Zora

Als ik in de krant lees over robots in de verzorgingstehuizen die steeds vaker de taak van mensen gaan overnemen, slaat me de schrik om het hart. Is dit ons voorland? Geen handen meer aan ons bed, maar robots?

Ja, ik ken de juichverhalen. Zonder robots gaat onze maatschappij op termijn teloor. Het zijn “de nieuwe helden van de economie”. Ze hebben altijd zin om te werken en zijn al helemaal never ever ziek, zwak of misselijk. Daar waar Zora, een wit (plastic?) onding met felblauwe accenten, haar intrede heeft gedaan in een verzorgingshuis in Vught, wordt er door de ouderen daar kennelijk enthousiast op haar gereageerd.

Zora kan voorbedachte zinnetjes zeggen, zingt de oude kraker “Viva España”, doet gymoefeningen voor en kan zelfs rekensommetjes bedenken. Het toppunt van vernuft is dat Zora ook de bingo-avond kan leiden. Een onbedoeld maar zeer welkom neveneffect van de intrede van de robot is dat de kleinkinderen zo nieuwsgierig naar haar zijn, dat ze vaker op bezoek komen (wat op zich wel weer te denken geeft). Wie had gedacht dat de oplossing voor de eenzaamheid van ouderen op deze manier onder handbereik zou kunnen liggen?

Maar als de nieuwigheid er eenmaal vanaf is, is de grote vraag hoe verder. En nee, er wordt geen enkel verband gezien tussen de minimaal 30.000 (!!!) aangekondigde ontslagen in de thuis- en ouderenzorg enerzijds en de opmars van de robots in de gezondheidszorg anderzijds. Volgens de voorstanders ondersteunen de robots de werknemers van vlees en bloed juist, “net als een afwasmachine”, waardoor deze juist méér tijd over zouden hebben voor de echt belangrijke taken. De vraag is alleen wélke werknemers op termijn nog kunnen worden ondersteund als de bezuinigingsfurie eindelijk is uitgeraasd. Zijn er dan nog wel echte mensen die anderen verzorgen over?

En ondertussen schrijdt de techniek met rasse schreden voort. Want Zora is kinderspel vergeleken met Rose, de robot die door de TU Eindhoven wordt ontwikkeld en naar verluidt de deur kan opendoen, sokken kan aantrekken, ontbijt kan maken en de brievenbus kan legen.

Prachtig allemaal. Maar waar blijft het warme menselijke contact? Het echte luisterend oor? De troostende hand die op de schouder wordt gelegd? Het spontane grapje dat wordt gemaakt en waarover gezamenlijk wordt gelachen? De knuffel die in een moment van ontroering ongevraagd wordt gegeven?

Tegen de tijd dat ik een vervolmaakte Zora of Rose aan mijn bed zou krijgen, ben ik, net als de rest van Nederland, misschien wel aan de aanwezigheid van robots gewend.

Maar eerlijk gezegd moet ik er nu niet aan denken.

© Pascale Bruinen

Zora2

Zora

Zora3

Rose

En hoe staan jullie tegenover deze ontwikkeling?

 

De Sandwichgeneratie (1)

Help! Ik word geplet tussen mijn verantwoordelijkheden. Enerzijds voor mijn jongvolwassen kinderen en anderzijds voor mijn moeder op leeftijd. Alledrie benodigen ze zorg, aandacht en liefde.

In mijn levensfase, (nipt!) 50 plus, hoort het er kennelijk bij om voortdurend in deze  ongemakkelijke, soms zelfs pijnlijke spagaat te verkeren. Want net als je denkt dat je het ergste puberleed wel gehad hebt en eindelijk meer quality time voor jezelf krijgt, breekt de tijd aan dat je ouders steeds minder zelfstandig kunnen.

Wij zijn de sandwichgeneratie, volgens http://www.encyclo.nl de “generatie van mensen tussen de 40 en de 60 jaar die ingeklemd zit tussen opgroeiende kinderen en ouders die gaan kwakkelen”.

Voorwaar geen sinecure als je bedenkt dat daarnaast juist door deze 40- tot 60-jarigen vaak ook nog buitenshuis moet worden gewerkt (soms met een behoorlijke stressbaan) en binnenshuis moet worden gepoetst, gewassen en gekookt. En, o ja, je wilt ook nog leuke dingen doen met je lief, op vakantie gaan (liefst meerdere keren per jaar), je sociale contacten onderhouden (al was het maar om steen en been te klagen over alles wat op je bordje ligt want waar zijn al die vriendinnen anders voor) en zeker twee maar liever nog drie keer per week naar de sportschool.

Want je mag dan wel ingeklemd zitten, dat betekent nog niet dat je ook nog overgewicht, een conditie van een 100-jarige of van die blubberarmen wilt hebben. Je zult toch maar net die ene knappe vrijwilliger van onder de veertig in het verzorgingshuis tegen het mooie lijf lopen,  je hoogbejaarde vader begeleiden naar die jonge, zeer appetijtelijke geriater of met je moeder meegaan naar het incontinentiespreekuur van die sexy uroloog. Dan wil je zelf toch zo fit, slank en strak mogelijk voor de dag komen (al heb je wel het voordeel dat je dit al snel lijkt naast iemand die minimaal twintig jaar ouder is).

Als trots lid van de sandwichgeneratie blus ik het ene moment het zoveelste puberbrandje om het volgende ogenblik met groot materieel uit te rukken voor een crisissituatie bij mijn moeder op leeftijd want haar iPad “doet weer zo raar”.

De laatste jaren zijn H. en ik onder andere ingezet als respectievelijk koerier (hoogstpersoonlijk een belangrijke brief afgeven bij de gemeente uit angst dat die anders niet op de juiste plek zou aankomen), klusjesman (de slang van de verplaatsbare airco was er uit gevallen), en bezorgservice (boodschappen en medicijnen afleveren aan huis).

Een paar jaar geleden zijn mijn ouders verhuisd naar een mooi appartement in een verzorgingshuis. Als rechtgeaarde sandwichers moesten H. en ik uiteraard ook ons steentje hieraan bijdragen.

De organisatie rondom hun verhuizing was grofweg vergelijkbaar met die van de onlangs in Nederland gehouden internationale nucleaire top NSS. Maanden van tevoren werd begonnen met de voorbereiding. Dat wil zeggen: mijn vader deelde aan iedereen orders uit die stelselmatig werden genegeerd en mijn moeder keek vooral veel en vaak met een vertwijfelde blik om zich heen naar alles wat (vooral door haar) in de loop van járen was verzameld.

Zo had de garage van mijn ouderlijk huis meer weg van een lokale vestiging van de Mediamarkt door alle overbodige en overtollige elektrische apparaten die daar bij elkaar op ettelijke planken stonden te verstoffen. Dat wafelijzer van de reclame waarmee geen enkele van die zoete lekkernijen was gebakken. Die must have krulset die nooit was ontmaagd. Of de vijfde grill die nimmer daglicht heeft mogen aanschouwen.

Maar het ergste waren de kleren, schoenen, tassen, sjaaltjes en kilo’s sieraden (helaas niet van edelmetalen) van mama (je ziet, ik heb het van geen vreemde). Op een dag ga ik als dochter annex verhuizer annex sandwicher mama helpen om orde in deze chaos te scheppen. Dit met het idee dat het wiskundig onmogelijk is om alles mee te nemen naar haar volgende woning. Om te voorkomen dat we veel te veel gaan verhuizen alleen maar om het straks in het nieuwe appartement te moeten wegdoen, ben ik aangetreden.

Staand temidden van een onoverzienbare stapel winterjassen wijs ik haar streng doch rechtvaardig op het gegeven dat zeker een op de vier stuks (eigenlijk drie op de vier maar ja, het is je moeder hè?) weg moet. Ik zie dat ze van deze mededeling in shock is.

“Ja maar die heb ik nodig voor als het echt koud is. En deze, die doe ik niet weg. Nooit!”

Ik, hoopvol wijzend op een andere jas: “Maar die is toch niet meer zo leuk, nietwaar? Die doen we in de doos voor de kledingbak”.

“Nééééé…..! Die zéker niet!”. Om hem vervolgens, net als de zeven andere, liefdevol in te pakken in de verhuisdoos.

Nodeloos te zeggen dat dit met al de rest van de spullen ook zo is gegaan, mijn ferme taal ten spijt. En zo komt het dat op het einde van D-Day, de dag van hun verhuizing, niemand in hun mooie nieuwe appartement zich meer voor- of achteruit kan bewegen tussen de overal tot aan het plafond opgestapelde verhuisdozen.

Ik weet het, ik weet het, ik ben een watje. Ik mag dan wel officier van justitie zijn die nota bene de respectabele leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt, maar in aanwezigheid van mijn moeder voel ik me in no time weer een kleuter van vijf.

Ik zie het maar als gratis regressietherapie.

© Pascale Bruinen

sandwichgeneratie (1) 2e