Oei, ik groei!

Als je midden in een groot veranderingsproces zit, of dit nou op het persoonlijke vlak is, in de relatiesfeer of op je werk, kan het helpen om het beeld op te roepen van hoe een kuikentje wordt geboren. Helaas heb ik deze prachtige tip niet zelf bedacht, maar komt deze voort uit het brein van Mark Nepo, de Amerikaanse bestsellerauteur.

In “The Book of Awakening; Having the Life You Want by Being Present to the Life You Have“, legt hij deze vergelijking als volgt uit (vertaling in mijn eigen woorden):

“Bekeken vanuit het gezichtspunt van het kuikentje, is zijn geboorte een verschrikkelijke strijd. Opgesloten en opgerold liggend in een donker omhulsel, nog maar half gevormd, eet het kuikentje al zijn voedsel op om vervolgens ingeklemd te raken. Het begint zich hongerig te voelen en benauwd. Steeds sterker voelt het kuikentje dat het bijna geen lucht meer krijgt in zijn almaar kleiner wordende wereldje.

Zijn eigen groei leidt uiteindelijk tot het barsten van de schaal, waarmee de wereld zoals het kuikentje die kende tot een einde komt. Als het kuikentje zich tussen de barsten in de schaal een weg naar buiten zoekt – groeiend maar kwetsbaar, bijna verhongerd en verkrampt, zijn wereldje dat vergaat – moet het kuikentje welhaast denken dat het doodgaat.

Maar juist dan, als al het vertrouwde wegvalt, wordt het kuikentje geboren.

De les hieruit is duidelijk: transformatie brengt altijd met zich mee dat dingen waarop je eerst kon rekenen verdwijnen. Hierdoor blijven we achter met het gevoel dat de wereld zoals wij die kennen tot een einde komt. En dat is ook zo. Het kuikentje biedt ons echter de wijsheid dat wij tijdens ons leven opnieuw geboren kunnen worden.

Een soortgelijk veranderingsproces wordt beschreven door Martha Beck, ook al zo iemand die regelmatig op nummer 1 van de The New York Times Bestseller lijst staat. In “Finding your own North Star“, omschrijft zij transitie als een proces dat diep van binnen begint omdat je niet je eigen “Poolster” volgt, oftewel: omdat je niet jezelf bent of kunt zijn.

Martha Beck onderscheidt vier fases van transitie. De eerste is die van dood en wedergeboorte (denk aan het kuikentje!); in deze fase gebeurt er iets waardoor je niet langer de persoon kunt zijn die je was. Dus rouw je om je oude leven en begin je langzaam je nieuwe wereld te onderzoeken. Hierbij kan als neveneffect optreden dat mensen in je omgeving afhaken. Je naasten, vrienden en bekenden snappen je niet meer. Sommigen zullen jaloers of boos zijn omdat zij ook zouden willen veranderen maar dat – meestal uit angst – niet durven. Typerend voor deze fase is dat je zelf een enorme angst om te falen kunt ontwikkelen. Maar tegelijkertijd voel je je opgewonden en blij omdat je diep van binnen voelt dat je het enige juiste doet. In deze fase moet je dus blijven luisteren naar je “essential self” zodat je blijft bewegen in de richting van jouw eigen Poolster. Als je jezelf helemaal kunt verliezen in een activiteit dan weet je dat je je Poolster gevonden hebt.

In de tweede fase, “dreaming and scheming” genoemd, maak je een blauwdruk voor alles wat je in je nieuwe leven wilt. Deze periode begint met een puur innerlijke visie die langzaam over gaat in handelingen die je doet in de echte wereld. Je zult zien dat je steeds vaker tips en suggesties vindt of krijgt over hoe jouw toekomst er uit zal zien. Je voelt je hoopvol, vrolijk en creatief. Je droomt over hoe je nieuwe leven er uit zal zien. Als je  je droom in deze fase toevertrouwt aan mensen uit je omgeving, kun je de volgende reacties krijgen: “Waarom zou je dát in godsnaam willen doen?”; “O, zeker! Alsof jij zo’n talent hebt!”; “Dat heeft nog nooit eerder iemand gedaan”; “Weet je wel hoeveel werk dat is?”; “Dat lukt je alleen maar als je ontzettend veel geluk hebt”; “Dream on, ha ha ha!”. Martha noemt dit de dream dashers oftewel mensen die andermans dromen graag afkraken. Haar advies? Jouw dromen komen pas uit als je hun vooroordelen tegen jouw dromen niet gelooft maar juist afwijst. Je droom c.q. je doel opschrijven helpt trouwens ook; ons brein maakt dan een zoekopdracht aan dat ervoor zorgt dat je onderbewustzijn alert wordt op alles wat je hoopt te vinden.

Fase drie is de fase in de cyclus van verandering die nogal eens frustrerend kan zijn. Hier probeer je je plannen die je in fase 2 hebt gemaakt uit en kom je er nogal eens achter dat ze in de praktijk niet werken. Dit kan langer duren en is dus een kwestie van volhouden. Het helpt als je taken die veel te groot lijken uiteen laat vallen in kleine stukjes. Zo kun je telkens kleine stappen, turtle steps, zetten die je uiteindelijk ook daar brengen waar je moet zijn. Maar vergis je niet; in deze fase moet je ook gewoon keihard werken voor je droom. Maar omdat je doet wat je het allerliefste doet, zul je lange dagen maken zonder dat je dat doorhebt.

De laatste fase tenslotte markeert de overgang naar een nieuwe realiteit, de fase waarin je dromen eindelijk uitkomen en je de tijd kunt nemen om te genieten van je harde werken. Dit is de fase die Martha Beck “the promised land” noemt. Hier aangekomen kun je wat gas terugnemen. Je kleine stapjes zullen stilaan steeds groter en gemakkelijker worden. Blijf vertrouwen hebben in jezelf. Gun het jezelf echte blijdschap en trots te voelen over wat je hebt bereikt. Maar realiseer je ook dat niets voor altijd is.

Of, om in de woorden van Martha Beck te blijven: “Change is the one constant feature of human life (…) Security lies in adapting to constant change (…). You and I and everything in our environment are continously, permanently, relentlessly in transition (…). People who refuse to change are stagnant and old by their twenties. People who actually pursue change are (…) like flowing water, forever refreshed and refreshing”.

Als je dat, samen met dat beeld van het kuikentje, maar voor ogen houdt, komt alles uiteindelijk goed.

Want iedere barst in je omhulsel is ook een opening naar een nieuw begin.

© Pascale Bruinen

Oei, ik groei

Fase 1

Oei, ik groei2

Fase 2

oei ik groei6

Fase 3 en…

Oei ik groei3

Fase 4!

 

 

Kairos

Herken je dat? Dat je, naarmate je ouder wordt, steeds vaker op zoek gaat naar een concreet levensdoel? Dat je steeds meer “Zen” wordt naarmate je grotere verbanden gaat zien en dichterbij je “poolster”, oftewel je eigen ik, komt?

Die poolster heb ik geleend van Martha Beck, een Amerikaanse psychologe die al jaren een zeer succesvolle life coach is. Ik kwam haar op het spoor dankzij het maandelijkse artikel dat ze schrijft in O, het tijdschrift van Oprah Winfrey.Tijdens het lezen werd ik telkens overmand door een sterk Aha Erlebnis. Zij weet als geen ander complexe psychologische fenomenen met een gezonde portie humor en wijsheid te vertalen naar begrijpelijke en o zo praktische tips voor alledag.

Martha Beck bleek bij nader onderzoek (lees: na googlen) ook auteur te zijn van een aantal bestsellers. Haar boek, Expecting Adam, over de periode dat ze zwanger bleek van een zoontje met Down-syndroom, betekende haar grote doorbraak. Hierin beschrijft ze op ontroerende, authentieke en humorvolle wijze haar eigen worsteling met het idee dat ze geen “perfect” kind op de wereld zal zetten.

Maar het boek gaat vooral over haar ontdekking dat Adam zo ontzettend puur blijkt te kunnen genieten van de “kleine” dingen die wij vanzelfsprekend vinden. Een ontdekking die haar hele bestaan op de kop zal zetten, omdat ze daardoor leert dat zij verkeerde keuzes in haar leven heeft gemaakt. Zo besluit ze abrupt te stoppen met de academische carrière die haar zo ongelukkig maakt en gaat ze eindelijk datgene doen waar haar hart ligt en waar ze zo goed in is: mensen helpen het beste uit hun leven te halen.

Nadat ik haar boek in één ruk uit had gelezen, hunkerde ik naar meer. Dus bestelde ik ook haar andere boeken. Zo kwam ik “Finding your own North Star” op het spoor, het boek waarin ze de Poolster aanduidt als datgene wat ieders eigen lotsbestemming is.

Het goede nieuws: iedereen heeft een eigen poolster, die onveranderlijk aangeeft waar je naar toe moet als je gelukkig wilt worden. Je vindt hem door te doen wat je goed doet en wat jou plezier geeft.

Het slechte nieuws: niet iedereen kan hem altijd even duidelijk zien, bedekt als de lucht is met dichte mist (bij lieden die wel heel ver zijn afgedwaald), laaghangende bewolking (bij personen die wel al een vaag idee hebben van waar ze naar toe willen) of schapewolkjes (bij mensen die ontdekt hebben wat ze het liefst willen doen maar nog af en toe obstakels tegenkomen) die hem meer of minder aan het zicht onttrekken.

Hoe weet je nu wat jouw poolster is? Martha heeft daar 365 bladzijden voor nodig maar ik zal het hier noodgedwongen kort houden. Als er iets is waarin je je helemaal kunt verliezen als je ermee bezig bent, als je iets doet waardoor je geen besef van tijd meer hebt en je je daarbij helemaal happy, vrij en ontspannen voelt, dán is die activiteit jouw poolster.

Voor mij is dat schrijven, al duurde het dan wel een tijdje voordat ik dit ook door had. Achteraf gezien lag dat vooral aan het bewust negeren c.q. niet oppikken van allerhande signalen die mij al eerder op dit pad zouden hebben gebracht, tenminste als ik toen had gedurfd danwel daarvoor open had gestaan.

Natuurlijk geldt voor iedereen dat hoe eerder jij je poolster hebt gevonden, hoe beter het voor je is. Dat gaat zelfs zover dat je niet alleen ongelukkig, maar zelfs letterlijk (lichamelijk of geestelijk) ziek kunt worden als je te ver van jezelf af bent gedreven. En daar komt weer een andere term om de hoek kijken. Nee, dit keer geen van Martha, maar eentje die ik – hoe banaal – stiekem uit het Inflight Magazine van Ryanair heb gescheurd (dat doe ik anders nóóit).

Dit ieniemienie stukje tekst ging over prachtige Griekse woorden waarvoor geen goed Engels equivalent bestaat. Zoals Meraki, iets met liefde doen vanuit je ziel waarbij je een stuk van jezelf erin investeert; Eudaimonia, het begrip dat je eigen geluk rechtstreeks voortkomt uit zoveel mogelijk mensen helpen (dit is dus wat Martha al langer door heeft én wat haar geen windeieren legt); Filotimo, respecteren en eren van je vrienden en Kairos, de juiste tijd in je leven om iets te doen.

Vooral deze laatste term intrigeert me. Ik heb namelijk sterk het idee dat het voor mij, dankzij Meraki, nu Kairos is. 

Het artistieke bewijs daarvan heb je net gelezen.

© Pascale Bruinen

Kairos

 

 

Lachtherapie

Martha Beck, een van mijn favoriete non-fictie schrijfsters, weet het in haar boek The Joy Diet zeker: we moeten minimaal dertig keer per dag lachen. Als je dat veel lijkt, denk dan eraan dat een klein kind gemiddeld meer dan 400 keer per dag lacht, zo legt ze uit. Want ik geef toe, ik vond dertig keer op voorhand al best veel lijken.

Toch is dit aantal het absolute minimum. Want lachen blijkt inderdaad gezond. Het breekt door innerlijke geestelijke barrières, waardoor je gedachten, intuïties en gevoelens vrijelijk kunnen bewegen. Daardoor maakt het je creatiever. Maar lachen heeft ook een positief effect op je lijf. Onze inwendige scheikundige fabriek verandert behoorlijk als we lachen. Zo leidt het tot een vermindering van stress hormonen en een toename van het aantal natuurlijke afweercellen en endorfines, de feel good hormonen. Die laatste lijken er ook verantwoordelijk voor te zijn dat lachen werkt als een sociaal bindmiddel.

Een voorbeeld van iemand die het “lachen is gezond”-credo wel erg letterlijk nam, is de auteur Norman Cousins. In zijn boek The Anatomy of an Ilness beschrijft hij hoe hij herstelde van een als ongeneeslijk bestempelde ziekte. Hij sloot zich op in een hotelkamer en keek een aantal uren per dag naar Marx Brothers films. Na tien minuten lachen constateerde hij dat zijn pijngrens behoorlijk naar boven was bijgesteld en na zo’n drie uur gieren was hij zelfs de rest van de dag bijna pijnvrij. Om me in te dekken zeg ik er wel bij: Don’t try this at home! Althans zeker niet zonder ook het reguliere medische circuit te raadplegen. Maar dat lachen – mits je jezelf er geestelijk toe kunt brengen – een waardevolle aanvulling op een medische behandeling zou kunnen zijn, lijkt mij duidelijk.

Behalve dit minimum aantal lachsalvo’s geeft Martha haar lezers als extra opdracht mee vooral juist te lachen in stressvolle, onplezierige of verbijsterende situaties. Als ondersteuning hiervoor wijst ze erop dat mensen sowieso meestal geneigd zijn te lachen in situaties waarin we ons ongemakkelijk voelen, zoals bijvoorbeeld bij kietelen of als er moppen worden getapt die (ver) over het randje van maatschappelijk betamelijk zijn. Denk bij dit laatste aan het recente voorbeeld van een geblondeerde homoseksuele Nederlandse zanger en een bepaald nummer (hint: 40 -1) in combinatie met een voedingsmiddel dat in natte velden groeit en vooral in Aziatische landen wordt gegeten.

Allemaal leuk en aardig, deze theorieën, maar hoe kom je nu aan je benodigd aantal LPD’s (Laughs Per Day)? Volgens Martha hangt dat af van hoe je genetisch in elkaar steekt (ben je van huis uit een stuk chagrijn of een lachebek?), van de situatie waarin je je bevindt (bij een crematie lach je over het algemeen toch een stuk minder dan bij Youp van ’t Hek) en van iets dat zij humor fitness noemt. Iemand is in haar ogen humor fit als die voortdurend en bewust redenen vindt om te lachen, ongeacht de omstandigheden. En, zo voegt ze hier nog aan toe, mensen die heel erg fit zijn lachen vooral om die ene onuitputtelijke bron die ze altijd bij zich hebben: zichzelf. Hoera!!! Dat maakt dat ik nu officieel zeer fit ben op humorgebied, want ik vind inderdaad altijd wel redenen om te lachen en niet in de laatste plaats om mezelf. Niks zo erg als mensen die alleen maar bloedserieus zijn en nooit om zichzelf kunnen lachen. Een dag niet gelachen is een dag niet geleefd.

Maar als je daar zelf (nog) niet zo handig in bent, geeft Martha gelukkig nog wat praktische tips. Zo kun je je omringen met mensen die wel snel en veel lachen. Door het sociaal besmettelijke karakter van lachen heb je in het gezelschap van frequente lachers namelijk een gerede kans meteen flink over de dertig stuks per dag te komen. Daarnaast zou je, als je in de trieste situatie bent dat je niemand kent die snel en veel lacht, je toevlucht kunnen nemen tot “mechanische stimulatie”. Oftewel: kijken of luisteren naar mensen die (al dan niet ingeblikt) lachen. Of je wilt of niet, maar vroeg of laat moet je ook zelf lachen.

Maar de mooiste – en gekste – tip is Lachen Zonder Enige Reden. Martha Beck kwam bij haar zoektocht een yogavorm op het spoor die, eerlijk waar, de “Ho-Ho-Ha-Ha-Ha” methode heet. Deelnemers leren allereerst maar liefst een minuut lang te lachen zonder enige aanleiding. Daarna zijn er dagelijkse (!) groepssessies waar 15 tot 20 minuten wordt gelachen zonder dat er ook maar iemand een mop vertelt. Nu ik er over nadenk zou het best eens kunnen dat Geer en Goor zich deze praktijken in het geniep hebben eigen gemaakt voordat ze effe geen cent te makken kregen.

Geïnspireerd geraakt besloot ik het lachen zonder reden zelf eens uit te gaan proberen. Teneinde te voorkomen dat ik gestrekt en geboeid door mannen in witte pakken zou worden afgevoerd, deed ik dit in de veiligste omgeving die ik zo gauw kon bedenken: mijn eigen auto. En zo kwam het dat ik, stapvoets rijdend in zo’n allesbehalve grappige ochtendfile, ineens hardop in lachen uitbarstte. In eerste instantie schrok ik van mijn eigen durf en mijn nogal schelle, totale nep lach. Maar vervolgens vond ik de situatie zo achterlijk dat ik prompt echt moest lachen. Waarna ik me realiseerde dat ik nu vals speelde omdat het immers de bedoeling was dat ik lachte zonder reden. Hetgeen weer een nieuwe lachbui veroorzaakte. Enfin, laten we het er op houden dat ik uiteindelijk zo op tien à vijftien stuks zat en de dag moest nog beginnen. Voorwaar geen slecht resultaat voor een beginneling.

En als je nu nog steeds niet overtuigd bent geraakt: lachen is tenslotte heel goed voor je buikspieren. Dus als je jezelf niet tot in de sportschool kunt slepen om die ellendige, pijnlijke en stomme buikspieroefeningen tot vervelends toe te doen, kun je je nog altijd een sixpack láchen.

Grapje!

Ho-Ho-Ha-Ha-Ha!

© Pascale Bruinen

Lachtherapie1