TERUGBLIK OP 2016

Onderstaand een chronologische terugblik op het drukke, mooie en inspirerende jaar 2016 dat voor mij natuurlijk vooral in het teken stond van de start van mijn freelance-bestaan maar zeker ook van het schrijven en publiceren van mijn tweede boek, ‘Het jaar van de uil’. Dit keer kies ik eens niet voor een overzicht in woord maar in beeld. De seizoensfoto’s die ik er tussen heb gevoegd geven aan wanneer wat gebeurd is.

Ik wil al mijn lezers en lezeressen, toehoorders en belangstellenden ontzettend bedanken voor jullie aandacht en enthousiasme.

Veel kijkplezier en tot ziens in 2017!img_1472fullsizerenderimg_8696

schermafbeelding-2016-03-24-om-20-08-31

22afbeelding-1img_0372

img_0018afbeelding-65img_1101 img_0702

afbeelding-15img_8985

img_8943img_2200img_8950img_1468

img_3266

schermafbeelding-2016-11-24-om-15-18-58

img_2347schermafbeelding-2016-10-03-om-09-46-20

schermafbeelding-2016-10-07-om-12-21-39Pascale Bruinen

img_2758schermafbeelding-2016-11-24-om-15-14-57-14-56-46

img_2996img_1975

img_3013

img_3319

img_3044

schermafbeelding-2016-10-24-om-18-11-32img_3212

img_2690

img_3251

img_3265img_3358

 

img_3421

schermafbeelding-2016-12-28-om-16-00-08

Over mietjes, vogels en takkewijven

Vrouwen veroveren stormenderhand de rechterlijke macht. Was dit vroeger nog een (grijze) mannenbolwerk, tegenwoordig is het percentage vrouwen gestegen tot meer dan vijftig procent.

Grasduinend op internet kom ik bij opzij.nl een oud artikel over deze materie tegen. Daarin vat een rechtbankverslaggeefster de reputatie van vrouwelijke magistraten kort en bondig samen: “Je hebt mietjes en takkewijven”. Het is maar dat ze het weten.

Tot de jaren vijftig werden vrouwen overigens niet eens toegelaten tot deze nobele ambten omdat ze “ongeschikt waren vanwege hun natuurlijke aanleg en geestelijke eigenschappen”. Zo werden ze verondersteld “emotioneler dan mannen” en “minder abstract denkend” te zijn waardoor ze “te weinig beoordelingsvermogen” hadden en het beroep “minder aanzien gaven”.

Waren ze als vrouwelijke beroepsgroep destijds al niet populair onder de heren juristen, anno nu zijn ze dit bij verdachten in sommige zaken nog steeds niet.

“Als het om zedenzaken gaat, hebben verdachten liever een man omdat ze denken dat vrouwen strenger zijn”. Aldus Erik van der Maal van de Bond van Wetsovertreders, een vereniging die opkomt voor (ex-)gedetineerden.

En ja, soms sprak het gezicht van een mannelijke verdachte inderdaad boekdelen als hij binnen kwam voor de behandeling van zijn zaak en tegen vijf vrouwen – drie rechters, de griffier en ondergetekende – op rij aan keek.

Toch waag ik te betwijfelen dat deze gedachte correct is. Op basis van mijn jarenlange beroepsmatige ervaring eisen vrouwelijke officieren bij zedenzaken niet hoger dan mannelijke officieren, noch zag ik dat vrouwelijke rechters strenger straffen dan hun mannelijke collega’s.

Hoe zakelijk, zelfstandig en geëmancipeerd wij als hoog opgeleide professionals ook mogen zijn, ik heb de indruk dat we allemaal wel eens worstelen met de mate waarin we onze vrouwelijkheid in ons werk durven uit te dragen. Misschien wel uit angst om voor dat “mietje” versleten te worden.

Maar kennelijk laten vrouwelijke magistraten hun XX-chromosomen op zitting toch meer spreken dan ze zelf denken. Zo ziet Van der Maal wel degelijk een verschil in aanpak met hun mannelijke collega’s: “Vrouwen stellen persoonlijke vragen, laten je uitpraten, stellen je meer op je gemak. Best belangrijk als je terechtstaat voor een rij vogels in zwarte jassen die vanaf een podium op je neerkijken”.

Ok. Zo had ik mijzelf als magistraat in de rechtszaal nog nooit eerder bekeken.

Maar voor het geval ik alsnog mag kiezen ben ik met terugwerkende kracht toch liever een vogel dan een takkewijf.

© Pascale Bruinen

Home

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

takkewijf

Hmmm, ik weet niet of dit een tegelwijsheid is die ik aan de muur zou willen hangen…

Cirkel van stilte en geweld

In Nederland rukt de politie gemiddeld elke tien minuten (!) uit voor huiselijk geweld. Daartoe behoort ook kindermishandeling. In actie komen tegen dit ingrijpende fenomeen is dringend nodig want alleen al in Nederland worden zo’n 119.000 kinderen per jaar mishandeld. Een duizelingwekkend cijfer. Anders gezegd: in iedere schoolklas van 30 leerlingen is gemiddeld één kind slachtoffer.

Het gaat dan niet alleen over lichamelijk geweld, maar ook over andere vormen van mishandeling. Daaronder valt ook emotionele mishandeling ( een volwassen persoon scheldt het kind regelmatig uit, doet vaak afwijzend en vijandig tegen het kind of maakt het kind opzettelijk bang), emotionele verwaarlozing (doorlopend tekort aan positieve aandacht voor het kind, het negeren van de behoefte van het kind aan liefde, warmte en geborgenheid, de situatie dat een kind getuige is van geweld tussen ouders of verzorgers en alle vormen van seksueel misbruik.

De impact van kindermishandeling is gigantisch. Kinderen zitten in een afhankelijkheidspositie; ze zijn – zeker als ze nog heel jong zijn – overgeleverd aan hun mishandelende ouders, andere familieleden of verzorgers. Ze ervaren pijn, lopen (soms ernstig) letsel op en raken psychisch beschadigd. Sommige meisjes raken ongewenst zwanger van hun geweldpleger, maar kindermishandeling kan ook leiden tot gedwongen verhuizingen (bijvoorbeeld naar een Blijf-van-mijn-lijf huis samen met de moeder) en schooluitval- of verzuim. Bij oudere kinderen kan het leiden tot verslaving. In extreme gevallen leidt kindermishandeling zelfs tot zelfmoord of pogingen daartoe of eindigt het anderszins met de dood van het kind. Zo is becijferd dat elke maand één kind of volwassene sterft door huiselijk geweld. Maar in 2012 maakte huiselijk geweld maar liefst 52 dodelijke slachtoffers, dus een gemiddelde van één per week.

Inmiddels weten we uit onderzoek ook dat kinderen die slachtoffer worden van mishandeling op langere termijn een grotere kans lopen om zelf dader te worden. Zodoende legt kindermishandeling een zware en uiterst pijnlijke claim op de volgende generatie.

Redenen genoeg dus om in actie te komen. Want er is maar één iemand nodig om de cirkel van stilte en geweld te doorbreken. Dat kan een hulpverlener zijn, maar evengoed een familielid, buurman, onderwijzer, vriendinnetje of clubgenoot.

Of misschien wel een betrokken lezer van mijn blog?

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

images

 

 

Een chronisch gebrek aan tijd

Als ik één ding zou moeten noemen waar ik een chronisch gebrek aan heb, is het wel aan tijd. Tijd intrigeert me. Het is enerzijds hartstikke abstract (je kunt het niet zien), maar anderzijds o zo concreet (bijvoorbeeld als je ergens te laat komt).

De mooiste, bijna poëtische, definitie van dit begrip vond ik op nl.wiktionary.org, waar tijd wordt omschreven als de “onstuitbare gang der dingen van toekomst door het heden naar het verleden”. De meest gangbare betekenis is echter dat tijd niets meer of minder is dan een “opeenvolging van momenten”. Kijk, dát herken ik wel. Want momenten heb ik de hele dag door juist in overvloed. En ze volgen zich inderdaad in een razend tempo op.

Zo ook toen ik nog officier van justitie was. Op die zeldzame dagen dat ik geen zitting of ZSM-dienst (afdoen van zaken vanuit een centrale lokatie) had, was ik vanaf mijn flex-plek druk bezig met de afhandeling van mijn (ouderwetse en elektronische) post, het bijwonen van overleggen en de voorbereiding van mijn volgende zittingen. Dat waren zoveel momenten dat de tijd voorbij vloog.

Soms schoot mijn pauze er helemaal bij in, maar als het enigszins kon, ging ik altijd naar buiten om een rondje te wandelen of snel wat boodschappen te doen. Toen mijn zoon een tijd geleden op zichzelf ging wonen, rende ik als drukbezette maar rechtgeaarde moeder tijdens mijn korte break gauw op en neer naar de Blokker om even banale als onmisbare huishoudelijke attributen voor hem te kopen zoals een emmer, een aardig formaat vuilnisbak, diverse dweilen, stofdoeken, afwasborstels, een trits schoonmaakmiddelen en een heuse “Swiffer vloerwisser starterkit”.

En zo kon het gebeuren dat ik, getooid met een onhandig lange stok en drie mega uitpuilende plastic zakken (toen kreeg je die nog gratis) op de terugweg naar het parket een collega tegen kwam. Bij haar vragende blik riep ik in het haastige voorbijgaan alleen maar “Zoon gaat op kamers!” (stil blijven staan was echt geen optie). Haar begripvolle glimlach was het laatste dat ik zag voordat ik even later met mijn bovenmaatse buit muurvast kwam te zitten in het draaihekje bij onze ingang. Nog een geluk dat er geen bezoek voor mij in de hal zat te wachten.

Dat krijg je er dus van als je uit tijdgebrek jezelf letterlijk en figuurlijk voorbij wilt rennen.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

images

Fantoomverdachte

Als officier van justitie bekroop me geregeld het gevoel dat niemand de waarheid vertelde. Zo ook in een zaak die begon met een Meld Misdaad Anoniem tip dat er in een gehuurd deel van een bedrijfspand ruim 500 hennepplanten zouden staan. De politie startte een nader onderzoek, waarna ze op de genoemde locatie op een bovenverdieping inderdaad een grote en professioneel ingerichte hennepplantage aantrof. Ter plaatse bleek niemand aanwezig.

De eigenaren van het pand, die zelf beneden zaten, toonden een contract waaruit bleek dat mijn verdachte de betreffende ruimte drie maanden eerder was gaan huren. Verdachte bezweerde echter dat hij de huur al na twee maanden zou hebben opgezegd. Ook zou hij nooit de sleutel van het pand hebben gekregen. Best bijzonder, aangezien hij wel het huurcontract had getekend en een borgsom had betaald. Hij zou er het laatst zijn geweest vóórdat het huurcontract was ingegaan.

De eigenaren beweerden tegenover de politie dat ze niets hadden gemerkt van een grote hennepplantage die recht boven hun deel van het pand moest zijn opgezet. Ze hadden evenmin ooit iets geroken van die typische hennepgeur of geobserveerd dat er mensen in en uit liepen. Mijn verdachte hadden ze sinds het tekenen van het huurcontract nooit meer gezien, al had hij volgens hun verklaring inderdaad een borgsom betaald én wel degelijk de sleutel gekregen. Maar nee, verdachte had het huurcontract nooit formeel beëindigd.

Tja. Mijn leven als officier ging bepaald niet altijd over rozen want probeer hier maar eens uit wijs te komen.

Als ik deze verhalen moest geloven zou er dus een fantoomverdachte bestaan die in zijn eentje, onzichtbaar voor de directe omgeving, het hele circus van planten, potgrond, ventilatoren, filters, elektrische- en dompelinstallaties en wat al niet meer had geïnstalleerd én ook nog regelmatig had onderhouden. The invisible man, de hoofdfiguur uit de gelijknamige tv-serie van de jaren zeventig die een uit de hand gelopen experiment deed met “moleculaire desintegratie”, is er niets bij.

Als ik nu nadenk over dit fenomeen en dit afzet tegen mijn andere beroepsmatige ervaringen kan het haast niet anders of dit moet dezelfde spookachtige en immer ongrijpbare figuur zijn die bolletjes met cocaïne of heroïne op straat gooit, zomaar (!) grote sommen contant geld geeft aan drugsdealers en vrouwen bont en blauw slaat als hun man even niet thuis is.

Ik hoop vurig dat de veelgeplaagde Minister van Justitie nog ergens wat extra geld heeft liggen want als het Openbaar Ministerie dit onvatbare sujet toch eens te pakken zou kunnen krijgen, is in één klap een groot deel van alle strafzaken opgelost.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

PS: als jullie je afvragen waar het gebruikelijke plaatje is: dat staat hieronder.

 

 

Boter bij de vis

“Wat eten jullie?”, vraagt mijn zoon. Hij heeft me zojuist gebeld en dat betekent meestal dat hij óf eindelijk zin heeft in een verantwoorde warme maaltijd óf wel wat extra pecunia kan gebruiken.

Vandaag is het dus optie 1. Aaahhhh, als ik voor iedere keer dat ik deze vraag heb gekregen een euro had ontvangen, kon ik nu rentenieren.

“Zelfgemaakte frietjes met een lekker mals biefstukje, vergezeld van ambachtelijk bereide appelmoes en een rijk gevulde salade”, antwoord ik. Het klinkt alsof ik iets van de menukaart van een eetcafé oplees, realiseer ik me. Maar het klopt wel.

“Hmmmm…”. En na een korte stilte: “Dan kom ik wel even langs vanavond”.

Gezellig! Hij woont inmiddels al bijna twee jaar op zichzelf. Weliswaar in dezelfde stad, maar toch.

Als hij even later zijn fiets achterom stalt, blijkt hij goed nieuws te hebben. Hij heeft geld ontvangen van het Centraal Justitieel Incassobureau. Ja, je leest het goed. Hij hoeft niets áán het CJIB te betalen, maar hij kríjgt geld van deze instelling.

Een paar jaar geleden heeft hij zich, ondanks onze waarschuwingen, toch laten verleiden om iets te bestellen bij een onbekende via Marktplaats. Daarbij had hij de pech om een notoire oplichter te treffen. En daar gingen zijn zuurverdiende centen…

Hoewel hij het nut niet ervan inzag om aangifte te doen, hebben we hem daarvan gelukkig wel kunnen overtuigen. Enige tijd hoorden we niets, totdat er ineens bericht kwam van een parket van het Openbaar Ministerie in het noorden des lands met de mededeling dat hij zich als slachtoffer kon voegen in de strafzaak. De verdachte was uiteindelijk tegen de lamp gelopen en had een reeks oplichtingen bekend, waaronder die van zoonlief.

Vervolgens vernam hij van het parket dat de verdachte was veroordeeld en zijn schade moest vergoeden.

En nu krijgt hij dus elke maand een deel terug van het destijds door hem betaalde bedrag. Inmiddels heeft hij bijna de hele som vergoed gekregen. Een meer dan welkome aanvulling op zijn studenteninkomsten.

Niets zo goed om het vertrouwen in Justitie terug te winnen dan als slachtoffer boter bij de vis krijgen terwijl je dacht dat je nooit meer iets van je geld terug zou zien.

Het heeft even geduurd, maar dan heb je ook wat.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

images

Zelfs rechters weten niet alles van hennepplantjes

Ook rechters kunnen wel eens de plank mis slaan. Ik heb als officier van justitie eens een politierechter getroffen die op wel heel bijzondere wijze oordeelde over een zitting met allemaal hennepplantages op de tenlasteleggingen.

Die gedenkwaardige dag zit de zaal uitgerekend vol met een klas studenten. Tijdens de eerste zaak vraagt de politierechter mij plotseling: “Mevrouw de officier, heeft u wel goed naar de tenlastelegging gekeken?”

Enigszins gealarmeerd scan ik snel de tekst maar ik zie niets bijzonders.

Ja hoor. Hoezo?”. Ik voel me niet op mijn gemak want deze politierechter ken ik als iemand die wel vaker met iets vreemds uit de hoge hoed komt.

Ik zal er straks op terugkomen”.

Hoewel zijn antwoord me niet bevalt, leg ik even later uitgebreid uit waarom ik het feit bewezen vind en deze verdachte straf verdient.

Als de politierechter uitspraak doet, kan ik mijn oren niet geloven.

Ik acht het feit wel wettig en overtuigend bewezen, maar het bewezene levert geen strafbaar feit op”.

Prompt ontstaat er reuring in de zaal. De klas veert als één man tegelijk op en kijkt gebiologeerd naar de rechter. Ondertussen val ik zowat van mijn stoel.

In de tenlastelegging staat “hennepplanten” en die staan niet op Lijst II van de Opiumwet. Zodoende is het geen strafbaar feit en ontsla ik de verdachte van alle rechtsvervolging”.

Nadat hij deze figuurlijke bom heeft laten ontploffen, valt mijn mond open. Ondertussen vraagt hij vriendelijk of de klas soms nog vragen heeft. Er steken er een paar tegelijk hun vinger op. Eentje krijgt de beurt.

Hebben jullie nu ruzie?”

Nee hoor!”, weet ik uit te brengen. Tegelijkertijd hoor ik de rechter naast me echter volmondig “Ja!” door de zaal roepen. Op de tribune breekt nog net niet de pleuris uit.

Ook in alle volgende hennepzaken komt de politierechter telkens tot ontslag van rechtsvervolging.  De studenten moeten de tijd van hun leven hebben terwijl ik me afvraag waarom ik dit werk ook al weer zo graag wilde doen.

Na de lunchpauze zijn de studenten vertrokken. Ongetwijfeld worden de verhalen over die arme sullige officier van justitie as we speak onder het genot van een koud pilsje doorverteld aan de rest van de studentenpopulatie.

De politierechter komt binnen.

Ik geloof dat ik een vergissing heb begaan”, zegt hij koeltjes terwijl hij zijn toga dichtknoopt.

O?’, zeg ik. Dat moet het understatement van het jaar zijn.

Ja, ik heb het even opgezocht maar hennepplanten vallen ook onder hennep.”

Vertel mij wat. Net als ik denk dat het niet nog erger kan worden, voegt hij er aan toe:

Ik heb een kopie ervan gemaakt. Wil je er ook een?”

Ik kan alleen maar heftig “nee” schudden.

Zul je altijd zien.

Als het recht zegeviert is er geen publiek bij.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

20150626_124435_1