Participatiemaatschappij

Ik zit in de trein richting Utrecht Centraal. Tegenover me zit een twintiger, strak in het pak met een opvallend hoogblond kapsel dat over zijn ogen valt. Hij is druk bezig met zijn witte i-phone 5. Zijn leren schoenen zijn een trendy kleur groen. Het zou zo het jongere broertje van Jort Kelder kunnen zijn.

Ik ben net door mijn kranten heen en kijk uit het raam. Buiten gloort een zonnige en nagenoeg windstille herfstdag. Je weet wel, zo’n dag met perfect fotolicht. De warme, wondermooie gloed zorgt ervoor dat alle contouren van het landschap haarscherp aftekenen tegen de strakblauwe lucht.

We rijden station Eindhoven binnen. Een grijze dame op leeftijd, gekleed in een beige jas en een bruine tweedbroek, komt de coupé binnen. Ze loopt nog goed, zij het met een stok. Met een vrolijk en luid uitgesproken “Goedemorgen!”, gaat ze aan de overkant van het gangpad bij het raam zitten. Ik groet haar terug, net als de vrouw naast wie ze een plekje heeft gevonden. Onze Jort kijkt niet eens op. Over “Hoe heurt het eigenlijk?” gesproken.

De vrouw kijkt met een lichte glimlach om haar onopgemaakte lippen naar het voorbij flitsende landschap van weiden, sloten en boerderijen. “Ach, ik verheug me toch zo op die prachtige najaarskleuren van de bomen!”, zegt ze opeens tegen niemand in het bijzonder.

“Oh ja? Ja, die zijn ook mooi”, beaamt haar buurvrouw die uit beleefdheid haar boek even op haar knieën legt.

“Dat is toch ieder jaar weer een schitterend spektakel, niet? En dat krijgen we helemaal gratis en voor niks. De natuur kent geen crisis”, besluit de bejaarde vrouw haar betoog.

In stilte geef ik haar groot gelijk. Zo had ik het nog niet bekeken. Ze lijkt me een wijze vrouw die volop van het leven wil genieten. Ik kijk eens steels naar haar. Ze kijkt aandachtig naar buiten met een serene uitdrukking op haar gezicht. Ik zie maar weinig rimpels. De tijd is mild voor haar geweest.

“Ik moet naar Den Bosch”, zegt ze als de trein nog zo’n vijf minuten is verwijderd van haar bestemming. “Ik ga er vrijwilligerswerk doen. De ouden van dagen wat gezelligheid bieden. Dat vind ik toch zo leuk om te doen!”. Ze trekt haar jas weer aan, pakt de stok en hangt haar bescheiden handtas over haar arm.

Ik geloof haar meteen. Haar hele voorkomen ademt vriendelijke betrokkenheid. En kennelijk ziet ze zichzelf ondanks haar gevorderde leeftijd niet als deel van de doelgroep voor wie ze helemaal naar Den Bosch reist. Heerlijk, zo’n positieve en hulpvaardige instelling. Ik verdenk haar ervan zo goed uit te zien dankzij die levenshouding.

De trein remt af en rijdt Den Bosch binnen. De krasse dame zegt de hele coupé vriendelijk gedag en stapt uit. Als we weer langzaam het station uitrijden, tuur ik naar het perron om te zien waar ze is gebleven. Dan zie ik haar ineens lopen, fier rechtop. Ze heeft een langzame maar zekere tred.

Daar gaat ze.

De participatiemaatschappij in levende lijve.

© Pascale Bruinen

participatiemaatschappij2