Call me Heidi

Het is een mooie avond aan boord van ons cruiseschip. We zijn in geanimeerd gesprek met onze tafelgenoten John en Nancy uit New York. Een gezellig koppel met wie we meteen een klik hebben. We eten nu de tweede avond samen en het lijkt alsof we elkaar al jaren kennen.

“We vroegen ons gisteravond af op wie wij jou toch vinden lijken”, zegt John tegen me als ik de menukaart bestudeer. Verrast kijk ik even op.

“En zijn jullie er uit?”, vraag ik nieuwsgierig. Maar John houdt het nog even spannend.

“Wij zaten te denken aan een actrice of zo, je hebt iets bekends over je”.

”Een actrice?  Hmm, dan ben ik benieuwd!” Al kan ik geen A-lister oproepen op wie ik zou lijken, gevleid ben ik wel.

“Maar we kwamen tot de slotsom dat je meer lijkt op een zangeres”, vult Nancy aan. Oh. Dat klinkt op de een of andere manier al beduidend minder spannend. Terwijl ik in gedachten vaststel dat ik niet lijk op Madonna, niks weg heb van Shakira en zeker nooit kan doorgaan voor Rihanna, roept John triomfantelijk het verlossende antwoord.

“Wij vinden je sprekend lijken op Olivia Newton-John!”. Ok. Ik kan zeker slechtere vergelijkingen bedenken.

“Nou, dank je wel!”, zeg ik gemeend en zet meteen hun vergelijking kracht bij door aan tafel uit te barsten in de eerste strofen van Hopelessly Devoted To You. Olijfje is zo gek nog niet. In de vorige eeuw was ze een paar hele weken mijn idool. En dat wilde wat zeggen. Ik heb zelfs nog foto’s waar ik op sta met zo’n achterlijk kortgeknipte Sandy-pony, die toen helemaal hot was.

‘”Maar je laat ons ook denken aan Heidi Klum”, gaat John vrolijk verder. Ik verslik me bijna in mijn drankje. Oh oh oh, wat zou ik deze goede man graag willen geloven. Maar zelfs bij zeer flatterend licht zou een slechtziende zonder bril mij helaas nooit kunnen verwarren met dit topmodel. Maar ik moet toegeven, in één adem genoemd worden met Heidi Klum is ondanks het zeer geringe waarheidsgehalte toch een enorme egobooster. En dus koester ik de absurde vergelijking  tegen beter weten in. Mijn avond kan in ieder geval niet meer stuk.

De volgende dag gooi ik alles in de strijd om de mooie illusie nog een tijdje in stand te houden. Ik besluit dat ik zo glamorous mogelijk aan dek wil verschijnen. Dus maak ik mijn haren mooi recht met de stijltang en laat ik ze daarna los hangen in plaats van in zo’n onelegant alleen-maar-bestemd-om-te-zonnen-knotje en doe ik lipgloss en twee lagen mascara op.  Ik hijs me in een veelkleurige tuniek, zet de grootste zonnehoed op en trek mijn open sleehakschoenen van zes centimeter hoog aan. Dan kom ik pakweg nóg zo’n vijf centimeter te kort om überhaupt qua lengte voor Heidi door te kunnen gaan, maar ach. Een kniesoor die daar op let. Bovendien plan ik om in een zo gunstig mogelijke pose op mijn ligbed te blijven liggen.

Noodzakelijk is ook een grote, donkere zonnebril want mijn ogen zijn – in tegenstelling tot die van Heidi – licht van kleur. Ik zou natuurlijk hazelnootbruin gekleurde lenzen kunnen overwegen, ware het niet dat we midden op zee zitten en die dus niet verkrijgbaar zijn.

H. bekijkt me ondertussen met opgetrokken wenkbrauwen. “Wat ben je allemaal aan het doen? We gaan toch alleen aan dek liggen?”, vraagt mijn wederhelft.

“Ja, dat weet ik wel maar het oog wil ook wat”, zeg ik omdat me in de gauwigheid niks anders dan dit cliché te binnen schiet. “En trouwens”, vervolg ik op zogenaamd serieuze toon, “ik wil graag dat je me vanaf nu als Heidi aanspreekt”. We kijken elkaar aan en barsten dan allebei in lachen uit.

“Oh dát is het”, roept H. “Ik ben benieuwd hoe lang je dit” – hij gebaart nu naar mijn flamboyante verschijning – “volhoudt met die harde wind buiten!”. Hè bah, dat had hij nu niet moeten zeggen. Ik zit net zo lekker op mijn roze Klum-wolk.

“Dat zullen we nog wel eens zien!”, roep ik provocerend. “Die sterren zitten allemaal over the top uitgedost op het strand, ik zou niet weten waarom ik niet zo aan dek zou kunnen”.

“Ik kan wel een paar redenen bedenken”, zegt H. op zijn irritant logische toon. “Zoals daar zijn: jij hebt geen eigen kapper, styliste en visagist onder handbereik 24/7. Net zo min als een persoonlijke assistente die het zweet telkens van je gezicht dept. En het is wel lekker warm maar er zijn af en toe flinke rukwinden boven”.

Vastbesloten hem ongelijk te geven, ga ik naar dek veertien, het pooldeck. Zodra de automatische deuren open gaan, waaien mijn zorgvuldig gestijlde haren alle kanten op. En blijven vervolgens prompt plakken aan mijn glossy lippen. Ik weet gewoon zéker dat dit Heidi nooit gebeurt, denk ik geërgerd. H. ziet het wel maar geeft wijselijk geen commentaar. Al zie ik wel verdachte trekjes aan een van zijn mondhoeken.

Als ik tegen de hevige wind in naar een vrij ligbed loop, krijgt de wind plots vat op mijn zonnehoed en rukt die moeiteloos van mijn hoofd. Ik geef een gil. H. rent er, galant als hij is, met succes achteraan. Fijn! Het zorgvuldig gestylede totaalplaatje is nu al naar de filistijnen.

Ik worstel met mijn wapperende haren, in het rond vliegende handdoek en opwaaiende tuniek. Als de handdoek eindelijk heel even stilligt, laat ik me weinig charmant bovenop het bed vallen. Ik weet dat ik het niet zou moeten doen, maar ik kan het niet laten. Snel pak ik een spiegeltje uit de strandtas en controleer met angst en beven mijn reflectie.

Vanuit het zilveren rondje staart een totaal verwaaide vogelverschrikker me met grote ogen aan. Mijn haren staan bijna recht omhoog en zijn niet langer stijl, maar vertonen hun gebruikelijke irritante slagen. Overal op mijn gezicht zie ik de glitters van de lipgloss, behalve op mijn mond. En er loopt een zwarte veeg van mijn mascara over mijn linkerwang.

Het is overduidelijk.

Ik ben weer gewoon Pascale.

© Pascale Bruinen

heidi2

Om misverstanden te voorkomen: dit is de echte Heidi. Op het strand, met zonnehoed, zonnebril en – ja! – zo te zien óók worstelend met een handdoek! En wil je meer weten over cruisen, kijk dan ook eens op mijn andere blog, http://www.cruisecraver.com!