De Toiletprofessor

Meteen maar een waarschuwing vooraf: dit wordt een onsmakelijk stukje en mannen komen er bekaaid vanaf.

Terwijl ik tijdens een nazomers ontbijt nietsvermoedend mijn tanden zet in een lekker zachtgekookt eitje, lees ik in het regionale dagblad over een heuse Toiletprofessor. Ik wist niet eens dat zoiets bestond, maar de geneugten van ’s mans beroep zijn in zoveel geuren en kleuren omschreven dat ik meteen genoeg gegeten heb.

Maar liefst dertig jaar lang (!) doet hij onderzoek naar onze kleinste kamertjes. Vanwege deze niet geringe prestatie werd hij door de NS uitverkoren om een ontwerp te maken voor een nieuw trein-toilet. ‘Al vanaf de tijd dat mannen jagers waren, plassen ze staand tegen een boom’, tekent de interviewer op uit de mond van het wc-orakel. Nou, dat had ik je – zonder een minuut onderzoekservaring – ook wel kunnen vertellen.

De Toiletprofessor is met name gespecialiseerd in redenen waarom mannen ‘naast de pot piesen’ (letterlijk dan): ‘Sommige mannen zijn dik en kúnnen helemaal niks zien beneden. Soms zijn het heel lange mannen en dan spettert het tóch omdat het van zo hoog komt.’ Ach gossie. En ik altijd maar denken dat goed richten zo moeilijk niet kon zijn omdat die slurf toch echt al sinds hun geboorte tussen hun benen zit. Maar ik ben natuurlijk ook geen professor (en geen man).

Ondertussen is het sanitaire leed door dit urineballet tijdens treinreizen, vooral voor vrouwen, niet te overzien. Zo zou maar liefst 41% van de dames voorafgaand aan een treinreis niets drinken uit angst naar dat smerige plakkerige stinkhok te moeten. Ik hoor daar helaas ook bij.

Als ik deze wetenswaardigheden met mijn man deel, zegt hij iets dat voor mij een regelrechte eyeopener is.

‘Waarom denk jij dat er in urinoirs zo’n vlieg in het midden van de pot zit? Dat is om optimaal te kunnen richten!’

Nou moet ik bekennen dat ik om ellenlange wachtrijen te vermijden wel eens stiekem op het herentoilet ben geweest. En ja, toen ik bij zo’n gelegenheid met een schichtige blik langs die uitgebeten urinoirs liep, heb ik inderdaad vaker zo’n irritante vlieg zien zitten. Ik weet nog dat ik telkens dacht dat dit dus geen stront- maar plasvliegen moesten zijn. Om er nu achter te komen dat ze al die tijd hartstikke nep waren. Fake, imitatie, namaak. Even wil ik uit pure schaamte nog roepen: ‘Ja, maar wat nu als mannen proberen te mikken en het vliegje echt blijkt te zijn?’, maar ik weet wanneer ik me gewonnen moet geven.

In plaats van een plee-hoogleraar ben ik nu dus zelf officieel het pispaaltje.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in de INFO, bewonersblad van Wonen Meerssen

media_xll_8419359

 Kijk, zo kan het toch ook???

Hondenleven

Bij bestudering van een strafdossier maakte ik me onbewust altijd al een voorstelling van hoe de verdachte er in het echt uit zou zien. Soms zat er al een foto van hem of haar in het dossier, dan kon ik meteen zien of die leek op het beeld dat ik in gedachten had.

In de zaak waar ik nu over schrijf had ik niet zo’n afbeelding ter beschikking, dus keek ik nieuwsgierig op toen de verdachte de zaal binnenkwam. De man was de middelbare leeftijd gepasseerd. Hij was eenvoudig gekleed. Vanaf zijn stoel achter het hekje keek hij telkens achterdochtig in mijn richting. Hij oogde vermoeid, maar weinig schuldbewust.

Hij werd ervan verdacht dat hij opzettelijk pijn en letsel had veroorzaakt bij zijn hond. Het dier, dat ik Maya zal noemen, werd steeds magerder en leek veel pijn te lijden. De boosdoener bleek een gezwel. Maar in plaats van zijn huisdier bij het ontstaan van de eerste klachten onmiddellijk onder doktersbehandeling te stellen, besloot deze verdachte niets te doen. Zodoende kon de tumor gestaag doorgroeien.

Toen verdachte na enige tijd telefonisch bij een dierenarts informeerde naar de kosten om zijn hond te laten inslapen, vond hij 135 euro om aan het lijden van zijn trouwe viervoeter een einde te maken veel te hoog. Dus liet hij alles maar op zijn beloop.

Op een kwade dag werd de hond buiten aangetroffen en door de vinder bij een asiel afgeleverd. Daar bleek het arme dier er zo ernstig aan toe, dat de dierenarts besloot om hem meteen uit zijn lijden te verlossen. En geen wonder, want toen ik door het digitale dossier scrolde, schrok ik bij het zien van de kleurenfoto’s van de hond met die vreselijk grote uitstulping.

Ik vond het triest. Als hondenbezitter heb je een grote verantwoordelijkheid want het dier is voor zijn welzijn immers aan jou overgeleverd. Maya had vele jaren trouw zijn baasje beschermd en over hem gewaakt. Maar andersom vond deze laatste het kennelijk nog te veel moeite om naar de dierenarts te gaan toen Maya pijn had en niet meer kon eten.

De laatste maanden van zijn leven moeten voor deze hond een ware martelgang zijn geweest.

Een hondenleven in de ware zin des woords.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

images

Thuiswerkdag

In mijn tijd als officier van justitie had ik geregeld een thuiswerkdag. Dat ervoer ik als een echte luxe want dan hoefde ik me niet te haasten om op tijd de deur uit te gaan. Meestal verloor ik namelijk de nodige minuten als ik bedacht wat ik aan zou trekken.

Maar nu kon ik lukraak een joggingbroek en een hoody uit de kast graaien, mijn Uggs aantrekken (ik ben een koukleum, vooral als het op mijn voeten aankomt) en me naar beneden begeven. Ja, ja, ik weet het, deze kledingkeuze heeft een glamourgehalte van min 100 maar dat kon me niets schelen want er moest toch alleen maar worden gewerkt. Dus haalde ik mijn laptop tevoorschijn om in te loggen en kon ik van start. Ik vervloek het regelmatig maar soms is het toch wel handig, dat digitale tijdperk.

Ik weet nog goed toen het “Nieuwe Werken” een tijd terug bij het Openbaar Ministerie werd geïntroduceerd. Er was een heuse campagne bedacht om de geneugten van het thuiswerken bij iedereen onder de aandacht te brengen. Dit ging zelfs zó ver, dat ze een medewerker zo gek hadden gekregen om een hele dag, gestoken in kamerjas en pantoffels, op het parket rond te lopen. Voor mij was de aanblik van die dunne, bleke en behaarde benen er een om nooit te vergeten. Of de bezitter van deze ledematen met zijn ludieke actie ook veel collega’s heeft aangezet tot thuiswerken is nooit duidelijk geworden.

Gelukkig heb ik me door dit beeld niet laten afschrikken. Als iets echt af moest, was namelijk niets zo nuttig als thuis werken. Hier werd ik immers niet gestoord door mensen die me wat vroegen, er waren geen telefoons die me irriteerden met de gekste ringtones noch druk converserende collega’s om me heen. Hier heerste absolute stilte, een oase van rust vergeleken met mijn normale werkomgeving. Op een thuiswerkdag kreeg ik daarom veel meer gedaan dan op het parket, ook al omdat ik niet tussen verschillende locaties op en neer hoefde te pendelen.

Een ander niet te versmaden voordeel was dat ik hier nog mijn eigen vaste plekje had, dit in tegenstelling tot die vermaledijde flexplekken waar ik maar niet aan kon wennen. Thuis mocht ik telkens gewoon op dezelfde stoel aan dezelfde eettafel zitten, omringd door bloeiende planten en gezellige ditjes en datjes.

Om nog maar te zwijgen van misschien wel het allergrootste pluspunt: een hoogst eigen prullenmand.

Waar een mens al niet blij van kan worden.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder in iets gewijzigde vorm verschenen in het Algemeen Dagblad.

images

Goed en kwaad

Dat het nog bestaat! In de krant lees ik over een ontsnapping van criminelen uit een Duitse cel. Dit keer geen over de luchtplaats klapwiekende helikopter die een touwladder heeft uitgegooid voor de gedetineerden of ander machtsvertoon. Nee, dit is een ouderwetse ontsnapping compleet met doorgezaagde tralies en aan elkaar geknoopte handdoeken en lakens.

In Nederland is geweldloos ontsnappen uit de gevangenis niet apart strafbaar gesteld. Kennelijk heeft de wetgever op de menselijke oerdrang naar vrijheid geen sanctie willen zetten, al kun je als je wordt gepakt wel disciplinaire maatregelen en uitstel of achterwege laten van voorwaardelijke invrijheidstelling tegemoet zien.

In films ontsnappen vaak gevangenen die onschuldig onder de erbarmelijkste omstandigheden vastzitten. Denk aan sadistische bewaarders, moordzuchtige medegedetineerden en samenzweerderige directeuren. Met ieder theelepeltje aarde waarmee ze hun tunnel naar de vrijheid een vierkante centimeter dieper uitgraven, hoop ik vuriger dat hun ontvluchting lukt. Begrijpelijk, toch?

Minder logisch is dat ik bij sommige rolprenten zelfs op de hand van een crimineel ben die, guilty as hell, op de vlucht is voor de politie. Lang leve de underdog! Als ik enigszins schuldbewust hiervoor een verklaring zoek (ik was per slot van rekening officier van justitie), lijkt het te komen omdat veel boeven in (Amerikaanse) films en tv-series bewust erg sympathiek worden voorgesteld. Ze zijn onbegrepen, hebben een hard leven achter de rug en/of hebben ook goede, zelfs zachtaardige kanten. Om maar te zwijgen van hoe goed die schurken er uit zien. De misdadiger wordt zo, ook voor mij, gebombardeerd tot held van de film. Daarentegen worden de politiemensen die hem opjagen juist vaak gedegradeerd tot corrupte en niet al te snuggere pennenlikkers die ook nog eens voortdurend ruziën over wie bevoegd is (denk aan de eeuwige strijd als de FBI zijn opwachting maakt en de zaak met veel arrogantie overneemt van de plaatselijke politie).

Dankzij deze zwaar aangezette clichés beland ik in de omgedraaide wereld: criminelen worden de good guys die ik als kijker wil steunen, terwijl de gezagsdragers gevoelsmatig de bad guys zijn.

In mijn werk had ik hier gelukkig geen enkele last van. Zo heb ik in al die jaren nog geen enkele verdachte meegemaakt die een held was dan wel op Brad Pitt leek of een politieman ontmoet die door en door slecht was. Wel andersom (nou ja, behalve misschien dat Brad Pitt gedeelte dan, hoewel Han wel heel dichtbij komt en ik hem nooit voor die soon to be ex-husband van Angelina Jolie zou willen inruilen).

Maar het zal altijd moeilijk blijven om precies de grens te trekken tussen waar het goede ophoudt en het kwade begint.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder in iets gewijzigde vorm verschenen in het Algemeen Dagblad.

d41d8cd98f_1363254181_ik-mag-maar-een-laken-om-mijn-matras__list-noup