braaf op te volgen maar langzaam aan bekruipt me het idee dat ik een hopeloos geval ben. Totdat ik haar tussen het eindeloze klikken door steeds vaker hoor roepen: “Veel beter!”, “Mooi!”, “Dát bedoel ik”. Voor een nanoseconde voel ik me een supermodel dat bewierookt wordt in de fotostudio van een wereldberoemde fotograaf.

Mijn mini-dagdroom spat uiteen als ik haar hoor zeggen: “Ik heb alles. Daar zal zeker wel een foto tussen zitten”. Één foto? Ze heeft het laatste anderhalf uur bijna volcontinu opnames gemaakt. Als ze mijn gezicht ziet, haast ze zich te zeggen dat dit bij iedereen zo is.

Ik wil het o zo graag geloven.

© Pascale Bruinen

Dit is natuurlijk maar een super eenvoudig digitaal cameraatje. Het echt werk ziet er heel anders uit. Bovendien moet je daar nog wat statieven, lenzen, flitsers, filters, kabels, reflectieschermen en fotolampen bij denken en dan weet je ongeveer wat er bij een professionele fotoshoot komt kijken. Maar het is niet voor niets geweest want er zaten inderdaad een aantal mooie foto’s bij. En dat lag overigens meer aan de kwaliteit van de fotografe dan aan het model.

LA Law (2)

Ik werk inmiddels twee weken als litigation paralegal, een soort advocaat-assistent, op een advocatenkantoor in Los Angeles dat wemelt van de wereldberoemde cliënten en mijn prachtige droom is al uitgedraaid op een nachtmerrie.

Het begon al op dag één. Ik word door een nurks kijkende secretaresse begeleid naar wat mijn onderkomen voor de komende maanden zal worden: een raamloze kamer met iets grotere afmetingen dan een gemiddeld toilet op het einde van een lange gang. Het kille tl-licht zorgt ervoor dat het hok baadt in een rare blauwige gloed. In de verste verte is er geen spoor van daglicht te zien, laat staan de Stille Oceaan.

Ook krijg ik al op dag vier ongenadig op mijn falie van een van de secretaresses omdat ik het in mijn provinciale onschuld heb gewaagd om – nota bene in opdracht van een advocaat – een vergaderruimte te boeken zonder dit in Het Belangrijke Grote Boek te noteren. Dat niemand mij verteld heeft dat dit moet, doet niet terzake.

Ga ik de eerste dagen nog op en top gekleed en hooggehakt naar mijn cubicle (je weet immers maar nooit of je niet op een onbewaakt ogenblik Harrison Ford tegen het robuuste lijf loopt), nadat ik mijn tijd voornamelijk in het schemerduister op mijn knieën grasduinend in stoffige dossiers heb doorgebracht doe ik al snel geen enkele moeite meer. En zou ik al toevallig een film- of popster tegenkomen, dan is het mij volgens de bedrijfsregels ten strengste verboden Zijne of Hare Heiligheid alleen al aan te kijken of – stel je voor! – aan te spreken. Nodeloos te zeggen dat een handtekening vragen gelijk staat aan ontslag op staande voet.

De middaglunch blijk ik ook al niet te nuttigen in een chique restaurant, maar snel snel aan een mobiele vette happen-kraam die tijdens de lunchpauze staat geparkeerd om de hoek en waar je je kostbare vrije minuten vooral doorbrengt met in de rij staan.

Het droomscenario van de ideale collega’s of begripvolle baas ligt meteen in de eerste week al in duigen. Ik blijk niet één, maar zelfs twee bazen te hebben. Eentje die wel echt aardig is maar met wie ik helaas maar weinig te maken heb en eentje die zich ontpopt tot een narcistische psychopaat (wellicht een pleonasme). En nog dik en lelijk bovendien, dus bepaald géén filmsterrenmateriaal.

Deze man gelooft niet in normale omgangsvormen zoals goedemorgen of dank je wel zeggen. In plaats daarvan gromt, bromt en schreeuwt hij zijn bevelen in het rond, eist bij voorkeur het onmogelijke en drijft daarbij iedereen in zijn directe nabijheid tot wanhoop. Iets netjes aan iemand vragen of opdragen is hem volkomen vreemd. Verwend als ik ben door de geweldige verstandhouding met mijn vorige baas, die gezellig en gemoedelijk was, ben ik de eerste keren in een soort van shock als ik volwassen mensen met de regelmaat van de klok totaal overstuur uit zijn kamer zie komen.

Dat mijn baas een kwaadaardige gek is, blijkt al ras als hij zijn twee secretaresses – van wie er eentje ook nog hoogzwanger is – in mijn bijzijn om een uur of vijf ’s middags toebijt dat hij perse morgenvroeg om zes uur (!!!) een lijvig document kant en klaar uitgetypt op zijn bureau moet hebben liggen. En dat niet alleen, hij eist dat ze zelf ook allebei op dat vroege tijdstip op kantoor aanwezig zijn, mocht hij nog last minute wijzigingen willen aanbrengen. De arme meiden schieten in een enorme stress want ze zullen hierdoor tot laat in de avond keihard moeten doorwerken. Eentje (de zwangere) vlucht even weg naar het toilet, het huilen nader dan het lachen.

De ochtend erna staan de twee dames, inmiddels op de rand van een nervous breakdown, stipt om zes uur in zijn enorme corneroffice met het uitgetypte document. Maar van de botte bruut  (BB) zelf geen enkel teken van leven. Pas tegen de lunch komt hij binnenzeilen alsof niks aan de hand is en kijkt vervolgens zelfs niet op of om naar het stuk.

Diep verontwaardigd over zoveel machtsmisbruik en onbeschoftheid besluit ik op dat moment officieel om ook de knop om te zetten. Vanaf nu no more miss nice girl! Wat BB kan, kan ik ook. Zo neem ik me voor om hem ook geen blik meer waardig te keuren, hem niet te groeten en alleen nog bij uiterste noodzaak in staccato-termen te converseren. Als me dat mijn baan kost, dan moet dat maar. Mijn kookpunt is bereikt.

Los van dit soort akkefietjes moet er ook nog, je zou het bijna vergeten, gewerkt worden. Het hoogtepunt van mijn werkdag is niet zozeer juridisch, maar literair van aard. Het oersaaie bestaan van het maken van taaie juridische vertalingen in mijn daglichtloze hok wordt namelijk voor een paar minuten draaglijk als ik het dagelijkse kantoorkrantje op mijn bureau krijg. Het leest bijna als een mini-glossy waarin steevast met veel trompetgeschal vermeld wordt welke nieuwe supersterren nu weer cliënt zijn geworden, wie jarig is, welke procedures er zoal lopen en diverse andere wetenswaardigheden. Zowel juridische (die ik meestal oversla omdat daar alleen maar te pas en te onpas veren in de kont van de hot shot lawyers worden gestoken) als  personeelsgerelateerd.

Ademloos lees ik de namen van cliënten die mijn kantoor vertegenwoordigt in contractbesprekingen voor speelfilms en mega-popconcerten, high profile vechtscheidingen (in de trant van Ivana Trump’s welgemeend advies: “Don’t get mad, get it all!”) en zakelijke conflicten waarbij je de miljoenenclaims om de oren vliegen.

Alleen zo jammer dat mijn persoontje daaraan nul en generlei bijdrage mag leveren. Eén keertje dreigde ik zowaar tot in de rechtszaal te komen met een slepende zaak waar ik heel veel tijd in had gestoken. En wat denk je? Wordt uitgerekend die zaak echt op het állerlaatste moment geschikt. Wég kans om ook eens uit mijn hok te komen.

Ik ben dus gedoemd tot een bestaan in de marge waar ik af en toe een vertaling van een wer-ke-lijk oersaai bankcontract mag afleveren en me voor het overige mag buigen over de banale juridische conflicten van de nobodies. Het meest memorabele is nog de zaak van een jaloerse minnares die erin geslaagd was om bij haar rivale ontharingsmiddel in de shampoofles te doen. Kun je nagaan.

De enige reden waarom ik na een dikke maand nog niet gillend gek ben geworden, is de aanwezigheid van een groepje leeftijdsgenoten die op de postkamer werken. Samen hebben we in de pauzes altijd de grootste lol. Zeker als we volop roddelen over de baas (de psychopaat, niet die leuke) of soms stiekem tussen de bedrijven door een extra pauzetje inlassen in de vergaderruimte, the warroom. In die ruimte gebeurt het, daar komen de hoge pieven samen als er ineens met spoed iets moet gebeuren of als er koortsachtig overlegd moet worden. Maar wij tappen er moppen, delen ruimhartig hele zakken Dorito’s en gniffelen over de laatste nieuwtjes uit het krantje.

Carolyn, een donker meisje met van die mooie kroesharen, heeft een geweldig gevoel voor humor en een hele reeks typische uitdrukkingen in haar dagelijkse repertoire. Een daarvan, “Devil be gone!” is verreweg favoriet. Liefst nog vergezeld van zo wijd mogelijk opengesperde ogen en wilde armgebaren, als een soort van voodoo-imitatie. Hilarisch. En erg handig want inmiddels zou ik de psychopaat best met alle sadistische plezier een speld door zijn alter ego poppetjeslijfje willen rammen.

Maar zie! Sinds ik de rotzak nu al enige tijd met dezelfde munt terugbetaal en hem zelfs één keer recht in zijn gezicht heb durven te zeggen wat ik ervan vond dat hij wéér iemand tot huilens aan toe had afgebekt, bekijkt hij me met andere ogen.

Ik zal nooit vergeten hoe hij opeens naar me keek alsof hij me voor het eerst echt zag en mij op bewonderende toon toevoegde: “You’re a tough one!” Ik heb daarna nooit meer last van hem gehad.

Los Angeles. City of Angels. Maar ook de stad waar de nodige duiveltjes rondwaren.

Al dan niet gestoken in een net kostuum en met de uiterlijke verschijningsvorm van een dure advocaat.

© Pascale Bruinen

Komt jullie vast en zeker bekend voor. Iedereen kent immers wel iemand in zijn of haar directe omgeving die er ongeveer zo uit ziet (in ieder geval in jouw gedachten) en zich ook zo gedraagt. Misschien heb je in mijn column de inspiratie gevonden die je nodig hebt om met deze duiveltjes om te gaan. Meer tips? Deel ze gerust door een reactie achter te laten!

LA Law(1)

In de tijd dat het nog cool is om cool te zeggen, ik schoudervullingen draag waardoor ik op een American Footballplayer lijk en Duran Duran (wier kapsels trouwens verdacht veel op het mijne lijken) hoog in de hitlijsten staat, woont en werkt yours truly een tijd in het mekka van Hollywoodsterren, afslankgoeroes en fotomodellen. Jawel. In Los Angeles, stad der engelen.

Na mijn rechtenstudie en aansluitend een baan bij de universiteit lonkt al snel het buitenland. Meer in het bijzonder the US of A. Geïnspireerd door de dan razend populaire serie LA Law (veertigplussers – met name van het vrouwelijk geslacht – herinneren zich die ongetwijfeld nog, met lekker ding Harry Hamlin als onwaarschijnlijk knappe advocaat) ben ik vastbesloten het recht te gaan dienen aan de westkust van de VS. Bijna altijd lekker weer, de oceaan onder handbereik en steeds de gerede kans een superster tegen te komen op iedere hoek van de straat. Nou ja, in sommige wijken dan.

Ter voorbereiding op mijn Amerikaanse avontuur heb ik uitgezocht welke advocatenkantoren dringend verlegen zouden kunnen zitten om mijn juridische diensten. Aangezien dit het pre-internettijdperk is, kan dit helaas nog niet met behulp van een paar muisklikken. Uiteindelijk heb ik een lijstje met een stuk of vijf grote advocatenkantoren die een Nederlandse juriste zouden kunnen gebruiken. Ik besluit er een oriënterende trip op te wagen.

Tijdens mijn vakantie annex sollicitatieronde blijkt er in LA al snel één kantoor dat zeer geïnteresseerd is in mijn Nederlandse afkomst omdat het veel zaken doet met Crédit Lyonnais, in die tijd een van dé banken die flink investeert in de entertainment business. Daardoor heeft het veel contracten die juridisch vertaald moeten worden van het Nederlands naar het Engels en vice versa. Ze willen me daarom graag in dienst nemen. Ieniemienie detail is alleen dat ik nog een tijdelijke werkvergunning moet zien te krijgen.

Dus moet ik mijn vakantie ook nog besteden aan het scoren van een heuse immigration lawyer. Die moet de procedure in gang zetten waarbij ik moet aantonen dat ik deze baan niet afsnoep van een willekeurige Amerikaanse onderdaan. Dankzij mijn perfecte beheersing van het Nederlands – iets dat natuurlijk geen enkele rechtgeaarde United States citizen mij nadoet – hoor ik enige tijd na terugkomst in Nederland dat de werkvergunning is verleend.

Yes!!! Niets staat nu nog in de weg aan een glansrijke juridische carrière in de ultieme glitter -en glamourstad. Nota bene heeft het kantoor als specialiteit entertainment law en een onuitputtelijke voorraad wereldberoemde cliënten. Wow! 

’s Nachts droom ik van een super elegant kantoor waarin ik als stralend Europees middelpunt in een oversized corneroffice, vanzelfsprekend met ramen van de echt houten vloer tot het strak witte plafond, dag in dag uit geniet van het overweldigende uitzicht over Beverly Hills met in de verte de Stille Oceaan.

Tijdens mijn welverdiende pauzes ga ik naar de hairdresser for the stars, pik een mani- en pedicuurtje mee bij de Thaise dames om de hoek en shop ik op Rodeo Drive bij Louis Vuitton voor dat fijne tasje. Aansluitend verpoos ik op een zonovergoten terras waar ik me vergaap aan het voor de deur geparkeerde wagenpark van Bentleys, Ferrari’s en Porsches.

Tussen het genieten door werk ik vanuit mijn design fauteuil aan het roestvrijstalen bureau af en toe totaal relaxed een vertalinkje weg, ga als onmisbare en super efficiënte juridische assistente mee naar high profile OJ Simpson-achtige rechtszaken en word in mijn eerste half jaar zeker eenmaal gekroond tot medewerker van de maand, waarbij ik op levensgrote billboards overal in en buiten kantoor te bewonderen ben als lichtend voorbeeld.

Tijdens de toch broodnodige lunchbreak vertoef ik uiteraard in het speciale bedrijfsrestaurant voor de happy few waar ik mijn tafeltje welwillend deel met Prinses Stéphanie van Monaco, gier van het lachen om de zoveelste grap van Steve Martin en nonchalant zwaai naar Jack Nicholson.

Mijn kantoorgenoten, inclusief de bazen, lijken zelf wel filmsterren en zijn gevat, voorkomend en zeer collegiaal. En uiteraard – waar het de mannen betreft – ook allemaal vrijgezel (en hetero).

s Ochtends word ik wakker met een enorme grijns op mijn gezicht als ik me de zoete droom herinner.

Oh, ik kan niet wachten!

LA here I come!

© Pascale Bruinen

Ja, sweet memories. Benieuwd naar het vervolg? Lees dan volgende week deel 2!

Reis door mijn kledingkast in drie dagen

Als het voorjaar nadert, vrees ik het moment waarop ik mijn kledingkasten moet gaan tackelen. Ja, kast in meervoud. In een heuse kastenkamer. Hoezo? Omdat ik een nogal, euh, uitgebreide garderobe heb. Die dus niet helemaal in mijn deel van de kasten past. Bovendien slorpt de kleding van H. ook nog een aanzienlijk deel op. Vandaar dat mijn zomerkleren ’s winters verhuizen naar de zolder en andersom.

En het blijft niet bij gewone kleren zoals broeken, rokken, jurken en truien alleen. Wat te denken van schoenen, laarzen en tassen. Sjaal(tje)s, handschoenen en jassen. Mutsen, bikini’s en pareo’s. Om maar te zwijgen van de beenwarmers, maillots en leggings. Allemaal wachtend om omgeruild te worden. Dit kan niet in een verloren uurtje. Nee, hier is een heus driedaags event voor nodig.

Planning driedaags event:

Ik hou van een strakke planning. Toevallig ben ik daar ook nog heel goed in, dus die is zo gemaakt (zie beneden).

Planning Dag 1:

Ik begin met alle zomerkleren van zolder te halen. Die leg en hang ik vervolgens tijdelijk netjes op een andere plek bij elkaar in afwachting van de ruimte die in mijn kasten moet komen doordat ik alle winterkleren eruit haal.

Gelet op de schier eindeloze hoeveelheden kledingstukken dunkt mij dat dit al een dagvullende aangelegenheid is.

Planning Dag 2:

Keurig volgens schema zijn alle winterkleren er nu uit. Alles is in nette stapels afgevoerd naar de zolder, waar ik ze in de vrijgekomen dozen en kasten leg en hang. Vandaag is het verder alleen nog een kwestie van wat planken afsoppen en even de zomerkleren inruimen.

Planning Dag 3: 

Vandaag is laarzen/schoenen/accessoires dag. Dat wordt een eitje. Ik hoef alleen maar mijn laarzen om te ruilen met de zomerschoenen, een paar tassen en maillots om te wisselen en voilà, de missie is volbracht. Zuchtend van voldoening en nog steeds fris en fruitig bekijk ik het optimale resultaat. Ik ga een heel seizoen lang genieten van fijne, op kleur gerangschikte zomerkleren- en schoenen. Wat een feest!

Omdat de temperaturen stijgen moet ik sneller dan verwacht echt aan de bak. Ik werp een snelle blik op mijn planning en besluit dat ik morgen zal beginnen.

Dag 1.

Omdat ik alleen al bij de gedachte aan het werk dat me te wachten staat doodmoe word, breng ik dag 1 uiteindelijk door met louter dénken over de kledingmigratie. Niet echt conform mijn strakke planning, maar ik troost me met de gedachte dat er morgen weer een dag is en ga tijdens het denkwerk ook nog wat leuks doen. Ik ben per slot van rekening een vrouw en die kan minstens twee dingen tegelijk.

Dag 2.

Hoewel ik nog lang niet uitgedacht ben, moet ik vandaag toch echt een begin maken. Om moed te verzamelen adem ik eerst tien maal diep in door de neus en uit door de mond. Ik voel dat ik rustiger word. Dat geeft me de kracht om de kamer op te gaan. Ik kom zelfs zo ver dat ik één kastdeur echt opentrek. Bij het zien van al dat moois en vooral héél vééls op hangers, legplanken en bodemplaten, heb ik acuut een hartslag van 200. Om te voorkomen dat ik ter plekke bezwijk aan een hartaanval waardoor ik mijn strakke planning zéker niet meer zou halen, verlaat ik met gezwinde pas de kamer en smijt de deur dicht. Ik maak een mentale aantekening dat ik toch echt zelf de baas ben over mijn driedaags event en dat ik dus gerust zelf de regels mag veranderen. Nou, bij deze. Vandaag gaat het niet door.

Dag 3.

Oh oh. Ik word wakker met de onheilspellende gedachte dat ik zowel dag 1 als dag 2 zwaar verkloot heb. Niks heb ik nog gedaan volgens mijn strakke planning. Met als gevolg dat alle coltruien, kabeltruien, dikke vesten, wollen jurkjes, maillots, superwarme sjaals, winterjassen, handschoenen, nep bontmutsen- en kragen, gevoerde rokjes, colbertjes, body- en beenwarmers, laarzen, moonboots en dikke schoenen nog onaangeroerd op hun plek liggen, hangen en staan.

Werk aan de winkel! Ik veer om 6.30 u uit bed en besluit dat ik vandaag gewoon alles tegelijk aanpak. Het moet mogelijk zijn om drie dagen werk op één dag te doen. Ik begin met de stapels truien en hangers met jurken in een rotvaart uit de kasten te trekken. In no time ziet de kamer er uit als een slagveld. Omdat ik overwhelmed ben door de hoeveelheden weet ik niet waar ik ermee naar toe moet. Ik besluit ze lukraak her en der op de grond van de kastenkamer te dumpen. Al snel is één vloer niet meer genoeg en annexeer ik noodgedwongen ook nog de hele overloop en een deel van de trap. Even later ligt er een tapijt van allemaal losse kledingstukken omdat de nette stapels één voor één zijn omgevallen. Bijgevolg moet ik de gekste capriolen uithalen om nog überhaupt van A naar B te kunnen lopen en breek dus geregeld bijna mijn nek als ik in het koord van een of andere jas of het hengsel van een tas blijf haken.

Als ik zo ongeveer de vijftiende keer, inmiddels hijgend als een opgefokte telefoonstalker, de zoldertrap oploop met mijn armen vol met kledingstukken vraagt een benepen stemmetje in mij zich af of ik niet wel érg veel spullen heb. Té veel. Is dit eigenlijk nog wel normaal? Ben ik koopziek? Gek? Een combinatie van beide?

Welnee, sust mijn geweten onmiddellijk, je bent hartstikke normaal. Je bent toch een vrouw en die heeft gewoon récht op voldoende, gevarieerde en trendy kleding. Sterker nog, dit zou een onvervreemdbaar grondrecht moeten zijn. En je houdt gewoon van afwisseling. Bovendien ben je heel zuinig op je spullen en zijn er genoeg kledingstukken bij die je al járen hebt.

Ik kalmeer wat want, ja, dat is allemaal wáár! Gerustgesteld ruim ik de ravage die zich inmiddels ook tot aan de zolder heeft uitgebreid verder op. Hè hè, er begint licht te komen aan het einde van de tunnel.

Als ik uiteindelijk, het is inmiddels al een uur of 15.30 u, terugkeer op de kastenkamer is de Grote Omwisseling gereed. Althans wat kleren betreft dan. Hoewel ik nu al de uitputting nabij ben moet ik meteen door met de afdeling schoeisel. Alle Uggs, laklaarzen, leren laarzen, suède laarzen, laarzen met bontranden, moonboots en dikke schoenen moeten weg. In plaats daarvan komen dan de muiltjes, bootschoenen, schoenen met sleehakken, ballerina’s, peeptoes, slingbacks, sneakers en slippers.  Voorwaar een klus van formaat want alles aan zomerschoenen moet eerst uit de diverse dozen om vervolgens alle laarzen erin te stoppen. En dan ook nog liefst zodanig dat ik de deuren van de zolderkasten ook nog dicht krijg.

Het is al ruim na zessen als ik de laatste slipper neerzet op de daarvoor bestemde plaats. Ik realiseer me dat ik nog niks heb gegeten. Ik ben nu niet alleen kapot maar ook uitgehongerd. Alle spieren in mijn lichaam doen pijn van het vele bukken en in de meest onhandige standjes trekken aan en schuiven met dozen onder een schuin zolderdak. Ik heb er inmiddels ook nog een bult op mijn hoofd bij gekregen omdat ik me keihard tegen zo’n rotte balk heb gestoten op het moment dat ik de negende winterjas netjes weg wilde leggen.

Tegen de tijd dat ook de tassen, bikini’s en badpakken op hun plek liggen en ik als slotstuk van deze bovenmenselijke inspanning overal waar ik huisgehouden heb ook nog eens gestofzuigd heb, is het aardedonker buiten en kom ik niet meer vooruit. Even ben ik bang dat ik gedwongen zal zijn om de nacht met stofzuiger en al op de trap door te brengen. Met de laatste krachten die ik in mij heb, sleep ik me de resterende traptreden naar boven en zet de zuiger weg.

Ik ben zo doodop dat ik niet eens kan genieten van het fantastische resultaat. Maar het is af. Binnen drie dagen. Wát zeg ik? Binnen één dag.

Wat een mission impossible leek is toch nog een mission accomplished geworden. Het grote aftellen tot de volgende keer, maar dan in omgekeerde volgorde, is al begonnen. Nog maar 180 dagen, drie uur en zeventien minuten. Ik kan niet wachten.

© Pascale Bruinen

Ja, zó is het geworden. Ongeveer. Maar dan vijf van dit soort plaatjes naast mekaar. Enfin, het is achter de rug en dat is wat telt. Ik mag er nu een half jaartje van gaan genieten!

Glamp Vamp

Glamp Vamp

Wil je wel graag kamperen maar niet op een plek zo groot als een postzegel in zo’n aftandse caravan of bungalowtent? Lees dan verder want de redding is nabij. De nieuwste trend is glamping. Oftewel glamourous kamperen. Zo heb je “the best of both worlds”. Er is zelfs een heus tijdschrift aan gewijd. “Glamping Magazine”, de nieuwe ANWB kampeerglossy.

Glamping is hot. Dankzij glamping zal zelfs de meest verstokte anti-kampeeractivist nooit meer in een vijfsterrenhotel willen. Zoek de verschillen in onderstaand vergelijkend onderzoek:

Camping (1)
Bij het door de modder op de plek duwen van je sleurhut ga je door je rug.

Glamping
Jij hoeft alleen maar de deur van je superdeluxe chalet te
openen met een vergulde sleutel

Camping (2)
Bij je zoveelste poging om die stomme haringen in de knoerharde rotsgrond te slaan, hamer je vol op je duim.

Glamping
Jij zit al op je loungebank aan de rosé en geniet van je immens grote terras mét vuurkorf.

Camping (3)
Omdat jij alleen nog een plekje in de volle zon kon bemachtigen, drijf je ’s morgens om 7 uur al je sheltertje uit.

Glamping
Jij staat natuurlijk met je airconditioned villa op wielen in de koele schaduw van een prachtige cipres.

Camping (4)
Je moet nodig midden in de nacht naar de WC en verzwikt je enkel op dat aardedonkere weggetje.

Glamping
Je gaat in alle rust op je comfy toilet mét ingebouwde luchtverfrisser.

Camping (5)
Na de lunch begint al die paella op te spelen. Je pakt een rol wc-papier en gaat op weg. Ondertussen bedenk je dat je evengoed een bord om kunt hangen met de tekst: “Ik ga nu poepen” in drie talen.

Glamping
Je gaat weer in alle rust op je comfy toilet mét ingebouwde luchtverfrisser.

Camping (6)
Die gezellige barbecue is achter de rug. Nu alle vette troep nog effe afwassen. Na een halve kilometer sjouwen met teiltje, borstel, afwasmiddel en vieze vaat kom je eindelijk aan bij de wasplek, alleen maar om te ontdekken dat er enkel ijskoud water is. |

Glamping
Die gezellige barbecue is achter de rug. Ontspannen
nagenietend stop je glimlachend het hele zwikje in
je state of the art afwasmachine. Hè hè, nu lekker
zitten met dat fijne boek.

Camping (7)
Er barst een hevig noodweer los. Jij, je man en zelfs je twee kleuters moeten met al hun kracht aan de tentstokken hangen om het vege lijf te redden.

Glamping
Er barst een hevig noodweer los. Jullie kijken elkaar aan in de zalige beschutting van je ruime slaapkamer en zeggen zuchtend: “Wat romántisch”!

Camping (8)
Het is bedtijd. Je bent kapot en wilt niks liever dan slapen in je tweedehands caravan en wel meteen. Alleen zo jammer dat je eerst nog pakweg drie kwartier aan de slag moet om: de tafel – tevens het bed – leeg te maken, dat rot ding in te klappen, je hand tien minuten onder koud stromend water te houden nadat die klem is komen te zitten onder de tafel, de korte poot (die dient om het bed stevigheid te geven) overal te zoeken omdat die weer eens kwijt is, het bed met die ppot vast te zetten, te puzzelen totdat alle kussens zo liggen dat het lijkt op een matras en het hele zooitje vervolgens ook nog te gaan opmaken. En dat allemaal in de wetenschap dat je morgenvroeg deze hele reutemeteut opnieuw mag doen maar dan in omgekeerde volgorde. Nog maar dertien nachten te gaan.

Glamping.
Het is bedtijd. Je slaat vergenoegd je lakens van zwaar Egyptisch katoen open en nestelt je in je trendy boxspring.

Camping (9)
Het is bedtijd. Jullie hebben wel zin in een lucky night. In je eitje dat in de showroom nog “ruime gezinscaravan” werd genoemd liggen je voeten echter halverwege het kinderbed. Hoezo privacy?

Glamping
Het is bedtijd. Jullie hebben wel zin in een lucky night. De koters liggen ver weg in hun separate kindervleugel.
Jullie kijken elkaar schalks aan en verbeteren moeiteloos jullie jaargemiddelde in één lange hete nacht.

Camping (10)
Het is ochtend. Dankzij de niet ergonomisch verantwoorde spaanplaatbodem van je tafelbed word je wakker met het gevoel alsof je door een vrachtwagen bent overreden. Daarbij heb je over je hele lichaam vreselijke jeuk. Één blik
in de spiegel bevestigt dat de plaatselijke muggenkolonie zich de afgelopen nacht vol heeft gezogen met jouw
bloed, zodat je er nu uitziet alsof je een besmettelijke ziekte hebt.

Glamping
Het is ochtend. Je rekt je uit en hebt je nog nooit zo fit en uitgerust gevoeld. Dankzij de horren ziet jouw huidje er
nog even mooi en ongeschonden uit als toen je ging slapen.

Conclusie: na twee weken ontberingen op de camping lijk je nog het meest op een uitgewrongen dweil, terwijl na veertien dagen glamping zelfs de meest gestreste Ma Flodder is gemetamorfoseerd in een toonbeeld van mooie, fitte en relaxte verleidelijkheid.

Kortom, de conclusie moge duidelijk zijn.

Lang leve de Glamp Vamp!

© Pascale Bruinen

glamping2

De überverwende vakantiesnobbisten onder ons kunnen hun hartjes ophalen als ze lekker luxe gaan loungen in de vrije natuur. Tot welke categorie behoor jij? Spreekt jou dit plaatje wel aan of slaap jij voor het echte werk toch liever op je leeggelopen luchtbed? Laat hier een reactie achter.

 

 

Glamour in de OK

Het is koud. Het is saai. Hier valt werkelijk he-le-maal niks te beleven. Grijze muren. Her en der een bed op wielen, al dan niet verscholen achter een stuk flinterdun gordijn in een nietszeggende kleur op zo’n lelijke rail. In mijn directe omgeving  is niemand te bekennen.

Omdat ik niet in de slachtofferrol wil, heb ik geen zin om plat te blijven liggen. In een opstandige bui ga ik dus fier rechtop zitten. Of toch in ieder geval zo recht als maar enigszins mogelijk is met mijn hemelsblauwe operatiegewaad dat van achteren wijd openhangt.

God wat voel ik me machteloos. Ik wil dit niet en moet het toch. Dat is niks voor mij. Geef je over, fluistert een stemmetje. Oh. Da’s mijn betere ik, realiseer ik me. Mijn Zen-ik, die controleverlies helemaal niet erg vindt. IK WIL DIT NIET, reageert mijn controlfreakerig ikje prompt als door een wesp gestoken. Heerlijk, dit. Ik moet zometeen geopereerd worden en kies juist dit moment uit om acuut een meervoudige persoonlijkheidsstoornis te ontwikkelen.

Ik probeer de kibbelende stemmetjes te negeren en er en passant bij te zitten alsof ik hier puur toevallig ben. Alsof ik ieder moment kan worden weggeroepen om belangrijkere dingen te gaan doen. Hoewel, dan zou ik zéker niet mijn dierbare haren onder dit papieren mutsje hebben gefrommeld. Mijn kapper zou een beroerte krijgen als hij me nu kon zien. En ik zelf ook, nu ik erover nadenk. Met mijn operatiejurkje aan, kapje op, dikke sokken op blote benen, make-uploos gezicht, nagels zonder een spoortje van lak. Een toonbeeld van elegantie. Voor één keer ben ik blij dat er geen spiegels zijn.

Deze hele godvergeten ruimte zou hier wel een make-over kunnen gebruiken. Pimp my hospital. Ik denk dan aan een fris en opwekkend fuchsiaroze kleurtje op de muren. Met het effect dat je helemaal happy de OK inrolt. Daarbij uiteraard een strakke witte vloer. Bijpassende dekentjes voor ieder bed, misschien zelfs wel met wat leuke extra kussentjes. Meteen een knus en huiselijk sfeertje.

In plaats van die afzichtelijke gordijnen komen er verrijdbare design kamerschermen met een prachtige levensgrote Boeddha afbeelding erop. Zó rustgevend dat je misschien niet eens meer een verdoving nodig hebt. Aan ieder bed een minimalistisch wit tafeltje met daarop een orchidee (vooruit, voor deze ene keer mag dat dan een nepper zijn, gelet op het infectierisico). En natuurlijk mag een geurkaars van Diptyque niet ontbreken. Voor de broodnodige ontspanning.

Net als ik in gedachten gekomen ben bij het stuk dat de chirurg ook verdacht veel weg krijgt van McDreamy uit Grey’s Anatomy komt een verpleegster binnen. Ze stopt bij een bed achterin de zaal. Zelfs op deze afstand kan ik het gesprek letterlijk volgen. Hoezo privacy?

“Nou laten we eens even kijken, u bent goed gezond?”

Jaahaaa, denk ik, túúrlijk. Daarom ligt die nu hier, toch?

Ik haal mijn verveelde oortjes onder het kapje uit zodat ze zich kunnen spitsen.

“En zegt u eens, rookt u?”

“Ja”, hoor ik een bedremmelde mannenstem antwoorden. Eén strenge vraag van een verpleegster en ze worden zó klein. Ach gut.

“Hoeveel sigaretten per dag?”

“Veer…”. Hij spreekt zo zacht dat ik de rest niet kan verstaan.

“Véértien?”, vraagt de verpleegster duidelijk verschrikt.

“Nee, veertig”, antwoordt de man noodgedwongen iets luider. Ik hoor nu duidelijk iets van angst in zijn stem.

“Véér-tíg!!”, echoot de verpleegster, waarbij ze er in slaagt de nadruk zowel op het eerste als op het tweede deel van het woord te leggen. “Dat is wel héél erg veel”, klinkt het snibbig.

Helaas kan ik het gesprek niet verder afluisteren omdat er ineens iemand naast mijn bed staat die mij komt halen. Snel trek ik mijn mutsje omlaag. Die haren eronder is nog tot daaraan toe, maar die haren eronder én twee oren die er links en rechts parmantig onderuit steken is teveel van het goede. Ik heb het donkerbruine vermoeden dat ik zo namelijk verdacht veel weg heb van een Gremlin. Dat risico kan ik natuurlijk niet lopen voor het geval ik zometeen een McSteamy tegenkom in de OK.

Ik word streng gesommeerd te gaan liggen en word de OK in gereden. Met een gezamenlijk gezongen ene-tweeje-drie! word ik overgeheveld op een supersmal operatiebed.

De operateur vraagt me welke knie het is. “Rechts”, antwoord ik in wat ik denk dat toch duidelijk Nederlands is. “Ok, rechts”, herhaalt hij. Hij maakt aanstalten een teken te zetten. Maar dan kijkt hij op en vraagt: “Wélke knie is het?”

Ongerust dat ík nou net weer het geluk heb een chirurg met Alzheimers te treffen zoek ik, lichtelijk in paniek, oogcontact met mijn dokterlijke hoop in bange dagen. En dat valt nog niet mee, verscholen als ze zijn tussen het groene mond/neuskapje en het kekke veelkleurige piratendoekje op zijn hoofd.

“R E C H T S”, zeg ik terwijl ik hem indringend in zijn ogen kijk. Ik articuleer iedere letter zo scherp mogelijk en wijs zelfs voor alle zekerheid het juiste been aan. Ik krijg de neiging om er in doventaal ook nog gebaren bij te gaan maken, ware het niet dat ik niet weet hoe dat moet.

“Ik moet dat weer aan u vragen, dat is protocol”, mompelt hij vanachter zijn groene spuugdoekje. Ik voel me op slag een idioot. Ik zeg niks meer.

Ineens verrast de anesthesist mij met de nogal aparte mededeling dat hij bij de ruggenprik maar één been gaat verdoven in plaats van twee. Ik kijk even om me heen om te zien of ik Frans Bauer ergens onder de mondkapjes ontwaar want dit lijkt langzamerhand meer op Bananasplit. Als ik vraag of dit serieus bedoeld is, knikt hij ernstig. “Maar de rekening is niet de helft van normaal hoor, ha ha!!”, schatert hij om zijn eigen grapje. Ik lach maar mee, per slot van rekening moet hij nog zijn enorme naald tussen mijn ruggenwervels in gaan mikken. Na een tijdje voel ik mijn ene been afschakelen, een wonderlijke ervaring. Het hoort niet meer bij mij.

“Voelt u dit?”, vraagt de chirurg. “Bent u dan nu al in mijn been aan het snijden?”, reageer ik met een wedervraag. Je ziet hem gewoon denken dat het oh zo jammer is dat juist deze betweterige patiënt niet voor een algehele narcose heeft gekozen. “Nee hoor, ik gaf alleen maar een klein prikje”. Maar nee, ik voelde helemaal niets. Noppes. Nada.

Prompt krijg ik een groen laken recht voor mijn snuit gespannen en kan ik niks interessants meer zien. Dat wil zeggen, totdat ik na een minuut of twintig ineens pal voor mijn neus een bloot been loodrecht omhoog zie staan. Ik frons mijn wenkbrauwen en vraag me verontwaardigd af hoe dat in godsnaam mogelijk is. Van wie is dat been? Ik zie dat dit been helemaal oranje is van de jodium. Ik zie tenen die mij ergens vaag bekend van voorkomen. Ik zie dat het been in kwestie ingezwachteld wordt met een drukverband. En dan realiseer ik me met een schok dat het mijn eígen been is. Nu weet ik eindelijk wat mensen bedoelen als ze zeggen dat ze een out of body experience hebben.

En daar lig ik dan in al mijn natuurlijke schoonheid, met één been dat zo dik is ingepakt dat het meer wegheeft van de poot van een olifant die dringend aan de vochtafdrijvers moet.

Als dat geen glamour is in de OK dan weet ik het niet meer.

© Pascale Bruinen

Heb je zelf soortgelijke OK-ervaringen opgedaan? Laat dan hier een reactie achter!

Het geheim van Victoria

Heb jij je ook, happend naar adem van afgunst en frustratie, zitten vergapen aan de Victoria’s Secret Fashion Show 2011? Aan de afgetrainde, ingeoliede, perfecte en nagenoeg naakte lijven van de uitverkoren supermodels? Ik wel. Ik heb nog nooit van mijn leven zoveel jonge, ultraslanke en megastrakke lijven met zeer vrouwelijke sixpacks bij elkaar gezien. Voeg daar nog de engelachtige gezichtjes met die geprononceerde jukbeenderen, jaloersmakende kuiltjes in wangen, überzwoele lippen en lang glanzend haar aan toe en het is duidelijk. Als je je hiermee wilt meten als afgematte veertig-plus ploetermoeder ben je bij voorbaat kansloos verloren, al zie je er naar verhouding nog zo patent uit.

Dat zou je dus niet moeten doen maar zoveel verstandig inzicht is aan mij niet besteed. En dus besluit ik in een vlaag van masochisme dat ik er ab-so-luut ook zo uit wil zien.

Om het geheim van Victoria te ontrafelen zoek ik op internet naar haar beroemdste en wellicht ook mooiste boegboeld, Doutzen Kroes. Na het lezen van diverse interviews heb ik al een fraaie en voor ons zelfbeeld zeer opwekkende oneliner gevonden. Zo zegt onze Doutzen over haar figuurtje en ik citeer: “Vroeger vond ik dat ik fors was maar nu niet meer”. Tja, dank je wel Doutzen voor deze oppepper, dat doet vrouwelijk Nederland met een gemiddeld confectiemaatje 42 erg goed.

In een recent tv-interview vertelt ze hoe ze zich voorbereidt op de Victoria’s Secret show. Ik hang aan haar volle lippen. Het geheim is dat ze sowieso altijd “met mate” eet (yes, dat doe ik ook!), veel groenten en fruit consumeert (check!), sloten water drinkt (helemaal goed!), vrijwel niet snoept en de laatste paar weken voor de show helemaal géén vet of zoet meer tot zich neemt (hmmm, dat doe ik niet) en zich onder de bezielende leiding van haar personal trainer 24/7 helemaal suf sport.

Bij dat laatste ben ik meteen alert, want ja, sporten doe ik óók!!! Misschien alleen niet in die mate en helaas ook moederziel alleen, maar een kniesoor die daar op let. Eigenlijk, zo denk ik overmoedig, heb ik nú al zo goed als hetzelfde fitness- en schoonheidsregime als Doutzen. Ienie mienie detailtje is alleen dat ik er niet ook zo uit zie.

Dus worstel ik me door de obligate fitnessvideo heen waar te zien is wat Doutzen zoal doet om, nou ja, Doutzen te blijven. Eerste scene: Doutzen in nauwsluitende zwarte legging en kek lichtblauw (geen-toeval-want-matcht-zo-leuk-met-haar-ogen-) topje dat haar absurd platte buikje onthult. Tweede scene: Doutzen die beeldig en transpiratieloos 120 keer per minuut touwtje springt. Derde scene: Doutzen die als een volleerde bokser in een rottempo rechtse en linkse directe uitdeelt aan haar welwillende sparringpartner en daarna – zucht – niet eens buiten adem is, laat staan dat ze ook maar één gestylede lok verkeerd heeft zitten.

Ik heb genoeg gezien en ga meteen als een gek met een springtouw van de kids, dat al sinds de pré-puberjaren ligt te verstoffen in de garage, aan de slag. Verdorie, dat valt nog niet mee. De bedoeling is dat je er in gelijkmatig hoog tempo soepeltjes overheen springt, maar ik raak om de haverklap verstrikt in het touw. Bovendien zweet ik ondanks mijn deodorant wél als een otter en heb ik ineens een acute bad hair day. Ja, zo wordt het natuurlijk nooit wat met mijn Doutzen look-a-like projectje.

Gedesillusioneerd smijt ik het springtouw terug de vergetelheid in en graai meteen naar een extra grote chocoladereep (mét pralinévulling). En terwijl ik in een halve minuut het calorie-equivalent van een half jaar eten én drinken van Doutzen verorber troost ik me met de gedachte dat dit toch een onbereikbaar ideaalbeeld is.

Het geheim van Victoria? Griezelig goede genen. Maar ook één langgerekt chocoladeloos bestaan in combinatie met – pak hem beet – 12 uur sporten per dag. En bijna, bijna, voel ik zowaar iets van medelijden voor haar. Want bij nader inzien vind ik dit toch niet zo aanlokkelijk als het lijkt.

© Pascale Bruinen

En hier is het dan, het vermaledijde springtouw. Kom op, laat me alsjeblieft weten dat ik er niet alleen voor sta met mijn goedbedoelde maar weinig succesvolle pogingen ons aller Doutzen te evenaren…Ik weet zeker dat jullie stiekem ook wel eens een soortgelijke actie hebben geprobeerd. Schrijf het eens aan mij zodat alle lezers hieruit troost kunnen putten!