‘En wanneer krijg ik dat geld dan?’

Een bejaarde man komt de rechtszaal binnen schuifelen. Hij wordt verdacht van het beledigen van zijn buurman, met wie hij al jarenlang ruzie heeft om een erfafscheiding. Hij kijkt naar ons, doet vervolgens met een sierlijke zwaai zijn hoofddeksel af en stapt met uitgestoken hand van het formaat kolenschop op de rechter af. Hij zegt beleefd zijn naam en schudt de verbouwereerde rechter weinig zachtzinnig de hand.

Handen schudden is allesbehalve gebruikelijk tijdens een zitting, maar niet alle verdachten kennen de gebruiken in een rechtszaal. Soms tot heimelijke hilariteit van rechter, officier van justitie en griffier.

Voordat ik een passende reactie kan geven op het handengeschud, heeft hij ook mijn hand en die van de griffier bijna verbrijzeld.

De zitting verloopt nogal kolderiek omdat hij hardhorend is. Eerst komt hij zowat bovenop mijn lessenaar staan. Als het mijn beurt is voor het requisitoir, moet ik bijna schreeuwen wat ik van het bewijs en de strafmaat vind. Omdat hij het nog steeds niet goed hoort, vraagt hij telkens of ik het kan herhalen. En of dat allemaal nog niet genoeg is, kijkt hij mij tijdens mijn hele luidruchtige betoog angstvallig in de ogen, waarbij hij zijn hand als een kommetje om zijn linkeroor houdt.

De rechter besluit mijn eis over te nemen en veroordeelt hem tot een geldboete: “U krijgt 200 euro, maar daarvan de helft voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar”. De man fronst zijn wenkbrauwen, waarop de rechter vraagt of hij het wel begrepen heeft. “Wanneer krijg ik dat geld dan?”, roept hij luid. Ik kijk steels ter linkerzijde en zie de rechter rood aanlopen. Zelf probeer ik onsuccesvol mijn gezicht in de plooi te houden.

Nadat de rechter het uitgelegd heeft, kijkt hij oprecht teleurgesteld, maar hij herstelt zich snel. Hij neemt zijn pet in zijn hand, maakt daarna een buiging en roept bij het naar buiten gaan richting ons drietal: “En bedankt, hè!”

Hij meent het nog ook.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad

images

Hannibal

“Laat de verdachte maar naar boven komen”, zegt de politierechter. Mentaal zet ik me schrap voor wat komen gaat. Deze verdachte is anders dan anders. Vanwege zijn agressieve en onvoorspelbare gedrag zal hij tijdens zijn rechtszitting geboeid blijven. Een zeldzaam fenomeen in Nederlandse zittingzalen.

Omdat hij bovendien besmet is met het HIV-virus en bekend staat graag te bijten en spugen naar iedereen die in zijn buurt komt, is hij voor deze gelegenheid voorzien van een kunststof gezichtsmasker à la Hannibal Lecter, de kannibalistische creep uit The Silence of the Lambs.

Ik hoor het bekende gestommel op de trap, een teken dat hij er aan komt. Even later zie ik een kleine gestalte, met handboeien om en aan beide kanten geflankeerd door parketpolitie, de zaal binnen komen. Het masker over zijn mond en neus zorgt voor een bizarre aanblik. Onwillekeurig associërend produceert mijn brein meteen flitsen van de akeligste fragmenten van de film.

Het verschil? Deze verdachte wordt gelukkig voor een beduidend minder ernstig feit – een winkeldiefstal – aangeklaagd. De overeenkomst? Hij heeft ook iets opgegeten. Zij het geen mensenvlees maar twee gestolen broodjes. Terwijl hij nog in de winkel was, vóórdat hij had afgerekend. Dat is diefstal.

Als ik tijdens mijn requisitoir aangeef dat ik het tenlastegelegde feit bewezen acht en mijn eis uitspreek, kijk ik verdachte recht aan. Ineens kan ik een lichte huivering niet onderdrukken. Overtrokken reactie of typisch gevalletje van bad vibes? Misschien toch het laatste. Dit soort lichaamssignalen, waar je zelf geen invloed op hebt, komt immers vaak voort uit het onderbewuste dat beter én eerder dan je normale bewustzijn doorheeft dat er iets niet in de haak is.

Na het aanhoren van zijn veroordelend vonnis voert de parketpolitie onze Hannibal, die inmiddels lichtelijk opgefokt is geraakt, weg. Hij kijkt nog één keer over zijn schouder . Zelfs vanaf deze afstand lijken zijn ogen zich in de mijne te boren. Hij roept wat in mijn richting maar het masker, dat zorgt voor een permanente grimas, smoort het geluid zodat ik het niet kan verstaan.

Iets zegt me dat het beter is zo.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

images

 

Buiten klettert het gereedschap op het wegdek

Het dossier voor de zitting van de Meervoudige Strafkamer ligt opengeklapt voor me. Al lezend rijgen de processen-verbaal zich aaneen tot een vloeiend verhaal. Een verhaal dat dankzij de politiefoto’s ook visueel tot leven komt.

Het is een zonnige maar frisse voorjaarsdag. Een bejaarde man gaat op zijn fiets naar het kerkhof om het graf van zijn overleden echtgenote te verzorgen. Hij draagt een gleufhoedje op zijn bijna kale hoofd. Witte viooltjes in een plastic zak hangen aan het stuur. Daar hield ze zo van. In een andere zak heeft hij wat tuingereedschap. Hij heeft van haar graf een juweeltje gemaakt, dat hij iedere week bijhoudt.

Aan de andere kant van de stad stapt een jongeman in zijn vrachtwagen om een lading pallets af te leveren. Hij fluit een vrolijk deuntje. Nog twee ritten en dan heeft hij vakantie. Hij heeft er zin in. Snel zet hij nog even een kopje koffie. Hij schenkt zijn mok vol en vertrekt.

De bejaarde man is er bijna. Hij hoeft alleen de straat nog over te steken. Van links komt een vrachtwagen volgeladen met pallets aanrijden. Hij ziet dat die afremt, daarom loopt hij – met zijn fiets aan de hand – de weg op.

De chauffeur kan vanaf zijn positie achter het stuur de kleine bejaarde man niet zien. Denkende dat de weg vrij is, trekt de chauffeur stapvoets op en rijdt over de man en zijn fiets heen. In de cabine golft de koffie niet eens uit zijn mok. Buiten klettert het gereedschap op het wegdek. Bloemen en aarde vliegen in het rond. De bejaarde man is op slag dood.

Ik staar naar de foto van zijn hoedje, dat is weggerold en eenzaam op het asfalt ligt. Zo alleen. Deze foto raakt mij nog meer dan alle andere. Misschien omdat het hoedje me doet denken aan mijn eigen opa.

Ik zucht eens diep. Een oude man is dood. Een jonge man voor het leven getekend. Hun wegen kruisten zich.

Met verwoestende afloop.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

images

Modepolitie

Als officier van justitie hoefde ik me zelden te bekreunen over wat ik nu weer eens aan moest trekken. Want als de zittingzaal riep, was ik het overgrote deel van de dag onder de pannen in mijn vrijwel alles verhullende toga.

Voordeel: ik had niet veel werkkleding nodig. Hoewel dit bij nader inzien meer een nadeel was, want zo had ik ook geen excuus om vaker te gaan shoppen. Nog een pré: eventuele post-vakantiekilootjes vielen niemand op in mijn oversized toga maatje XXXL. Voorwaar géén little black dress. Als ik ook nog verplicht getooid met een pruik naar zitting had gemoeten, zou ik zelfs geen last meer hebben gehad van een bad hair day. Ideaal toch?

Maar nee, hier in Nederland moeten officieren met hun eigen haar naar zitting. En die zwarte toga was en is, nou ja, heel erg zwart. Vooruit, de witte bef doorbreekt het nog een klein beetje, maar voor de rest… Het is al met al een wonder dat officieren – zelf nota bene hoeders van de wet – nog niet massaal zijn opgepakt door de modepolitie.

Daarom is het de hoogste tijd dat dit kledingstuk ein-de-lijk eens wordt gepimpt. Ik roep alle fashiondesigners daarom hierbij op hun tanden eens te zetten in Project Courtroom. Eens zien wat dat gaat opleveren. Al zal er eerst een heuse wetswijziging nodig zijn omdat zelfs de eisen waaraan een toga moet voldoen wettelijk zijn vastgelegd.

Misschien wordt het wel een toga in ingetogen beige voor een zedenzaak, een veelkleurige toga met speciaal draaideur-effect voor veelplegers en een witte toga met in het midden een uit de kluiten gewassen lieveheersbeestje voor geweldzaken. Ik zie het meteen voor me.

En natuurlijk kunnen aanklagers niet zonder een his and hers-versie voor formele gelegenheden, bijvoorbeeld bij de officiële installatie van een nieuw lid van de rechterlijke macht. Voor de dames zachtroze, uiteraard afgewerkt met de nodige glitters. Voor de heren nachtblauw, voorzien van een satijnen bies. Vanzelfsprekend afgemaakt met een customized bef voor iedereen.

Zeker weten dat het Openbaar Ministerie voortaan de blits zal maken in elke zittingzaal.

Aldus zou ik requireren tot spoedige aanbesteding van dit project.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

IMG_1068