Zuid-Frankrijk, jaren tachtig van de vorige eeuw. Ik ben op vakantie met mijn ouders. Mijn moeder vindt het énig om al die Afrikaanse mensen te bekijken die op het strand en door de winkelstraten lopen, de meest uiteenlopende prullaria met zich meeslepend. Zoals daar zijn: design-zonnebrillen (yeah right!), kleurige kaftans, fabrieksmatig geproduceerd ivoor, rinkelende armbanden, kettinkjes en….tassen, tassen en nog eens tassen. Tassen van stof, van gewoon leer en van slangenleer.
Nu heeft mijn vader een enorme hekel aan die rotzooi dus zegt hij telkens, ernstig waarschuwend: “Níet naar ze kijken, anders komen ze naar jullie toe en dan zitten we met de gebakken peren”. Maar mijn moeder is daar hoegenaamd niet gevoelig voor en kijkt natuurlijk toch, mét het voorspelde gevolg.
Nu is het de hele vakantie eigenlijk best wel goed gegaan, tot de allerlaatste dag. Op de dag van vertrek ziet mijn moeder, als we nota bene al startklaar in de snikhete auto zitten, een verkoper die haar een prachtige slangenleren tas laat zien. Volgens mijn moeder is het de mooiste tas die ze ooit gezien heeft. Ze moet en zal hem hebben. Terwijl mijn vader al bijna het gaspedaal intrapt, steekt de verkoper (die een gemakkelijk slachtoffer zo geschoten heeft) zijn hand al door het autoraampje om haar de tas te laten voelen. Mijn moeder gaat – ondanks waarschuwende blikken van mijn vader – helemaal uit haar dak en na stevig onderhandelen en afdingen wordt ze toch maar de trotse eigenaresse van een echte slangenleren tas.
Na thuiskomst blijkt dat een paar weken vochtig Hollands weer de slang niet echt goed gedaan hebben. Zoals het een echte slang betaamt, begint het vel namelijk langzaam los te laten waardoor de echte bordkartonnen ondergrond wordt onthuld. Nodeloos te zeggen dat mijn vader het niet kan laten om triomfantelijk te roepen dat hij het nog zó gezegd heeft.
Mijn moeder doet er voor één keer maar het zwijgen toe.
© Pascale Bruinen
Wie durft ons digitaal deelgenoot te maken van een soortgelijk verhaal? Ik wacht op de eerste reactie…