Nakend Najaar

Nakend Najaar

Het is onmiskenbaar. Hoewel de planten er zo op het oog nog hetzelfde uitzien, de bloemen dapper verder bloeien en het een prachtige warme nazomerdag belooft te worden, ruik ik op een ochtend die typische, vochtige, aardse geur. De zintuiglijke voorbode van de herfst, het seizoen dat symbool staat voor verrotting, verval en vergankelijkheid.

Deze tijd van het jaar valt samen met steeds korter wordende dagen, kouder wordende nachten en onstuimiger weer. Ik ben er nog niet klaar voor. Daarom probeer ik, met een aan fanatisme grenzende gretigheid, alle uiterlijke tekenen van het nakend najaar uit te wissen.

Angstvallig knip ik telkens weer nieuwe bruin wordende bladeren van de varens weg om zo voor even de illusie te behouden dat ze nog frisgroen zijn. Geïrriteerd ruk ik de spinnenwebben kapot die ik in mijn gezicht krijg als ik door de tuin loop. De steeds dorrer wordende petunia’s blijf ik stug water geven. Tegen beter weten in. Want ik realiseer me maar al te goed dat het onvermijdelijk is dat mijn gekoesterde tuin steeds mistroostiger zal gaan uitzien.

Ja, ja. Ik weet wel dat de herfst ook zijn mooie kanten heeft. Zeker. De ragfijn geweven spinnenwebben hebben een geheel eigen schoonheid als ze met dauwdruppels behangen zijn. Het waterige herfstzonnetje geeft er een zacht zilveren glans aan. Natuurlijke kunstwerkjes. Net als de van kleur verschietende bomen, die prachtig gladde, bruinrode wilde kastanjes en de schijnbaar uit het niets opkomende paddestoelen. In deze tijd van het jaar gaat de trukendoos van Moeder Natuur helemaal open.

Toch overvalt me een gevoel van weemoed. Weemoed dat de zomer definitief voorbij is. Geen zwoele, eindeloos lijkende avonden meer buiten op het terras. Niet meer spontaan barbecueën met vrienden. Gedaan zijn de ontspannende fietstochtjes na afloop van zomaar een doordeweekse werkdag. Het zonnescherm kan weer worden opgerold en de tuinaccessoires kunnen naar binnen, net als de parasol. Nog even en de klok wordt weer teruggezet. Opstaan met duisternis, thuiskomen met duisternis. Het trotseren van kou, regen en gierende wind. Van buiten leven naar binnen zitten.

Nee, ik ben er nog niet klaar voor. Maar het is onontkoombaar. Ook ik zal er binnenkort aan moeten geloven. Aan dikke truien, gewatteerde jassen en mutsen in plaats van topjes, t-shirts en niemendalletjes. Aan hoge, dichte laarzen in plaats van teenslippers. Aan wollen maillots in plaats van blote benen.

Het is het seizoen dat ik mijn blik noodgedwongen naar binnen keer. Ik voel de behoefte om het binnen knusser, gezelliger en warmer te gaan maken. Het is weer tijd voor plaids, een hoogpolig vloerkleed en donkerdere tinten in het interieur.

Maar vooral voor gedimd licht, kaarsen en waxinelichtjes. Zodat ik, ondanks de duisternis, toch baad in een warme, flakkerende en hoogst flatterende gloed.

Zo zie ik er de hele herfst en winter op mijn voordeligst uit. Binnenshuis tenminste.

Laat dat najaar dan toch maar komen.

© Pascale Bruinen

Aaah, dit is toch prachtig?  Binnenkort weer gratis te zien in het theater van de natuur in jullie woonplaats.

Idylle in de Achtertuin

Eindelijk. De zon laat zich vandaag eens echt zien. Omdat het de afgelopen tijd nauwelijks  gezomerd heeft, besluit ik onmiddellijk naar buiten te gaan. Profiteren van iedere straal die  tot mij komt onder het motto: pakken wat je pakken kunt!

Gewapend met de krant en een hete kop koffie nestel ik me in mijn achtertuin op het ligbed dat helaas veel te weinig gebruikt wordt. De laatste tijd kon ik er alleen maar naar kijken door een beslagen raam vol met regendruppels. Maar vandaag is het anders. Vandaag begint het Grote Genieten.

De dag is nog jong en de zomer – min of meer – ook. Er is niemand in huis. De tuin én de Catalpa, die glorieus in het midden staat, zijn op hun allermooist. De vlijtige liezen doen hun naam alleszins eer aan. Het muntkruid heeft zich de afgelopen tijd verdrievoudigd. De olijfboompjes maken het ene na het andere nieuwe zilvergroene blaadje; ik zie zelfs al de minuscule olijfjes zitten. Alles groeit, bloeit en geurt op de meest uitbundige wijze. Geen wonder ook, na dat groeizame weer van veel regen met toch ook wel geregeld wat warmte.

Ik zet een klein laag tafeltje, waar een enorme fuchsiaroze bloemenpracht van petunia’s overheen hangt, pal naast mijn ligbed. Daarop leg ik de vaste en mobiele telefoon (want: geen zin om telkens op te staan als een van die twee krengen mocht overgaan), zonnecrème, zonnebril en een bakje donkerrode, bijna zwarte, kersen. Hmmm. Na het obligate insmeren, zet ik mijn zonnebril op, nip aan mijn koffie en sla de krant open. Aaahhh. Gezellig. Ik lig me nog net niet zichtbaar te verkneukelen. En wát een rust. Ik lees ongestoord, onbekommerd en ongehaast.

Een parmantige mannetjesmerel trekt opeens mijn aandacht door zeer dichtbij een prachtig fluitconcert te beginnen. Voorzichtig kijk ik op van de krant en zie hem zitten op de rand van het dak. Ik moet ervan glimlachen. Hij is ook zo schattig. Hij vliegt even weg om een paar meter verder meteen weer neer te strijken op de schutting. Bij de landing veert zijn staart omhoog zodat hij zijn balans houdt. Oh wat enig!, denk ik. Totdat ik zie dat hij meteen van de gelegenheid gebruik maakt om een fijn merelpoepje te laten vallen, midden op mijn mooie bloeiende hosta’s. Da’s nou ook weer niet de bedoeling! Net zomin als dat hij en zijn gevederde soortgenoten mijn zorgvuldig geveegde terrasstenen weer vol gooien met grond omdat ze in de borders naar wormen of ander eetbaar spul hebben gezocht. Maar ik ben gek op merels dus die kunnen bij mij wel een potje breken.

Na dit ornithologische intermezzo concentreer ik me weer op mijn krant. En op De Zon, want voor het eerst in weken voelt mijn huid weer Haar weldadige warmte. Ik word er ontspannen, loom, ja zelfs lui van. Na een tijdje voel ik mijn ogen dichtvallen. En waarom ook niet? De rest van de krant kan nog even wachten. Ik voel een zalig, zijdezacht briesje over me heen gaan. Ik hoor het tsjilpen van verschillende soorten vogels. Ik ruik af en toe een zweem van de geurende lavendel. Het leven is goed. Het leven is mooi. Het is eindelijk zomer.

Met gesloten ogen ben ik me veel bewuster van de geluiden om me heen. Hoewel het naar normale maatstaven zalig stil is (want geen ruziënde buren, ronkende kettingzagen of knetterende brommers), is er auditief nog meer dan genoeg te beleven in mijn idyllische achtertuin. Heel in de verte hoor ik de motoren van een vliegtuig, een stuk dichterbij de zachte stem van de buurvrouw van twee huizen verderop en vlak boven me het fluisteren van de bladeren die bewegen in de warme wind.

Ik steek een kers in mijn mond. De typische zoete smaak ervan doet me aan vroegere, lange, warme zomers denken. Zo’n zomer waarvan je dacht, die gaat niet meer voorbij (vrij naar Gerard Cox). Sommige dingen veranderen gelukkig nooit. Ik zucht eens diep en hef mijn gezicht op naar de koperen ploert, die hoog aan de hemel staat. Veel beter dan dit wordt het niet.

Ergens ben ik verbaasd over hoe gelukkig ik word van dit simpele buiten-zijn-in-de-zon met iets te lezen, wat vers fruit en een bakkie leut. Maar ergens ook juist niet. Geluk zit immers vaak juist in de eenvoudigste en puurste dingen.

Soms is het letterlijk onder handbereik.

© Pascale Bruinen

Hier kun je toch alleen maar blij, vrolijk en tevreden van worden of niet soms? En dan ook nog in combinatie met een stralende zomerzon, wat wil een mens nog meer?  Wat zijn jullie zomerse herinneringen of geluksmomenten? Deel ze hier met anderen!