Oei, ik groei!

Als je midden in een groot veranderingsproces zit, of dit nou op het persoonlijke vlak is, in de relatiesfeer of op je werk, kan het helpen om het beeld op te roepen van hoe een kuikentje wordt geboren. Helaas heb ik deze prachtige tip niet zelf bedacht, maar komt deze voort uit het brein van Mark Nepo, de Amerikaanse bestsellerauteur.

In “The Book of Awakening; Having the Life You Want by Being Present to the Life You Have“, legt hij deze vergelijking als volgt uit (vertaling in mijn eigen woorden):

“Bekeken vanuit het gezichtspunt van het kuikentje, is zijn geboorte een verschrikkelijke strijd. Opgesloten en opgerold liggend in een donker omhulsel, nog maar half gevormd, eet het kuikentje al zijn voedsel op om vervolgens ingeklemd te raken. Het begint zich hongerig te voelen en benauwd. Steeds sterker voelt het kuikentje dat het bijna geen lucht meer krijgt in zijn almaar kleiner wordende wereldje.

Zijn eigen groei leidt uiteindelijk tot het barsten van de schaal, waarmee de wereld zoals het kuikentje die kende tot een einde komt. Als het kuikentje zich tussen de barsten in de schaal een weg naar buiten zoekt – groeiend maar kwetsbaar, bijna verhongerd en verkrampt, zijn wereldje dat vergaat – moet het kuikentje welhaast denken dat het doodgaat.

Maar juist dan, als al het vertrouwde wegvalt, wordt het kuikentje geboren.

De les hieruit is duidelijk: transformatie brengt altijd met zich mee dat dingen waarop je eerst kon rekenen verdwijnen. Hierdoor blijven we achter met het gevoel dat de wereld zoals wij die kennen tot een einde komt. En dat is ook zo. Het kuikentje biedt ons echter de wijsheid dat wij tijdens ons leven opnieuw geboren kunnen worden.

Een soortgelijk veranderingsproces wordt beschreven door Martha Beck, ook al zo iemand die regelmatig op nummer 1 van de The New York Times Bestseller lijst staat. In “Finding your own North Star“, omschrijft zij transitie als een proces dat diep van binnen begint omdat je niet je eigen “Poolster” volgt, oftewel: omdat je niet jezelf bent of kunt zijn.

Martha Beck onderscheidt vier fases van transitie. De eerste is die van dood en wedergeboorte (denk aan het kuikentje!); in deze fase gebeurt er iets waardoor je niet langer de persoon kunt zijn die je was. Dus rouw je om je oude leven en begin je langzaam je nieuwe wereld te onderzoeken. Hierbij kan als neveneffect optreden dat mensen in je omgeving afhaken. Je naasten, vrienden en bekenden snappen je niet meer. Sommigen zullen jaloers of boos zijn omdat zij ook zouden willen veranderen maar dat – meestal uit angst – niet durven. Typerend voor deze fase is dat je zelf een enorme angst om te falen kunt ontwikkelen. Maar tegelijkertijd voel je je opgewonden en blij omdat je diep van binnen voelt dat je het enige juiste doet. In deze fase moet je dus blijven luisteren naar je “essential self” zodat je blijft bewegen in de richting van jouw eigen Poolster. Als je jezelf helemaal kunt verliezen in een activiteit dan weet je dat je je Poolster gevonden hebt.

In de tweede fase, “dreaming and scheming” genoemd, maak je een blauwdruk voor alles wat je in je nieuwe leven wilt. Deze periode begint met een puur innerlijke visie die langzaam over gaat in handelingen die je doet in de echte wereld. Je zult zien dat je steeds vaker tips en suggesties vindt of krijgt over hoe jouw toekomst er uit zal zien. Je voelt je hoopvol, vrolijk en creatief. Je droomt over hoe je nieuwe leven er uit zal zien. Als je  je droom in deze fase toevertrouwt aan mensen uit je omgeving, kun je de volgende reacties krijgen: “Waarom zou je dát in godsnaam willen doen?”; “O, zeker! Alsof jij zo’n talent hebt!”; “Dat heeft nog nooit eerder iemand gedaan”; “Weet je wel hoeveel werk dat is?”; “Dat lukt je alleen maar als je ontzettend veel geluk hebt”; “Dream on, ha ha ha!”. Martha noemt dit de dream dashers oftewel mensen die andermans dromen graag afkraken. Haar advies? Jouw dromen komen pas uit als je hun vooroordelen tegen jouw dromen niet gelooft maar juist afwijst. Je droom c.q. je doel opschrijven helpt trouwens ook; ons brein maakt dan een zoekopdracht aan dat ervoor zorgt dat je onderbewustzijn alert wordt op alles wat je hoopt te vinden.

Fase drie is de fase in de cyclus van verandering die nogal eens frustrerend kan zijn. Hier probeer je je plannen die je in fase 2 hebt gemaakt uit en kom je er nogal eens achter dat ze in de praktijk niet werken. Dit kan langer duren en is dus een kwestie van volhouden. Het helpt als je taken die veel te groot lijken uiteen laat vallen in kleine stukjes. Zo kun je telkens kleine stappen, turtle steps, zetten die je uiteindelijk ook daar brengen waar je moet zijn. Maar vergis je niet; in deze fase moet je ook gewoon keihard werken voor je droom. Maar omdat je doet wat je het allerliefste doet, zul je lange dagen maken zonder dat je dat doorhebt.

De laatste fase tenslotte markeert de overgang naar een nieuwe realiteit, de fase waarin je dromen eindelijk uitkomen en je de tijd kunt nemen om te genieten van je harde werken. Dit is de fase die Martha Beck “the promised land” noemt. Hier aangekomen kun je wat gas terugnemen. Je kleine stapjes zullen stilaan steeds groter en gemakkelijker worden. Blijf vertrouwen hebben in jezelf. Gun het jezelf echte blijdschap en trots te voelen over wat je hebt bereikt. Maar realiseer je ook dat niets voor altijd is.

Of, om in de woorden van Martha Beck te blijven: “Change is the one constant feature of human life (…) Security lies in adapting to constant change (…). You and I and everything in our environment are continously, permanently, relentlessly in transition (…). People who refuse to change are stagnant and old by their twenties. People who actually pursue change are (…) like flowing water, forever refreshed and refreshing”.

Als je dat, samen met dat beeld van het kuikentje, maar voor ogen houdt, komt alles uiteindelijk goed.

Want iedere barst in je omhulsel is ook een opening naar een nieuw begin.

© Pascale Bruinen

Oei, ik groei

Fase 1

Oei, ik groei2

Fase 2

oei ik groei6

Fase 3 en…

Oei ik groei3

Fase 4!

 

 

Van grazende nijlpaarden en parende pinguïns

Ter gelegenheid van mijn vijftigste verjaardag heb ik geen surprise party, groots opgezet familiefeest of een soortgelijk sociaal gebeuren. Nee, bij deze speciale gelegenheid zorg ik ervoor dat ik héél ver weg ben, zodat enige heimelijke Sarah-activiteiten aan mijn voordeur al op voorhand wreed in de kiem worden gesmoord. Want ik reis met H. naar Zuid-Afrika, iets dat we al veel langer wilden doen maar er nog niet van was gekomen. Dit keer gaat het gebeuren want een beter moment is er niet (zie voor eerdere columns over deze trip “Wat ruist er door het struikgewas?” (1), (2) en (3) op deze blog).

In de aanloop naar onze droomreis krijgen we nogal wat commentaar als we aangeven dat we daar met zijn tweetjes gaan rondreizen in een huurauto. In no time stapelen zich de horrorverhalen op. Vrienden, collega’s en familieleden waarschuwen dat we een levensgroot risico lopen op verkrachting, overval en moord of dikke kans maken om opgevreten te worden door op mensenvlees beluste katachtigen (aan land) danwel the great white (op zee). En mochten we dat allemaal niet meemaken c.q. wel overleven, hetgeen zo goed als ondenkbaar is, dan worden we vast geveld door malaria of geplet door een opgefokte mannetjes olifant met een overdosis aan testosteron.

Dat laatste blijkt overigens misschien nog wel het minst onwaarschijnlijke scenario, getuige het nieuwsbericht dat we tegenkomen luttele dagen voor ons vertrek. In het Krugerpark (yep, daar gaan wij ook naar toe) blijkt een dolgedraaide dikhuid een koppel dat er in hun huurautootje reed te hebben aangevallen. De onfortuinlijke safarigangers zijn beiden gewond geraakt, van wie de vrouw zelfs ernstig. En, jawel, uiteraard heeft iemand het hele dramatische gebeuren op youtube gezet. En nee, ik heb niet gekeken want dat is niet bepaald mijn idee van voorpret.

Een van onze bestemmingen is St. Lucia, een plaatsje aan de Indische Oceaan dat ligt temidden van het natuurreservaat iSimangaliso Wetland Park en bekend staat om zijn krokodillen en nijlpaarden. Laatstgenoemden zouden zelfs na het invallen van de duisternis door de straatjes van het stadje lopen… Als ik ’s ochtends bij het ontbijt in onze gezellige Bed & Breakfast van een Engelse gast hoor dat zij gisteravond met succes in het donker is gaan zoeken naar nijlpaarden, kunnen wij natuurlijk moeilijk achterblijven. Dus besluiten we gezamenlijk (nou ja, H. wil ook na enig aandringen mijnerzijds) dat dit ons avondvermaak zal worden.

En zo geschiedt het dat we in onze huurauto de pikdonkere straten van St. Lucia opzoeken. We denken dat we de meeste kans maken langs het water (toegegeven, hiervoor hoef je bepaald geen raketgeleerde te zijn) dus rijdt H. daar extra langzaam en met groot licht aan rond. Als we na ruim een kwartier nog steeds geen nijlpaard hebben gevonden, begint het lollige gevoel plaats te maken voor teleurstelling. Hier rijden we dan de duistere straten op en af zonder ook maar één hippo tegen te komen. Maar dan roept H. luid: “Daar zijn ze!” en even later baden twee nijlpaarden in de zee van onze koplampen. Ze staan langs de oever (dus toch!) op een grasveld en grazen net als een Nederlandse koe dat zou doen. Het is een potsierlijk gezicht, die logge beesten met hun belachelijk korte dikke pootjes die zich te goed doen aan het gras. En, o ironie, ze staan met zijn tweeën pal onder het bord dat passanten waarschuwt voor…juist ja, nijlpaarden.

Onze reis voert ons later nog naar de regio rondom Kaapstad, alwaar een ander bijzonder dier resideert: de Afrikaanse pinguïn. Deze leeft, in tegenstelling tot de meeste van zijn soortgenoten, niet tussen sneeuw en ijs maar op een fantastisch wit zandstrand (als ik pinguïn was, zou ik ook wel weten waar ik liever rond zou willen waggelen). Op het oogverblindend mooie Boulders beach vinden we ze terwijl ze druk bezig zijn met paren en vooral nesten maken voor hun donzige jongen. Ze zijn zo koddig en aandoenlijk dat ik, ook na behoorlijk lange tijd staren, fotograferen en filmen, nog steeds geen zin heb om te gaan.

Terwijl ik daar in de stralende zonneschijn aan dat hek sta en deze prachtige dieren mag aanschouwen in hun natuurlijke habitat van strand en zee, voel ik me intens gelukkig. Dit is waarom ik zo graag reis. Zo voel ik me vrij. Zo voel ik me rijk. Zo voel ik dat ik lééf.

Augustinus verwoordde het zo: “De wereld is een boek. Wie niet reist, leest enkel één bladzijde”.

Geef mij maar dat hele boek.

© Pascale Bruinen

Van grazende nijlpaarden en parende pinguïnsKroko in de wetlands

van grazende nijlpaarden 3

Let op het bord (daarop staan nijlpaard en krokodil getekend als waarschuwing)!

Van grazende nijlpaarden 4

oooooohhhhh…..

van grazende nijlpaarden 6

St. Augustinus had helemaal gelijk…

Think pink!

Loyal readers of this blog already know it: my trademark is a pink tulip and there sure is a reason for this. To say I have a soft spot for pink is putting it mildly. I loooove pink. Not only the pastel colours, but also and especially fuchsia. I can’t help it but pink makes me happy.

Nonetheless I have long since resisted succumbing to the lure of fifty shades of red-mixed-with-white (or the other way around.) Maybe because I’m supposed to be a grown woman and pink usually is associated with an immature girly kind of taste in, well, everything.

In fashion I noticed this problem pretty soon. I had a nice skirt in soft pastel colors and was yearning to find matching soft pink tights. Well, forget it. They just didn’t seem to exist in women’s sizes. But as I am not one to give up easily, I finally found them between the children’s clothing items at H & M just when I was about to collapse from sheer physical exhaustion (mental note to self: next time, go there first since they carry young girls’ sizes that also fit slim women.)

When I surf the net looking for the meaning of the color pink, I encounter the site of Perron 11. There, Jennifer van der Meer descibes it as follows: “Pink is the color of passion, love, kindness, femininity, truth, peace, care, sweetness, trust, pragmatism, initiative, rational and calm power, humor, compliance, self-respect and appreciation for another, faithfulness, independence and tolerance.” Oh well, you won’t hear me complaining about all that, no sir! And could it be a mere coincidence that next to this definition I find the image of a cute little pink owl?

roze uiltje

Thinking about my special experience with my “own” owl in the tree of my backyard I tend to think not (to readers who don’t know what I’m talking about, I recommend that you read the columns on this blog with the title “Het jaar van de uil” (1) en (2) – in that order – and then you’ll understand why (unfortunately though, these columns have not yet been translated to English).

Reinforced by this characterization of my favorite colour, I decided to make up for all these years that I didn’t dare to admit I love pink. So what if everyone thinks I have never outgrown my teens? I refuse to be ashamed (anymore).

And thus I decided that I could very well turn my study into an oasis of pink. After all, it is my study so I can do with it as I please, thank you very much (ok, so H., my significant other, also uses the computer there once in a while, but that doesn’t count). So I fearlessly bought a carpet in a bright shade of pink that I put right smack in the middle of the room. No evading that one.

Fortunately, the rest of the room is very light: the walls, curtains and desk are all white and one wall is from floor to ceiling covered in white high gloss cabinets. The shelves are filled with lots of books and pictureframes (and yes, some of them are fuchsia. Not the pictures, but the frames). Therefore, I decided the room could do with different kinds of pink. So I put a fuchsia laptopholder on my desk that instantly makes it look a lot nicer, dotted the window-sill with pink candles and put some bright pink cardboard boxes on the shelves. The result? A welcoming, happy and vibrant working environment that radiates a lot of positive energy and pizzaz.

I even dared to put some pink shades in my livingroom (as in: throw pillows, paintings and flower pots), but because H. also resides here and has to be comfortable (and he sure is, ask him), I combined it for his sake with some fresh limegreen just to be on the safe side. For spring and summer that is, because when daylight saving time ends, so does the summery colour in my interior decorating  so in October it will be replaced by warm and rich dark brown hues (I’ll get back to you on that one later on on this blog).

Pink continues to show up in different places, though. In my garden, you’ll look in vain for yellow, orange or red flowers but what you will encounter are pink, purple and white ones.

All-in all, I found out that turning fifty is great.

If only for the prerogative to finally think pink.

© Pascale Bruinen

 

Think pink!2

 

 

 

I see the world in pink, even without my sunglasses on…

Kleur bekennen

Trouwe lezers van mijn blog weten het al lang: mijn logo is de roze tulp en dat is niet voor niets. Om te zeggen dat ik een speciaal plekje in mijn hart heb voor de kleur roze is namelijk een understatement. I loooove pink. Niet alleen de pastelkleuren, maar ook en vooral fuchsia. Ik kan er niets aan doen maar roze maakt me gelukkig.

Desalniettemin heb ik de drang om toe te geven aan de roep van 50 tinten rood gemengd met wit (of andersom) lang kunnen weerstaan. Misschien omdat ik word verondersteld een volwassen vrouw te zijn en roze meestal wordt geassocieerd met een kinderachtige smaak in, wel, alles.

In de mode zag ik dit probleem al snel opdoemen. Zo heb ik een leuke rok in zachte pasteltinten en was ik naarstig op zoek naar een bijpassende lichtroze maillot. Nou, vergeet het maar. In een vrouwenmaat scheen een dergelijke beenbekleding niet te bestaan. Maar omdat ik van nature een nogal vasthoudend typetje kan zijn, heb ik zo’n maillot – juist op het moment dat ik de totale uitputting nabij was – uiteindelijk gevonden…op de kinderafdeling van de H & M (mentale reminder aan mezelf: volgende keer daar eerst beginnen met mijn zoektocht omdat ze meisjeskleren hebben die slanke vrouwen ook goed passen).

Sinds ik vijfitg ben geworden, ben ik op verschillende manieren boven mezelf uitgestegen. Een ervan is dat ik nu niet langer wil doen alsof ik niet van roze houd. Nou én als anderen daardoor denken dat ik mijn tienertijd nooit ben ontgroeid. Ik schaam me er niet (meer) voor.

Als ik op internet zoek naar de betekenis van de kleur roze, kom ik uit bij de site Perron 11. Jennifer van der Meer omschrijft het daar als volgt: “Roze is de kleur van passie, liefde, vriendelijkheid, vrouwelijkheid, waarheid, vrede, zorg, zoetheid, vertrouwen, pragmatisme, initiatief, rationele en kalme kracht, humor, meegaandheid, zelfrespect en waardering voor de ander, trouw, onafhankelijkheid en tolerantie.” Mwah, daar doe ik het wel voor, hoor. En zou het toeval zijn dat daarbij dit symbool van een schattig roze uiltje staat?

roze uiltje

Gelet op mijn bijzondere ervaring met mijn “eigen” uil in de boom van mijn achtertuin ben ik geneigd te denken van niet (lezers die niet weten waar ik het over heb, raad ik aan om op deze blog de column “Het jaar van de uil” (1) en (2), in die volgorde, te bekijken en dan begrijpen jullie wel waarom).

Enfin, gelet op mijn respectabele leeftijd gooi ik me nu dus in de bocht om al die verloren jaren in te halen en heb ik onlangs besloten dat ik recht heb op een studeer/werkkamer die ruimhartig is gedecoreerd met allerlei tinten roze. Het is immers mijn werkkamer dus kan ik daarmee doen en laten wat ik wil (OK, H. zit er ook af en toe achter de computer maar dat telt niet).

Om te beginnen heb ik een vloerkleed gekocht in een heldere en vrolijke kleur roze dat ik wham bam! midden in de kamer heb neergelegd. Daar kan niemand meer omheen. De rest van de kamer is heerlijk licht dus dat kan deze ruimte echt wel hebben. De muren, gordijnen en meubels zijn allemaal wit. De open planken staan vol met boeken en ingelijste foto’s. En ja, sommige daarvan zijn fuchsia (de lijstjes, niet de foto’s).

Op mijn bureau staat een fuchsia laptophouder die er onmiddellijk voor zorgt dat ik goede zin krijg. Het hele bureau fleurt ervan op. De roze theelichtjes op de vensterbank en roze kartonnen dozen op de planken zorgen voor een warme maar tegelijk vrolijke omgeving die me in de armen sluit zodra ik binnen kom. De positieve energie die er van uitgaat is onmiskenbaar en draagt bij aan een groot gevoel van tevredenheid.

Ik heb zelfs de nodige roze tinten in onze huiskamer geïntroduceerd (bijvoorbeeld op kussens, schilderijen en bloempotten), al heb ik ze daar gecombineerd met limoengroene accessoires omdat H. zich daar ook nog prettig moet kunnen voelen (en dat doet hij, écht, vraag het hem anders maar). Maar sowieso is dit slechts de zomerkamer, want als straks in oktober de klok weer een uur wordt teruggezet verandert ook de totale inrichting en schakel ik over op warme en donkerdere kleuren (maar daar kom ik nog wel een ander keertje op terug).

Roze doemt ook op buitenshuis. Zo zul je in de tuin tevergeefs zoeken naar gele, oranje of rode bloemen. Daarentegen zul je wel witte, rose en paarse bloeiers in vol ornaat kunnen bewonderen.

Tot dusverre ben ik van mening dat vijftig worden fantastisch is.

Al is het alleen maar vanwege het voorrecht om eindelijk kleur te durven bekennen.

© Pascale Bruinen

Think pink!2

Herinneringen aan lange lome zomerdagen

Ineens zie ik haar. Ze heeft nog dezelfde haarcoupe met weelderige krullen en haar gezicht lijkt ook nauwelijks last te hebben gehad van de tand des tijds. Maar de echte herkenning komt als ik haar lachende ogen zie. M. mag dan inmiddels zo’n 36 jaar ouder zijn dan toen ik haar de laatste keer zag, ze ziet er nog steeds meisjesachtig uit en heeft nog precies dezelfde sprankelende uitstraling als eind jaren zeventig.

Eén blik op haar en ik ben weer terug in de tijd dat mijn ouders ieder voorjaar hun caravan tot oktober neerzetten op een camping op zo’n 15 kilometer van huis. Ieder weekend dat het enigszins redelijk weer was, wat in mijn (gekleurde?) beleving best wel vaak was, togen we er heen. Iedereen was er welkom en dus was het er de spreekwoordelijke zoete inval. Mijn zussen en broer namen hun wederhelften en jonge kinderen mee, mijn ouders nodigden vrienden en goede bekenden uit en ook mijn vriendinnetjes waren altijd meer dan welkom.

Die periode associeer ik met lange lome zomerdagen die ik grotendeels aan het opgespoten strandje of in het meertje doorbracht. Zonnebaden, zwemmen of met een hele bubs volleyballen in het water, waarbij ik als preutse puber na iedere duik naar de bal zekerheidshalve even controleerde of mijn bovenstuk en bikinibroekje nog goed zaten. Op een oranje badhanddoek luisteren naar muziek die schetterde uit de cassetterecorder, eindeloos met mijn hartsvriendinnen kletsen over jongens of steelse blikken werpen op die hunk die een paar handdoeken verderop stoer zat te doen. Af en toe een balletje trappen op het voetbalveldje, een ijsje halen in de kantine of een potje jeu-de-boulen of badmintonnen met eender wie daar op dat moment zin in had. Eenvoudige pleziertjes die je een leven lang bij blijven.

Als de avond langzaam viel, ging ik met mijn toiletmapje en een handdoek naar de douches om even later fris gewassen met natte haren en gestoken in een Adidas trainingspak terug naar onze caravan te lopen (en, o, wat dacht ik dat ik hip was.) Die typische geur van een zwoele zomeravond, het aroma van een warme stoffige aarde vermengd met de frisse tonen van de langzaam afkoelende lucht en de dennenbomen, is voor altijd verbonden aan mijn jeugdjaren op deze camping.

’s Avonds was het uiteraard tijd voor de barbecue. Mijn vader, zwagers en vrienden gooiden de kolen erop en zorgden met een luchtbedpomp (!) ervoor dat het vuurtje goed werd opgepookt. Als de kolen eindelijk zo heet waren dat ze grijs kleurden, kwamen de vrouwen met eindeloze hoeveelheden shashlik-stokjes met gemarineerde stukjes vlees afgewisseld met gesneden ui en paprika. Het rijgen van al dat lekkers voor zo’n twintig man duurde soms wel uren en was een taak van de dames (tja, het waren wel de jaren zeventig en de emancipatie was toen nog niet zo ver als nu.) Daarna werd er lekker gegeten, het een en ander gedronken en vooral heel veel gepraat en gelachen. Iedereen had volop aandacht voor elkaar (en het zou gelukkig nog decennia duren voordat we massaal zouden worden afgeleid door de terreur van mobiele telefoons.)

Naarmate de avond vorderde werden de moppen steeds schuiner, de giechelbuien van de dames steeds luider en mijn geluks-en tevredenheidsgevoel steeds intenser. Ik zat er immers bij, omringd door mijn familie, vrienden en kennissen en genoot met volle teugen. Het waren prachtige, onvergetelijke zomeravonden.

Na een tijdje dijde de groep die ons op de camping met een bezoek kwam vereren nog verder uit. Zo kwam ook M., die destijds de vriendin van de broer van een van mijn zwagers was, bij het gezelschap te horen. Ik was toen veertien en M., zo schat ik, een jaar of twintig, eenëntwintig. Op die leeftijd is dat een onoverbrugbaar verschil. Ik keek dan ook ongelofelijk tegen haar op en was zelfs stiekem ontzettend jaloers op haar. Zij was immers een mooie volwassen vrouw en wat was ik nou helemaal? Een schoolgaande tiener met puberkuren. Zij moest daarentegen welhaast het leven leiden dat ik ook zó graag wilde: geen bemoeienis van ouders, lekker doen waar je zin in hebt en vooral: zij mocht vast uitgaan, zo veel, zo vaak en tot zo laat als ze wilde. Ik zou op dat moment nog twee lange jaren moeten wachten voordat ik uit zou mogen en dan nog alleen tot 23.00 uur ’s avonds (nu gáán ze niet eens rond die tijd). Gelukkig wist ik dat op dat moment nog niet, want als je puber bent lijkt een week al een eeuwigheid, laat staan twee jáár.

Mijn gemijmer wordt abrupt onderbroken als M. mij ook blijkt te herkennen. We zeggen elkaar enthousiast gedag. Na veel oh’s en ah’s en “Wat gek dat we elkaar nooit meer ergens gezien hebben!” komen we tot dezelfde conclusies: wat gaat de tijd akelig snel en wat zijn we niks veranderd (nou ja, bijna niks). In een paar minuten tijd weten we de kloof van bijna veertig jaar te overbruggen en zijn we min of meer “bij” betreffende relatie. wel of geen kinderen en werksituatie.

Maar wat wel anders is, is de dynamiek tussen ons. Hoewel het leeftijdsverschil exact hetzelfde is, zijn we nu – eindelijk! – gelijken. Voor mij voelt dat heel raar maar wel prettig. We beloven contact te houden via Facebook.

Mooi hoe een hele reeks dierbare herinneringen aan zorgeloze, lang vervlogen zomers kan worden getriggerd door één enkele blik van herkenning.

© Pascale Bruinen

 

herinneringen aan lange lome zomerdagen

Hebben jullie ook zulke mooie herinneringen aan vervlogen zomers? Deel ze dan hier!

 

Het sprookje dat Nederland heet

In een van de artikelen over de MH17 valt mijn oog op een interview van een Nederlandse journalist met een plaatselijke bewoner van het rampgebied. De man betuigt zijn diepe medeleven met de omgekomen passagiers uit Nederland. Zelf kent hij ons land niet. Maar een kennis van hem is wel eens in Nederland geweest, zo vertrouwt hij de interviewer toe. Die had hem verteld dat het leven er goed was. Alles was er netjes en schoon, het was er heel mooi en alles was er goed geregeld. Het was, aldus die kennis, niet zozeer een land maar meer een sprookje.

Op de een of andere manier is deze zin me bijgebleven. Ons land een sprookje? Zo had ik het nog nooit bekeken. Maar hoe meer ik erover nadenk en hoe meer ik om me heen kijk, des te meer ik me realiseer dat deze Oekraïense man/Russische separatist wel eens gelijk zou kunnen hebben. Ik bedoel, kijk een keertje naar het journaal, klik op een internet nieuwssite of werp eens een blik in de krant. Als het over een buitenlandkwestie gaat, wil ik tien tegen één wedden dat men het elders slechter heeft dan hier. En dan druk ik me mild uit.

Het bloedvergieten in Irak. De aanslagen in Afghanistan, de bombardementen in de Gazastrook en de burgeroorlog in Syrië. En, stukken dichter bij huis, de brandhaard in de Oekraïne. Helaas is dit bepaald geen limitatieve opsomming.

Als het al geen oorlogsgeweld is dat een land teistert, dan zijn het wel uitbraken van een dodelijk virus (denk aan Ebola dat momenteel huis houdt in West-Afrika), onderdrukking (Iran, China, Noord-Korea, om maar wat te noemen), natuurrampen (een tyfoon op de Filippijnen) of verschrikkelijke, mensonterende armoede (in zoveel landen dat ik die hier niet kan beginnen op te noemen). In het ergste geval zelfs een combinatie van alledrie.

Zeker, in Nederland zijn helaas ook genoeg voorbeelden van geweld op straat te vinden. Inderdaad, ook wij hadden onze Mexicaanse griep en een watersnoodramp. En ja, ook hier leven mensen die de eindjes niet of alleen heel moeilijk aan elkaar kunnen knopen. En ik ben de eerste om toe te geven dat ik zelf ook vaak genoeg geklaagd heb over ditjes en datjes. Maar ondertussen leven wij wel in een beschaafd en democratisch land. En het beste bewijs voor die beschaving mocht ik onlangs zien in de respectvolle en waardige wijze waarop met onze doden werd omgegaan. Een groter contrast met de barbaarse toestanden die hieraan voorafgingen is nauwelijks denkbaar.

Hoe vaker ik word geconfronteerd met gruwelijke beelden uit verre en minder verre buitenlanden, hoe groter mijn waardering wordt voor ons eigen kikkerlandje. Het cliché dat je iets niet meer ziet als het te dichtbij is, is maar al te waar. Natuurlijk kunnen we blijven klagen over alles wat hier niet goed gaat of beter kan c.q. moet. Maar in plaats van te kijken naar wat we (nog) niet hebben, zouden we eens stil moeten staan bij en dankbaar moeten zijn voor alles wat we in dit kleine landje wél hebben en voor ons zo vanzelfsprekend is, maar waar ze elders alleen over kunnen dromen.

Vrede. Vrijheid. Onderwijs en gezondheidszorg voor iedereen. Rust. Schoon water in overvloed. Duizelingwekkende keuzes in etenswaren. Stemrecht. Onafhankelijke rechtspraak. Wetten en regels. Een goed wegennet en (best wel) betrouwbaar openbaar vervoer. Een fatsoenlijk en goed opgeleid politiekorps. Keurig onderhouden steden en dorpen. Genoeg vertier voor iedereen. Natuurparken, bossen en stranden. Prachtige musea. Goede voetballers. Gezelligheid. Vrolijkheid. Zorgeloosheid. Daarom kan ik de emotionele hartenkreet van onze minister van buitenlandse zaken, Frans Timmermans, dat wij “toch een ongelooflijk goed land zijn” alleen maar volmondig beamen.

Soms is ook wat je niet hebt ontzettend belangrijk. Zo hebben wij op ons gezegende stukje aarde geen losgeslagen zwaarbewapende idioten rondlopen, geen mijnenvelden, geen lawaai van inslaande granaten of mortieren, geen rokende puinhopen van wat eens een mooie woonwijk was en godzijdank ook geen kinderen, vrouwen of mannen die dodelijk getroffen worden door vijandelijk vuur. Wij hoeven niet iedere dag in angst te leven en ons af te vragen of we de volgende morgen nog halen. Wij hoeven ons niet met gevaar voor eigen leven op de weg te wagen om in een winkel van sinkel misschien wel de laatste snee brood te halen voor onze kinderen. Wij hoeven niet de stank van de dood te ruiken en de haat overal om ons heen te voelen.

Want wij leven in het sprookje dat Nederland heet.

© Pascale Bruinen

 

het sprookje dat Nederland heet

Het sprookje dat Nederland heet2