Mayday! Mayday! (2)

We zitten in de cockpit van de Airbus A320-simulator en hebben zojuist het verlossende sein van de toren gekregen dat we “cleared for take-off” zijn. H. legt zijn rechterhand op de gashendels en op aanwijzing van gezagvoerder Robert, die voor deze gelegenheid is gedegradeerd tot co-piloot, duwt hij ze steeds verder naar voren. Tegelijkertijd moet hij met zijn linkerhand de sidestick bedienen.

Sneller en sneller schieten de gebouwen langs de startbaan aan ons voorbij. Robert waarschuwt dat H. moet opstijgen bij een snelheid van zo’n 140 knopen oftewel ongeveer 270 km per uur. H. tuurt op de snelheidsmeter en trekt precies op tijd de sidestick naar zich toe zodat de neus omhoog gaat. We stijgen op! Al gauw wordt alles op de grond kleiner. Aan de rechterkant ontwaar ik South Beach met de bekende hotels als oriëntatiepunten. De azuurblauwe oceaan ziet er levensecht uit.

H. probeert de aanwijzingen van Robert meteen secuur op te volgen, maar desondanks valt het niet mee de Airbus überhaupt recht te laten vliegen.  Om van de bochten dan nog maar te zwijgen. Zodra H. zich concentreert op het inzetten van een draaibeweging, daalt of stijgt het toestel weer te vlug of wijkt het af van de voorgeschreven snelheid. Het is een beetje zoals met autorijden: je vraagt je af hoe je in vredesnaam alles tegelijkertijd in de smiezen kunt houden.

Na diverse bochten met meer en minder succes te hebben geprobeerd, kondigt Robert aan dat H. de landing mag gaan inzetten. “Probeer om recht op de landingsbaan af te vliegen”, instrueert hij. H. doet zijn uiterste best, maar de Airbus wijkt bij het naderen van de baan telkens te veel af van de koers. Dus vliegt H. overal naar toe, behalve naar de landingsstrip.

Op een gegeven moment daalt H. zo gevaarlijk snel en onder zo’n akelige hoek, dat de boordcomputer spontaan begint te spreken. Ik kan niet helemaal verstaan wat het ding uitkraamt, maar de ingeblikte waarschuwingen verraden niet veel goeds. In mijn gedachten zie ik die arme gillende passagiers achter ons door het gangpad rollen, temidden van vallende koffers en tassen. “Het lukt me niet”, roept H. getergd terwijl hij nog net niet de zweetdruppels op zijn gezicht heeft staan van de stress.

Als ik naar buiten kijk, zie ik tot mijn afgrijzen ineens dat de palmbomen en het water in een noodgang dichterbij komen. Ik durf niet meer te kijken. Dan houdt de computer er abrupt mee op. Er valt een korte, ietwat ongemakkelijke, stilte in de cockpit voordat we – van de zenuwen en de weeromstuit – aarzelend beginnen te lachen. “Het is ook niet gemakkelijk, zeker niet zo’n eerste keer”, zegt een diplomatieke Robert troostend tegen H. “Dat gebeurt hier zeer geregeld, hoor!” H. vond het een mooie ervaring maar is zichtbaar opgelucht dat hij de stuurknuppel nu aan mij mag overdragen.

“Ik start hem even opnieuw op en dan mag u een poging wagen”, zegt Robert tegen mij. Ik wissel van stoel met H. Terwijl de startbaan recht voor me weer in zicht komt, voel ik me alsof ik opnieuw op moet voor mijn rijexamen. Ik barst van de zenuwen en grijp de sidestick vast alsof het mijn laatste strohalm is. Ik ga nog snel even verzitten, want ik zie dat Robert doende is met het starten van de motoren. Ik vraag me ineens af waarom ik vandaag zo nodig een Airbus A320 wilde gaan besturen. Ik had bijvoorbeeld ook kunnen gaan kienen, om maar eens een dwarsstraat te noemen. Ik ook altijd met mijn wilde ideeën. Maar nu is er geen weg meer terug. Dus besluit ik er vol voor te gaan.

“Geef maar gas tot 140 knopen”, zegt onze instructeur. Yes! Dit heb ik altijd al willen doen. Ik leg mijn hand op die gashendels en duw ze geleidelijk naar voren. Ik kijk op het display en bij 140 knopen trek ik de sidestick naar me toe en stijgen we op. Her en der passeren we schapenwolkjes. Ik vlieg!!! Ik kan maar ternauwernood de neiging onderdrukken om heel hard “Jiiiiihaaaaaaaaaa!” te roepen. Dit is geweldig! Waarom ben ik geen piloot geworden?

Door goed op te letten toen H.aan de beurt was, heb ik gezien dat het vliegtuig iets vertraagd reageert op stuurbewegingen. Dus als je naar links stuurt, moet je kort erna weer iets bijsturen naar rechts om hem recht te houden. Het is een heel subtiel spel.

Ik laat het toestel op commando van Robert klimmen tot zo’n 8000 voet (de echte kruishoogte van zo’n 30.000 voet bereiken we hier helaas niet) en dan moet ik het toestel recht zien te houden en het betere bochtenwerk gaan uitproberen. Nou, dat valt nog niet mee.

Ik kijk gebiologeerd op de metertjes of ik niet een te grote hoek maak (ja dus) en moet snel corrigeren. Mijn ingreep is echter te wild zodat het toestel vervolgens opnieuw akelig veel dreigt uit te breken. Slechts met de grootst mogelijke moeite krijg ik mijn Airbus weer in het gareel. Dankzij mijn stuurmanskunsten moeten de inzittenden nu allemaal acuut aan de kotszakjes, denk ik nog voordat ik de volgende bocht inzet. En dan te bedenken dat mijn “vlucht” ook nog plaatsvindt onder de best denkbare weersomstandigheden. Hoe zou deze ervaring dan wel niet zijn bij een vliegende storm, een onweersbui of met verschrikkelijke turbulentie? Niet aan denken nu. Ik heb al mijn concentratie nodig om überhaupt in de lucht te blijven.

“Ik ga het toestel nu in de buurt van de landingsbaan brengen”, kondigt Robert na nog een paar van mijn bibberende bochten aan. Even later zie ik de strip in de verte. Hij ligt nu nog recht voor me. “Houden zo-houden zo-houden zo”, prevel ik als een soort van obsessieve mantra. Ik moet en zal bij die landingsbaan uitkomen, koste wat het kost.

“Hou het toestel recht en verminder de snelheid”, commandeert mijn co-piloot.  “Breng de neus langzaam omlaag”. Ik druk de sidestick naar voren. Maar nu zie ik dat ik veel te snel daal. Dus moet de neus weer omhoog. In de tussentijd zie ik dat ik helemaal van mijn koers ben afgeweken en – nee hè! – de landingsbaan in plaats van dichterbij, nu een stuk verder af ligt. Zo kom ik nooit aan de grond.

“Kijk niet de hele tijd op de metertjes, maar vlieg ook geregeld op zicht”, instrueert Robert me. En inderdaad! Als ik tussen het getuur op de metertjes door ook af en toe naar de landingsbaan kijk, lukt het me op de een of andere manier veel beter om recht ernaar toe te vliegen. “Geleidelijk dalen nu”, zegt hij en ik duw voorzichtig de sidestick naar voren. Wonder boven wonder blijft de strip ongeveer recht voor me liggen, terwijl ik er min of meer zigzaggend op af vlieg. “Je vliegt nog te snel”, hoor ik Robert rechts naast me zeggen. Gehoorzaam neem ik meteen gas terug. Tot mijn onbeschrijflijke vreugde kan ik nu de gebouwen al goed zien. “Langzamer! De neus meer naar beneden”, roept Robert. Ik duw de stick verder naar voren en neem snelheid terug.

Ik wil nog aan Robert vragen of hij het landingsgestel wel heeft uitgeklapt, als ik het volgende moment tot mijn eigen verbijstering zie dat “mijn” Airbus keurig de grond raakt. Weliswaar net naast de tarmac van de landingsbaan op een groenstrook, maar toch. Mijn passagiers hebben het overleefd! “Niet slecht voor een eerste keer”, prijst Robert. Ik barst zo ongeveer uit elkaar van trots.

Ik mag dan wel klotsende oksels van het angstzweet, een hoofd als een pioen van de spanning en trillende handen van de stress hebben, maar ik heb het hem toch maar mooi geflikt!

Ik heb mijn roeping eindelijk gevonden.

© Pascale Bruinen

airbus5

De landingsbaan is al in zicht…en…

airbus6

…bijna touchdown!!! En dan te bedenken dat je dit apparaat met een snelheid van zo’n 250 km per uur aan de grond zet, wow! Dit is weer eens wat anders dan een dagje gaan bowlen of steengrillen. Een echte aanrader dus. Wil je het zelf ook eens beleven, ga dan naar Flitesim Roermond.

Mayday! Mayday! (1)

Als ik – zelfverklaarde controlfreak eerste klasse- dan toch per se moet vliegen, vlieg ik dat ding het liefst zelf. In hoogsteigen persoon. Als ik deze ontboezeming hardop in het bijzijn van mijn zoon zeg, verklaart die me spontaan voor gek. “Nou, dán moet je pas echt bang zijn, als jij zelf achter die stuurknuppel zou zitten!”. Tja. Maar er is sowieso nog een ieniemienie probleem: ik heb geen vliegbrevet. Maar geen nood, gelukkig zijn er mogelijkheden om dit vervelende detail te omzeilen.

Dus op naar de flight simulator waar een heuse Airbus A320 op H. en mij wacht. In lichtelijk opgefokte toestand loop ik met steeds snellere pas door het onooglijke straatje waar ik zo meteen mijn luchtdoop als gezagvoerder zal meemaken.

Het pand waar we moeten zijn, is bedrieglijk klein. Hmmm, hier past inderdaad alleen maar ternauwernood de cockpit in, denk ik bij mezelf als ik als eerste de niet al te grote ruimte binnenstap. Aan de rechterkant is er een soort incheck-balie (grappig!). Recht voor me zijn twee rijen tegenover elkaar geplaatste stoelen zoals je die bij de gate pleegt aan te treffen (lachen!). Ik kijk nog snel even naar mijn boarding pass, die naar waarheid vermeldt dat de plaats van aankomst van deze vlucht precies dezelfde is als die van vertrek (hilarisch!).

De hele linkerhelft van de ruimte wordt in beslag genomen door de simulator, die er aan de buitenkant zeker niet uitziet als de snuit van een Airbus. Al snel meldt zich de echte piloot, compleet in officieel tenue met wit hemd voorzien van de bijpassende epaulet met vier strepen. Robert heet hij, zie ik aan zijn naamplaatje. Het is nog een jonge vent en daarbij bepaald niet lelijk, merk ik in de gauwigheid op. Goh, ik krijg het nu toch langzaam aan wel wat benauwd (nee, niet vanwege Robert). Want dit begint wel erg echt te lijken.

Robert nodigt ons uit voor een pre flight briefing op de stoelen bij de gate. Maar voordat hij kan beginnen, kan ik het niet laten hem eerst aan een spervuur van vragen te onderwerpen. Want ja, ik ben nu toch hier. Dus wil ik wel effe weten of hij zelf ook vaker zuinigjes heeft getankt (euh…, nee, nooit), hoeveel turbulentie een vliegtuig nu écht aan kan (dat hangt van het vliegtuig en de mate van turbulentie af…ja duh, daar word ik niet veel wijzer van) en (de mooiste!) hoe snel je op grote hoogte bewusteloos raakt bij plotseling optredend drukverlies (fasten your seatbelts: 15 tot 20 seconden). Die laatste mededeling, die Robert bij het zien van mijn gezichtsuitdrukking snel aanvult met de opmerking dat daarvoor nu juist de zuurstofmaskers dienen, moet ik mentaal even verwerken.

Maar veel tijd daarvoor krijg ik niet, want Robert gaat nu echt van start. Hij begint met wat details over “ons” vliegtuig, de Airbus A320. Hij legt uit dat we zo dadelijk mogen plaatsnemen achter de stuurknuppel, die in werkelijkheid overigens een joystick is die “sidestick” wordt genoemd. Hij waarschuwt ons dat het een heel gevoelig systeem is, dus we mogen vooral niet te wild zijn. Niet dat ik dat van plan was. Het toestel heeft een maximaal startgewicht van zo’n 77.000 kilo en in deze simulator zal het ook echt voelen alsof je zo’n kolos bestuurt, gaat hij vrolijk verder. Pfff, spannend…

Hij legt uit dat we in de geboekte tijd allebei kunnen gaan opstijgen, dan een paar rondjes mogen vliegen om vervolgens idealiter ook weer te gaan landen. Hij zal er als co-piloot naast zitten, voegt hij ten overvloede nog toe. De bestemming mogen we zelf kiezen. De keuze valt op JFK Airport in New York. Lijkt ons fantastisch om te zien hoe je komt aanvliegen met die skyline in de verte. Helaas wil de boordcomputer er niet aan, dus kiezen we Miami als goede tweede.

Na nog wat aanwijzingen is het moment supreme nu toch echt aangebroken en begeven we ons naar de cockpit. Zodra ik een voet binnen zet, ben zelfs ík even stil. De cockpit is waarheidsgetrouw nagebouwd. Het cliché van een overweldigend aantal knopjes, hendels, knipperende lampjes en allerhande oplichtende schermpjes is helemaal waar. Ik vraag me vertwijfeld af waar ik aan begonnen ben en heb acuut spijt dat ik me niet beter heb voorbereid. Ik had vast wel wat youtube-filmpjes kunnen bekijken over hoe je zo’n Airbus veilig aan de grond kunt zetten. Too late now.

Ik gun H. dan ook galant de eer om te beginnen. Bijkomend voordeel is dat ik zo alvast stiekem kan meekijken zodat ik iets meer voorbereid ben als ik zelf aan de bak moet.

H. neemt plaats op de linkerstoel. Ik kijk over zijn schouder mee. Links van hem zit een kleine hendel, die taps toeloopt. Ha, dat zal de sidestick zijn. Die kan naar voren, achteren, links en rechts bewogen worden. Robert, die op de rechterstoel is gaan zitten, bedient geroutineerd een hele reeks knoppen. Op de computer voert hij Miami International Airport in. Even later tonen de panoramische ramen van de cockpit als bij toverslag de startbaan.

Robert legt uit dat in het midden de gashendels zitten, die zo meteen voluit mogen. Hij geeft aan dat we voortdurend scherp moeten letten op de metertjes die hoogte, snelheid en de horizon aangeven. Want het toestel moet liefst niet alleen goed op koers blijven, maar ook nog mooi recht blijven vliegen. Niet te hard maar ook zeker niet te langzaam want dan val je echt als een baksteen omlaag.

Robert zet het toestel van de rem af, verzet nog wat knoppen en spreekt dan de magische woorden:

“We are cleared for take-off!”

© Pascale Bruinen

Airbus3

Zo echt ziet het er dus uit. Tof hè? Als je wilt weten hoe het verder gaat, lees dan volgende week deel 2!

Bange Momenten Met Ryanair

Na een heerlijk lang weekend Barcelona zitten mijn man en ik klaar voor de start in het Ryanair-vliegtuig dat ons huiswaarts moet brengen. We hebben geluk want we zijn er voor het eerst in geslaagd om de felbegeerde stoelen bij de exit te bemachtigen, recht boven de vleugel. Daarbij had ik altijd het beeld voor ogen dat je, gezeten aan de exit, ook als eerste het vlieguig zou kunnen verlaten bij onraad. Dat wil zeggen, totdat de stewardess ons aanspreekt dat wij – als de nood aan de man zou komen – geacht worden haar te helpen om iedereen te evacueren. Dat betekent, zo verduidelijkt ze terwijl ze ons streng aankijkt, dat wij samen met de crew de allerlaatsten (!!!) zijn die het vliegtuig mogen verlaten.

Wij moeten deze mededeling even verwerken, maar we zijn daarin niet de enige. “Shit”, horen we luid en duidelijk achter ons, komend van drie jonge knullen die bij de andere exit zItten. Er wordt wat zenuwachtig gelachen. Dan roept eentje dat hij in geval van nood wel een baby van iemand afpakt om toch als eerste de glijbaan af te kunnen zoeven. Ook een idee.

Inmiddels is het tijd voor vertrek. Het vliegtuig start de motoren en wordt  achteruit geduwd. Veel verder dan een meter of dertig op het tarmac komt het echter niet want daar is de stem van de captain. Wat hij zegt, doet het bloed in mijn aderen stollen. Er komt namelijk een signaal binnen dat de rechtermotor brandstof lekt. Laat dit even tot je doordringen. Hete motor – lekkende leiding – hoog brandbare kerosine. En laat het toeval nu willen dat ik van iedereen aan boord zo ongeveer het allerdichtst op die rechtermotor zit!

De gezagvoerder legt uit dat er een technicus aan te pas moet komen en dat er geen safety issues zijn omdat de motoren zijn uitgezet. Geen safety issues? Ik ben daar op mijn plekje op de eerste rang niet zo zeker van.

Dus volg ik alles van zeer nabij met argusogen. En ja hoor, daar komen de technici aanrijden in een klein autootje. Zonnebril, kekke overall, jong. Bij nader inzien wel heel erg jong, in ieder geval toch voor technici die een potentieel levensgevaarlijk probleem moeten gaan verhelpen. Ze zijn met zijn vieren en lopen om de motor heen. Veel gezwaai met armen, zonnebril af en weer op, de panelen van de motor worden omhoog gedaan en ontbloten naar mijn smaak veel te veel draden, leidingen en kabels.

Omdat ze onder de openstaande kleppen van de motor aan het werk zijn, kan de controlfreak in mij helaas niet zien wat ze wel of niet doen. Na wat een eeuwigheid lijkt, komt de captain over de intercom en deelt doodleuk mee dat volgens protocol de motoren vijf minuten moeten gaan proefdraaien. Proefdraaien, met alle passagiers erin. Ik vraag me acuut af welke randdebiel dit soort protocollen bedenkt. Als het lek niet verholpen is, kan ik me  voorstellen dat de motor ontploft of in ieder geval in brand vliegt.

Ik doe voor de zekerheid mijn veiligheidsriem af, klaar om het vliegtuig uit te stormen bij het minste of geringste (steek)vlammetje. Hoewel, alle deuren zijn dicht en mijn exit gebruiken zou sowieso geen goed idee zijn. Die vijf minuten lijken eindeloos te duren. Ik let geconcentreerd op de monteurs die vanaf een veilig afstandje toekijken en realiseer me then and there dat mijn leven en dat van alle anderen aan boord in handen ligt van deze onbekende mensen.

Ik fluister mezelf in vertrouwen te hebben, maar veel helpt dat niet. Eén inschattingsfout (al dan niet door een kater van het stapavondje ervoor) en het kan helemaal fout gaan. Ik voel me overgeleverd.

Waarschijnlijk denken meer mensen dat want het is doodstil aan boord. Maar al snel klinkt de mededeling dat de motor normaal heeft gedraaid en dat we dus gewoon met dit vliegtuig kunnen terugvliegen. Dat is niet wat ik wil horen. Ik had graag een ander, lekloos, toestel gekregen. Immers, vijf minuten draaien zonder problemen hoeft nog niet te betekenen dat de motor het ook ruim anderhalf uur volhoudt zonder te lekken.

Het moment dat de motoren op volle sterkte brullen voor de start is erg beangstigend. Maar de motor houdt stand, lekt niks en wij bereiken onze bestemming verder probleemloos.

Een onvergetelijk einde van een onvergetelijk weekend.

© Pascale Bruinen

Wie heeft nog meer van dit soort horrorstories voor ons in petto? Deel ze hier, dan kunnen we samen huiveren!