De Sandwichgeneratie (2)

Als lid van de sandwichgeneratie, de generatie van veertig- tot zestigjarigen die zowel voor hun opgroeiende kinderen als voor hun vader en moeder die beginnen te kwakkelen moeten zorgen, maak ik als geen ander kennis met onze ouderen.

En zij met mij.

Ongemakkelijk ingeklemd liggend op dat broodje mag je je niet alleen verheugen op jarenlang puberleed, maar ook op het in- en uitlopen van verzorgings- of verpleegtehuizen en geregelde bezoekjes met je ouders aan de huisarts, vrijwel alle specialismen in het ziekenhuis, de hoorapparatenspecialist, de opticiën, de fysiotherapeut, de eerste hart hulp, de apotheek, de gemeente (voor alle papierrompslomp) en niet te vergeten MediReva. Je weet wel, die supertrendy, oergezellige zaak waar je allerlei kekke medische hulpmiddelen in de friste kleurtjes kunt scoren, namelijk vijftig tinten grijs.

Gelukkig zijn er ook bedrijven die die duffe en truttige rollators en scootmobielen kunnen leveren in fuchsiaroze, lichtgroen of pastelblauw. Of in een vrolijke print met bloemetjes, vogeltjes of polkadots. Neem gerust eens een kijkje op http://www.pimpmyrollator.nl. Niet dat ik persoonlijk ooit ook maar één oudere heb gezien die was uitgerust met een rollator met zebrastrepen.

Grote vraag is waarom niet. Omdat we Nederlanders zijn, heb ik een vaag vermoeden dat het wel weer over geld zal gaan. Of misschien willen onze ouderen juist graag met acuut depressief stemmende hulpmiddelen door het verzorgingstehuis strompelen omdat ze graag klagen en zo’n vreselijk grijze rollator nu eenmaal veel medelijden oproept.

Ook de rest van de standaarduitrusting van veel vijfenzeventigplussers, te weten een stok, een rolstoel of desnoods een zuurstoffles, zou zo verfraaid kunnen worden. En, nu ik toch bezig ben, laten we dan ook ein-de-lijk die steunkousen eens aanpassen. Want wáárom zie ik die bij ouderen toch altijd in zo’n schijtkleur beige terwijl er wel degelijk steunkousen zijn die van een vrolijker dessin zijn voorzien? Jahaa, er zijn zelfs steunkousen met hartjes, schaakbordmotief of witte sterren.

Vervolgens zou je die hulpmiddelen, afhankelijk van of er wel of niet is gefraudeerd met je persoonsgebondenbudget, nog verder kunnen versieren. Zo zou de oudere naar believen allerlei gadgets kunnen toevoegen. Zoals daar zijn: een houder met minstens vijfentwintig verschillende vakjes voor de dagelijkse dosis medicijnen, een gezellige kralen- of schelpenketting om die lelijke alarmknop aan te hangen en een handig plastic mapje – uiteraard gestyled door Maik de Boer – om in geval van nood het kunstgebit in op te bergen.

Cool, toch?

Dit is allemaal leuk en aardig, maar mijn ervaring als sandwichdeskundige leert me ook dat er bij 99,9% van de dames in verzorgingshuizen ook wel een haar make-over plaats zou mogen vinden. Wat zeg ik, een haarrrevolutie. Die één tiende procent bij wie dit niet hoeft, is mijn moeder. Zij gaat zo ongeveer vanaf het moment dat ze uit de luiers was eenmaal per week (!) naar de kapper (daar gaat mijn erfenis) en laat haar haren tot op de dag van vandaag nog steeds  in een ernstig verjongend zwart verven.

Dat zij zonder overdrijven zowat de enige is in het verzorgingshuis die niet wit/grijs/paars haar heeft, bleek onlangs nog toen er iets te doen was en de regionale krant een foto had geplaatst die van bovenaf was genomen in de grote hal waar iedereen naast elkaar zat. In de zee van grijze hoofden zag ik welgeteld één zwarte kruin. Ra ra wie dat was.

Maar ze heeft groot gelijk. Waarom zou je, alleen omdat je ineens bijna vijfentachtig bent, zo’n saaie, nietszeggende, oudmakende haarkleur willen hebben? Het leven is de moeite waard om tot het aller-, allerlaatste moment zo goed mogelijk te worden geleefd. Zo goed mogelijk uitzien, je haar verven en leuke kleren aan kan heus ook op gevorderde leeftijd. Ik zou niet weten waarom niet.

Stel je toch eens voor wat een fris kleurtje op al die ongezellige maar noodzakelijke hulpmiddelen én in de haarcoupes voor onmiddellijk effect zou sorteren in de samenleving. Al die blonde, rood-, bruin- of zwartharig geverfde hangouderen die buiten samenscholen met zuurstokroze of pimpelpaarse steunkousen in van die hippe, vette wagentjes of ondersteund door een stok met zonnebloem- of kolibrieprint. Nog wat strakke, gekleurde brilmonturen erbij in plaats van die ouderwetse goudomrande en…voilà, je zou je bijna gaan verheugen op je oude dag! Hoe cool is dat?

Ouderen zijn ondertussen dankzij de vergrijzing big business geworden. Er valt immers veel geld aan ze te verdienen. Verzorgingshuizen puilen uit. Nu ik daar ook geregeld kom, valt me op dat er nog steeds veel te veel betutteling van ouderen plaatsvindt. Zo sluit het gezellige restaurant met zitgedeelte om 19.30 uur (!). Als je daarna als oudere nog gezellig met je vrienden verder wilt borrelen onder het genot van wat onschuldige bitterballen, zul je je heil toch echt ergens anders moeten gaan zoeken.

Voor slimme ouderen is het gemiddelde verzorgingshuis helemaal een ramp. Die moeten het ineens doen met kienen of bingo als intellectueel hoogtepunt van de week. Alsof je, alleen omdat je ver boven de zeventig bent, ineens ook dommer bent geworden.

Let wel, ik misgun niemand zijn pleziertjes. Een halve haan winnen alleen maar omdat je als eerste alle omgeroepen getallen op je kaart hebt weggestreept kán heel leuk en opwindend zijn. Maar waarom wordt er standaard van uitgegaan dat mensen hun normale interesses die ze hadden toen ze jonger waren, verliezen als ze ouder worden?

Wat ik heb geleerd door regelmatig om te gaan met ouderen, is juist dat ze precies hetzelfde blijven. Mensen die vroeger graag de bloemetjes buiten zetten, vaak uit gingen en lol trapten, doen dit op gevorderde leeftijd ook nog het liefst. Ze mogen dan misschien wel gerimpeld zijn, die ondeugende twinkeling in hun ogen is er nog steeds.

Evenzo zijn degenen die als jongeren al een lang gezicht hadden, veel te vroeg achter de geraniums zijn gaan zitten en overal commentaar op hadden als ze oud en grijs zijn nog steeds niet geneigd voorop te gaan in de rollatorpolonaise.

Wie dat wel doet, is mijn moeder. Een nog steeds beeldschone, zwartharige diva die altijd positief blijft en zich graag amuseert. Een voorbeeld voor velen.

Fijne moederdag, mama.

© Pascale Bruinen

De sandwichgeneratie(1)

De Sandwichgeneratie (1)

Help! Ik word geplet tussen mijn verantwoordelijkheden. Enerzijds voor mijn jongvolwassen kinderen en anderzijds voor mijn moeder op leeftijd. Alledrie benodigen ze zorg, aandacht en liefde.

In mijn levensfase, (nipt!) 50 plus, hoort het er kennelijk bij om voortdurend in deze  ongemakkelijke, soms zelfs pijnlijke spagaat te verkeren. Want net als je denkt dat je het ergste puberleed wel gehad hebt en eindelijk meer quality time voor jezelf krijgt, breekt de tijd aan dat je ouders steeds minder zelfstandig kunnen.

Wij zijn de sandwichgeneratie, volgens http://www.encyclo.nl de “generatie van mensen tussen de 40 en de 60 jaar die ingeklemd zit tussen opgroeiende kinderen en ouders die gaan kwakkelen”.

Voorwaar geen sinecure als je bedenkt dat daarnaast juist door deze 40- tot 60-jarigen vaak ook nog buitenshuis moet worden gewerkt (soms met een behoorlijke stressbaan) en binnenshuis moet worden gepoetst, gewassen en gekookt. En, o ja, je wilt ook nog leuke dingen doen met je lief, op vakantie gaan (liefst meerdere keren per jaar), je sociale contacten onderhouden (al was het maar om steen en been te klagen over alles wat op je bordje ligt want waar zijn al die vriendinnen anders voor) en zeker twee maar liever nog drie keer per week naar de sportschool.

Want je mag dan wel ingeklemd zitten, dat betekent nog niet dat je ook nog overgewicht, een conditie van een 100-jarige of van die blubberarmen wilt hebben. Je zult toch maar net die ene knappe vrijwilliger van onder de veertig in het verzorgingshuis tegen het mooie lijf lopen,  je hoogbejaarde vader begeleiden naar die jonge, zeer appetijtelijke geriater of met je moeder meegaan naar het incontinentiespreekuur van die sexy uroloog. Dan wil je zelf toch zo fit, slank en strak mogelijk voor de dag komen (al heb je wel het voordeel dat je dit al snel lijkt naast iemand die minimaal twintig jaar ouder is).

Als trots lid van de sandwichgeneratie blus ik het ene moment het zoveelste puberbrandje om het volgende ogenblik met groot materieel uit te rukken voor een crisissituatie bij mijn moeder op leeftijd want haar iPad “doet weer zo raar”.

De laatste jaren zijn H. en ik onder andere ingezet als respectievelijk koerier (hoogstpersoonlijk een belangrijke brief afgeven bij de gemeente uit angst dat die anders niet op de juiste plek zou aankomen), klusjesman (de slang van de verplaatsbare airco was er uit gevallen), en bezorgservice (boodschappen en medicijnen afleveren aan huis).

Een paar jaar geleden zijn mijn ouders verhuisd naar een mooi appartement in een verzorgingshuis. Als rechtgeaarde sandwichers moesten H. en ik uiteraard ook ons steentje hieraan bijdragen.

De organisatie rondom hun verhuizing was grofweg vergelijkbaar met die van de onlangs in Nederland gehouden internationale nucleaire top NSS. Maanden van tevoren werd begonnen met de voorbereiding. Dat wil zeggen: mijn vader deelde aan iedereen orders uit die stelselmatig werden genegeerd en mijn moeder keek vooral veel en vaak met een vertwijfelde blik om zich heen naar alles wat (vooral door haar) in de loop van járen was verzameld.

Zo had de garage van mijn ouderlijk huis meer weg van een lokale vestiging van de Mediamarkt door alle overbodige en overtollige elektrische apparaten die daar bij elkaar op ettelijke planken stonden te verstoffen. Dat wafelijzer van de reclame waarmee geen enkele van die zoete lekkernijen was gebakken. Die must have krulset die nooit was ontmaagd. Of de vijfde grill die nimmer daglicht heeft mogen aanschouwen.

Maar het ergste waren de kleren, schoenen, tassen, sjaaltjes en kilo’s sieraden (helaas niet van edelmetalen) van mama (je ziet, ik heb het van geen vreemde). Op een dag ga ik als dochter annex verhuizer annex sandwicher mama helpen om orde in deze chaos te scheppen. Dit met het idee dat het wiskundig onmogelijk is om alles mee te nemen naar haar volgende woning. Om te voorkomen dat we veel te veel gaan verhuizen alleen maar om het straks in het nieuwe appartement te moeten wegdoen, ben ik aangetreden.

Staand temidden van een onoverzienbare stapel winterjassen wijs ik haar streng doch rechtvaardig op het gegeven dat zeker een op de vier stuks (eigenlijk drie op de vier maar ja, het is je moeder hè?) weg moet. Ik zie dat ze van deze mededeling in shock is.

“Ja maar die heb ik nodig voor als het echt koud is. En deze, die doe ik niet weg. Nooit!”

Ik, hoopvol wijzend op een andere jas: “Maar die is toch niet meer zo leuk, nietwaar? Die doen we in de doos voor de kledingbak”.

“Nééééé…..! Die zéker niet!”. Om hem vervolgens, net als de zeven andere, liefdevol in te pakken in de verhuisdoos.

Nodeloos te zeggen dat dit met al de rest van de spullen ook zo is gegaan, mijn ferme taal ten spijt. En zo komt het dat op het einde van D-Day, de dag van hun verhuizing, niemand in hun mooie nieuwe appartement zich meer voor- of achteruit kan bewegen tussen de overal tot aan het plafond opgestapelde verhuisdozen.

Ik weet het, ik weet het, ik ben een watje. Ik mag dan wel officier van justitie zijn die nota bene de respectabele leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt, maar in aanwezigheid van mijn moeder voel ik me in no time weer een kleuter van vijf.

Ik zie het maar als gratis regressietherapie.

© Pascale Bruinen

sandwichgeneratie (1) 2e