Over mietjes, vogels en takkewijven

Vrouwen veroveren stormenderhand de rechterlijke macht. Was dit vroeger nog een (grijze) mannenbolwerk, tegenwoordig is het percentage vrouwen gestegen tot meer dan vijftig procent.

Grasduinend op internet kom ik bij opzij.nl een oud artikel over deze materie tegen. Daarin vat een rechtbankverslaggeefster de reputatie van vrouwelijke magistraten kort en bondig samen: “Je hebt mietjes en takkewijven”. Het is maar dat ze het weten.

Tot de jaren vijftig werden vrouwen overigens niet eens toegelaten tot deze nobele ambten omdat ze “ongeschikt waren vanwege hun natuurlijke aanleg en geestelijke eigenschappen”. Zo werden ze verondersteld “emotioneler dan mannen” en “minder abstract denkend” te zijn waardoor ze “te weinig beoordelingsvermogen” hadden en het beroep “minder aanzien gaven”.

Waren ze als vrouwelijke beroepsgroep destijds al niet populair onder de heren juristen, anno nu zijn ze dit bij verdachten in sommige zaken nog steeds niet.

“Als het om zedenzaken gaat, hebben verdachten liever een man omdat ze denken dat vrouwen strenger zijn”. Aldus Erik van der Maal van de Bond van Wetsovertreders, een vereniging die opkomt voor (ex-)gedetineerden.

En ja, soms sprak het gezicht van een mannelijke verdachte inderdaad boekdelen als hij binnen kwam voor de behandeling van zijn zaak en tegen vijf vrouwen – drie rechters, de griffier en ondergetekende – op rij aan keek.

Toch waag ik te betwijfelen dat deze gedachte correct is. Op basis van mijn jarenlange beroepsmatige ervaring eisen vrouwelijke officieren bij zedenzaken niet hoger dan mannelijke officieren, noch zag ik dat vrouwelijke rechters strenger straffen dan hun mannelijke collega’s.

Hoe zakelijk, zelfstandig en geëmancipeerd wij als hoog opgeleide professionals ook mogen zijn, ik heb de indruk dat we allemaal wel eens worstelen met de mate waarin we onze vrouwelijkheid in ons werk durven uit te dragen. Misschien wel uit angst om voor dat “mietje” versleten te worden.

Maar kennelijk laten vrouwelijke magistraten hun XX-chromosomen op zitting toch meer spreken dan ze zelf denken. Zo ziet Van der Maal wel degelijk een verschil in aanpak met hun mannelijke collega’s: “Vrouwen stellen persoonlijke vragen, laten je uitpraten, stellen je meer op je gemak. Best belangrijk als je terechtstaat voor een rij vogels in zwarte jassen die vanaf een podium op je neerkijken”.

Ok. Zo had ik mijzelf als magistraat in de rechtszaal nog nooit eerder bekeken.

Maar voor het geval ik alsnog mag kiezen ben ik met terugwerkende kracht toch liever een vogel dan een takkewijf.

© Pascale Bruinen

http://pascalebruinen.com

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

takkewijf

Hmmm, ik weet niet of dit een tegelwijsheid is die ik aan de muur zou willen hangen…

Auto’s zijn net vrouwen

Mijn goede vriendin N. vertelt me tijdens onze maandelijkse meidenavond dat haar man zo gehecht is aan zijn auto dat hij – voordat hij die ooit inruilt – van plan is een afscheidsrit ermee te gaan maken. We kijken elkaar aan en proesten het dan uit. Een afscheidsrit? Jeetje, dat zou niet in ons opkomen.

Als het over auto’s gaat, lijkt het wel of de meeste mannen en vrouwen op verschillende planeten zitten. Want even later zegt ze dat hij ook zeer geïnteresseerd is in wat er onder de motorkap van zo’n vierwielig motorrijtuig schuil gaat.

“Wat er onder die motorkap zit, kan mij geen bal schelen. Als ik maar lekker zit en het ding van A naar B rijdt”, zegt vriendin M.  Zij krijgt luide bijval van N. en mij. Al snel zijn we het er over eens dat wij niet zo’n speciale band voelen met onze wagentjes.

“Hoewel”, zeg ik na hier nog even over nagedacht te hebben, “ik herinner me wel dat ik er vroeger best wel moeite mee had als mijn vader een nieuwe auto ging kopen. Dan voelde ik toch wel iets dat leek op weemoed omdat de auto als het ware werd gedumpt als dank voor zijn trouwe bewezen diensten”. N. en M. kijken me aan. Zie ik daar nou iets van meewarigheid in hun blikken?

“En als ik terugkom van een vliegreis ben ik ook altijd erg blij om onze auto weer te zien. Trouwens”, doe ik er nog een schepje bovenop, “ik vind soms ook dat het net lijkt alsof een auto lacht.” Als ik de ongelovige blik van mijn vriendinnen zie, voel ik dat ik in de verdediging moet schieten. “Dat ligt aan de grill en de stand van de koplampen”. M. en N. gillen op een manier die Geer en Goor naar de kroon steekt.

“Ik heb soms wel eens het idee dat mijn man meer geeft om onze auto dan om mij”, gooit N. de spreekwoordelijke knuppel in ons hoenderhokgroepje als ze weer wat gekalmeerd is.

“Hmmm. Misschien is dat omdat hij jullie auto als een vrouw koestert. Dus eigenlijk heb je concurrentie”, zeg ik tegen haar.

“Nou, zolang hij dan maar niet onder de motorkap kijkt van mijn concurrente”, zegt N. droog. We gieren het uit. “Ja, en als ze maar niet te veel kilometers op de teller heeft”, voeg ik er aan toe. We komen niet meer bij. “Of”, brengt N. tussen de lachbuien door uit, “als ze maar niet te veel beurten heeft gehad!”. Nu liggen we allemaal half van de bank af.

Zo’n sessie vrij associëren is best leuk.

Zelfs als het over zoiets geestdodends als auto’s gaat.

© Pascale Bruinen

Auto's zijn net vrouwen