Scharrelmoeder (2)

In al die jaren dat mijn zoon en dochter naar de basisschool gaan is het me als scharrelmoeder, mijn benaming voor een moeder die in deeltijd werkt, maar een enkele keer gelukt om mijn naam op tijd neer te pennen op de beruchte intekenlijstjes. Want hoezeer ik mijn best ook doe om op de hoogte te blijven van de schoolkalender, de Enige Echte Mama’s (EEM’s of vrouwen die voltijds moederen) zijn me altijd voor. Mijn zwaar bevochten vrije dagen die ik zoveel mogelijk probeer af te stemmen op de kids ten spijt.

Nodeloos te zeggen dat dit leidt tot veel gefrustreerd tandengeknars mijnerzijds. Dus bezin ik me op een tegenaanval.

Want hoewel een klein stemmetje mij influistert dat de EEM’s toch ook altijd klaar staan voor de vervelendste werkjes op school – zoals opruimen na feestjes en luizeninspectie, om maar wat te noemen – erger ik me na verloop van tijd groen en geel aan altijd weer diezelfde vrouwen die de lijst continu bezet houden. Zo vis ik telkens achter het net en word ik gedwongen pijnlijke vragen van mijn spruiten te beantwoorden (“De moeder van Jesse gaat wel altijd mee. Jij bijna nooit. Waarom eigenlijk niet, mama?”). Je zou je voor minder een ontaarde moeder gaan voelen.

Ik besluit tot een charmeoffensief. ’s Middags bij het ophalen van mijn kroost probeer ik aansluiting te zoeken bij de vaste groepjes EEM’s die altijd geanimeerd met elkaar staan te keuvelen. Natuurlijk is dit tot mislukken gedoemd want laatstgenoemden zijn meestal allang op het schoolplein, terwijl ik te elfder ure met rood hoofd en wapperende jas kom aangeracet.

Niet dat ik het niet probeer. Ik ga in de buurt van een van de vaste kliekjes staan, probeer oogcontact te krijgen en vervolgens een vriendelijk praatje aan te knopen.

Bij het zien van mijn naderende gestalte vallen de gesprekken echter abrupt stil waardoor ik mij – nog voordat ik ook maar iets heb kunnen zeggen – al ongemakkelijk voel. Vervolgens bega ik de blunder om dan zelf maar de conversatie met een kwinkslag te beginnen. Een grappige tegenopmerking uit het groepje blijft evenwel uit. Na nog wat beleefde vragen waarop ik enkel eenlettergrepige antwoorden terug krijg (mental note: stel alleen open vragen!!!) geef ik mijn pogingen tot integratie op. Voortaan sta ik wel weer lekker veilig tussen de andere PWM’s.

In reactie op dit fiasco merk ik dat ik me – waarschijnlijk door opgestapelde wrevel – steeds vaker verheven begin te voelen boven het groepje roddelende en talmende dames van het schoolplein die zo te zien alle tijd van de wereld hebben. Getuige onvrijwillig afgeluisterde conversaties hebben ze niks beters te doen dan eindeloos te praten over kinderkwaaltjes, bij elkaar koffie te gaan leuten en de ramen weer eens te gaan zemen.

Nee, dan ik! Ik ging Iets Heel Belangrijks doen, ik probeer per slot van rekening iedere dag de wereld een stukje veiliger te maken. Daar kunnen die luizenmoeders het mee doen.

Denk ik.

Totdat ik er per toeval achter kom dat de werkelijkheid veel weerbarstiger én genuanceerder is dan mijn clichébeelden. Want tijdens één van mijn zeer moeizaam verschalkte ouderactiviteiten (ok, ik heb de juffrouw nog net niet gechanteerd maar onder zachte dwang ontfutseld wanneer het eerstvolgende uitje op het programma stond zodat ik mijn naam – als eerste! – op die vermaledijde lijst kon neerpennen)

Driewerf hoera! Ik mag ook eens een middagje mee naar de kinderboerderij! Daar raak ik warempel echt aan de praat met de andere moeders. Kennelijk is er niks zo goed om in versneld tempo een band met elkaar op te bouwen als gezamenlijk vertederd je kroost gadeslaan terwijl ze geitjes aaien en achter de kippen aanrennen.

Met iedere vieze kinderneus die we gezamenlijk schoon poetsen en ieder geschaafd knietje waarop we liefdevol een pleister plakken, ontdooien de EEM’s een beetje meer. Om nu te zeggen dat het vergelijkbaar is met het neerhalen van de Berlijnse Muur is overdreven, maar het voelt voor mij wel als het wegvallen van een onzichtbare barrière. De EEM’s blijken niet zozeer arrogant als wel verlegen. En niet humorloos maar juist grappig. Maar het is voor mij vooral een eyeopener te ontdekken dat zij zich juist vaker schuldig voelen omdat ze niet ook een baan buitenshuis hebben.

En de dames die ik op voorhand ervan verdenk alleen maar in staat te zijn tot gebrabbel op kinderniveau of hoogstens een op schrille toon uitgesproken “Koekje erbij?” blijken – asjemenou! – volwaardige gesprekspartners. En niet alleen dat. Sommigen doen vrijwilligerswerk, anderen zijn mantelzorger en enkelen combineren zelfs beide nobele taken met het fulltime moederen. Ik heb nog net niet het schaamrood op de kaken staan als ik daar achter kom.

Pijnlijk. Maar ook een belangrijk leermoment en dus zeer waardevol.

Vaste patronen. Vooroordelen. Anderen buitensluiten omdat die op de een of andere manier anders zijn. Maken we ons er niet allemaal schuldig aan af en toe?

Ik dus wel. Maar sindsdien heb ik mijn leven gebeterd. Ik zal niet snel meer zo’n vooringenomenheid koesteren.

Hoop ik.

© Pascale Bruinen

scharrelmoeder (2)

scharrelmoeder (2) 2e

En wat zijn jouw ervaringen als EEM’er, PWM’er of volledig werkende moeder op het schoolplein of daar buiten? Laat hier je stem horen!

Scharrelmoeder (1)

Onlangs las ik een aantal interviews met papa’s die “váák en gráág het vlees aansnijden”.

Peter, overtuigd huisvader, is er zo een. In het vraaggesprek beklaagt hij zich over de “moedermaffia” op school die de gelederen strak gesloten houdt als het aankomt op bakmiddagen, drankjes doen en bepaalde geaccepteerde hobbies, bijvoorbeeld kleding maken.

Hij kwam er al snel achter dat die kennelijk alle voorbehouden zijn aan het vrouwelijk geslacht. “Dan organiseer jij toch een bieravond voor vaders?”, kreeg hij op vriendelijke doch gedecideerde toon te horen toen hij zich opgewekt wilde aanmelden voor de “moederborrel”. Een arrogante afwijzing verpakt in een mierzoete moederlijke suggestie. Bottomline was echter dat hij daar niet welkom was.

“Mannen zijn vaak bang zich te mengen in dat wespennest (…). Ons denken is nog veel te sekse-georiënteerd”, vertrouwt hij de verslaggever gedesillusioneerd toe.

Ik kan me zijn reactie wel voorstellen: kom te dichtbij en je kunt gestoken worden. Maar wat Peter hier verwoordt, komt zelfs míj bekend voor. En ik ben niet eens een man.

Ik herinner me de periode dat mijn kinderen op de basisschool zaten nog maar al te goed.

Het zijn de eerste jaren van het nieuwe millennium. Ik ben een parttime werkende moeder (PWM). Tegenwoordig zou ik door het leven gaan onder de weinig vleiende benaming “scharrelmoeder”. Dit is mijn zelf bedachte variant op “scharrelvrouw”, dat het tweede woord van het jaar 2013 in de categorie “Economie” is geworden. Het woord staat volgens de Van Dale voor een “vrouw die geen volledige baan heeft, maar in deeltijd werkt” (om voor de hand liggende redenen zal ik in de rest van dit stuk niet de afkorting van “scharrelmoeder” gebruiken).

Als scharrelmoeder bevind ik me op het schoolplein vaker in een soort “niemandsland”. Niet dat ik de enige PWM ben, zeker niet, maar meer qua gevoel. De onzichtbare pikorde dicteert dat de fulltime moeders de Enige Echte Mama’s (EEM’s) zijn en dus met stip bovenaan staan. Dan komt een hele tijd niets, waarna PWM’s zoals ik volgen. En helemaal onderaan bengelen die vrouwen die het bestaan hebben kinderen te baren en daarna weer voltijds te gaan werken. Hoe zouden die dan genoemd moeten worden? Als ik in kippentermen zou moeten blijven, opteer ik voor “legmoeders”.

De EEM’s laten in mijn ogen duidelijk merken zich betere opvoeders en verzorgers te voelen dan de rest. Is het niet Oprah Winfrey die zegt dat “being a stay at home mom is the hardest job in the world”? Nou dan! Zodoende kijken ze ook meewarig naar mij als ik ’s ochtends haastig mijn spruiten gedag zeg om daarna zowat het schoolplein af te rennen op weg naar mijn werk of – op mijn zogenaamde vrije dagen – naar twintig andere dingen die ik nog moet doen voordat ik ze weer kom ophalen. Dág, kindertjes! Hallo schuldgevoel!

Gelukkig bevind ik me wat dat laatste betreft in uitstekend gezelschap, ontdekte ik pas onlangs toen ik in O Magazine (jawel, wéér Oprah!) een zeer interessant vraaggesprek las met Sheryl Sandberg, de Chief Operating Officer en daarmee de hoogste vrouwelijke baas van Facebook. Daarin bekent Sheryl dat ze geen antwoord heeft op de vraag hoe je als werkende moeder van dat eeuwige schuldgevoel af komt. Sterker nog, ze geeft toe het zelf ook te hebben, bijvoorbeeld als ze haar kindjes afzet op school en dan ziet hoe andere moeders daar blijven om mee te helpen. Hoe verfrissend! Het komt dus in de beste kringen voor, zodat ik me met terugwerkende kracht al een stuk beter voel.

De EEM’s maken ondertussen handig gebruik van het feit dat ze vaker en langer op school zijn door zich bij iedere denkbare gelegenheid als eerste op te geven voor ouderlijke klussen. In de felle strijd om de kindergunsten schrijft de vaste kliek van moeders de intekenlijstjes voor allerhande ouderactiviteiten telkens snel vol.

En ik, arme verdwaasde scharrelmoeder, kom er gehavend en met lege handen uit.

Dus bezin ik me op een tegenaanval.

Wat ik dan nog niet weet, is dat die heel anders zal uitpakken dan ik denk.

© Pascale Bruinen

Wil je weten hoe dit verder gaat, lees dan volgende week deel 2!

scharrelmoeder (1) 2e

Scharrelmoeder (1)

January Blues

De dennenaalden zijn met moeite uit het karpet gezogen. De champagnefles ligt in de glasbak. Het nog op de valreep gekochte Oudejaarslot heeft wéér geen miljoenen opgeleverd. De overgebleven, naar ranzig vet ruikende, oliebollen zijn in de vuilnisbak gekieperd, samen met de uiteengespatte droom van een rijkeluisleventje.

Het straatbeeld buiten levert al evenmin vrolijk stemmende taferelen op. Het rode, door de aanhoudende regen soppig geworden karton van menige afgeschoten vuurpijl ligt afgedankt in de goot. Als stille getuige van het zoveelste feest dat over and done is.

Januari. Een vreemde, nikserige maand. De feestdagen en vrije dagen zijn achter de rug, carnaval duurt nog even en het voorjaar is nog heel, heel ver weg. Eigenlijk een maand die je zou moeten kunnen overslaan. Of, nog beter, die je in zijn geheel in een ver, tropisch oord zou moeten kunnen doorbrengen.

Officieel is de eerste maand van het jaar de louwmaand oftewel looimaand. Louw komt van “looien” omdat in januari de huid van geslachte dieren werd gelooid. Hmm, niet erg tot de verbeelding sprekend anno 2014.

De naam van de eerste maand van het jaar is kennelijk afgeleid van Janus, de Romeinse God van deuren en poorten en van alle begin. Onze Janus had twee gezichten waarmee hij tegelijkertijd zowel in het verleden als in de toekomst kon kijken. Nou, dát vind ik wel erg handig. Vooral het deel van in de toekomst kijken zou soms uitkomst kunnen bieden. Bijvoorbeeld voor dat Oudejaarslot.

Enfin, wat ik maar wil zeggen is dat die eerste 31 dagen van onze kalender vaak nogal tegenvallen. Zeker na de hoog opgelopen verwachtingen rondom de feestdagen en die onvermijdelijke goede voornemens die vaak zo rond de helft van de maand – nu dus – al compleet zijn verdampt.

Zonde dus van dat dure abonnement op de sportschool dat je in een vlaag van verstandsverbijstering hebt aangeschaft terwijl je diep in je binnenste eigenlijk al weet dat je na een aantal keren fikse spierpijn toch niet meer gaat. Of jammer van die nicotinepleisters die je meteen maar met tig stuks tegelijk hebt ingeslagen omdat je dit keer wél echt zou gaan stoppen met roken (not). En iedere week iets leuks doen met zijn tweetjes is na amper veertien dagen al honderd procent mislukt, met dank aan overvolle agenda’s en de verantwoordelijkheid voor de kids én je ouders.

Daarom is mijn goede voornemen voor 2014 om geen goede voornemens te hebben. Dus die heb ik nu al waargemaakt. Lekker makkelijk. En voor al die andere voornemens die ik niet heb gemaakt, hoef ik straks ook niet uit te leggen waarom er niks van terecht is gekomen.

Hoewel. Vorige week zag ik één goed voornemen waar ik vierkant achter sta. Het betreft een advertentie van een site voor goedkope vliegtickets en luidt als volgt: “Meer genieten is óók een goed voornemen”.

Inderdaad.

En daar mogen jullie mij in 2015 op afrekenen.

© Pascale Bruinen

January Blues

Schuldgevoel

Het is Tweede Kerstdag. In plaats van verder uit te buiken onder de boom, zit ik vandaag met een kop groene thee monter bij ZSM. Oftewel: ik heb dienst op het politiebureau waar alle strafzaken van de provincie Limburg binnen komen.

De afkorting staat voor Zo Spoedig Mogelijk en wel in relatie tot het op locatie afdoen van de meest voorkomende strafbare feiten. Omdat verdachten zich niet plegen te houden aan kantoortijden, wordt er ook in de weekends en ‘s avonds gewerkt.

De vrede-op-aarde-gedachte is bij onze doelgroep ver te zoeken. Want ook vandaag krijgen we winkeldieven, vernielers en huiselijk geweldplegers. Deze laatste categorie piekt zelfs juist tijdens dit soort dagen, omdat de toch al hooggespannen verwachtingen in familieverband nog verder worden opgevoerd. Met dank aan al die romantische kerstfilms, boeken en clipjes waarin je alleen maar wordt geconfronteerd met Blije Mensen Die Totaal Ontspannen En Gelukkig Aan De Feestelijke Kerstdis Vredelievend Zitten Te Zijn.

Tegen het middaguur wordt voor deze speciale gelegenheid onze feestelijke lunch bezorgd. Er zijn stokbroden formaat lineaal, veel overheerlijke warme panini, de nodige ciabatta’s en kleine hartige pizzaatjes.

Maar hoe we ook ons best doen, na deze heerlijke maar copieuze lunch hebben we nog twee papieren zakken met luxe belegde broodjes over. Nu zouden we die natuurlijk mee naar huis kunnen nemen, ware het niet dat we vanavond allemaal eetafspraken hebben en we toch al meer dan genoeg op hebben. En bewaren voor de collega’s die morgenvroeg komen, heeft ook al weinig zin. Die hebben zelf brood bij zich en bovendien worden de broodjes er na een nachtelijk verblijf in de koelkast niet lekkerder op.

Bevangen door een kersterige liefdadigheidsneiging (waarschijnlijk ingegeven doordat ik vanaf mijn bureau uitzicht heb op kerstboom-compleet-met-scheve-piek), vat ik het idee op om de broodjes een betere eindbestemming te geven dan op of rond mijn eigen heupen (in goed Nederlands: a second on your lips, forever on your hips). Toegegeven: het is dus niet alleen maar altruïsme van mijn kant.

Ik bel mijn idee door aan H. met de vraag of hij geen goed doel weet te bedenken. Even later belt hij terug dat de mensen van de verslaafdenopvang er ontzettend blij mee zouden zijn.

En zo spoed ik mij na het einde van mijn dienst naar het Opvang- en Adviescentrum (OAC). Gewapend met twee zakken vol ciabatta’s kip-kerrie, broodjes gezond en sandwich tonijn stap ik uit mijn auto. Wat onwennig loop ik naar het pand. Als ik de met een ijzeren plaat versterkte deur nader, zie ik dat ik word bespied door camera’s. Ik bel aan. Er gebeurt niets. Schichtig kijk ik rond in de vurige hoop dat niemand mij hier naar binnen ziet gaan. Want voordat je het weet ben je voorwerp van het roddelcircuit. “Weet je wie ik laatst stiekem naar binnen zag gaan bij de verslaafdenopvang met alleen maar twee zakken persoonlijke spulletjes? Dat raad je nooit! Die van Bruinen, je weet wel. En die is nota bene zelf officier van justitie! Zo zie je dat iedereen ten prooi kan vallen aan drugs!”

Na de tweede keer aanbellen springt de deur gelukkig automatisch open en ga ik snel naar binnen.

In het halletje wordt mijn neus meteen geconfronteerd met een onbestemde, nogal muffe geur. Achter glas zit een medewerkster die mij enthousiast begroet met de uitroep: “Oh, u bent die mevrouw van de broodjes! Ze hadden al gebeld dat u kwam. Kom verder!”

Ik moet weer door een andere deur en dan sta ik in een grotere ruimte, die er behoorlijk desolaat uitziet. Er staan een paar stoelen en een eenvoudig tafeltje. De muren kunnen niet kiezen welke kleur ze op zich dragen: is het nu bruin, groen of beige? Nergens valt een spatje kleur te bekennen. Ik zie geen planten, geen kussentjes, geen warm licht. De ruimte oogt zielig, alsof hij uitschreeuwt dat hij ook wel eens onder handen wil worden genomen. Voor iemand die, zoals ik, altijd bezig is het thuis zo gezellig en warm mogelijk te maken, is dit nogal confronterend.

Recht voor me hangt een jonge, magere man met gesloten ogen in een stoel. Hij draagt een veel te grote trui. Zo te zien is hij helemaal van de wereld, want hij beweegt niet en kijkt ook niet op als ik langs hem loop. Tot zover de kerstsfeer hier. Ik moet even slikken en loop snel door.

Dan sta ik in een ruimte waar de mevrouw die mij zojuist zo vriendelijk begroette en haar collega mij verwelkomen alsof ik een verloren gewaande dochter ben.

“Oh, wat gewéldig dat u de moeite heeft genomen om hierheen te komen! We hebben wel fruit maar dat eten onze mensen niet zo graag. Maar dit vinden ze héérlijk, zeker weten! Oh, wij vinden het toch zó mooi dat u aan ons heeft gedacht. Dat maken wij niet vaak mee. Dát is pas de echte kerstgedachte! U zult zelf veel goeds gaan ontmoeten door deze actie, dat weet ik zeker! Hartelijk dank!”

Als ik de passage hierboven nu teruglees, lijkt het alsof het overdreven pleaserig gedrag is van deze lieve mevrouw, die samen met nog een vrouw op Tweede Kerstdag in dat kleine, vreemd ruikende onooglijke pand zit om verslaafden te helpen. Maar ik heb zelden iemand ontmoet die ieder woord zo oprecht meende. Dit komt recht uit haar hart.

Maar in plaats van dat haar lofzang me goed doet, voel ik me steeds ongemakkelijk als ik zie hoe blij en dankbaar ze is met onze “afdankertjes”. Ik voel niet dat ik recht heb op al deze prachtige woorden aan mijn adres. Per slot van rekening breng ik alleen wat broodjes die over zijn alvorens ik me naar mijn knusse, warme en gezellige huis begeef waar het heerlijk ruikt en ik kan uitzien naar (weer) een lekker diner in familiesfeer.

Dit besef maakt dat ik nog meer last krijg van schaamte. Want staand in deze kleine, spaarzaam verlichte ruimte met twee zakken vol broodjes heeft mijn goedbedoelde actie ineens meer weg van het afkopen van mijn schuldgevoel dan iets anders. Al weet ik aan de andere kant ook dat de broodjes anders in de vuilnisbak terecht zouden zijn gekomen, waar niemand er iets aan had gehad.

Maar toch.

We weten niet half hoe goed wij het hebben.

© Pascale Bruinen

 

 

schuldgevoel4

…Enne…nog een bedankje aan mijn collega Vera die met het idee kwam om over deze ervaring een column te schrijven!

Trouwens, ik las vanavond oo een facebooksite die mijn Zuid Afrka Reis heet, een  interessant weetje;  in Zuid-Afrika staat de dag na Eerste Kerstdag niet bekend als Tweede Kerstdag, maar als Day of Goodwill. Toen Nelson Mandela in 1994 aan de macht kwam, veranderde hij de naam van de feestdag. Een dag om aandacht te besteden aan de mensen die het met minder moeten stellen! Heb ik me toch een vooruitziende blik gehad…

Mennesjun

Managen. Ik heb weliswaar geen idee wat het inhoudt, maar de klank van het woord alleen al geeft me kippenvel. Men-ne-sjun. Het klinkt zo Zen.

Met stip op één in het takenpakket van Zij Die Managen staat dat ze almaar met de rest van het MT op de hei moeten zitten. Het blijft vervolgens duister wat hiervan nu het resultaat is. Of je moet onbegrijpelijke nieuwe instructies, uitgestort over het arme onwetende personeel via de mail, willen meerekenen.

Op nummer twee: vergaderen. Bij voorkeur zo vaak, lang en nutteloos mogelijk, met doorschuiving van heikele punten naar de volgende keer en met toekenning van actiepunten aan de afwezigen die bijna bezwijken aan al die aapjes op hun schouders. Overigens klagen juist acht op de tien personeelsmanagers over deels onproductieve vergaderingen en dus tijdverspilling, getuige een onderzoek onder 2000 personen in 15 landen wereldwijd, waaronder ook Nederland. Misschien toch tijd om het staand vergaderen te gaan invoeren.

Nummer drie (een klassieker!): bij lastige vragen van ondergeschikten telkens doen alsof het probleem bij de vragensteller zelf ligt. Vraag: “Zou je nu alsjeblieft iets willen doen aan het probleem van X die voortdurend de sfeer in het team verpest?” Antwoord: “Het team, dat ben jij. Wat kun je hier zélf aan doen?”. Een antwoord dat waarschijnlijk vele studie-uren én duizenden euro’s heeft gekost. Maar dan heb je ook wat.

Tegenwoordig kan iederéén manager zijn. Zo kijk ik nietsvermoedend naar een tv-interview met een roadmanager. Ik pijnig mijn hersens om te bedenken wat die goeie man voor beroep kan hebben. Het moet wel haast iemand zijn die alles regelt als André Rieu op tournee gaat. Of een hoge pief bij Rijkswaterstaat die één keer per jaar neerdaalt tot op het asfaltniveau van zijn voetvolk om de voortgang van de zoveelste kilometer weg te aanschouwen.

Maar nee. Het blijkt een doodgewone vrachtwagenchauffeur te zijn. Zo eentje die met de vlam in de pijp over de Brennerpas rijdt. Nee, sorry, die de Brennerpas managet.

Ik moet nog bijkomen van deze openbaring als er even later wordt gerept over een streetmanager. Ha! Daar trap ik nu niet meer in. Ik ga alvast vrij associëren. Als een roadmanager een vrachtwagenchauffeur is, dan moet een streetmanager een…, euh, … een… taxichauffeur zijn! Kwestie van deductie.

Maar dan zie ik beelden van een stratenmaker die op zijn knieën aan de weg werkt. Is dát nu een streetmanager? Ik ben perplex.

Op zoek naar meer kijk ik in de zaterdagkrant. Daar vliegen de managers je namelijk om de oren. Zomaar een greep. “Manager Finance”; “Resultaatgerichte Accountmanager” (zouden er ook bedrijven zijn die niet resultaatgerichte Accountmanagers zoeken?); “RvE-manager tbv de intramurale zorg” (ik ben helemaal blanco); “New Business Manager”. Die laatste klinkt helemaal cryptisch want bedoelen ze nu dat ze een nieuwe Business Manager zoeken of dat ze een manager zoeken voor de afdeling New Business? (wat dat dan ook moge betekenen). Wie het weet, mag het zeggen.

Binnenkort wordt het nog zo gek dat je niet je man maar de family manager gedag kust; in de trein je ov-chipkaart niet laat zien aan de conducteur, maar aan de public transportation manager waarna je op weg naar die smerige wc niet de schoonmaker, maar de human waste manager tegenkomt. Na de rit stap je uit en bestel je bij de kiosk niet een broodje en een cappuccino bij die aardige juffrouw maar bij de food and beverage manager. Om tenslotte bij thuiskomst niet je interieurverzorgster maar de internal housekeeping manager gedag te zeggen voordat ze wegrijdt op haar brommertje. 

Moraal van dit verhaal?

Manager zijn we allemaal!

© Pascale Bruinen

mennesjun