Te gast bij de Vrouwenopvang

Het is zomaar een toegangsdeur in een onopvallend gebouw. Een naambordje ontbreekt. Wel is er een intercom. Ik meld me aan. Even later gaat de deur open en bevind ik me in een sluis. De deur tot de hal blijft nog even dicht. Aan de door dik glas afgeschermde balie zeg ik dat ik een afspraak heb. Dan schuift ook de andere deur open en sta ik in het Vrouwenopvanghuis.

Een jonge meid in nep uggs en een jas met bontkraag loopt langs me heen de hal uit. Hoewel zelf nog een kind duwt ze met één hand een kinderwagen en bedient ze met de andere haar smartphone. Ze glimlacht flauwtjes naar me.

Na een warme ontvangst word ik voorgesteld aan een prachtige jonge vrouw die veel gelijkenis vertoont met de Amerikaanse actrice Halle Berry. Zij is een ex-cliënte die persoonlijk haar verhaal durft te doen over wat zij heeft meegemaakt. Ik schud haar de hand. Haar donkere ogen kijken taxerend in de mijne. Ze verraden een mix van emoties. Angst. Verdriet. Schaamte. Maar ze stralen ook hoop, liefde en hervonden zelfvertrouwen uit.

Zo’n anderhalf jaar geleden heeft zij – samen met haar twee jonge kindjes – huis en haard halsoverkop moeten verlaten omdat ze na jarenlange mishandeling haar leven niet meer zeker was. Haar toenmalige echtgenoot was onberekenbaar en agressief. Hij hield haar ook scherp in de gaten. Dus moest ze gebruik maken van dat éne moment dat hij even niet thuis was. Ver weg van haar vertrouwde omgeving vond ze hier een veilige plek waar ze niet langer bang hoefde te zijn. Hier kwam ze tot rust.

Na een lang proces heeft ze nu dankzij haar veerkracht, harde werken en hulp van de Vrouwenopvang een eigen huisje gekregen. Ze is klaar voor een nieuwe start.

Bij het afscheid complimenteer ik haar met de waardige manier waarop ze dit pijnlijke verhaal met mij heeft willen delen.

Zij is het levende bewijs van wat ik altijd al wist.

Vrouwen zijn sterk.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

images-1

 

 

 

 

 

 

 

Penitentiaire Vrijhavens

In een van mijn lezingen hou ik mijn publiek voor dat ze zelf de sleutel hebben van hun “gevangenis”. Daarmee doel ik op alle beperkingen en belemmeringen die mensen zichzelf – al dan niet bewust – opleggen waardoor ze per saldo nooit die concrete stap zetten op weg naar hun droom. Ter illustratie toon ik een dia van mezelf achter de tralies van een cel in het roemruchte Alcatraz terwijl vlak naast me de deur wagenwijd openstaat.

Toen ik dit onlangs deelde met mijn toehoorders kon ik niet bevroeden dat echte gedetineerden óók zelf over de sleutel van hun celdeur kunnen beschikken. Als ik het kopje van het bericht in de krant scan, denk ik daarom eerst nog aan een verlate 1 april-grap. Maar het blijkt echt zo te zijn.

Want gevangenen kunnen dankzij binnen gesmokkelde smartphones niet alleen ongestoord telefoneren en internetten, maar krijgen tegenwoordig ook steeds vaker de sleutel van hun eigen cel “om ze meer verantwoordelijkheid te geven”. Dat gebeurt onder andere in Dordrecht. In Zaandam gaat ze dit nog niet ver genoeg want daar krijgen de veroordeelden ook eigenhandig toegang tot andere afdelingen, bijvoorbeeld waar ze werken. Ik probeer me voor te stellen hoe een gevangene zichzelf vrijwillig insluit: eerst even de celdeur goed op slot draaien, vervolgens weer een dag digitaal afstrepen op zijn iPhone en tenslotte  – met sleutel en al – op zijn bed gaan liggen.

Volgens het ministerie van Veiligheid en Justitie “scheelt het de cipiers ook het nodige werk.” Ja, dank je de koekoek. Weer een ordinaire bezuinigingsmaatregel die via een PR-campagne wordt verkocht onder het mom van “zelfredzaamheid”. Hoewel ik ieder mens zijn maximale vrijheid gun, is dit volgens mij een ietwat doorgeschoten voorbeeld van de participatiemaatschappij. En ik altijd maar denken dat gevangenbewaarders het insluiten van gedetineerden als kerntaak hadden. Als we toch bezig zijn met taakverlichting kunnen we gevangenen beter meteen ook de sleutel van de buitendeur verstrekken.

Maar wacht, wat lees ik nu?! “Gedetineerden kunnen niet dag en nacht gebruik maken van de sleutel, maar alleen overdag tussen acht en vijf uur”. Ach gossie.

In de penitentiaire vrijhavens van ons gezellige kikkerlandje is het wachten nu alleen nog op de eerste klacht wegens ongelijke behandeling namens de gedetineerden van de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) in Vught.

© Pascale Bruinen

images-1

En het is…..een boek!!!

Zoals eerder aangekondigd was vandaag de deadline voor mijn tweede boek, Het Jaar van de Uil. Zojuist heb ik het definitieve manuscript doorgezonden aan mijn uitgever dus ben ik, precies op de uitgerekende datum, vanmiddag bevallen van mijn langverwachte literaire spruit. Het is dus met enige vermoeidheid maar grote trots dat ik jullie deze geboorte nu mag aankondigen! De komende tijd zal mijn geliefde baby, die ik helaas al meteen weer heb moeten afstaan, helemaal uit elkaar worden geplukt in het redactieproces maar ik vertrouw erop dat ik hem heelhuids terug zal zien :-))) Ik hou jullie op de hoogte!

IMG_1468

 

Voor altijd zusjes (2)

Mijn oudste zus Jacky en ik schelen maar liefst zestien jaar, ik ben een nakomertje. Daardoor hebben we ook langere tijd niet veel met elkaar opgetrokken. Zij was immers al het huis uit toen ik nog heel jong was. Natuurlijk zagen we elkaar geregeld bij feesten en partijen en zondagse maaltijden bij mijn ouders. Maar zij had haar leven en ik het mijne. Maar gaandeweg verloor het leeftijdsverschil zijn betekenis en groeiden we steeds wat meer naar elkaar toe. We besloten eens af te spreken, zomaar voor de gezelligheid. Dat was er nog nooit eerder van gekomen.

Die afspraakjes verliepen zo prettig dat we op een gegeven moment wekelijks met elkaar op pad gingen. Eerst alleen de vrijdagochtend, maar al snel werd het bijna de hele vrijdag, compleet met een lekkere lunch. Onvermoeibaar renden we door de stad, van de ene winkel naar de andere. We pasten op zo’n dag met gemak de inhoud van een heel kledingrek, ondertussen commentaar gevend op hoe we eruitzagen als we die broek, dat jurkje of die trui aanhadden.

Zo kwamen we er ook achter dat we nagenoeg dezelfde smaak hadden. We gierden het geregeld samen uit als we allebei tegelijk precies hetzelfde kledingstuk omhooghielden dat we aan elkaar wilden laten zien. We hadden elkaar eindelijk gevonden en hadden de grootste lol samen.

In deze fase heb ik eens een miniatuurboekje van Jacky cadeau gekregen met de titel Voor altijd zusjes. Daarin stonden mooie en grappige spreuken over zussen. Toen ik het presentje uitpakte en de titel las, raakte me dit recht in mijn hart. Dit moment was voor mij het hoogtepunt in onze relatie, want het was haar manier om te zeggen dat ze van me hield.

En uitgerekend nu kreeg ik het bericht dat ze borstkanker heeft.

Het vervolgtraject blijkt één doffe ellende. Jacky krijgt inderdaad de borstbesparende operatie. Maar als ze daarna het weefsel analyseren, blijkt dat haar borst alsnog geamputeerd moet worden. Dat geschiedt uitgerekend in oktober, de maand die traditiegetrouw in het teken staat van borstkanker. Ook haar poortwachtersklier moet er helemaal uit, aangezien daar uitzaaiingen zijn aangetroffen. Vervolgens moet ze starten met de eerste van in totaal zes chemokuren. Voor iedere kuur moet ze geprikt worden om te zien of ze een volgende kuur lichamelijk wel aankan. Tijdens de kuur krijgt ze zware antibiotica om infecties ten gevolge van verzwakking van haar immuunsysteem te voorkomen.

Omdat ze binnenkort haar haren zal verliezen, besluit mijn zus om ze zelf al kort te laten knippen en alvast een pruik uit te gaan zoeken. Ik ga met haar mee. In de kapsalon kijk ik zwijgend naar al die verschillende pruiken die op witte gezichtloze hoofden zitten. Ik voel dat het zweet me uitbreekt. Het doet me nog het meeste denken aan een angstaanjagende verzameling trofeeën van een gestoorde seriemoordenaar.

Op de een of andere manier komt de ellende die deze genadeloze ziekte veroorzaakt pas echt vol bij mij binnen als ik even later, gezeten naast mijn nu bijna kale zus, haar blik vang in de spiegel van de kapperszaak. Wat ik daar zie, maakt dat ik mijn ogen meteen afwend.

Een paar weken na haar tweede operatie laat Jacky zich door haar man overhalen om eens een bezoek te brengen aan het Toon Hermans Huis in Maastricht. Eerst wil ze er niet heen, bang als ze is dat het daar alleen maar over ziekte en dood zou gaan. Maar tot haar verrassing blijkt dit mee te vallen. Er wordt zelfs juist geregeld gelachen en de vrijwilligers die er werken zijn ontzettend aardig.

Als ze ziet dat er een cursus schilderen wordt aangeboden, besluit ze een proefles te nemen. Die bevalt haar zo goed dat ze zich inschrijft voor wekelijkse lessen. Schilderen is iets dat ze altijd al heeft willen doen, maar waar ze nooit eerder de tijd voor heeft gehad of genomen. Het lijkt haar geweldig leuk, maar ze heeft geen idee of ze het kan.

In het begin van haar ziekteproces schildert ze haar woede, boosheid en verdriet van zich af in drukke, sombere taferelen met voornamelijk donkere kleuren. Vooral zwart en bordeauxrood zijn favoriet. Met iedere chemokuur die ze ondergaat, voelt ze zich zieker en is ze een tijd tot niets in staat. Als ze eindelijk de zesde en laatste kuur achter de rug heeft, duurt het nog bijna vier maanden voordat haar haren beginnen terug te groeien.

Langzamerhand begint ze zich wat beter en sterker te voelen. Naarmate haar herstel vordert, worden de kleuren die ze in haar schilderijen gebruikt vrolijker, lichter en zachter. Lichtrood en allerlei tinten geel doen hun intrede. Ze blijkt talent te hebben en heeft veel plezier van haar nieuwe hobby. Ze gaat zelfs exposeren, waarbij er geregeld serieuze belangstelling is van kopers. Schilderen heeft haar afleiding geboden, gesteund en rustiger gemaakt.

Voor Jacky heeft het Toon Hermans Huis het verschil gemaakt; als ze er niet heen zou zijn gegaan, zou ze altijd zijn blijven rondlopen met het gevoel dat ze er alleen voor stond. In plaats daarvan heeft ze haar verdriet kunnen delen met lotgenoten en en passant ook nog haar passie ontdekt. En zo krijgt een gitzwarte periode uiteindelijk toch nog een gouden randje.

Inmiddels zijn we ruim acht jaar verder. Jacky is genezen verklaard. Het gaat goed met haar. Ze komt nog steeds wekelijks in het Toon Hermans Huis, waar ze zich al schilderend kan uitleven. De nieuwe Jacky heeft geleerd nu wel de tijd te nemen voor bezigheden waar ze gelukkig van wordt.

Onlangs kwam ik het boekje dat ze me destijds heeft geschonken weer tegen. Ik nam het uit de kast en deed het lukraak op een bladzijde open. In stilte las ik:

Zussen beschermen je tegen de wreedheden in het leven.’

Ik moest even slikken. Ja, was dat maar zo. Mij is het in ieder geval niet gelukt.

Maar wat er ook gebeurt, in voor- of tegenspoed, onze familieband zal blijven bestaan.

Want zusjes zijn we voor altijd.

© Pascale Bruinen

Dit verhaal komt uit de bundel “Onveranderd Anders” (juli 2016), waarvan de opbrengst ten goede komt aan de Limburgse Toon Hermans Huizen.

images

 

 

Meditatie voor politieagenten

In de Huffington Post stond een mooi artikel over Canadese politieagenten die les kregen in mindfulness en meditatie. Maar ook in de Verenigde Staten zijn er al verschillende initiatieven op dit vlak, zoals het bericht van vorig jaar over de politie in Madison die in reactie op het toenemende politiegeweld een programma met mediteren en mindfulness gaat volgen. Helaas laten de actuele gebeurtenissen zien dat het anno 2016 meer dan ooit noodzakelijk is om zo snel mogelijk betekenisvolle stappen te zetten om het geweld in te dammen.

Mijns inziens is dit een veel betere weg naar een intrinsiek veiligere samenleving dan de zoveelste aanpassing van protocollen, het aanschaffen of inzetten van nog zwaarder wapentuig of het ophangen van nog meer camera’s. Meditatie zorgt immers voor innerlijke rust en een vreedzaam gevoel, brengt je weer in contact met jezelf (welk contact in de hectiek van alledag nogal eens verloren kan gaan) en leidt tot grotere geestelijke evenwichtigheid. Iets wat geen enkele andere maatregel die doorgaans na een gewelddadig incident wordt genomen kan bewerkstelligen.

Zoals de Integrale Beroepsvaardigheids Training (IBT) voor de politie een noodzakelijke  exercitie is om lichamelijk optimaal voorbereid te zijn op de uitdagingen van het dagelijkse werk, zou meditatietraining het mentale equivalent daarvan moeten zijn. Lichaam en geest zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Daarom lijkt me dit ook een uitstekend idee voor onze Nederlandse dienders. Zij staan dagelijks met de poten in de modder voor onze veiligheid. Ga maar na waar zij in dit mooie en boeiende maar ook zware vak dagelijks mee te maken krijgen: enorme werkdruk, spanningen door het voortdurend moeten functioneren onder het vergrootglas van de samenleving en stress van het omgaan met gevaarlijke en verwarde mensen.

Dus Nationale Politie: waar wacht je nog op?

© Pascale Bruinen

o-PEEL-POLICE-MEDITATION-570

Wordt dit ook bij ons binnenkort een vertrouwd beeld?

Voor altijd zusjes (1)

Ik zit rustig te werken achter mijn bureau als ik het telefoontje krijg. In het display van mijn gsm zie ik dat het mijn oudste zus is. Ze is net terug van vakantie. Gezellig, denk ik, meteen maar even kijken of we nog een shopafspraak kunnen vastleggen.

‘Hoi Jacky!’ roep ik uitgelaten zodra ik het gesprek heb aangenomen. Aan de andere kant blijft het echter stil. Of nee, wacht, ik hoor in de verte iets dat op een soort geritsel lijkt.

‘Jacky? Ben je daar?’

Ik luister met gespitste oren. Iemand ademt hoorbaar in en uit. Even gaat de absurde gedachte door me heen dat een of andere akelige hijger de mobiele telefoon van mijn zus in handen heeft gekregen en nu lukraak haar contacten lastigvalt. Maar dan hoor ik een gesmoorde snik en een bekende stem.

‘Het is helemaal mis, Pascale.’ Er klinkt meer gesnuif en ik besef dat ze aan het huilen is. Een microseconde later maken mijn hersenen de gevreesde connectie. Shit, ze heeft me gezegd dat ze meteen na haar vakantie naar die bus moest om mee te doen aan dat bevolkingsonderzoek naar borstkanker. O god, o god…

‘Dat meen je niet! Weet je zeker dat ze zich niet hebben vergist?’ vraag ik nog.

Maar vanbinnen weet ik het antwoord al. Een paar seconden geleden was ik nog in een staat van onbezorgde vrolijkheid. Nu voel ik me alsof een ijskoude hand langzaam maar zeker mijn keel dichtknijpt. Met horten en stoten vertelt ze dat ze op de laatste dag van haar vakantie iets raars had gezien aan de huid van een van haar borsten. Ze vertrouwde het niet helemaal, maar gelukkig had ze – stom toevallig – meteen na thuiskomst sowieso een afspraak staan voor het bevolkingsonderzoek. Daarna kreeg ze een telefoontje van haar huisarts dat ze op de foto aan een kant iets verontrustends zagen. Met een weinig overtuigend ‘Het kan ook iets goedaardigs zijn,’ verwees hij haar meteen door naar het ziekenhuis. Daar maakten ze met spoed nog meer foto’s en een echo, waarna ze een biopt namen.

Zojuist heeft ze in het ziekenhuis de uitslag daarvan gekregen, waarbij haar angstige voorgevoelens zijn bevestigd. Ze heeft een agressieve vorm van borstkanker.

Ik hoor het haar allemaal zeggen, maar kan er in de tussentijd met mijn gedachten niet bij. Het was toch gewoon een leeftijdsgebonden routineonderzoek? Daar ga je – tussen al je andere verplichtingen door – snel even heen, maakt die stomme, pijnlijke röntgenfoto’s met dat apparaat dat meer op een martelwerktuig lijkt en vervolgens krijg je de uitslag, die altijd goed is.

‘Niks aan de hand, mevrouw, bedankt voor uw bezoek!’

Alleen is het dit keer anders.

Het lijkt alsof ik langzaam vanbinnen verstijf. Ik voel tranen opkomen. Mijn kamergenoot ziet het en verlaat discreet onze gezamenlijke kantoorruimte. Mijn zus heeft kanker. Mijn zus heeft kanker. Mijn zus heeft kanker. Het lijkt wel een meditatiemantra, maar dan een hele gemene. Maar het volgende moment denk ik weer: heeft ze wel kanker? Misschien hebben ze het biopt verwisseld. Iedereen kan fouten maken.

‘Wat gaat er nu gebeuren?’ vraag ik huilend.

‘Ik moet terug naar het ziekenhuis en word dan waarschijnlijk eerst ingepland voor een borstbesparende operatie. Maar als daarna blijkt dat dit niet genoeg is, moet mijn borst er alsnog af. En daarna zal ik chemo moeten, ik…’ Ze maakt haar zin niet af. In plaats daarvan hoor ik een onderdrukte snik. Mijn dossiers, die voor me op mijn bureau liggen, lijken plots wel te zwemmen. Ik realiseer me dat ik wazig zie en wrijf met mijn vrije hand door mijn ogen.

‘Waar ben je nu? Moet ik naar je toe komen?’

‘Nee, laat maar. Ik ben nu thuis.’ Gelukkig is haar man bij haar. Een minuut later beëindig ik het gesprek met de belofte dat ik zo snel mogelijk langs ga, en het verzoek me te bellen zodra ze meer weet van haar bezoek aan het ziekenhuis. Ik druk op het rode telefoontje en zie in een flits dat we vier minuten en drieëntwintig seconden nodig hebben gehad om dit vreselijke nieuws te bespreken. Ik leg mijn gsm neer op mijn bureau en staar naar mijn aantekeningen die vijf minuten geleden nog o zo belangrijk leken. Ik heb geen idee wat ik nu moet doen. Verder werken heeft in ieder geval geen enkele zin want mijn concentratie is weg. Ik hoor een zachte klop op de deur en Roy, mijn collega, steekt zijn hoofd om de deur. In zijn hand heeft hij een glaasje water.

‘Kom maar binnen,’ zeg ik.

‘Slecht nieuws?’ vraagt hij terwijl hij de witte plastic beker voor me neerzet.

‘Mijn zus heeft borstkanker.’ Op de een of andere manier is het echt nu ik het hardop heb uitgesproken. Ik schrik er zelf van. Ik buk me om een zakdoek uit mijn tas te halen.

‘Jeetje! Wat erg. Waarom ga je niet naar huis?’

‘Ja, dat ga ik ook doen. Ik heb vanmiddag gelukkig geen verplichtingen.’ Ik drink een paar slokken water en snuit dan mijn neus. Vervolgens pak ik mijn jas en spullen en loop richting de deur.

‘Bedankt voor je goede zorgen.’

‘Geen dank en sterkte!’

Onderweg naar mijn auto strijden allerlei wilde gedachten in mijn hoofd om voorrang. Wat als ze doodgaat? Wordt ze ooit nog wel beter? Zal haar borst eraf moeten? Het is allemaal zó oneerlijk. Het nieuws komt nog extra hard bij mij binnen, omdat het juist samenvalt met het moment dat ik een hechte band met Jacky heb opgebouwd.

Ik kan het niet geloven.

© Pascale Bruinen

Volgende week kun je in deel 2 lezen hoe dit afloopt. Dit verhaal komt uit de bundel “Onveranderd Anders” (juli 2016), waarvan de opbrengst ten goede komt aan de Limburgse Toon Hermans Huizen. http://www.onveranderdanders.nl/

images-3

 

 

 

 

Onveranderd Anders

Op vrijdag 1 juli j.l. was de presentatie van de bundel “Onveranderd Anders” in het Toon Hermans Huis te Sittard. En wat is het een prachtige en ontroerende middag geworden! De feel good vibes vlogen door de lucht, mede dankzij de mooie muzikale omlijsting verzorgd door Paul van Loo. Ingetogen en bescheiden, maar hij raakte iedereen recht in het hart met de zeer toepasselijke teksten. Initiatiefneemster Andrea Germeraad mocht alvast een eerste cheque uitreiken aan het Toon Hermans Huis voor het bedrag van 850 euro aan in de voorverkoop verkochte exemplaren. Daarvoor zal vast een prima bestemming worden gevonden. Het was voor mij een voorrecht om met deze fijne club mensen te hebben mogen samenwerken!

IMG_8960

Met Andrea Germeraad…

“Zeg, ken ik u niet ergens van?”

Mijn vrij anonieme bestaan als officier van justitie eindigt abrupt nadat ik ben gefilmd voor het tv-programma De Volgende Zaak van SBS 6. Veronderstel ik eerst dat er toch bijna niemand naar kijkt, blijkt vervolgens dat het meteen achter het kijkcijferkanon van “Peter R. De Vries, misdaadverslaggever” is geprogrammeerd. Daar gaat mijn low profile.

Gelukkig ben ik telkens maar een paar seconden in beeld en niet eens van dichtbij. Maar ik heb de macht van televisie schromelijk onderschat. Want hele volksstammen hebben mij gezien én herkend. En dat zal ik weten ook.

Als ik in een kiosk nietsvermoedend een tijdschrift wil kopen, kijkt de man achter de kassa me ineens aandachtig aan. “Ken ik u niet ergens van?”, vraagt hij. Ik zeg dat ik denk van niet. Even later roept hij door de zaak: ”Hé, u was gister op tv! U bent officier van justitie!”. Ik ben verbijsterd, want ik heb nu nota bene mijn haren in een paardenstaart en niet los, zoals op televisie.

“Hmm”, mompel ik zo onopvallend mogelijk. De klanten die achter me in de rij staan, stappen opzij en gapen me aan. “Jahaa”, roept er eentje, “ze is het!” Nieuwsgierig kijken ze naar het gekochte tijdschrift dat de verkoper tergend langzaam oprolt. Ik wil zo snel mogelijk weg. “Ze leest Oprah Magazine!”, fluistert eentje triomfantelijk tegen de rest in de rij. Even weet ik hoe de harige bewoners van de Apenheul zich moeten voelen. Of een willekeurige BN-er.

Ik slaak daarom een zucht van verlichting als de serie uitzendingen is afgelopen. Alles weer terug naar normaal. Ware het niet dat ze de reeks in de slappe zomermaanden herhalen zodat ik wéér wekelijks met mijn snufferd op tv kom.

En ja hoor, ook de weken erna moet ik van de onwaarschijnlijkste mensen tot vervelens toe horen dat ik officier van justitie ben. Alsof ik dat nog niet wist. Zelfs een verre neef die ik sinds mijn kindertijd niet meer heb gezien, houdt me staande in de stad.

Maar net als ik die aandacht stiekem wel een beetje leuk begin te vinden, zijn ook de herhalingen voorbij. Dat waren ze dan.

Mijn fifteen minutes of fame.

© Pascale Bruinen

15-minutes-of-fame