Slakkengang naar Barcelona

Slakkengang naar Barcelona

Het is 1951. Mijn avontuurlijk ingestelde ouders willen graag naar Spanje, maar daar kom je alleen binnen met een visum. Ze zijn een van de eersten in Nederland die speciaal naar Rotterdam afreizen om dit reisdocument te gaan halen.

Omdat ze wel reislust hebben maar niet veel geld, besluiten ze reisgenoten te zoeken die met hun mee willen reizen naar Barcelona om zodoende de kosten te delen. Uiteindelijk gaan zij met een bevriend koppel en nog twee anderen in hun Citroên Traction Avant op pad.

Ze vertrekken op een vrijdagmorgen. Einddoel die dag is Verdun, zo’n 250 kilometer verderop in Lotharingen. Geld voor hotels of pensions is er nauwelijks, dus is het de bedoeling dat ze ’s nachts met zijn vieren in de auto slapen. De andere twee overnachten buiten onder een zelfgemaakt afdekzeiltje, dat aan de imperial van de wagen wordt vastgemaakt.

Als de duisternis invalt, zetten ze de auto die eerste nacht noodgedwongen neer in een weiland. Campings bestaan nog niet. Bij het eerste ochtendgloren worden de nietsvermoedende schone slapers ruw gewekt door een legerofficier, die hun bars mededeelt dat ze zich midden in een manoeuvreveld bevinden. Als ze om zich heen kijken blijkt dit, gelet op de talloze soldaten die tot de tanden bewapend door het weiland lopen, aardig te kloppen. Hij beveelt het geschrokken gezelschap onmiddellijk op te breken.

De tweede dag rijden ze tot in Chevray Chambertin, op ongeveer 500 kilometer. Door schade en schande wijs geworden bellen ze dit keer ’s avonds aan bij een boerderij, om te vragen of ze in het weiland van de boer mogen overnachten.

De agrariër vindt het prima en haalt hen naar binnen om samen subiet aan de wijn te gaan. De godendrank bevalt mijn ouders en de andere twee koppels zo goed, dat ze graag een aantal flessen willen kopen. Omdat ze niet al te veel geld te besteden hebben, offreren ze de Franse boer gul een paar flinke stukken Goudse kaas om hem gunstig te stemmen en een zacht prijsje te bedingen.

De boer neemt de kaas dankbaar in ontvangst, maar rekent vervolgens doodleuk de normale prijs voor de wijn. Danig teleurgesteld over zoveel gierigheid vertrekt het hele gezelschap. Dit incident verleidt mijn vader tot het slaken van de hartenkreet: “C’est dommage du fromage!”

De derde dag – het is inmiddels al zondag – voert hen naar het Rhônedal, tot iets voor Lyon. Daar aangekomen willen ze graag weer op een boerenterrein staan. Maar omdat er een hels onweer losbarst, staat de heer deze huizes erop dat ze allemaal binnen komen overnachten.

Ze mogen, nee móeten prompt aanschuiven in de keuken van de eenvoudige boerenhoeve. Gevraagd naar hun reisplannen voor de volgende dag zeggen ze al om zeven uur ’s morgens te zullen vertrekken.

Al snel komen er melkkleurige drankjes op tafel die ze nog nooit eerder hebben gezien. Ze smaken naar anijs en drinken lekker weg. De boerin zet zelfgemaakte stoofpot op de robuuste houten tafel. Alles gaat op. Het leven is goed.

Tot de dag erna, als ze alle zes pas laat op de maandagochtend met zo’n houten kop wakker worden dat ze even niet meer weten hoe ze het hebben. De geplande vertrektijd van zeven uur ’s morgens wordt drie uur ’s middags. Maar niemand die er om maalt.

Ze gaan dus pas op pad als de vierde dag al meer dan half om is. Omdat ze eigenlijk te veel gewicht bij zich hebben om de bergen in te rijden, vragen ze aan het boerenkoppel of ze een deel van hun bagage daar zolang achter mogen laten. Vanzelfsprekend mag dat. Niemand die in het in zijn hoofd zal halen om daar iets van te stelen. Het is een kwestie van eer en gastvrijheid.

Die maandag voert hun tot in de Pyreneeën. Ze gaan met zijn zessen in die kleine auto bergop niet harder dan zo’n tien tot twintig kilometer per uur. Ze passeren kleine bergdorpjes en klimmen alsmaar hoger met de Citroên. Als ze de zoveelste haarspeldbocht met succes hebben genomen, duikt langs de kant van de weg een verkeersbord op dat ze al vaker hebben gezien op deze bergpas. Een van de dames achterin roept verbaasd: “Oohh, dat Danger de Mort, dát is pas een grote stad! We zijn er nog steeds doorheen aan het rijden!” Hilariteit alom in het autootje bij de andere leden van het gezelschap die wel voldoende Frans begrijpen.

Na een afmattende dag in de bergen en zonder boerderij of weiland in de buurt, besluit mijn vader bij het vallen van de avond de auto dan maar langs de kant neer te zetten. Uit veiligheidsoverwegingen parkeert hij de auto zoveel mogelijk aan de uiterste kant van de weg.

De eerste die ’s ochtends zijn ogen open doet en de stramme leden – na een nacht opgevouwen in de wagen te hebben doorgebracht – buiten de auto wil gaan strekken, krijgt de schrik van zijn leven. De auto blijkt op zo’n dertig centimeter van een diep ravijn te staan, een kleinigheid die mijn vader de avond tevoren door de duisternis en vermoeidheid over het hoofd heeft gezien.

Maar vandaag, op de vijfde dag van hun grote avontuur, is het zover: ze zullen allemaal voor het eerst van hun leven de Spaanse grens passeren.

Barcelona lonkt.

© Pascale Bruinen

slakkengang naar Barcelona2

Nou, zo moet het er ongeveer hebben uitgezien, zij het dat mijn ouders niet over de luxe van een echte tent beschikten. Als je ook mooie familie-verhalen kent van avontuurlijke reizen, kun je die hier delen met anderen.