Het boetekleed

Meteen nadat de politierechter de man het woord gaf, trok hij het boetekleed aan.

“Ik had me voorgenomen nooit te rijden als ik gedronken had. Maar nu is het me toch gebeurd. Ik vind het zo erg!”, wist hij met horten en stoten uit te brengen.

Hij had al jarenlang een alcoholprobleem. Desalniettemin had hij een blanco strafblad. Dat kon betekenen dat hij het nooit eerder had gedaan, al kon ik niet uitsluiten dat hij tot dusverre geluk had gehad omdat hij niet tegen de lamp was gelopen.

Tijdens de voorbereiding van de zaak had ik gelezen dat hij zich, na een uit de hand gelopen ruzie thuis, zo kwetsbaar voelde dat hij regelrecht naar de winkel was gegaan om drank te kopen. In korte tijd maakte hij een hele fles wijn soldaat en was toen gaan rijden. Vervolgens knalde hij even verderop met zijn auto tegen een lantaarnpaal. Gelukkig raakte hij zelf maar licht gewond, al waren de lichtmast en zijn auto er een stuk slechter aan toe.

Ik vroeg hem of hij zich had gerealiseerd dat hij ook een persoon had kunnen raken in plaats van wegmeubilair en dat, zou deze persoon ernstig gewond zijn geraakt, hij daarvoor niet verzekerd was nu hij dronken achter het stuur was gekropen. Ik zag dat hij heftig ja knikte.

Uit een stapel paperassen trok ik een document waaruit ik citeerde dat de kans op een ongeval met zijn alcoholgehalte (ruim 2 promille) minimaal 20 keer zo groot was dan als je geen alcohol had genuttigd. Niet echt een wonder dus dat deze kans zich in zijn geval ook had verwezenlijkt.

Tijdens de ondervraging over zijn persoonlijke omstandigheden gaf hij aan dat hij hulp had gezocht voor zijn alcoholprobleem. “Dit was een keerpunt voor mij. Ik wil er alles aan doen om er vanaf te komen.” Hij zag er aangedaan uit.

Ik vond het lovenswaardig dat hij zijn probleem erkende en openstond voor behandeling. Daar is veel moed voor nodig.

Gelet hierop en op zijn blanco strafblad, de schade zowel aan zijn auto als hemzelf en zijn spijt, die oprecht overkwam, stelde ik een milde eis voor.

“Dat is veel te goed voor mij!”, snikte hij tot mijn verbazing.

Tja.

In strafzaken weet je het maar nooit.

© Pascale Bruinen

images

Deze column is op 24 december 2015 verschenen in het Algemeen Dagblad.

Prinzipienreiter

Ik zit rustig te wachten op de volgende zaak als de verdachte, een oudere heer met grijze haren, wit baardje en een brilletje, al hardop sputterend de zittingzaal binnenkomt.

“In al die jaren heb ik nog nooit iets gehad aan mijn eerlijkheid. Ik werk overal aan mee en het levert me niets op!” Boos kijkt hij mijn kant op. Ik heb nog niet eens de kans gehad om te zeggen waarvan hij wordt verdacht. “Dit begint al goed”, denk ik bij mezelf.

Zodra ik de verdenking heb voorgehouden – een winkeldiefstal waarbij is gezien dat hij een blikje tonijn in zijn broek stopt – roept hij verongelijkt: “Volgens de officier heb ik het gedaan. Het maakt toch niks meer uit wat ik zeg”.

Als de rechter hem vraagt of hij nu wel of niet heeft gestolen, roept hij luid van niet. De rechter kijkt op zijn computer en scrolt over het scherm. Dan zegt hij: “Behalve degene die aangifte heeft gedaan zijn er nog twee andere getuigen die gezien hebben dat u het blikje in uw broek stopte. Hoe verklaart u dit dan?”

De man kijkt indringend naar de rechter en antwoordt dan: “Die hebben er alle drie belang bij om mij aan te wijzen als verdachte!” Nu uit het dossier blijkt dat de betrokkenen verdachte helemaal niet kenden, lijkt mij dit scenario hoogst onwaarschijnlijk. Ik ga er dus van uit dat verdachte ontkent tegen beter weten in. Hij lijkt in een geheel eigen wereld te leven.

Als ik naar zijn strafblad kijk, zie ik dat het inmiddels de tiende keer is dat hij voor een diefstal is veroordeeld, waarvan twee in de laatste vijf jaar. Voor de strafmaat tellen alleen die laatste twee mee, maar het totaalplaatje zegt mij wel dat verdachte kennelijk al langer moeite heeft met mijn en dijn.

De rechter legt hem even later conform mijn eis een werkstraf op, waarna verdachte luidkeels aankondigt meteen in hoger beroep te gaan omdat dit “een principekwestie” is.

Ik kijk hem hoofdschuddend na als hij al foeterend de zittingzaal verlaat. Ik vraag me af of hij, diep van binnen, echt gelooft in zijn onschuld.

Zo ja, ben ik bang dat we onze Prinzipienreiter nog vaker terug mogen verwelkomen achter het hekje.

© Pascale Bruinen

Deze column is op 4 juni 2015 verschenen in het Algemeen Dagblad.

Prinzipienreiter