Geld brandt als vuur op de huid

Laten we het spel “Doet’ie het of doet’ie het niet?” spelen.

Casus: een uit Syrië gevluchte asielzoeker, ene Mahmoud Abdullah, woont sinds kort in een Duits opvanghuis waar hij een spartaans ingerichte kamer deelt met een oudere man.

De vlucht naar Duitsland heeft hem zijn laatste centen gekost. Als asielzoeker mag hij niet werken. Van zijn bescheiden uitkering stuurt hij maandelijks vijftig euro naar zijn vrouw en dochter die in Turkije zijn achtergebleven.

Maar dan vindt Mahmoud op straat twee briefjes van vijfhonderd euro en een spaarboekje van de Deutsche Bank.

Vraag: houdt Mahmoud het geld zelf of gaat hij met de vondst naar de politie?

Het zou interessant zijn om te weten hoeveel procent van de lezers meent dat Mahmoud, onder de geschetste moeilijke omstandigheden, het geld voor zichzelf houdt. Als ik eerlijk ben, zou ik ook gedacht hebben dat hij dit grote geldbedrag stiekem in zijn zak zou hebben gestoken om er vervolgens zichzelf en zijn gezin mee te ondersteunen. Hoezo vooroordeel?

Maar onze Mahmoud raapt alles op, twijfelt geen moment en loopt er linea recta mee naar het politiebureau. Hij licht het voor de verbaasde pers als volgt toe: “Bij ons thuis werd ons kinderen altijd voorgehouden dat je iets wat van een ander is, of het nou geld is of goud, altijd moet teruggeven. Andermans geld dat je zelf houdt, brandt als vuur op je huid. Daar word je nooit gelukkig van”.

Zelden heb ik iemand onze nogal platvloerse uitdrukking “het verschil kennen tussen mijn en dijn” mooier horen verwoorden. Dit is niet alleen poëzie van de zuiverste soort, maar zou bovenal de ultieme waarschuwing moeten zijn aan al die lieden, die desalniettemin vinden dat ze anderen moeten bestelen, beroven of afpersen.

Mahmoud heeft als eerlijke vinder inmiddels al diverse regionale en landelijke tv-ploegen op bezoek gehad. Zelf vindt hij helemaal niet dat hij iets bijzonders heeft gedaan: “Ik voel me goed bij het idee dat de eigenaar zijn geld terug heeft”.

Hij ziet zelfs af van het vindersloon van vijf procent waar hij recht op had en waarmee hij zijn gezin in Turkije een maand had kunnen onderhouden.

“Dat geld is van iemand anders, ik hoef daar niets van te hebben”.

Een lichtend voorbeeld.

© Pascale Bruinen

Deze column is op 30 juli 2015 verschenen in het Algemeen Dagblad.

Geld brandt als vuur op de huid2