Roeren in andere ketels

Mijn dag reservedienst was al halverwege toen ik een dringend telefoontje kreeg van een collega. Er was gisteravond een xtc-lab ontploft. Inmiddels had de brandweer de locatie vrijgegeven zodat er een doorzoeking kon plaatsvinden in het huis dat daarbij hoort. De rechter-commissaris was echter zelf elders bezig dus die was niet in de gelegenheid om te komen. Daarom machtigde hij mij als officier om ter plekke de doorzoeking te leiden.

Ik luisterde geconcentreerd naar het verhaal, noteerde de telefoonnummers van de rechter-commissaris en van de hulpofficier van de politie die ter plaatse is en ging bellen.

De hulpofficier vertelde dat de garage, waar de ketels met chemicaliën stonden, was ontploft. Drie mannen zouden daarbij gewond zijn geraakt, van wie een de eigenaar was van de aanpalende woning. Deze was aangehouden. De andere twee zouden, ondanks dat ze ernstige brandwonden moesten hebben opgelopen, met een auto zijn weggevlucht.

Toen ik na een uurtje rijden aankwam bij de locatie, viel me als eerste op dat het een mooie en rustige buurt was. Ik keek naar de woning en zag dat een deel van het dak van de garage was geblazen. Verschillende ramen hadden het begeven en er lagen dakpannen op de grond. Mijn tweede indruk was dat dit nog veel erger had kunnen aflopen.

Je zult er maar nietsvermoedend naast wonen.

De politie stond buiten keurig op mij te wachten. We liepen naar binnen, waar de politie in koppels van twee aan de slag ging. We waren op zoek naar alles wat kon bijdragen aan waarheidsvinding, bijvoorbeeld flessen chemicaliën, gegevensdragers zoals computers, aantekeningen, verdacht grote sommen contant geld en dergelijke.

Zoals gebruikelijk voelde ik me niet helemaal op mijn gemak in andermans huis. Omdat ik het zoeken graag overliet aan mensen die daarvoor zijn opgeleid, liep ik rond door de woonkamer.

Mijn aandacht werd meteen getrokken door een grote boekenkast. Dat was apart, want ik had bij mijn eerdere huiszoekingen zelden boeken aangetroffen, maar des te meer flatscreen televisies en playstations. Of dit iets zegt en zo ja, wat, over de gemiddelde verdachte laat ik hier maar wijselijk in het midden.

Er stonden de meest uiteenlopende titels in, maar kookboeken bleken toch de boventoon te voeren. Die konden natuurlijk van de vrouw des huizes zijn.

Maar gelet op de verdenking zou het mij niet verbazen als deze boeken gediend hebben als inspiratie om ook eens in andere ketels te roeren.

© Pascale Bruinen

Deze column is op 12 november 2015 in het Algemeen Dagblad verschenen.

images

Onschuld

De vrijstaande woning waar de rechter-commissaris in alle vroegte voor een doorzoeking aanbelt, is ruim, strak en modern. Over zijn schouder kijk ik toe hoe de heer des huizes de deur open doet. De man wordt verdacht van grootschalige drugshandel en witwassen van crimineel geld.

Terwijl wij onze legitimatiebewijzen tonen, houdt een van de politiemannen hem aan en zegt dat hij niet tot antwoorden is verplicht. We gaan naar binnen.

In de riante woonkamer met leistenen vloer worden mijn ogen onmiddellijk getrokken naar een enorme flatscreen TV en een Bose geluidsinstallatie. De open keuken wordt gedomineerd door een groot kookeiland met dure apparatuur. Je kunt er van de grond eten. Alles oogt nieuw. Op de bovenverdieping wordt een kamer omgebouwd tot saunaruimte en in de achtertuin staat een flink formaat jacuzzi zelfs nog in de verpakking. En dat alles bij iemand die officieel van een uitkering zou moeten rondkomen.

Zijn echtgenote is er niet. Wel zijn er twee jonge kindjes. Eentje kan zo te zien nog maar net lopen. Zoals altijd voel ik me enigszins onbehaaglijk bij een doorzoeking omdat ik, hoewel daartoe bevoegd, toch ongevraagd een privédomein binnendring. Maar als er onschuldige kinderen bij betrokken zijn, voel ik dat des te meer.

Terwijl ik samen met de rechter-commissaris toekijk hoe de politiemensen beginnen met hun zoektocht, komt het peutertje vrolijk naar me toe gewaggeld. Het jongetje brabbelt iets onverstaanbaars achter zijn speen. Dan trekt hij de speen uit zijn mondje, gooit die demonstratief op de grond en lacht voluit naar mij.

Ik kan niet anders dan teruglachen naar dit aandoenlijke en guitige kind. Hoewel ik me ongemakkelijk voel om te spelen met een peutertje van een verdachte die ik mogelijk ga vervolgen, raap ik – zoals overduidelijk ook zijn bedoeling was – het speentje op en geef het terug. Prompt gooit hij het opnieuw met een sierlijke boog op de grond. Onwillekeurig moet ik denken aan mijn eigen kroost toen het die leeftijd had. Gek hoe alle kinderen precies hetzelfde doen.

Zelfs na al die jaren dat ik dit werk doe, blijf ik het een pijnlijke situatie vinden dat kinderen, die zich van geen kwaad bewust zijn, de dupe worden van het gedrag van hun ouders.

Voor mij went dat kennelijk nooit.

© Pascale Bruinen

Deze column is op 18 december 2014 verschenen in het Algemeen Dagblad.

onschuld7