DNA-gesprek

Ik zit lekker op mijn flexplek te werken als onze planner ineens voor mijn neus staat. Ik ben meteen op mijn hoede want hoe aardig hij ook is, meestal betekent dat een spoedklus.

“We zoeken iemand om een DNA-gesprek te gaan doen en onze back-up is al bezet. Je moet nu vertrekken want deze meneer gaat over een half uur weer op transport naar het Huis van Bewaring”.

Een DNA-gesprek wordt door de officier met de verdachte gevoerd voorafgaand aan diens DNA-afname en gebeurt in het belang van het onderzoek als er bij bepaalde misdrijven sporen op de plaats delict zijn gevonden. In zo’n gesprek kan de verdachte vrijwillig toestemming verlenen om wangslijm af te staan. Zo niet, geef ik een bevel tot afname waarbij hij wordt gedwongen zijn DNA af te staan. In beide gevallen wordt zijn DNA-profiel vervolgens vergeleken met de sporen in de zaak en met alle sporen in de DNA-databank.

“Ok, ik vertrek meteen”, zeg ik. Snel zet ik mijn computer uit, pak mijn tas en spring op de fiets want in tegenstelling tot vroeger zit ons parket niet langer in hetzelfde gebouw als de rechtbank, waar mijn verdachte zich onder in het cellencomplex bevindt.

Een kwartiertje later kom ik aan de balie in de grote hal van het gerechtsgebouw. “Ik kom voor DNA”, zeg ik gehaast tegen de bode. Terwijl deze mijn komst telefonisch doorgeeft aan de parketpolitie beneden, zie ik vanuit mijn ooghoek dat een jonge parketwacht mij nieuwsgierig gadeslaat. Als ik met grote passen richting de deur loop die toegang geeft tot het beveiligde gedeelte, versnelt de parketwacht zijn pas en komt naast me lopen.

“Zo! Dus u komt om DNA af te staan?”, vraagt hij streng. Hij kijkt naar me alsof hij zich afvraagt welk vreselijk misdrijf ik gepleegd zou kunnen hebben. Ik kom abrupt tot stilstand. Inwendig verkneukel ik me want nu snap ik ook waarom hij me zo in de gaten hield.

“Nou nee, ik kom het DNA-gesprek dóen. Ik ben de officier van justitie”, antwoord ik.

De arme jongen krijgt prompt een knalrood hoofd en stamelt een excuus.

“Geen probleem hoor!”, zeg ik snel om hem op zijn gemak te stellen.

Kennelijk zie ik er toch niet zo onschuldig uit als ik dacht.

© Pascale Bruinen

Deze column is op 16 juli 2015 verschenen in het Algemeen Dagblad.

DNA-gesprek

 

Prinzipienreiter

Ik zit rustig te wachten op de volgende zaak als de verdachte, een oudere heer met grijze haren, wit baardje en een brilletje, al hardop sputterend de zittingzaal binnenkomt.

“In al die jaren heb ik nog nooit iets gehad aan mijn eerlijkheid. Ik werk overal aan mee en het levert me niets op!” Boos kijkt hij mijn kant op. Ik heb nog niet eens de kans gehad om te zeggen waarvan hij wordt verdacht. “Dit begint al goed”, denk ik bij mezelf.

Zodra ik de verdenking heb voorgehouden – een winkeldiefstal waarbij is gezien dat hij een blikje tonijn in zijn broek stopt – roept hij verongelijkt: “Volgens de officier heb ik het gedaan. Het maakt toch niks meer uit wat ik zeg”.

Als de rechter hem vraagt of hij nu wel of niet heeft gestolen, roept hij luid van niet. De rechter kijkt op zijn computer en scrolt over het scherm. Dan zegt hij: “Behalve degene die aangifte heeft gedaan zijn er nog twee andere getuigen die gezien hebben dat u het blikje in uw broek stopte. Hoe verklaart u dit dan?”

De man kijkt indringend naar de rechter en antwoordt dan: “Die hebben er alle drie belang bij om mij aan te wijzen als verdachte!” Nu uit het dossier blijkt dat de betrokkenen verdachte helemaal niet kenden, lijkt mij dit scenario hoogst onwaarschijnlijk. Ik ga er dus van uit dat verdachte ontkent tegen beter weten in. Hij lijkt in een geheel eigen wereld te leven.

Als ik naar zijn strafblad kijk, zie ik dat het inmiddels de tiende keer is dat hij voor een diefstal is veroordeeld, waarvan twee in de laatste vijf jaar. Voor de strafmaat tellen alleen die laatste twee mee, maar het totaalplaatje zegt mij wel dat verdachte kennelijk al langer moeite heeft met mijn en dijn.

De rechter legt hem even later conform mijn eis een werkstraf op, waarna verdachte luidkeels aankondigt meteen in hoger beroep te gaan omdat dit “een principekwestie” is.

Ik kijk hem hoofdschuddend na als hij al foeterend de zittingzaal verlaat. Ik vraag me af of hij, diep van binnen, echt gelooft in zijn onschuld.

Zo ja, ben ik bang dat we onze Prinzipienreiter nog vaker terug mogen verwelkomen achter het hekje.

© Pascale Bruinen

Deze column is op 4 juni 2015 verschenen in het Algemeen Dagblad.

Prinzipienreiter