Victoria’s Secret Revisited

Nee, dit keer gaat het niet over de supermodels (zie daarvoor mijn column “Het Geheim van Victoria”), maar over de winkels van Victoria’s Secret. Bij elk bezoek aan de Verenigde Staten speur ik vooraf op internet naar de locaties waar deze lingerie/badmode/parfum- en make-up gigant te vinden is.

Meestal ben ik binnen pakweg zes uur nadat we zijn geland al aardig in de buurt van het Heilige der Heiligen. Zo ook nu. We zijn nog niet goed en wel geïnstalleerd in ons hotel of we gaan in de hete namiddagzon al goedgeluimd op weg naar Lincoln Road, zeg maar de Rodeo Drive van Miami. Ik rek mijn nek zover mogelijk uit om te kijken of ik de manshoge posters van Doutzen, Adriana of Alessandra al op een of andere chique gevel bespeur.

Ineens zie ik een vrouw die me tegemoet loopt met de trademark fuchsiarose-pastelrose gestreepte tas met gouden letters. Ja! Ik moet nu vlakbij zijn. De adresgegevens van internet geven aan dat het niet ver meer is. Ik versnel mijn toch al niet zo langzame pas. Ik kijk geconcentreerd voor me en dan zie ik ze. De twee woorden waar ik op gewacht heb.

Ik stuif naar binnen met H. in mijn kielzog en word prompt bijna bedwelmd door een mix van de heerlijkste geurtjes. Ergens in het nog werkende deel van mijn hersens krijg ik vaag het bericht door dat dit een bekende marketingtool is die de kooplust pleegt aan te wakkeren. Maar mijn ander deel, dat van de beloningen, negeert dit meteen en gooit alle remmen los.

Ik graai een van die supergrote, zwarte tassen mee die bedoeld zijn om al je aankopen in te gooien en loop verder de winkel in. Bij het zien van al die mooie, geurende en hebberig makende spullen raak ik in een soort van flow die nog het dichtst komt bij een meditatieve staat van trance. Niet dat ik ooit in een dergelijke staat heb verkeerd, maar dit moet het wel ongeveer zijn. Want ik kom als het ware los van mezelf en zweef meer door de enorme winkel dan dat ik loop. Zo glijd ik lichtvoetig van het ene deel naar het andere.

Ik zie veel te veel. Schappen en schappen vol met make-up en nagellak in té leuke verpakkingen, super de luxe uitziende bodylotions en bodymists en vooral heel veel parfums en eau de toilettes. Ik voel me als een kind in een snoepwinkel. Een gevoel dat nog versterkt wordt door alle snoeperige kleurtjes die ik her en der ontwaar.

Ik besluit systematisch te werk te gaan. Daarom begin ik bij het eerste rek meteen maar in rap tempo aan de diverse parfumflesjes te ruiken. “Déze is zalig”, roep ik naar H. “En moet je díe ruiken, heerlijk gewoon! Of nee, ik geloof dat ik deze nóg lekkerder vind. Die ruikt naar een frisse fruitsmoothie, alsof ik het zo zou kunnen opdrinken!”. In vijf minuten tijd steek ik zoveel geurstrookjes onder zijn neus, dat hij er helemaal confuus van wordt. “Welke was die eerste nou ook al weer?”. De waarheid is dat ik, inmiddels omgeven door een waar slagveld van flesjes, monsters en geurstrookjes, het zelf niet meer weet.

“Het kost allemaal bijna niks, dus ik neem gewoon een stuk of zes verschillende. En…oh! Kijk, als je die drie mini’s er ook bij neemt, krijg je dit enveloptasje cadeau. Té schattig gewoon. Die wil ik wel. Voor hoeveel hebben we nu in de tas zitten? Want als we voor meer dan 100 dollar kopen, krijg je deze übercoole strandtas ook nog voor niks. En de dollar staat al op een historisch dieptepunt, dus…”. H. roept nog in herinnering dat dit mega-voordeel wel meevalt als ik straks op de terugvlucht een boete moet betalen wegens overgewicht, maar dat is nu even tegen dovemansoren gezegd.

Maar wat wil je ook met parfums met namen als Bombshell, Desire of Love Spell Blush? Of wat te denken van Heavenly Summer, Pure Seduction en Pear Glacé? Het zullen niet ’s werelds meest unieke geurtjes zijn, maar ik vind ze zalig en zo kan ik lekker vaak afwisselen.

Omdat de zwarte tas inmiddels nagenoeg niet meer te dragen is, heb ik hem liefdevol overgedragen aan H. Omdat hij mij mijn pleziertjes gunt, draagt hij de zware last zonder te klagen, de schat. Er zit zoveel in dat hij bijna scheef loopt.

We zijn al op weg naar de kassa als ik uit een ooghoek opeens de badmode-afdeling ontwaar. Ik weet niet hoe snel ik daarheen moet draven. De bikini’s, badpakken, pareo’s en bijpassende andere hebbedingetjes zijn helemaal te gek. Begerig trek ik een stuk of vier bikini’s uit een grote la om te gaan passen. Ondertussen prijs ik me gelukkig dat ik nog geen nieuwe in Nederland heb gekocht. Over vooruitziende blik gesproken.

Net op het moment dat ik me om wil draaien om tegen H. te zeggen dat ik nu de bikini’s ga proberen, hoor ik een doffe dreun achter me die meteen wordt gevolgd door gejammer. “Au, au, allemachtig, dat doet pijn!”, hoor ik H. kreunen. Ik kom tot een abrupte stop want dit klinkt toch wel ernstig. “Wat is er in hemelsnaam gebeurd?”, vraag ik. Maar dan zie ik dat hij een bloedende snee heeft ter hoogte van zijn linkerknie. “Ik ben verdomme tegen de scherpe rand van deze uitstekende lade met bikini’s opgelopen”, antwoordt H. verongelijkt. “Welke halve gare laat die ook zo wagenwijd open staan?”.

Ik voel eerst het bloed uit mijn gezicht wegtrekken, waarna het vervolgens in razend tempo terugkeert en ik er hoogstwaarschijnlijk uit zie als een biet met zonnebrand. Ik besluit ter plekke dat het beter is om maar niet op te biechten dat ik in mijn enthousiasme om te gaan passen die la misschien niet helemaal dicht heb gedaan.

De commotie zorgt wel voor extra aandacht, want meteen staat een bloedmooie verkoopster naast H., mét ontsmettingsmiddel, verbandrol en een megapleister. Ze put zich uit in excuses. Ik voel me met de minuut ongemakkelijker. H. laat het zich daarentegen allemaal maar wat graag aanleunen. “We zouden eigenlijk tegen Victoria’s Secret moeten procederen”, zegt H. monter tegen mij, terwijl hij gefascineerd toekijkt hoe zijn knie met Amerikaans gevoel voor drama wordt ingepakt door de Doutzen-meets-Florence Nightingale-lookalike. Hmmm, nu hoor ik ineens niks meer over pijn. “Per slot van rekening zijn we in Amerika en zouden we misschien miljoenen kunnen vangen voor zo’n grove onoplettendheid van het personeel”, vervolgt hij grinnikend. “Ach, weet je”, mompel ik, “misschien kunnen we in plaats daarvan beter vragen of we een parfumflesje voor niks krijgen. Zo erg is je sneetje nou ook weer niet”. Ik hoop vurig dat hij er nu over ophoudt.

Na dit medische intermezzo kom ik dan toch nog aan bij de paskamers. Die zijn een verhaal apart. Om te beginnen zijn ze strictly off limits voor mannen waardoor er een heel speciaal, vertrouwelijk “boudoir”-sfeertje hangt. Daarbij is het vrouwelijk personeel uitermate deskundig, supervriendelijk en behulpzaam. Een ware verademing. Vijf minuten passen en het lijkt wel of je er een nieuwe best friend forever bij hebt. Tenslotte is de term “pashokje” een grove belediging voor de grote, luxueuze wit-roze ruimtes die je van binnenuit op slot kunt draaien voor optimale privacy als je aan het passen bent. Ze zijn uitgerust met een schattige canapé, hoge spiegels aan twee wanden zodat je jezelf ook van achteren kunt aanschouwen (mocht je dat al willen) en – halleluja! – lampen die een flatterend licht afgeven. Zouden alle winkels moeten doen.

Een poosje later kom ik met twee nieuwe aanwinsten de paskamer uit. Nadat we hebben afgerekend en ik inderdaad het enveloptasje én een enige strandtas “voor niks” erbij heb gekregen, lopen we naar buiten. Tot onze verbazing is zowaar al de zwoele schemering van de vroege avond ingevallen.

We zijn ruim twee uur binnen geweest.

© Pascale Bruinen

Hier zie je mijn verzameling. Het is snoeperig, zoet en heel erg roze. Maar voor zo af en toe is dat helemaal niet erg…