Baby Blues (1)

Ik ben de dertig net een week gepasseerd als mijn eerste kind, een zoon, wordt geboren. Dat maakt mij echt zo’n “eerst afstuderen, dan een goede baan scoren en je vervolgens nog een tijdje te pletter werken voordat je zwanger wordt”- moeder. Tot groot en oneindig verdriet van gynaecologen, die maar niet ophouden te benadrukken dat dertig biologisch gezien eigenlijk al “veel te oud” is, zeker voor een eerste kind. Maar ja, je hebt niet voor niets al die jaren op de universiteit gezwoegd en eindelijk die droombaan – voor mij destijds in de advocatuur – gevonden. Het laatste dat je dan wilt, is meteen maandenlang afwezig zijn op je zo hard bevochten en gewilde stek omdat je je zo nodig wilt voortplanten.

Dus doe ik in die tijd netjes wat wij, als verstandige meiden die op hun toekomst zijn voorbereid, allemaal doen: die allengs luider wordende roep van de hormonen negeren en het hele baby-gebeuren telkens weer uitstellen. Maar eerlijk is eerlijk; bij het vooruitzicht dat ik op mijn volgende verjaardag de gevreesde grens van dér-tíg zal passeren, is mijn biologische klok alsnog op tilt geslagen en bam! Even later is er toch een baby op komst, advocaat of niet. Overigens tot chagrijn van mijn mannelijke baas die mij weliswaar beleefd en plichtmatig mompelend feliciteert, maar wiens hele bodylanguage uitschreeuwt dat hij zich wel voor de kop kan slaan dat hij mij, nog-kinderloze-vrouw-in-vruchtbare-leeftijd, heeft aangenomen.

Vanaf de geboorte van mijn zoon, die een aantal weken te vroeg ter wereld is gekomen (mental note: zouden die gynaecologen toch gelijk hebben?),  staat – oh zoet cliché! – mijn hele leven op zijn kop. Na vier weken ziekenhuis krijgen we onze spruit mee naar huis met acht voedingen per dag. Hoezo thuis lekker rustig bijkomen?

Behalve aan de gebroken nachten en borstvoedingsperikelen moet ik uiteindelijk nog het meeste wennen aan de nieuwe werkelijkheid dat ik niks, maar dan ook niks meer in één keer af kan krijgen. “Even” het hele huis achter mekaar door poetsen en opruimen zoals ik gewend ben, is er niet meer bij. Koken doe ik alleen nog maar in etappes. Om van snel en efficiënt door de Albert Hein heen te razen nog maar te zwijgen.

Bij iedere voeding, huilbui, hik, luierwisseling of spuugstraal laat ik alles wat ik aan het doen ben uit mijn handen vallen, soms letterlijk, om mij naar het  nieuwe middelpunt van mijn bestaan te spoeden.

Omdat mijn kereltje midden in de winter is geboren, is mijn eerste uitje nog net geen militaire operatie. Eerst water warmen, warm water in kruik doen, checken of kruik niet lekt (twee keer), kruik in wandelwagen leggen, baby oppakken, baby de borst geven, baby schone luier omdoen, baby rompertje, babypakje, sokjes, skipak, mutsje en wantjes aantrekken, baby-met-skipak in trappelzak stoppen, baby-in-trappelzak insnoeren in wandelwagen (op dit punt ben ik zelf zo uitgeput dat ik eigenlijk geen puf meer heb om naar buiten te gaan, maar vooruit), baby weer uit trappelzak halen omdat hij alles onder heeft gespuugd, na schoonmaakbeurt baby nogmaals in trappelzak stoppen en dan…Het Moment Suprême is daar en de wereld zal het weten. Mijn. Eerste. Wandeling. Met. Baby. Alleen zo jammer dat de wandeltijd omgekeerd evenredig is aan de voorbereidingsperiode. Maar gelukkig went alles, zo ook dit.

Ik kom er al gauw achter dat acht voedingen per vierentwintig uur heel hard werken is. Maar dan héb je, behalve tepelkloven, doorwaakte nachten en borstontstekingen, ook wat. Het is inderdaad heel bijzonder en intiem om zo in het holst van de nacht met mijn baby een hechte band op te bouwen. En dan heb ik het nog niet eens over wat het doet voor mijn figuur. Na een aantal weken fungeren als rond-de-klok melkfabriek pas ik zelfs weer in mijn allernauwste spijkerbroek. En terwijl het snoetje van mijn eerstgeborene als toonbeeld van Hollands welvaren steeds ronder wordt, ziet dat van mij steeds ingevallener uit.

En geen wonder. De hele dag door voel ik me zo opgejaagd als een ADHD-er die zijn ritalin al een hele poos niet meer heeft gehad. Want er zitten maar drie uur (bruto!) tussen de voedingen, hetgeen betekent dat ik mijn tussentijdse bezigheden met een aan Noord-Koreaanse hysterie grenzende precisie moet plannen. Bij de eerste kik uit de babyfoon werp ik een snelle blik op mijn horloge, haast me met twee treden tegelijk de trap op en begin in gedachten al af te tellen: Ready? Steady? Go!  Zeker als ik ergens heen ga zonder baby is het voor mij als zogende moeder van het grootste belang dat ik op tijd terug ben, dus voordat mijn borsten zowat uit elkaar springen van ellende en spontaan beginnen te lekken.

En natuurlijk kan ik er op wachten dat het een keer fout gaat. Ik ben in het ziekenhuis op controle bij de gynaecoloog en dacht slim te zijn door even snel alleen te gaan. Big mistake! Ik zit nu al een dik uur te verdoen in een overvolle wachtkamer en begin me langzamerhand zorgen te maken. Inmiddels is het alles bij elkaar al bijna twee uur geleden dat zoonlief heeft gedronken.

Een jonge moeder komt aanlopen met haar baby in een draagstoeltje en gaat tegenover mij zitten. Ik glimlach begripvol naar haar. Als haar baby de overbekende kir-geluidjes begint te produceren die alleen pasgeborenen kunnen maken, is bij mij het hek van de dam. Ik voel een onweerstaanbare stuwing in mijn borsten ontstaan en voordat ik het goed en wel in de gaten heb, ben ik zo lek als het spreekwoordelijke mandje. In lichtelijke paniek begeef ik me spoorslags naar de balie.

Één blik van de dame op de twee prominent natte plekken in mijn blouse en ze escorteert mij-  dwars door de rij wachtenden heen – naar mijn afspraak.

Over voorkeursbehandeling gesproken.

© Pascale Bruinen

Newborn Baby Blues (1)