Als ik één rode draad zou moeten noemen die door al mijn vakanties heen loopt is het wel: eten. Bij voorkeur zo lekker en authentiek mogelijk. Op elke bestemming is het steeds een uitdaging om zo veel mogelijk plaatselijke gerechten te proeven.
Ik verbaas me dan ook over hele volksstammen die zelfs op vakantie niet blijken open te staan voor andere smaaksensaties.
Het ontgaat mij volledig waarom je, na 1500 kilometer met je sleurhut die ellendige autoroutes, autostrade of autopistas te hebben doorstaan, wéér je toevlucht zou willen nemen tot pindakaas of hagelslag. Laat staan dat ik de diepere betekenis heb begrepen achter het meeslepen van kilo’s echt Hollandse piepers.
Wij Nederlanders kunnen er wat van, maar zijn waarschijnlijk nog niks vergeleken bij de gemiddelde Britse toerist die op iedere buitenlandse straathoek persé fish and chips of een full English breakfast cooked by British chef wil eten. Let vooral op die laatste toevoeging. Daarmee wordt een Spaanse kok die zich aan dit hoogstandje van spek, ei en bonen waagt al op voorhand gediskwalificeerd. Waarlijk een voorbeeld van culinaire discriminatie.
Is het de angst voor het onbekende? De vrees dat het locale eten te pittig is, dat je nietsvermoedend varkenshart naar binnen werkt of aan de schijterij raakt van de olijfolie? Een combinatie van dit alles? Wat het ook is, het krampachtig vasthouden aan de eigen vertrouwde eetgewoonten in het buitenland is wijdverbreid. De horeca ter plaatse speelt gretig in op deze zielige toeristenbehoefte en zorgt zo voor een rampzalige eenheidsworst aan eetgelegenheden.
Ik heb het zelf meegemaakt op het prachtige Mallorca. Idyllisch plaatsje, kristalheldere zee, heerlijk weer. Wie doet je wat? Op de eerste dag gaan we vol goede moed op zoek naar een restaurant dat echt Spaanse gerechten serveert. Maar het enige dat we overal zien is de ene na de andere Britse pub. Stuk voor stuk met precies dezelfde menukaart. Je weet wel, met van die groezelige, door de zon gebleekte foto’s van gerechten die er zo smerig uit zien dat ik ze thuis nog niet zou willen eten als ik compleet uitgehongerd zou zijn. Laat staan op vakantie.
Na een paar uur vruchteloos zoeken zijn we ten einde raad. Uiteindelijk vragen we een Spaanse ober waar we moeten zijn om iets van de plaatselijke keuken te kunnen proberen. Hij is aangenaam verrast en verwijst ons meteen naar een piepklein restaurantje dat uitsluitend bevolkt wordt door de locals. Precies wat we willen. Geweldig eten, echte Spaanse sfeer en een fijne bediening. Maar vooral: nergens ook maar een giri (minder aardige aanduiding voor toeristen) te bekennen. Behalve wij dan.
Terwijl we zitten te smullen van een zalige en heerlijk koele gazpacho loopt buiten een roodverbrande Britse familie, na slechts één snelle blik op de kaart, ons goddelijke tentje met opgetrokken neus en waggelende gang voorbij. Gelet op hun gemiddelde omvang schat ik in dat ze op weg zijn naar de zoveelste dertien in een dozijn hamburger.
Vanaf ons gekoesterde plekje tussen de Mallorcaanse loodgieters, postbezorgers en gasflessen-bezorgeraars smikkelen wij ondertussen van pebrots al padró (gegrilde groene zoete pepertjes met grof zeezout), bocquerons fregits (gebakken sardientjes) en tortilla española (dikke omelet met aardappels), geserveerd met grote hompen vers brood en olijfolie die ook echt naar olijven smaakt.
Spaanse families komen binnen voor de almuerzo (lunch), compleet met opa en oma en een trits (klein)kinderen. Zo te zien allemaal vaste klanten. Wij nemen alles als een spons in ons op en genieten in stilte. De Britten schuifelen stapje voor stapje uit ons blikveld.
Nippend aan een lekker hete cafe con leche kijken we ze na met een mengeling van berusting en medelijden. Arme, kortzichtige zielen. Ze weten niet wat ze missen.
© Pascale Bruinen
[1] Lang leve de maaltijd!
En tot welke categorie behoor jij? Durf je op culinair avontuur als je in het buitenland bent, of hou je toch liever vast aan het aloude bekende?