Mensen Kijken

Op een vliegveld is niks zo leuk als mensen kijken. Nu is dit ook bijna het enige tijdverdrijf dat op deze plek de moeite waard is. Want op die parfums, alcoholische versnaperingen en tijdschriften ben je gauw uitgekeken.

H. en ik zijn neergestreken bij een koffiebar. De wijzers van mijn horloge geven aan dat het kwart over vijf in de ochtend is. Na een doorwaakte nacht zijn we allebei toe aan een flinke shot caffeïne. Terwijl H. zijn bestelling doet, gaan mijn vermoeide ogen over de mensenmassa die zelfs op dit vroege uur aan mij voorbij trekt.

Oudere mensen die moeizaam vooruit komen met stok of rollator. Tieners met spillebeentjes en sjaals die drie maal rond hun schriele nekken zijn gedraaid. Een hollende zakenman, strak in het pak, in de ene hand zijn laptoptas en in de andere zijn i-Phone. Passagiers met rugzakken, kleine of levensgrote, maar allemaal steevast met zo’n waterflesje in het zijvak.

Mannen, vrouwen en zelfs kleuters met trekkoffertjes. Een vermoeide papa met baby op de arm, gevolgd door een al even onuitgeruste moeder met een meisjestweeling aan de hand die net kan lopen. Sommige passagiers dragen plastic zakken en anderen sporttassen, al dan niet in combinatie met een hand- of heuptas.

Één ding hebben al die door elkaar krioelende mensen met elkaar gemeen: ze komen allemaal abrupt tot stilstand voor het bord met daarop de gates en bijbehorende vertrektijden. Voor een enkeling leidt deze visuele informatie tot een paniekaanval, gevolgd door een spurt naar de juiste vertrekhal. De rest blijft maar vertwijfeld kijken van het bord naar hun tickets en vice versa, waarna er wordt overlegd en het gezelschap voortgaat naar wie weet welke uithoek van de wereld.

Het perpetuüm mobile van bedrijvigheid op een internationaal vliegveld spreekt tot de verbeelding. Het geeft een sfeer van urgentie, van grenzenloosheid, van opwinding. Politie-ambtenaren lopen hun rondes, een hele bubs in felrood en blauw gestoken stewardessen babbelt er al lustig op los en de schoonmakers karren ijverig door de hal in hun hightech wagentjes.

Aangekomen bij onze gate is het nog rustig. Tegenover me zit een Amerikaanse vrouw die zeker zeventig is. Haar strak getrokken gezicht met permanent getuit poppenmondje, standaard wipneusje en grote opengesperde ogen die eeuwig verbaasd kijken, verraadt dat ze bij dezelfde winkel van plastisch chirurgen heeft geshopt als al die andere vrouwen.

Aan de andere kant zit een koppel dat kennelijk van de unisex is. Allebei een lelijke bril, allebei een spijkerbroek die ik al twintig jaar geleden in de kledingbak zou hebben gekieperd en alle twee zo’n rode ANWB fleece trui met identieke witte regenjas. Nederlanders dus.

Ineens komt er een man bij ons zitten compleet met ijsmuts, sjaal en dikke gewatteerde winterjas. Even denk ik nog dat hij toch naar de naastliggende gate met bestemming Moskou moet, maar nee. Hij gaat doodgemoedereerd hier zitten, met bestemming Miami waar het minstens 28 graden Celsius is.

Dan valt mijn oog op een heel lange, slanke en knappe jonge meid die zich naar het damestoilet begeeft. Ze ziet eruit als een model van Victoria’s Secret. Wie weet is ze op weg naar haar zoveelste fotoshoot op het zonovergoten strand van South Beach.

Een stukje verderop zit een gezin met twee jonge kinderen die het nu al helemaal gehad hebben. Getuige het gewrijf in hun oogjes zijn ze rijp voor een dutje, maar ze hebben desalniettemin geen zin om op de schoot van hun ouders te blijven zitten. Ze jengelen, huilen en wurmen net zolang totdat ze toch weer op de grond staan, waarna beiden steevast opgewonden gillend ieder een andere kant op rennen. Hun beschaamde ouders rest niks anders dan er met een spurt achteraan te gaan, waarna het hele tafereel weer van voren af aan begint.

Zeker weten dat Iedereen vurig hoopt dat ze dit gezin niet naast zich krijgen tijdens de tien uur durende non-stop vlucht naar Florida.

Als het boarding tijdstip naderbij komt, voel ik de spanning onder de passagiers toenemen. Zoals altijd speelt iedereen het spelletje “sta ik nu wel of niet alvast op om als eerste in de rij te staan bij de gate?” Sta je er als eerste en is er vertraging, ben je je gerieflijke stoel kwijt, tot leedvermaak van de rest. Wacht je te lang, moet je sukkelig achteraan aansluiten in die lange sliert. Dus wacht iedereen op het perfecte moment en houdt daarom het bord en de balie bij de gate nauwlettend in de gaten.

En ja hoor, als het bord “now boarding” plotsklaps aanspringt, veren tientallen mensen tegelijk op om als eerste in de rij te kunnen. Altijd hetzelfde liedje; eerst wil iedereen er als eerste in, bij aankomst is het juist dringen om er als eerste uit te kunnen.

Mensen zijn rare vogels.

Maar daarom juist o zo interessant om te observeren.

© Pascale Bruinen

mensen kijken

Turbulentie

We schuifelen met onze handbagage door het gangpad van het vliegtuig. Na een abrupte stop omdat mijn voorganger ineens zijn stoel heeft gevonden, kan ik weer verder lopen. Mijn trekkoffer botst dan weer hier en dan weer daar tegen voeten of stoelen aan. Ik tuur naar de nummers en letters boven de rijen en ontwaar onze gereserveerde plaatsen.

Terwijl H. onze handbagage weglegt, wring ik me in mijn economy stoel aan het raam voor de 10-urige non-stop vlucht met Air Berlin naar the sunshine state Florida. Zodra ik zit, graai ik in mijn handtas naar mijn “hoe-overleef-ik-een-transatlantische-vlucht”-spulletjes.

Oordoppen tegen ellendig motorgebrul, vervelende ding-dong piepjes en krijsende baby’s? Check! Oogmasker zodat ik kan doen alsof ik heerlijk ontspannen slaap in mijn eigen bedje? Check! Tijdschriften en dik boek om te lezen in de vele ledige uren die komen gaan? Check!

Daarnaast bestaat mijn airplane survival kit uit een schrijfblok met pen om mogelijke inspiratie meteen vast te leggen, kauwgom tegen dichtklappende oren en – jawel! – een paar extra dikke sokken om aan te doen zodra mijn schoenen uitgaan. Wow-factor nul maar wel praktisch.

En natuurlijk niet te vergeten een heerlijk zachte, warme sjaal tegen de tocht, van die opblaasbare ANWB kussens voor in mijn nek en onder mijn voeten en tenslotte nog een i-pod voor het broodnodige auditieve entertainment.

Het duurt dus wel effe voordat ik goed en wel geïnstalleerd ben in mijn halve vierkante meter. Eerst prop ik mijn rotzooi zo goed en kwaad als dat gaat in het daarvoor bestemde net, dat daardoor meteen totaal uitpuilt. Maar geen nood, ik gebruik gewoon H.’s netje voor al de rest (hij heeft toch niks nodig want slaapt bijna hele vlucht zonder masker, doppen of andere hulpmiddelen).

Vervolgens ga ik – tot afgrijzen van H. – aan de slag met mijn opblaasbare kussens. Toen ik ze inpakte, vroeg hij me al ongelovig of ik die echt van plan was mee te nemen. Ja, dus. Want je zit, hangt en ligt je wezenloos tijdens zo’n ellenlange vlucht. Als je al eens de slaap vat, kiept je hoofd de ene keer voorover en sla je de andere keer met je hoofd tegen de zijkant van de stoel of het raam. Sommigen leggen van pure ellende zelfs hun vermoeide hoofd op het uitgeklapte tafeltje. Gevolg? Na tien uren in een gedwongen Houdini-houding te hebben doorgebracht, ben je zo brak als een tiener die figureert in “Zon, Zee en Zuipen”.

Dus ga ik fluks aan de slag met mijn donkerblauwe accessoires. Ik zet mijn lippen om het ventiel en blaas uit alle macht. Er gebeurt helemaal niks. Ik doe het nog eens maar het enige dat zich opblaast zijn mijn wangen. Na nog een paar pogingen voel ik me licht in het hoofd worden. H. staart me aan. “Je loopt helemaal paars aan. En dat ding is nog zo plat als een dubbeltje”, constateert hij fijntjes. Alsof ik dat niet al in de gaten had.

Maar H. is toch zo lief om vervolgens zelf een poging te wagen. Hij ademt diep in en geeft dan alles wat hij in zich heeft. En dat is indrukwekkend veel. Hij wordt eerst roze, dan rood en begint verdacht veel op een uit de kluiten gewassen hamster te lijken. Mijn kussentje blijft echter nog even slap als voor deze bovenmenselijke inspanningen.

Hij geeft het op. Maar ik ben niet van plan het hierbij te laten want ik heb ze niet voor niks tot in het vliegtuig meegezeuld. Met gevaar voor eigen leven – ik schat zomaar in dat mijn hersenaderen zowat op knappen stonden-  krijg ik uiteindelijk de felbegeerde lucht in die prullen. Maar als ze eindelijk allebei tot hun volle proporties zijn opgeblazen kan ik ternauwernood een aanval van claustrofobie onderdrukken. Mijn toch al zeer beperkte ruimte wordt nu gedomineerd door iets dat nog het meeste lijkt op een levensgrote blauwe worst (het voetenkussen) en een oversized nekbrace from hell. H. ziet het met lede ogen aan en waarschuwt mij dat hij onder geen beding een van beide op zijn postzegelzitje wil hebben. Maar al snel blijkt dat we ons zorgen hebben gemaakt om niks, want binnen een uur blijken beide kussens zo goed als leeggelopen te zijn en ben ik dus toch aangewezen op het flinterdunne kussentje en dekentje van Air Berlin. Met dank aan de ANWB.

Uitgeput van al mijn voorbereidingen kijk ik eens om me heen. Ik zie lastige peuters, opgefokte ouders, giechelige twintigers en serieus kijkende zakenreizigers. En we zijn nog maar net vertrokken. Gelukkig zijn de stewardessen – tegenwoordig luchtvaartdienstverleners geheten – al druk bezig met de bekende karretjes voor een eerste rondje drankjes.

De vlucht verloopt voorspoedig.  Maar je kunt er op wachten dat zich dat fijne fenomeen voordoet: turbulentie. Vroeg of laat gaat het bordje “Fasten seatbelts” aan en is het partytime.

Zo ook nu. Nadat we een paar keer slechts geringe turbulentie hebben gehad, is het vermaledijde bordje tijdens het laatste deel van de vlucht weer opgelicht. Maar nu lijkt het alsof de stem van de stewardess strenger over de luidsprekers schalt. Onheilspellend bijna. Ze klinkt alsof zij iets weet dat wij nog niet weten. We moeten terug naar onze plaatsen, ons stevig insnoeren en mogen tot nader order niet meer naar het toilet. En al snel blijken deze adviezen hoognodig. Dit keer is het menens.

Ik trek mijn gordel voor de zekerheid nog maar wat strakker aan. Al snel rammelen we van links naar rechts. We schokken op en neer alsof we met 200 kilometer per uur over een Belgische autoweg met gigantische hobbels rijden. En het duurt lang. Heel erg lang.

Hoeveel turbulentie kan een vliegtuig eigenlijk aan?, vraag ik me in stilte af. Op internet heb ik gezien dat ik bepaald niet de enige ben die dit soort vragen heeft. De antwoorden zijn niet echt duidelijk. Misschien wel expres omdat anders geen hond meer in zou willen stappen. Ik probeer wanhopig niet te denken aan al die rampprogramma’s waarin vliegtuigen de hoofdrol spelen.

Na enige tijd begint het voortdurende gewiebel op mijn maag te werken. Ik heb het idee dat mijn ingewanden in een soort “shaken, not stirred” toestand raken. Mijn hoofd lijkt voortdurend nee te schudden. De loshangende oortjes van het audio- en videocentrum pendelen van links naar rechts als waren ze de pendule van een klok.

Het bord dat de gordels verplicht stelt, is de laatste anderhalf uur niet meer uit geweest. En nog is het niet voorbij. Het geschud begint nu epische proporties aan te nemen. De turbulente luchtstromen tillen me soms half uit mijn stoel, om me vervolgens weer met een klap neer te doen komen. Nu is een mooie tijd om met mijn ademhalingsoefeningen te beginnen om rustig te blijven. In door de neus, uit door de mond. Ik sluit mijn ogen en verbeeld me dat ik in een bus rijd over een weg vol met kuilen en bobbels. Veel helpt het niet. Feit blijft dat ik me op elf kilometer hoogte bevind.

Ik open mijn ogen en kijk uit mijn raam. Maar behalve ijskristallen op de ruit en lieflijke schapenwolkjes in een helblauwe lucht is er niks bijzonders te zien. Wind, zo leerde ik al op de middelbare school, is niks meer dan een horizontale verplaatsing van lucht. Maar die kan verdomd sterk zijn. Zeker als we met een snelheid van zo’n slordige 900 kilometer per uur dwars tegen de oceaandepressies in vliegen.

De stewardess komt langs. “Es ist extrem!” zegt ze twee keer achter elkaar tegen een collega. Vertel eens iets dat ik nog niet wist. Prettige mededeling, zeker omdat we nog minstens anderhalf uur moeten. Net als ik deze alarmerende gedachte probeer te verdringen, wordt er nog een schepje bovenop gedaan en lijkt het alsof we in een achtbaan zitten. We vallen een paar meter omlaag en gaan dan weer met een schok omhoog.

“Hoeeeeeee!”, hoor ik verschillende passagiers, zelfs mannen, om me heen uitroepen.  Ondanks de gordels vliegen we een stukje uit onze stoelen en rammelen we wat af. Nu hoor ik ook van alles kraken en schuiven. In de cabine is het muisstil geworden. Zelfs de baby’s hoor je niet meer. Minuten lijken wel uren te duren.

Mijn maagsappen zijn inmiddels zo dolgedraaid, dat ze massaal protesteren. Ik voel dat ik misselijk word. Behalve dat het vliegtuig op en neer gaat, schudt het nu ook wild van links naar rechts. Het lijkt alsof een onzichtbare reuzenhand de Airbus A 330 naar believen alle hoeken van het luchtruim laat zien. Voor de zekerheid vergewis ik me ervan dat er een zakje voor eventuele maaginhoud onder handbereik is in mijn overvolle net.

Na wat een eeuwigheid lijkt, klinkt het verlossende bericht dat we de landing gaan inzetten. Na nog meer bonken, schokken en trillen komt de Airbus met een ferme klap neer op de landingsbaan. Opluchting giert door me heen. H. en ik kijken elkaar veelbetekenend aan. We zien allebei bleek-groen maar hee, we zijn er! De andere passagiers zien er ook niet al te florissant uit met hun verwarde haardossen, verkrampte gezichtsuitdrukkingen en wit weggetrokken snoetjes.

Terwijl ik wacht om te kunnen opstaan, kijk ik weer door het raampje en zie dat het een stralende dag is in Miami.

Aaahhh….., vakantie! Twee weken alleen maar genieten.

Zon, zee, zen.

Palmen, pelikanen, paradijselijke stranden.

Caribische sferen, cruisen, chillen.

Daar heb ik wel urenlang shake, rattle ’n roll voor over.

© Pascale Bruinen

fasten_seatbelt_sign

Hier zul je ‘m hebben, dat vervelende teken dat je lekker op en neer gaat schudden voor god weet hoe lang. Wil je meer lezen over mijn vliegavonturen, kijk dan eens naar de columns  “Vliegangst” (1, 2 en 3), “Bange momenten met Ryanair” en “Mayday! Mayday!” (1 en 2). Zelf ook turbulentie meegemaakt? Laat dan hier jouw reactie achter!

Glamp Vamp

Glamp Vamp

Wil je wel graag kamperen maar niet op een plek zo groot als een postzegel in zo’n aftandse caravan of bungalowtent? Lees dan verder want de redding is nabij. De nieuwste trend is glamping. Oftewel glamourous kamperen. Zo heb je “the best of both worlds”. Er is zelfs een heus tijdschrift aan gewijd. “Glamping Magazine”, de nieuwe ANWB kampeerglossy.

Glamping is hot. Dankzij glamping zal zelfs de meest verstokte anti-kampeeractivist nooit meer in een vijfsterrenhotel willen. Zoek de verschillen in onderstaand vergelijkend onderzoek:

Camping (1)
Bij het door de modder op de plek duwen van je sleurhut ga je door je rug.

Glamping
Jij hoeft alleen maar de deur van je superdeluxe chalet te
openen met een vergulde sleutel

Camping (2)
Bij je zoveelste poging om die stomme haringen in de knoerharde rotsgrond te slaan, hamer je vol op je duim.

Glamping
Jij zit al op je loungebank aan de rosé en geniet van je immens grote terras mét vuurkorf.

Camping (3)
Omdat jij alleen nog een plekje in de volle zon kon bemachtigen, drijf je ’s morgens om 7 uur al je sheltertje uit.

Glamping
Jij staat natuurlijk met je airconditioned villa op wielen in de koele schaduw van een prachtige cipres.

Camping (4)
Je moet nodig midden in de nacht naar de WC en verzwikt je enkel op dat aardedonkere weggetje.

Glamping
Je gaat in alle rust op je comfy toilet mét ingebouwde luchtverfrisser.

Camping (5)
Na de lunch begint al die paella op te spelen. Je pakt een rol wc-papier en gaat op weg. Ondertussen bedenk je dat je evengoed een bord om kunt hangen met de tekst: “Ik ga nu poepen” in drie talen.

Glamping
Je gaat weer in alle rust op je comfy toilet mét ingebouwde luchtverfrisser.

Camping (6)
Die gezellige barbecue is achter de rug. Nu alle vette troep nog effe afwassen. Na een halve kilometer sjouwen met teiltje, borstel, afwasmiddel en vieze vaat kom je eindelijk aan bij de wasplek, alleen maar om te ontdekken dat er enkel ijskoud water is. |

Glamping
Die gezellige barbecue is achter de rug. Ontspannen
nagenietend stop je glimlachend het hele zwikje in
je state of the art afwasmachine. Hè hè, nu lekker
zitten met dat fijne boek.

Camping (7)
Er barst een hevig noodweer los. Jij, je man en zelfs je twee kleuters moeten met al hun kracht aan de tentstokken hangen om het vege lijf te redden.

Glamping
Er barst een hevig noodweer los. Jullie kijken elkaar aan in de zalige beschutting van je ruime slaapkamer en zeggen zuchtend: “Wat romántisch”!

Camping (8)
Het is bedtijd. Je bent kapot en wilt niks liever dan slapen in je tweedehands caravan en wel meteen. Alleen zo jammer dat je eerst nog pakweg drie kwartier aan de slag moet om: de tafel – tevens het bed – leeg te maken, dat rot ding in te klappen, je hand tien minuten onder koud stromend water te houden nadat die klem is komen te zitten onder de tafel, de korte poot (die dient om het bed stevigheid te geven) overal te zoeken omdat die weer eens kwijt is, het bed met die ppot vast te zetten, te puzzelen totdat alle kussens zo liggen dat het lijkt op een matras en het hele zooitje vervolgens ook nog te gaan opmaken. En dat allemaal in de wetenschap dat je morgenvroeg deze hele reutemeteut opnieuw mag doen maar dan in omgekeerde volgorde. Nog maar dertien nachten te gaan.

Glamping.
Het is bedtijd. Je slaat vergenoegd je lakens van zwaar Egyptisch katoen open en nestelt je in je trendy boxspring.

Camping (9)
Het is bedtijd. Jullie hebben wel zin in een lucky night. In je eitje dat in de showroom nog “ruime gezinscaravan” werd genoemd liggen je voeten echter halverwege het kinderbed. Hoezo privacy?

Glamping
Het is bedtijd. Jullie hebben wel zin in een lucky night. De koters liggen ver weg in hun separate kindervleugel.
Jullie kijken elkaar schalks aan en verbeteren moeiteloos jullie jaargemiddelde in één lange hete nacht.

Camping (10)
Het is ochtend. Dankzij de niet ergonomisch verantwoorde spaanplaatbodem van je tafelbed word je wakker met het gevoel alsof je door een vrachtwagen bent overreden. Daarbij heb je over je hele lichaam vreselijke jeuk. Één blik
in de spiegel bevestigt dat de plaatselijke muggenkolonie zich de afgelopen nacht vol heeft gezogen met jouw
bloed, zodat je er nu uitziet alsof je een besmettelijke ziekte hebt.

Glamping
Het is ochtend. Je rekt je uit en hebt je nog nooit zo fit en uitgerust gevoeld. Dankzij de horren ziet jouw huidje er
nog even mooi en ongeschonden uit als toen je ging slapen.

Conclusie: na twee weken ontberingen op de camping lijk je nog het meest op een uitgewrongen dweil, terwijl na veertien dagen glamping zelfs de meest gestreste Ma Flodder is gemetamorfoseerd in een toonbeeld van mooie, fitte en relaxte verleidelijkheid.

Kortom, de conclusie moge duidelijk zijn.

Lang leve de Glamp Vamp!

© Pascale Bruinen

glamping2

De überverwende vakantiesnobbisten onder ons kunnen hun hartjes ophalen als ze lekker luxe gaan loungen in de vrije natuur. Tot welke categorie behoor jij? Spreekt jou dit plaatje wel aan of slaap jij voor het echte werk toch liever op je leeggelopen luchtbed? Laat hier een reactie achter.