Female Parking

Is het iets hormonaals? Heeft die bloedhekel van vrouwen aan (in)parkeren te maken met het XX-chromosoom? Komt ruimtelijk inzicht inderdaad alleen maar voort uit dat lullige – excuseer de onbedoelde woordspeling – Y-chromosoom dat wij niet hebben?

Vrouwen en parkeren. Geen lekkere combi. Het liefst hebben we de hele parking voor ons alleen.

Ik kan het weten. Ik ben zelf namelijk een van die irritante rijders die liever langer rondcrossen om een ruime parkeerplek te vinden, dan dat ik de eerste de beste vrije plaats neem en moet pielen op de vierkante centimeter om mijn middenklasser tussen al het andere blik in te wringen.

Het ergst is het inparkeren. Het scenario dat zich ontrolt is als volgt. Ik ben aan de late kant voor een afspraak. Gevolg: stress-stress-stress. Na het vierde rondje ben ik inmiddels ook de wanhoop nabij omdat ik dat rotding maar niet neer kan zetten. In de wijde omtrek is maar één mogelijkheid en dat is: inparkeren. Eerste gedachte: hoe moet het ook alweer? Flarden van de rijlessen van honderd jaar geleden flitsen door mijn brein. Vaag herinner ik me dat ik eerst tot ongeveer halverwege de auto die ervóór staat, moet rijden. Als ik dan parallel sta, moet ‘ie in de achteruit. En dan indraaien maar. Het klinkt poepiesimpel.

Ik herinner me ineens de sticker, ergens op de achterruit van de lesauto, waarop ik me moest oriënteren om de auto goed uit te laten komen ten opzichte van de stoep. Dat was verrekte handig, reden waarom het me toen wél goed lukte soepeltjes in te parkeren. Maar ja, op mijn eigen achterruit zit helaas niet zo’n ding (mentale aantekening: thuis meteen sticker zoeken en plakken maar).

Bij mijn eerste poging zie ik meteen dat ik te vroeg en te scherp heb ingedraaid zodat de kont van mijn auto al over de stoep gaat. Tweede poging. Ik draai later in. Te laat want nu begint mijn parkeerhulp te piepen als een nest uitgehongerde pasgeboren vogeltjes. Omdat er zich achter mij inmiddels een rij begint te vormen besluit ik de derde poging over te slaan en snel verder te rijden. Einde verhaal is dat ik de auto noodgedwongen twintig straten verderop neer pleur en dan dat hele pokkenend terug moet lopen (mentale aantekening: misschien toch nog eens een enkele rijles nemen met als onderwerp bijzondere verrichtingen). Tegen de tijd dat ik eindelijk op mijn afspraak verschijn, inmiddels in een staat van opgefokte frustratie, ben ik deze goede voornemens alweer vergeten. Tot de volgende keer dat ik in dezelfde situatie beland.

Een tijdje geleden. Locatie: ondergrondse parkeergarage. Bijzondere omstandigheid: die is bijna helemaal vol. Gelukkige bijkomstigheid: ik zit dit keer eens achterin. Vrouwelijke bestuurder van personenauto zucht en steunt bij het zien van zo veel volle vakken en rijdt al bijna een kwartier rondjes. Het CO-gehalte is inmiddels tot alarmerende hoogtes gestegen. Ondanks dat kan ik een glimlach niet onderdrukken. Altijd fijn als het eens een ander treft. En vooral zo herkenbaar en dus troostrijk. Ik ben niet de enige!

Niet dat er her en der geen vrije plekken zijn. Die zijn haar alleen niet vrij genoeg want aan vier kanten omringd door ander staal en aluminium op vier wielen. “Waarom rijden er nu niet ineens een paar tegelijk weg?”, vraagt ze klagend aan niemand in het bijzonder.

Plotseling staat ze vol op de rem. “Ik ga deze proberen”, roept ze. Ze zet een eind achteruit alsof ze een enorme aanloop moet gaan nemen. Dan rijdt ze stapvoets richting parkeerplek en draait in. Remt. Zet in de achteruit. Ze vloekt binnensmonds. Weer vooruit, centimeter voor centimeter. Daarbij hangt ze helemaal naar voren over het stuur. Ze kijkt van links naar rechts alsof ze bij Wimbledon zit. In plaats van helemaal in te rijden zet ze de auto wéér achteruit. “Ik krijg dit kreng niet recht genoeg”, mompelt ze. Van opzij zie ik dat er nu enkele zweetdruppeltjes op haar voorhoofd parelen. Uiteindelijk, ik denk dat we nu in totaal toch zo’n kwartier verder zijn, staat de auto op de plek.

Een parkeerhulp zou hierbij ook al niet hebben geholpen want die waarschuwt alleen voor dreigende botsingen aan de achterzijde. Bovendien vertrouw ik dat vervelende mekkeraartje niet. Bij het eerste bliepje trap ik doorgaans al meteen op de rem en dan ben ik nog zeker vier stadia verwijderd van een echte botsing. Als ik dan toch voorzichtig verder achteruit zet begint ‘ie zó snel achter elkaar te jengelen dat ‘ie me verschrikkelijk op de zenuwen werkt. Wedden dat mannen daar helemaal geen last van hebben en gewoon doorgaan met parkeren tot en met het aller-, állerlaatste bliepje?

Voor ons vrouwen is het dus wachten op de ontwikkeling van een female parking assistant. Die geruststelt door ons met een zachte, begripvolle, vrouwenstem links, rechts, voor én achter te attenderen op obstakels. Of, nog beter, die ons rechtstreeks leidt naar de dichtstbijzijnde, liefst lege, parking.

Dus heren auto-ontwikkelaars, waar wachten jullie nog op?

© Pascale Bruinen

Benieuwd of ik veel reacties krijg van vrouwen die zich hier helemaal niet in herkennen. Er zijn namelijk ook cijfers te vinden waaruit zou blijken dat vrouwen overall veel beter zijn in parkeren dan mannen. Tja, in ieder geval is het voer voor discussie dus: wil jij laten weten dat je je niet aangesproken voelt of dat je juist blij bent dat je het ook eens van een ander hoort, reageer dan!

Het Grote Moment

“Denk maar niet dat ik het zelf ga betalen als ik ergens tegenop rijd. Dan kan ik net zo goed geen bijbaantje meer hebben”. Puberzoon is ongerust want hij heeft vanmiddag zijn allereerste rijles. Het Grote Moment is daar.

Hoewel ik het uit alle macht probeer te onderdrukken, barst ik toch in lachen uit. “Welnee, maak je niet druk, de instructeur wordt beschouwd als de echte bestuurder. Jij bent zelf niet aansprakelijk als er iets gebeurt”.

Er ontsnapt een zucht van verlichting. “Oh. Nou, ik wil dan wel eerst naar een parkeerterrein of zo. Ik kan toch niet meteen de weg op?”

“Tuurlijk wel. Ik zal zekerheidshalve aan de verkeersdienst in Driebergen vragen een waarschuwing uit te laten gaan rond een uur of 16.00 u vanmiddag”. Tegen wil en dank moet hij nu zelf ook lachen. Ik kijk eens goed naar zijn lange, nog wat slungelige gestalte, die ineens heel kwetsbaar oogt. Mijn moederhart smelt. De anders zo stoere, onverschillige houding is van hem afgevallen. Even zie ik een glimp van wat daar onder zit. Een goede, ietwat onzekere, aandoenlijke jongeman die nog veel moet leren op weg naar volwassenheid.

Ik besluit hem nog gauw een hart onder de riem te steken door een genante anekdote te vertellen over mijn eigen rij-examen. “Ik ging kapot van de zenuwen maar viel nog liever dood neer dan dat ik dit liet blijken. Dus ging ik zwierig achter het stuur zitten en reed soepeltjes weg. Helaas kwam ik niet ver want de examinator stond meteen vol op de rem. Ik vloog zowat met mijn hoofd door de voorruit en keek hem verbijsterd aan. “Zijn wij niet iets vergeten?”, vroeg hij op die typisch pedante examinatortoon. Ik wist het bij God niet, totdat hij op de veiligheidsgordel wees. Ik werd vuurrood. Uitgerekend ik, die anderen altijd attent maakte op de noodzaak de gordel te dragen, had hem zelf niet aan bij het examen! Ik stamelde iets in de trant van dat ik dit anders altijd wel deed. Zijn pokerface verried niet dat hij waarschijnlijk dacht dat het een rotsmoes was. Erg hè?”

Puberzoon grinnikt en zegt dat hij dát wel eens had willen zien. En zorgeloos fluitend loopt hij naar boven. Straks zijn eerste rijles.

Een mijlpaal in zijn jonge leven.

© Pascale Bruinen

De eerste rijles. Of, nog erger, het rij-examen…Het woord alleen al is zelfs voor veel volwassenen die al lang en breed het roze papiertje/plastic kaartje hebben voldoende om weer acuut in angstzweet uit te breken. Wil jij je eigen ervaringen delen en lotgenoten vinden? Laat dan hier een reactie achter.