Oefening

Ik zit rustig achter mijn bureau mijn zitting voor te bereiden als er ineens een snerpend alarm afgaat. Een strenge vrouwenstem maant me het pand onmiddellijk te verlaten via de nooduitgang en daarbij de liften niet te gebruiken. Nu neem ik toch altijd de trap, dus dat vind ik niet zo’n punt.

“Is dit een oefening?”, roep ik nog bij wijze van uitstel van het onvermijdelijke tegen collega’s. Maar als ik zie dat de anderen hun jassen al van de kapstok nemen en richting uitgang gaan, besluit ik ook mijn boeltje te pakken. Gauw gooi ik mijn gsm, toegangspas en boterhamdoosje in mijn tas, sla een sjaal om en trek mijn jas al lopend aan om aan te sluiten bij de groeiende stroom richting trapportaal.

Daar is het, raar maar waar als er een alarm loeit, een gezellige boel.

“Hee!!! Ook hier vandaag! Wat leuk jou weer even te zien, al is het dan onder ietwat vreemde omstandigheden!”, zeg ik tegen een mannelijke collega die ik op het werk al tijden niet meer ben tegengekomen. Er ontspint zich een geanimeerd gesprek, terwijl we gedwee aanschuiven in de steeds langer wordende rij die naar beneden loopt.

Iedereen lijkt goedgemutst, van enige onrust – laat staan paniek – is geen sprake. Hoewel ik me afvraag wat er aan de hand kan zijn, kan ik me vanwege de sfeer om me heen bijna niet voorstellen dat het iets ernstigs is. Maar dat wil natuurlijk niets zeggen.

En zo kan het gebeuren dat ons gebouw opeens een schier eindeloze stroom mensen uitbraakt, die netjes in rijen achter elkaar aanlopen naar de aangewezen locatie. Als ik achterom kijk, zie ik dat we allemáál keurig het zebrapad oversteken, zoals het braaf overheidspersoneel betaamt. Arme auto’s die voor onze ingetogen optocht moesten stoppen want die stonden er wel eventjes.

Op de afgesproken noodopvangplek is het een vrolijke drukte van keuvelende mensen. Ik kan eindelijk een collega die zwanger is feliciteren en praat bij met een collega wier opleiding ten einde loopt.

Als we het teken krijgen dat we terug moeten, vind ik het bijna jammer dat het voorbij is.

Misschien moeten we dit voortaan iedere maand doen, maar dan zonder alarm als aanleiding.

Is wel zo goed voor de teamgeest.

© Pascale Bruinen

Deze column is op 15 oktober 2015 verschenen in het Algemeen Dagblad.

oefening

 

 

Esprit de Corps

In strafzaken heb ik als hoogste opsporingsambtenaar het gezag over onze dienders.

Nu is mijn man ook politiebeambte dus ik hoor je al denken: “Hoe gaat dat thuis dan?” Gelukkig levert de professionele gezagsverhouding geen privéproblemen op. Alleen als ik op het punt sta een discussie te verliezen wil ik me wel eens verlagen tot de gekscherende opmerking: “Denk eraan! In ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag!”. Niet dat dit ook maar enige indruk op hem maakt en dat is maar goed ook.

Als ik één ding over de politie heb geleerd, is het dat zij een ongelofelijke “esprit de corps” heeft. Deze organisatie heeft saamhorigheid, broederschap en verbondenheid welhaast tot kunst verheven.

Als ik deze “esprit de corps” in kooktermen zou moeten vertalen, luidt het bereidingsvoorschrift als volgt: als basis neme men een ruime hoeveelheid van het oersterke gevoel samen voor de goede zaak te staan; men voege daaraan toe een grote mate van onverschrokkenheid, loyaliteit en behulpzaamheid en men mixe dit met een flinke scheut risico’s die politiemensen in executieve dienst beroepshalve lopen; men brenge dit borrelende mengsel tenslotte aan de kook onder het kritische vergrootglas van de samenleving en voilà, daar heb je het recept voor onvoorwaardelijke collegiale steun, juist onder de moeilijkste omstandigheden.

Het “Eén voor allen, allen voor één”- principe geldt zo dus ook voor deze moderne musketiers. Als er stront aan de knikker is, wordt er niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk één front gevormd.

De laatste zeventien jaar heb ik zowel privé als beroepshalve een kijkje in de ziel van politiemensen gekregen. En ik moet zeggen: wat ik daar zie, bevalt me wel. Ze hebben het hart op de goede plaats. Ze waken, ook als wij lekker op één oor liggen, onder steeds moeilijkere en gevaarlijkere omstandigheden over onze veiligheid.

Nu de tijden veranderd zijn, wordt nóg meer van deze dappere vrouwen en mannen verlangd. Want als een bepaald politieoptreden of juist het ontbreken daarvan tot een storm van maatschappelijk protest leidt, bevinden politiemensen zich soms in het oog van die orkaan, met alle mogelijke destructieve gevolgen van dien. Dan moet je je maar staande zien te houden.

Toch lukt ze dat. Dat verdient groot respect van iedereen.

Dat van mij hebben ze in ieder geval al binnen.

© Pascale Bruinen

Deze column is op 7 oktober 2015 verschenen in het Algemeen Dagblad.

esprit de corps2

 

Gepaste trots

Nooit kunnen bevroeden dat mijn boek, een heel persoonlijk inkijkje in mijn werk, zo’n leuke neveneffecten zou kunnen hebben.

Natuurlijk heb ik mijn boek destijds geschreven met bepaalde doelen voor ogen. Zo hoopte ik dat het de “gewone burger” iets meer wegwijs zou maken in de wondere wereld van justitie en politie. Uit de vele positieve reacties blijkt inderdaad dat mensen na lezing van het boek beter snappen wat een officier allemaal doet en wat het verschil is tussen mijn werk en dat van een strafrechter. Maar misschien nog wel belangrijker is dat ze ook veel waardering hebben voor het tonen van het menselijke gezicht in deze stoere functie. Waarmee maar weer eens is aangetoond dat een kwetsbare opstelling geen teken van zwakte is, maar juist een van kracht, durf en moed.

Daarnaast wilde ik met mijn boek een tegengeluid laten horen ten opzichte van al die advocaten die geregeld in allerhande media opduiken. Onder het motto “Wij zijn er ook nog!” heb ik aandacht gevraagd én gekregen voor diegenen die de wereld een stukje veiliger proberen te maken. Zodoende is de positie van de openbaar aanklager op de kaart gezet en dat werd in mijn ogen hoog tijd ook.

Eén van de openhartige hoofdstukken in het boek gaat over mijn haat/liefde verhouding met strafpleiters. Toen mijn boek uitkwam, vroeg ik me af wat dit voor mij in de rechtszaal zou gaan betekenen. Achteraf is het me honderd procent meegevallen. Zo hoorde ik vaker dat advocaten mijn boek met plezier hadden gelezen. Strafadvocaten hebben mijn “offensief” dus uiterst sportief opgenomen.

Maar het allermooiste neveneffect is wel dat ik geregeld mailtjes krijg van rechtenstudenten die zeggen dat ze na lezing van mijn boek hun afstudeerrichting hebben gewijzigd naar strafrecht omdat ze ook officier van justitie willen worden.

Zo schreef eentje: “Ik ben een fervent lezer van je columns (…) en onlangs heb ik je boek aangeschaft. Dit heeft mij de bevestiging gegeven dat ik niets liever wil dan officier worden nadat ik mijn studie heb afgerond. (…) ik wilde je even kort bedanken voor het inzicht, de inspiratie en de motivatie die je mij hebt gegeven door het uitgeven van je belevenissen.”

Zo’n reactie vervult me met gepaste trots.

Mooi dat schrijven dit teweeg kan brengen.

© Pascale Bruinen

Deze column is op 23 juli 2015 verschenen in het Algemeen Dagblad.

Gepaste trots

 

Ashley Madison

Noem me naïef maar ik had nog nooit gehoord van Ashley Madison. De naam klinkt als die van een Amerikaans popsterretje, maar staat voor de grootste online vreemdgaan-community ter wereld. Ik dacht dat ik niet snel meer ergens van opkeek maar ik was  verbijsterd toen ik las dat er in de hele Verenigde Staten slechts drie (!) postcodes zijn waar ze géén Ashley Madison-account hebben. En dan betreft dit ook nog eens gebieden zonder internetbereik of waar bijna niemand woont.

Als dit krantenbericht klopt, heeft Amerika – goed voor ongeveer 320 miljoen inwoners verdeeld over zo’n 43.000 postcodes –  een evenredige geografische spreiding van mensen die het kennelijk niet zo nauw nemen met de echtelijke trouw. Al kan het natuurlijk zijn dat er een aanzienlijk aantal mensen tussen zit dat enkel uit nieuwsgierigheid een account heeft aangemaakt.

Ook in ons land zijn inmiddels verschillende van dat soort bedrijven actief. Cijfers over hoeveel procent van onze vaderlandse postcodes hierin vertegenwoordigd is, heb ik nog niet voorbij zien komen. Maar het zal vast wel een lucratieve business zijn.

En zodra er geld mee te verdienen valt, is cybercrime, alle criminaliteit op of via het internet, nooit ver weg. Zo ook bij ons aller Ashley; kwaadaardige hackers hadden zich toegang weten te verschaffen tot de personalia en de adresbestanden van de digitale (aspirant) schuinsmarcheerders. En toen was Leiden in last, want vervolgens werden de amoureuze klanten door nietsontziende cybercriminelen gechanteerd: betalen, anders zouden ze de wederhelft wel even inlichten over hun digitale dubbelleven.

Als ik dat lees schiet me prompt dat liedje van Rupert Holmes uit de jaren tachtig te binnen. Eigenlijk heette het Escape (de ontsnapping), maar het is bekender als de Pina Colada Song. Hij was ook op zijn vrouw uitgekeken en reageerde stiekem op een advertentie in de krant waarin een vrouw vertelt over haar voorkeur voor Pina Colada’s. Hij schreef dat hij die ook wel lustte. Zij schreef enthousiast  terug, waarna ze een date planden. Toen hij in de bar op de afgesproken tijd zat te wachten, zag hij niemand minder dan zijn eigen vrouw binnenkomen.

In het liedje liep het destijds goed af omdat beiden er wel de grap van inzagen, waardoor hun relatie werd gered.

Anno 2015 zou dit scenario ook cyberchantage kunnen voorkomen.

© Pascale Bruinen

Deze column is op 10 september 2015 verschenen in het Algemeen Dagblad.

ashley madison4

Digi-OM

Werd vroeger nogal eens geklaagd dat het Openbaar Ministerie achterliep ten opzichte van de razendsnelle technologische ontwikkelingen, tegenwoordig worden we zo’n beetje overspoeld door het ene na het andere digitaliseringsproject.

Termen als Digitale Dossier Viewer, Advocatenportaal, Slachtofferportaal, Verkeersportaal, E-learning modules, Telesticks, Tablets en Multi Touch Tables zijn niet meer weg te denken uit ons dagelijkse taalgebruik en horen inmiddels evenzeer bij ons vocabulaire als ons vakjargon.

Dankzij de Digitale Dossier Viewer kan ik mijn strafzittingen op een gebruiksvriendelijke manier digitaal voorbereiden.

Het Advocatenportaal is een digitaal loket waarin we strafdossiers in zaken van de politierechter, kinderrechter of kantonrechter nog uitsluitend digitaal aan advocaten verstrekken. Voorbij is hier dus de tijd dat papieren dossiers naar raadslieden werden verstuurd per post of – hoe hopeloos ouderwets! – persoonlijk werden gedeponeerd in hun kastje op de advocatenkamer in het gerechtsgebouw. In plaats van het fysiek openklappen van de stukken moet de advocaat in deze zaken voortaan met behulp van zijn advocatenpas het dossier downloaden. Een stuk minder romantisch, maar wellicht des te efficiënter.

Stichting Slachtofferhulp Nederland werkt met het OM samen in het Slachtofferportaal, een digitale servicebalie waar slachtoffers van misdrijven tijdens het hele strafproces op een laagdrempelige wijze informatie over hun zaak kunnen krijgen. En via het Verkeersportaal, ook wel Burgerportaal genoemd, kunnen (boze?) burgers digitaal in beroep gaan bij de officier van justitie tegen bepaalde verkeersboetes.

Tegenwoordig beschikken we op onze computers over “toolkits” in plaats van de oude vertrouwde plastic map met handige documenten en “factsheets” in plaats van een neergepend overzicht op een “flipover” (zo’n presentatiebord waarop een enorm kladblok is bevestigd). Cursusmateriaal krijgen we nog enkel te zien na inloggen op een gepersonaliseerde pagina en dan nog slechts via talloze pdf-jes die ik – trots kind van een papieren generatie – halsstarrig blijf printen.

De term “Digi-OM” is dus zeker op zijn plaats. Maar het beste bewijs hiervan is dat we op onze intranet-opstartpagina zelfs een heus “ICT-weerbericht” hebben. Deze virtuele Piet Paulusma vermeldt dagelijks de actuele stand van zaken omtrent ICT-storingen en aankondigingen van onderhoud. En dus word ik als “superuser” tegen wil en dank regelmatig getrakteerd op updates die monter melding maken van “performances”, “batches”, “work-arounds” en “releases”.

Een mens zou voor minder terugverlangen naar vroeger.

© Pascale Bruinen

Deze column is op donderdag 27 augustus 2015 verschenen in het Algemeen Dagblad.

Kopf, Icons