Onzichtbaar

We zitten aan de lunch op de Dam in Amsterdam. Straks heb ik een live radio interview in het Amstel Hotel, dus nu maar eerst even de inwendige mens versterken.

Als ik mijn Thaise kip curry met smaak heb verorberd, besluit ik voor vertrek nog even een sanitaire stop te houden. Ik volg de trap naar beneden, waar een mevrouw – zo te zien al wat op leeftijd – juist al dweilend de toiletruimte verlaat. De vloer is nog nat.

“Kan ik al naar binnen?”, vraag ik haar. “Zo maak ik vast weer voetafdrukken op uw mooi gedweilde vloer!”

“Jazeker mag u dat, ga u gang hoor!”, antwoordt ze joviaal. Op het toilet kun je – bij wijze van spreken dan – van de vloer eten. Alles is keurig afgesopt en het ruikt er heerlijk fris.

Even later tref ik haar in het halletje. Ze zit op een kruk naast een tafeltje met daarop een rieten mandje. Ik deponeer 50 cent erin.

“Dank u wel voor het kraakheldere toilet! “, zeg ik tegen haar. Ik zie een blik van verbazing op haar gezicht. Dan buigt ze zich iets in mijn richting en zegt ze: “Weet u dat u de eerste bent die dat zegt? De meeste mensen doen alsof ze me niet zien.”

“Wat erg! Ieder mens wil toch graag erkenning voor wat hij of zij doet, niet?”, antwoord ik haar. Ik zie haar knikken. “Ik heb een hekel aan mensen die anderen als deel van het meubilair beschouwen. Dat is zo respectloos. Ik krijg altijd last van plaatsvervangende schaamte als ik dat zie”, zeg ik.

“O mevrouw, u moest eens weten! Ik werk hier nu al jaren, maar als u eens wist wat ik hier allemaal aantref! Wat mensen gewoon op de grond smijten zonder op te rapen of wat ze soms expres voor mij achter laten. Ze maken er vaak één grote bende van! En het zijn soms juist de mensen van wie je het niet zou verwachten. Met mooie kleren an en zo”, vervolgt ze met een behoorlijk Amsterdams accent.

“Tja, hoe mensen er uit zien zegt inderdaad zeker niet alles. Ik vraag me wel altijd af hoe het er dan bij die mensen thuis uit ziet”, zeg ik.

De vrouw voelt even of haar knotje nog goed zit. Dan zegt ze met een zucht: “Precies, dat is ook waar ik dan nieuwsgierig naar ben. Zoiets doe je toch niet? Maar ja, die gasten denken dat ik, omdat ik toiletjuffrouw ben, geen menselijke gevoelens heb. Ze zien me niet eens. Ik ben lucht voor ze.”

“Ik zie u wel. En wij weten gelukkig hoe het hoort. U mag trots zijn op uw werk want u legt er eer in!”, zeg ik.

“U heeft mijn hele dag goed gemaakt!”, zegt ze, terwijl haar hele gezicht oplicht. Ze ziet er op slag heel anders uit. Jonger, zachter.

“En u die van mij!”, antwoord ik naar waarheid.

© Pascale Bruinen

onzichtbaar

onzichtbaar2

 

Zoete Wraak

De cafetaria op het vliegveld van Fiumicino in Rome is niet echt aanlokkelijk maar we zullen het ermee moeten doen. We hebben immers nog wat tijd te doden voordat onze vlucht vertrekt, dus houden vriendin M. en ik een tafel bezet terwijl onze mannen in de rij gaan staan voor een hapje en een drankje.

Een smalle, slungelachtige jongen van de poetsploeg komt naar ons toe. Aan zijn gezicht te zien heeft hij er niet echt zin in vandaag, want het staat op onweer. Hij heeft een grote plastic bak in zijn handen waarin al het nodige vuile serviesgoed zit. Zonder een woord te zeggen begint hij de vieze koppen en borden, die de vorige klanten op ons tafeltje hebben achtergelaten, in zijn bak te smijten. Hij doet dit zo hard, dat de inhoud van de bak vervaarlijk rinkelt. M. en ik kijken elkaar even aan.

“Altijd een feest, zo’n werknemer die overduidelijk plezier heeft in zijn werk”, zeg ik tegen haar. Op datzelfde moment graait hij een – nog bijna vol – melkkannetje van onze tafel en gooit dat opzettelijk met een ferme zwaai bij de rest van het mishandelde serviesgoed in zijn bak.

Wat ik vrees, gebeurt prompt. De melk vliegt over de rand en druipt niet alleen op maar ook langs onze tafel, bovenop onze tassen die we daar net hebben neergezet. Ik kijk hem boos aan en zeg in het Italiaans (dat ik vloeiend spreek) dat hij moet opletten wat hij doet, waarbij ik hem wijs op de melk die zich inmiddels een weg baant onder onze tafel. Als antwoord krijg ik te horen dat hij dit “niet expres” deed, maar de ronduit valse grijns die mij ten deel valt als hij me daarbij recht aankijkt vertelt een ander verhaal. Vervolgens draait hij zich om en loopt doodgemoedereerd weg. Geen woord van excuus, laat staan dat hij de melk opveegt.

Ik voel mijn bloeddruk stijgen van kwaadheid over zoveel lompheid. Ik schuif mijn stoel naar achter en loop met versnelde pas achter hem aan. Ik vraag hem terug te komen om zijn rotzooi op te ruimen, maar hij kijkt niet op of om en loopt gewoon door.

Ik besluit het er niet bij te laten zitten en ga naar een van de dames die zo te zien hoger in de pikorde staan dan dit asociaal mannetje. Eén ervan blijkt inderdaad zijn leidinggevende te zijn. Ik doe op verontwaardigde toon mijn verhaal en eis dat zij hem opdracht geeft de boel te komen opruimen. “Ahhh…, signora!”, verzucht ze, waarna ze haar schouders verontschuldigend ophaalt en over gaat tot de orde van de dag. Even ben ik totaal verbijsterd over zoveel lethargie, maar ik had kunnen weten dat het zo werkt. We zijn per slot van rekening in zuidelijk Italië, waar ze zich kennelijk niet zo snel druk maken over werknemers die hun klanten schofferen.

Als ik terugkeer bij onze tafel komt de stoom me uit de oren. Onze mannen – die niets hiervan hebben meegekregen – hebben intussen croissants, koffie, thee en water meegenomen. M. heeft met wat servetten de ergste melkschade opgedept, maar gezamenlijk zinnen we nu op wraak.

Als we klaar zijn met eten, krijgen M. en ik tegelijkertijd het idee om dit keer eens níet alles keurig achter te laten. In plaats daarvan besluiten we eensgezind om er een zo groot mogelijke rotzooi van te maken. M. trekt alle suikerzakjes open en wrijft de inhoud uit over de hele tafel. Ik hou de borden ondersteboven en strooi zo alle kruimels over het tafelblad. Uit een ooghoek zie ik her en der mensen verwonderd kijken, maar dat boeit me nu eens niet. M. schudt de restjes koffie uit, terwijl ik mijn mok omkeer zodat de laatste slok thee niet in mijn keel, maar op de tafel terechtkomt. Als toetje gooien we nog het overgebleven water over de plakzooi en dan vertrekken we.

Als we op veilige afstand zijn, zeg ik tegen de anderen dat ik wil toekijken als onze poetser onze tafel moet gaan afruimen. Maar op hetzelfde moment bedenk ik nog iets veel beters: ik wil er stiekem foto’s van maken!

En zo kan het gebeuren dat ik me op een Italiaanse luchthaven verlaag tot paparazzi-achtig gedrag door, (hoe klassiek wil je het hebben?) verscholen achter een pilaar, foto’s te maken als dat vervelende kereltje onze speciaal voor hem achtergelaten presentjes opruimt.

Kinderachtig? Zeker.

Maar o, wat kan wraak zoet zijn.

© Pascale Bruinen

Zoete wraak

Als “paparazza” ben ik geen knip voor de neus waard, want ik heb hem alleen maar van achteren kunnen fotograferen. Maar daar is hij dan, onze Werknemer van de Maand (staand met wit hemd en zwart petje), terwijl hij onze tafel opruimt. Jammer dat ik zijn gezicht niet heb gezien toen hij ons afscheidscadeau ontdekte…

 

 

 

 

Weggoois(ch)e Vrouwen

De alom aanwezige crisis heeft ook positieve bijwerkingen. Door het chronische geldgebrek bij de gemeentelijke overheden worden alle voorzieningen op een laag pitje gezet. Hoogste tijd om dus zelf in actie te komen, indachtig het steeds vaker uitgedragen principe van de zelfredzaamheid. Of, om het met de historische woorden van John F. Kennedy te zeggen: vraag niet wat uw gemeente voor u kan doen, maar wat u voor uw gemeente kunt doen.

Het antwoord op deze retorische vraag dringt zich al meteen op als ik een voet buiten de deur zet. Al joggend en fietsend door onze mooie landelijke wijk valt mijn blik steeds vaker op chipszakken, plastic flessen en zakdoekjes. Schijnbaar achteloos weggeworpen in de berm of  – waarom ook niet? – gewoon midden op het prachtige speelveldje. Als puisten op een wondermooi gezicht. Ze springen in het oog, of je het wilt of niet.

Met ieder hardlooprondje en ritje op mijn stalen ros groeit mijn irritatie. De hele route is vol met de tastbare uitwassen van onze op hol geslagen consumptie-maatschappij. Het wordt niet minder, alleen maar meer. De verhuftering van de samenleving op micro-niveau.

Gesterkt door het Chinese spreekwoord dat zelfs de langste reis begint met de eerste stap besluit ik – inmiddels tot het uiterste getergd – het heft zelf maar in handen te nemen. Of liever de vuilniszak. En gewapend met een paar stevige handschoenen trek ik er op uit. Het idee erachter is verbluffend in zijn eenvoud. Ik wandel toch al vaker door de buurt, dan is het een kleine moeite om de rotzooi van anderen gewoon op te rapen.

De eerste keer dat ik er zo op uit ga ben ik nog optimistisch gestemd. Ik denk dat ik aan een normale plastic zak wel voldoende heb, ik woon toch in een nette wijk? Niets blijkt minder waar. Ja, het is een van de beste woonwijken maar nee, net zou ik het niet willen noemen. Wij zijn een vies volkje. In een mum van tijd is mijn plastic zak overvol met blikjes, glazen flesjes, snoeppapiertjes, sigarettendoosjes, stukken plastic, McDonalds bakjes en kartonnen drinkpakken (de anderhalve liter variant). Ik ben verbijsterd want ik ben pas op een derde van één lange straat. Snel begeef ik me naar het milieuperron waar ik de zooi op verantwoorde wijze gescheiden in de daarvoor bestemde bakken dump.

Ik trek nogal de aandacht. Een fietser kijkt om als hij me tussen de struiken plastic frietbakjes ziet plukken. Er zijn automobilisten die remmen als ze mij met gehandschoende handen zien zeulen met een zware vuilniszak. Zelfs kinderen staren me aan. Maar ik ga onverstoorbaar door.

Mensen die ik tegenkom reageren uiterst positief. Een jong koppel met kindertjes prijst mijn onbezoldigde arbeid en zegt dat ze dit zelf ook moeten gaan doen in hun wijk. Een mevrouw die ik tref bij het milieupark schrikt zichtbaar van de hoeveelheid afval die ik op een kort stukje heb ingezameld en zegt dat mijn voorbeeld navolging verdient.

Dat vind ik zelf eigenlijk ook en dus besluit ik op de eerste de beste meidenavond mijn “pick ’n walk” principe te delen met mijn vriendinnen. Nadat ze bekomen zijn van hun eerste verbazing vinden ze het een geweldig idee en besluiten ook mee te gaan doen.

En dus trekken we, inmiddels vier man sterk (nou ja: drie vrouwen en een puber van 12), op een herfstige zondagochtend om 9.00 u de wijk in en rapen ons in anderhalf uur helemaal suf. Bij het aantreffen van een midden op een veldje weggegooide megafles champagne vraagt onze adolescent zich hardop af waarom iemand dat doet. Goeie vraag, te meer nu de vuilnisbak op nog geen tien meter afstand staat.

Moe maar voldaan gooien we de laatste rotzooi in de bakken. Volgende week weer? Jazeker. Het zaadje is geplant. Mijn vriendin heeft inmiddels ook een mooie naam voor ons meiden bedacht: Weggoois(ch)e Vrouwen. Het zou zomaar de nieuwste real life soap kunnen zijn.

© Pascale Bruinen

Het is zo’n simpele maar effectieve methode! Bovendien is het leuk, goed voor de gemeenschapszin, het kost niks en het is nog gezond ook (lekker buiten bewegen). Inmiddels heeft de gemeente zelfs prikstokken, handschoenen en vuilniszakken geleverd en is er ook een Weggoois(ch)e Man bij gekomen, die met zijn kindertjes meedoet.

Heb jij ook plannen voor een leuk burgerinitiatief? Laat het me weten en reageer!