Liefdesverklaring (herpublicatie)

Carnaval. Het feest van meedoen. Van aanstekelijke uitgelatenheid. Schateren van het lachen, ongegeneerd flauwekul maken, je weer voor even kind voelen, oude bekenden zien, helemaal uit je dak gaan, je onderdompelen in de vrolijke mensenmassa’s buiten en binnen. Café’s binnen gaan waar je anders nooit komt, met wildvreemden de grootste lol hebben, met iedereen overal een praatje aanknopen. De zon die het licht weerkaatst van duizenden pailletten, de kakelbonte mengeling van kleuren, de vaandels en de vlaggen. Je als een vogel zo vrij voelen, de zalige zorgeloosheid, even nergens aan hoeven denken.

De vertrouwde muffe geur van de carnavalskleren in de koffer, de nostalgische reuk van schmink, de optochten uitlopen of er al halverwege uitgaan omdat het café lonkt, spontaan meegaan met een voorbijkomende polonaise, dansen en springen, inhaken met degene die toevallig net naast je staat, de ongelooflijke saamhorigheid, de ongekende humor. Altijd een warm bad, ongeacht de buitentemperatuur.

Muziek maken. Achter de muziek aan gaan. Swingen op de hypnotiserende schelle en doffe dreunen van een sambaband, allemaal samen hetzelfde liedje woord voor woord meeblèren aan de bar. De blije opwinding voelen als je het geschal van de trompetten hoort echoën tegen de eeuwenoude muren van de smalle sfeervolle straatjes, de overgave waarmee zelfs de slechtste muzikant de laatste noot uit zijn instrument perst. De bastonen van de grote trom die tot in je buik trillen. Muziek beleven in elke vezel van je lijf maar vooral in je ziel.

Kindertjes die het met de paplepel ingegoten krijgen, baby’s die te midden van de kakofonie van geluiden slapen als een roos in een tot mini-kasteel omgebouwde bolderkar. De heerlijk ouderwetse geur van knakkers uit een speelgoedpistooltje, de onvoorstelbaar mooie zelfgemaakte creaties, de ingewikkelde en soms loodzware constructies die mensen al die dagen meesjouwen, barbecuen midden op straat, de giechelende gezelligheid als je met z’n allen in de rij staat voor de wc, de boel op stelten zetten bij de Chinees, goedwillende “Hollanders” en buitenlanders liefdevol inwijden in de geheimen van onze allermooiste traditie.

De grappen en de grollen, straattheater op iedere hoek, spontaan met zijn allen touwtje springen in een steeg. Publiek wordt entertainer, de entertainer wordt publiek.

Maar ook het feest van kapot moe zijn, niet meer vooruit kunnen, het ijskoud hebben, door en door nat zijn, je gebroken voelen, pijn aan je voeten van het vele lopen, last van je rug van het staan en het gewicht van je carnavalspak, een keel als schuurpapier hebben, de gloeiende hitte als je met al je kledinglagen ergens naar binnen gaat, de doffe ellende als je in een veel te klein wc hokje al die lagen één voor één moet zien uit te doen waarbij je tamboerijn en andere toebehoren in de weg hangen.

De vette happen aan de kraam, de onvoorstelbare hoeveelheden rotzooi op straat, toch nog veel te veel glazen die kapot gaan (per ongeluk of expres), mensen die het nog altijd niet begrepen hebben en menen dat het “leuk” is een hoedje van iemand af te trekken of in iemands billen te knijpen. Sommigen, jong of oud, die ten onrechte denken dat in recordtijd dronken worden hier ook maar iets mee van doen heeft.

De pruik die al na vijf minuten jeukt als de ziekte, je portemonnee verliezen, de rest van de groep kwijt zijn (en dat soms niet eens erg vinden), de schmink en glitters er ’s nachts niet meer af krijgen, je huis bezaaid met afgevallen pailletten, plakkerige veren van boa’s, stukjes glas die uit je schoenzolen zijn gevallen, natte confetti-stukjes, modderige sneeuw. Overal kleren die ruiken naar de bekende mengeling van rook, bier en zweet.

Het feest van beschouwen. Zelf toeschouwer zijn. Je verwonderen. Bewonderen. Relativeren, filosoferen, diepe en serieuze gesprekken hebben terwijl je een kanariekooi op je kop hebt staan. Een duivel die kust met een bisschop. Rangen en standen die wegvallen. De verlegene toont zich extravert, de poetshulp is koningin. Mannen worden vrouwen, vrouwen worden mannen. Ongestoord zijn wie of wat je maar wilt. Het belangrijke wordt onbelangrijk en andersom. De ontroering als je kijkt naar al die lachende gezichten, naar mensen die onbekommerd plezier hebben.

Het is het allemaal en tegelijk is het zo veel meer dan de som der delen.

Een sentiment van chauvinisme, van oneindige liefde voor je stad, voor waar je vandaan komt. Een heel sterk gevoel van verbondenheid. En van trots. Trots op dit prachtige feest. Het gevoel van: dit is van en voor ons, voor iedereen die wil meedoen, dit pakt niemand ons meer af. Het gevoel van extase dat zich puur natuur van je meester maakt als duizenden kelen tegelijk uitbarsten in samenzang op een sprookjesachtig verlicht plein, het overweldigende gevoel ergens echt bij te horen.

Het surrealistische van de stilzwijgende afspraak om deze dagen uit alle windstreken verkleed samen te komen op een paar vierkante kilometer heilige grond. Net een suikerspin: zo hap je er in en zo is het weer weg. De vurige hoop er volgend jaar weer bij te mogen zijn. Telkens een paar stapjes vóór proberen te blijven op je eigen onontkoombare vergankelijkheid. Een gevoel van urgentie want alles kan zomaar ineens voorbij zijn. De tranen die onwillekeurig komen als je weer voor een jaar afscheid moet nemen van dit “feest der feesten”. Moegestreden van de vijfdaagse uitputtingsslag die je samen met al die andere gelijkgestemden onder alle denkbare weersomstandigheden hebt volbracht. Het doet pijn tot in het diepst van je wezen maar in je hart weet je: het is goed geweest. Je hebt je accu opgeladen, je hebt weer intens mogen beleven hoe het is om hiervan deel te mogen uitmaken. Je bent er weer bij geweest.

Het is een voorrecht. Elk jaar opnieuw. Geniet ervan.

© Pascale Bruinen

Dit prachtige schilderij van Robert Jan van Melle beeldt het carnavalsgevoel treffend uit. De vrolijkheid, uitgelatenheid en kleurenpracht. Ik zal ongetwijfeld nog vele andere ervaringen niet genoemd hebben die jullie hebben opgedaan met carnaval. Het is eigenlijk sowieso bijna onmogelijk om de geest van carnaval in woorden te vatten. Het is een cliché maar je moet het inderdaad zelf beleven om het te kunnen voelen. Toch kunnen jullie ook een poging wagen om je persoonlijke carnavalservaring te beschrijven. Geïnspireerd geraakt? Laat hier dan je reactie achter!

Verdacht op het Vliegveld

Ik weet niet hoe jij erover denkt, maar ik kan niet wachten totdat eindelijk die achterlijke beperkingen voor de handbagage bij vliegreizen worden opgeheven.

Sinds die keer dat die ene malloot een vloeistof aan boord heeft gesmokkeld die kennelijk in combinatie met een ander vloeibaar goedje een explosief mengsel opleverde, zijn de regels – tot mijn oneindig chagrijn – flink aangescherpt.

Begrijp me niet verkeerd: natuurlijk wil ik dat vliegen zo veilig mogelijk is. Maar of je dat met dit soort draconische maatregelen ook bereikt is vers twee. Bovendien gaat ons “bevallige” duo Valerio Zeno en Dennis Storm in Proefkonijnen wellicht nog bewijzen dat je ook een explosief met maximaal 100 ml vloeistof kunt maken. Enfin. Als ik op vakantie ga, en dat gebeurt nog wel eens, ondervind ik er in ieder geval alleen maar nadelen van.

Zo zit ik altijd te pielen met die tien flesjes van maximaal 100 ml waar ik dan de inhoud van diverse andere flessen in over moet gieten. En dan maar zien hoe ik ze allemaal in dat doorzichtige plastic tasje krijg gewurmd. Gewoon stom!

En dan dat geëmmer met nagelvijltjes, schaartjes, scheermesjes en pincet. Niks van dat alles mag in de handbagage, want stel je voor ik zou die al te harige wenkbrauwen van de piloot eens willen epileren midflight. Dát is pas gevaarlijk. In vergelijking met dit giga veiligheidsrisico valt zelfs de kerosinegierigheid van een zekere Ierse prijsvechter totaal in het niet.

Ondanks dat er zoveel waarschuwingsborden hangen over verboden spullen dat zelfs lijders aan Alzheimer de boodschap niet zouden kunnen vergeten, beklijft het lang niet bij iedereen. Zo keek ik onlangs raar op toen ik bij de controle achter een boomlange kerel in de rij stond die doodleuk een groot mes bij zich bleek te hebben. En ook nog, ik lieg niet, verontwaardigd was toen hij het moest inleveren. Hmmm, wat zou hij daarmee nu aan boord hebben willen doen? Zijn tandsteen verwijderen?

Uiteraard hou ík me altijd keurig aan de regels. En ging er voetstoots van uit dat de rest van het gezin dit ook zou doen. Not so.

Flashback naar een aantal jaren geleden. We vliegen met de kids naar Mallorca. Mijn tienjarige dochter wil haar hele hebben en houden meenemen als handbagage (goh, van wie zou ze dat toch hebben?). Geduldig leg ik haar uit dat ze het zal moeten doen met haar rugzak. Opgewekt propt ze die vol met spulletjes om zich mee te vermaken aan boord.

Bij de controlepost aangekomen vraagt een beveiliger geroutineerd aan mij of we geen verboden spullen in de tassen hebben. Blakend van zelfvertrouwen verzeker ik hem van niet en geef hem mijn stralendste glimlach. Een medewerker zit ondertussen verveeld op zijn schermpje te turen. Ineens zie ik dat deze rechtop gaat zitten. Zijn ogen vernauwen zich. Als hij nog een paar seconden op het scherm heeft gekeken, zie ik dat hij aanwijzingen geeft aan een collega.

Ik sla het tafereel met stijgende ongerustheid gade. Hier word ik nu zenuwachtig van. Túúrlijk, ik weet dat we niks verbodens bij ons hebben, maar toch. Waarom kijkt die man zo raar? En – oh God! – waarom wordt mijn dochters rugzak ineens van de band geplukt? Ik probeer te slikken maar dat lukt niet erg met een  mond die ineens kurkdroog is geworden.

De uitpuilende rugzak van dochterlief wordt tergend langzaam en met veel vertoon leeggehaald. Tot mijn eigen verbazing en die van het gretig toekijkende publiek zie ik een onwaarschijnlijke hoeveelheid spullen uit het ding komen. Nadat de arme kerel al drie knuffels, een kaartspel, een pet, een zakje knikkers, een tennisbal, een notitieblokje en diverse boekjes uit de rugzak heeft gehaald, komt haar schooletui tevoorschijn. De man opent het en – néé hè! – haalt daar doodleuk een enorme schaar uit, die hij demonstratief aan mij (en de rest van de rij achter me) laat zien.

Ik voel dat ik een hoofd krijg als een biet. Net als dochterlief trouwens. Ik stamel dat ik dit écht niet wist. De man, gewend als die ongetwijfeld is aan de meest uiteenlopende rotsmoezen waarvan dit met afstand de állerslechtste is,  kijkt me alleen maar meewarig aan. De schaar wordt met veel tam tam geconfisqueerd. Na nog de nodige vermanende woorden nederig te hebben geïncasseerd mogen we eindelijk verder lopen.

En terwijl ik met gebogen hoofd zo snel mogelijk richting gate loop, voel ik de ogen van de andere passagiers in mijn rug prikken.

Verdacht op het vliegveld.

Daar gaat mijn reputatie als brave luchtreiziger.

© Pascale Bruinen

Verdacht op Vliegveld

Ook eens zo’n gênant moment meegemaakt? Laat dan hier een reactie achter en deel het met anderen.

Walvisvaart maar dan anders

Het is zomer 2011 en we zijn in Monterey, Californië. Een klein, rustiek kustplaatsje zo’n kleine 200 kilometer ten zuiden van San Francisco. De grootste trekpleister van dit oord is walvissen spotten. Dat kan er het hele jaar door. Maar in de maand juli, als wij er zijn, komen de bultruggen en de blauwe vinvissen zich ter plekke tegoed doen aan de nodige tonnen plankton.

De trip heb ik al een half jaar eerder via internet vastgelegd want die is snel uitverkocht. Ik heb gekozen voor een halve dagtocht waarbij er een gespecialiseerd biologe aan boord is die uitleg geeft. We verheugen ons de hele ellendige winter lang op onze walvisvaart.

Als eindelijk de dag is aangebroken dat we het grootste zoogdier ter wereld gaan ontmoeten, zijn we al vroeg uit de veren. Een blik door het raam leert dat het druilerig weer is. De lucht is staalgrijs. Het is vrij koud buiten, maar er waait bijna geen wind. Oef, dat scheelt al weer. Want ik vind het bepaald geen aanlokkelijk vooruitzicht om met zo’n kleine schuit woeste golven te moeten trotseren, zelfs al is het doel van de tocht nog zo mooi.

Ik doe nog even snel een controle-rondje. Camera (opgeladen en wel)? Check. Extra batterij? Check. Extra sd-kaartje (voor het geval we in vier uur tijd meer dan 3000 foto’s willen maken of dat het kaartje onverhoopt overboord waait)? Check. Reisziekte-tabletten (voor alle zekerheid, je weet immers maar nooit of op zee niet ineens een storm opsteekt)? Check. Ijsmuts (voor mij natuurlijk, niet voor H.)? Check.

Ijsmuts? Jawel. Want hoewel het juli is en dus eigenlijk hartje zomer, is het rond deze tijd van het jaar vaak koel of zelfs kil en koud in noord-Californië. Vergeet ook dat lied van The Mamas and the Papas over een bloem in je haar doen als je naar San Francisco gaat. Dat is je reinste hippie-bullshit. In plaats daarvan kun je beter een (nep!) bontmuts opzetten, zo koud is het er soms ’s zomers.

Er is namelijk een levensgroot verschil tussen het klimaat in het noorden en het zuiden van deze prachtige staat. San Francisco is berucht vanwege de kou in de zomer. Hierbij moge worden volstaan met het citaat van Mark Twain die schreef dat de koudste winter die hij ooit had beleefd de zomer in San Francisco was. Waarvan akte. Want hoewel ik me gedegen heb voorbereid op de reis, vond zelfs ík het vooraf te ver gaan om een van mijn tig wollen mutsen mee te nemen.

Al snel na aankomst had ik daar spijt van. Want ik had het geregeld koud genoeg om er een op te doen. En bij het vooruitzicht dat we in deze temperaturen ook nog de volle zee op zouden gaan, leek het me een strak plan om op de valreep nog een ijsmuts aan te schaffen.

H. kon zijn ogen niet geloven toen hij me in een winkeltje in het nabijgelegen Carmel, waar we een schattige Bed & Breakfast hadden geboekt, zag staan graaien in een bak met allerhande winterse hoofddeksels. “Dat meen je toch niet serieus?,” kreunde hij. “Je gaat hier toch niet zo over straat lopen?”

“Nee, zeker niet,” stelde ik hem opgewekt gerust, “ik heb deze nodig voor op de boot.” Zijn gezichtsuitdrukking verried dat dit in zijn beleving niet heel veel verschil maakte. Maar ik, zelfbenoemde koukleum eerste klas, zette koppig door en koos uiteindelijk voor een donkerblauw exemplaar.

Terwijl ik stiekem moet glimlachen om deze herinnering, prop ik mijn felbevochten ijsmuts in de rugzak. Zo, nu ben ik – walvisvaarder nieuwe stijl – klaar voor vertrek. Met mijn paar truien over elkaar, een gevoerde jas met daarover nog een bodywarmer en sjaal zie ik er uit alsof ik op poolexpeditie ga.

Omdat het zelfs nog te vroeg is om in ons logement te ontbijten, begeven we ons met rammelende magen op weg. Al snel hebben we de auto geparkeerd in het kleine centrum van Monterey, vlakbij de pier van waar onze boot zal vertrekken.

Aan iemand die op dit vroege uur al druk bezig is met de groenvoorziening, vragen we waar we een lekker ontbijtje kunnen nuttigen. De man is uiterst vriendelijk en behulpzaam en wijst ons de weg naar een hippe eettent die twee straten verderop al open zou moeten zijn. En inderdaad. We zijn bepaald niet de eersten.

Terwijl we aan de blueberry pancakes met een gloeiend hete cappuccino zitten, komen er nog meer hongerige mensen binnen. Zo te zien allemaal walvisvaarders, getuige de dikke jassen, fototoestellen om de nek en – jawel! – wollen mutsen op het hoofd. Ha, ik bevind me in goed gezelschap! Triomfantelijk kijk ik naar H., die net doet of hij het niet ziet.

Nadat onze magen zijn gevuld, begeven we ons naar de pier. Als ik de boot zie waar we een halve dag mee de zee op gaan, moet ik even slikken. Wat is hij klein! Maar ja, wat wil je ook, gewend als ik ben aan cruiseschepen van 16 verdiepingen hoog en een paar voetbalvelden lang.

We schuifelen aan dek en gaan op een bankje zitten, dicht bij de reling. Als de boot uit vaart, passeren we talloze pelikanen en zeehonden. Wat zijn ze schattig! Maar goed, we zijn gekomen voor de walvissen. Als we na een dikke drie kwartier varen nog steeds alleen maar een enkele watervogel en een verdwaalde zeeotter hebben gezien, begin ik stilletjes te wanhopen.

En met mij de rest van de opvarenden. Iedereen zit wat voor zich uit te staren of speelt verveeld met zijn camera of mobiele telefoon. Totdat de biologe, die voorop in de kajuit zit, ineens door de microfoon roept: “A whale, at twelve o’clock!”. Een waar pandemonium breekt los. Iedereen schreeuwt en lacht opgewonden door elkaar heen. Als één man stormen we allemaal naar voren om een glimp te kunnen opvangen. Tegen de tijd dat ik me er ook tussen heb gewurmd en menig elleboog of hand heb moeten ontwijken, is niks meer te zien. Gespannen tuur ik op zijn Indiaans van links naar rechts.

Niks. Alleen de kalme, kabbelende golfslag en voor de rest…PPSSCHHHHIIIIIIIIITTTTTT!!! Een oorverdovend gesis doorbreekt de relatieve stilte. Als mijn ogen razendsnel het geluid volgen, zien ze nog net hoe er een torenhoge straal waterdamp de lucht in wordt geblazen. Meteen gevolgd door een gigantisch groot bovenlijf dat zich een stuk boven het water in een elegante boog verheft.

Het publiek is in één klap stilgevallen. Ook ik ben sprakeloos. Onwillekeurig houd ik mijn adem in. Ik heb gelukkig nog de tegenwoordigheid van geest om tijdig op het knopje “record” van de digitale camera te drukken. Maar ik kijk tegelijkertijd zelf live over de reling omdat ik niet wil dat er iets tussen mij en deze ervaring in staat.

Terwijl de biologe uitlegt dat we nog maar een klein stukje dichterbij mogen komen en dan verplicht de motor moeten afzetten om de walvis niet te storen, kijk ik met intense concentratie over het grijze water. Al snel zijn er een stuk of zes walvissen die recht voor onze boot zwemmen, in een soort van halve cirkel. Het is een magisch, plechtig gezicht.

Als de motor uit gaat, is de stilte aan boord oorverdovend. Het enige geluid dat ik hoor, is het water dat zachtjes tegen onze boot aanklotst. Iedereen is in awe. Ontroerd kijk ik naar deze majestueuze beesten, de grootste zoogdieren ter wereld, die ik in het wild van zo’n korte afstand mag bewonderen. De biologe doorbreekt de welhaast sacrale stilte door te zeggen dat we geluk hebben dat we er zo veel te zien krijgen.

En terwijl ik dit sensationele spektakel gelukzalig gade sla, tilt een van die reusachtige dieren plotseling zijn magnifieke staart uit het water als bracht hij mij een nautische groet.

Het leven wordt niet veel mooier dan dit.

© Pascale Bruinen

IMG_9834

Qua foto heb ik helaas niks beters dan dit, wat natuurlijk een slap aftreksel is van wat er in werkelijkheid was te zien. De filmpjes krijg ik jammer genoeg niet geupload.

Daarom ter compensatie nog een foto van deze olijke tweeling …

IMG_9875

 

en…

IMG_9892

… deze luie jongen!