Boekpresentatie 30 oktober 2016 in Boekhandel Dominicanen te Maastricht

Het was een onvergetelijke middag met al mijn dierbare familieleden, vrienden en kennissen om me heen, sommigen zelfs helemaal uit Catalonië! Er was heel veel belangstelling, echt hartverwarmend om te zien.

Iets na vieren, na een warm woord van welkom door Ton Harmes – eigenaar van Boekhandel Dominicanen – neemt de acquirerend redacteur van Kosmos Uitgevers, Annelies Nijboer, het woord. Haar speech is weliswaar kort, maar raakt me zeer door de mooie woorden die ze spreekt over onze fijne samenwerking en het prachtige eindresultaat daarvan, namelijk mijn boek.

Daarna krijg ik zelf het woord. Ik vertel een heel persoonlijk verhaal over hoe ik de tijd na het overlijden van mijn vader destijds heb beleefd, en welke prachtige dingen op mijn pad zijn gekomen na deze verdrietige gebeurtenis. Tijdens mijn speech word ik onverwacht zelf ineens erg emotioneel als ik ben aanbeland bij het moment waarop de wet van de aantrekkingskracht zich op volle sterkte aan mij heeft getoond. Her en der zie ik hoe mijn toehoorders hun ogen met een zakdoekje moeten betten…

Na mijn speech is het moment daar om het allereerste exemplaar van mijn boek uit te reiken aan Egbert Brons, trainer/coach/procesbegeleider maar ook onderzoeker van de kunst der creatie. Met name vanwege dat laatste is hij de geknipte persoon om het eerste boek, dat immers ook gaat over de magie van manifestatie, in ontvangst te nemen. Egbert verbaast alle aanwezigen, inclusief ondergetekende, door te vertellen over de dertien maanden kalender; in deze telling blijkt het nu de maand te zijn van de …uil! Hij benoemt nog meer ‘toevallige’ gebeurtenissen die natuurlijk geen van alle toevallig zijn en bevestigt daarmee opnieuw het bestaan van de wet van de aantrekkingskracht. Nadat Egbert klaar is, zou Annelies volgens het draaiboek weer het woord krijgen ter afsluiting, waarna het dan de bedoeling is dat ik ga signeren. Voor die gelegenheid heb ik zelfs een speciaal uilen-tafelkleed meegenomen dat ik over de sta-tafel heb gedrapeerd waaraan ik de boeken van mijn handtekening en een opdracht zal voorzien. Maar het loopt even anders…

Want tot mijn verbijstering pakt mijn man Han ineens de microfoon en neemt het woord. Hij begint te praten over wat we samen hebben meegemaakt in die enerverende tijd na de dood van mijn vader. Hij spreekt heel mooi en rustig, maar ondertussen vraag ik me nieuwsgierig af waar dit heen gaat. Op een gegeven moment heeft hij het over mijn fascinatie voor uilen en vraagt hij me om naar voren te komen. Opeens tovert hij een grote wildhandschoen tevoorschijn en verzoekt me die aan te trekken. Op dat moment sla ik een hand voor mijn mond als het tot me doordringt dat hij een echte uil heeft geregeld! Alleen niet eentje, zoals ik eerst nog denk, maar drie! Een grote oehoe, een steenuiltje en een spierwitte sneeuwuil. Bij het zien van de dieren word ik erg emotioneel. Door de zaal gaan de ‘Oeh’s’ en ‘Ah’s’. Het volgende moment zet Ad, de aardige meneer van de Stichting Dierenambulance Limburg Zuid, de oehoe op mijn linkerarm. Ik kijk naar het prachtige dier en kan het niet geloven. Hij draait zijn kop en kijkt me aan met zijn grote oranje-gele kijkers. Helemaal gelukkig ben ik als blijkt dat ik hem gerust mag aaien. En zo geschiedt. Ik aai en aai en kijk en kijk. Overal om me heen zijn mensen aan het fotograferen en filmen. Even later krijg ik ook het steenuiltje op mijn arm. Het is zó ontzettend schattig…

De oehoe, Bébé genaamd, gaat ook nog vliegen. Ad maakt de lijn los en Bébé vliegt in een sierlijke boog naar het uiteinde van de kerk, over de hoofden van alle aanwezigen heen. Het is prachtig en zeer indrukwekkend om te zien. De bedoeling is dat Bébé vervolgens, bij een klop op zijn kist door Ad, terugvliegt naar de kist. Maar Bébé heeft duidelijk andere plannen, want ze (het is een vrouwtje) vliegt een hele andere kant op en landt in eerste instantie in een hoekje van de kerk, bovenop een dik boek over het taoïsme. Als ze iemand ontwaart die haar wil komen ophalen, vliegt ze naar boven en gaat parmantig op een richel zitten voor een kerkraam. En, toeval of niet (?), nu zit ze in de hoek van de kinderboeken, boven die van Harry Potter…Uiteindelijk moet er een ladder aan te pas komen om haar weer naar beneden te krijgen, tot hilariteit van de aanwezigen.

Bébé, dit keer veilig aan de lijn, en Sjengske het steenuiltje zitten vervolgens naast elkaar op de signeertafel en dan moet ik toch echt aan de slag om te doen wat schrijvers bij boekpresentaties nu eenmaal moeten doen: handtekeningen zetten…Ik ben nog steeds helemaal van slag maar ga – professioneel als ik ben 🙂 – druk aan de slag.

Er worden veel boeken verkocht, iedereen vond het fantastisch en het zou nog lang onrustig blijven in Maastricht…

Voor mij was het een onvergetelijke belevenis, een emotionele rollercoaster…Een heel groot woord van dank voor alle vrijwilligers van de Stichting Dierenambulance Limburg Zuid die mij de middag van mijn leven hebben bezorgd! Jullie zijn kanjers!!!

20161030_152229 img_3153 img_3175 img_3171 img_3234 img_9131 img_9086 img_9267 img_9071 img_9032 img_3061 img_3230 img_3108 img_9113 img_9096 20161030_161658

En wat wachtte op mij in de badkamer bij thuiskomst? Kijk eens naar de schaduw die de handdoek maakt op de grond en draai dan het beeld ondersteboven. Juist ja… de contouren van een uilenkop.

img_3074

“Zeg, ken ik u niet ergens van?”

Mijn vrij anonieme bestaan als officier van justitie eindigt abrupt nadat ik ben gefilmd voor het tv-programma De Volgende Zaak van SBS 6. Veronderstel ik eerst dat er toch bijna niemand naar kijkt, blijkt vervolgens dat het meteen achter het kijkcijferkanon van “Peter R. De Vries, misdaadverslaggever” is geprogrammeerd. Daar gaat mijn low profile.

Gelukkig ben ik telkens maar een paar seconden in beeld en niet eens van dichtbij. Maar ik heb de macht van televisie schromelijk onderschat. Want hele volksstammen hebben mij gezien én herkend. En dat zal ik weten ook.

Als ik in een kiosk nietsvermoedend een tijdschrift wil kopen, kijkt de man achter de kassa me ineens aandachtig aan. “Ken ik u niet ergens van?”, vraagt hij. Ik zeg dat ik denk van niet. Even later roept hij door de zaak: ”Hé, u was gister op tv! U bent officier van justitie!”. Ik ben verbijsterd, want ik heb nu nota bene mijn haren in een paardenstaart en niet los, zoals op televisie.

“Hmm”, mompel ik zo onopvallend mogelijk. De klanten die achter me in de rij staan, stappen opzij en gapen me aan. “Jahaa”, roept er eentje, “ze is het!” Nieuwsgierig kijken ze naar het gekochte tijdschrift dat de verkoper tergend langzaam oprolt. Ik wil zo snel mogelijk weg. “Ze leest Oprah Magazine!”, fluistert eentje triomfantelijk tegen de rest in de rij. Even weet ik hoe de harige bewoners van de Apenheul zich moeten voelen. Of een willekeurige BN-er.

Ik slaak daarom een zucht van verlichting als de serie uitzendingen is afgelopen. Alles weer terug naar normaal. Ware het niet dat ze de reeks in de slappe zomermaanden herhalen zodat ik wéér wekelijks met mijn snufferd op tv kom.

En ja hoor, ook de weken erna moet ik van de onwaarschijnlijkste mensen tot vervelens toe horen dat ik officier van justitie ben. Alsof ik dat nog niet wist. Zelfs een verre neef die ik sinds mijn kindertijd niet meer heb gezien, houdt me staande in de stad.

Maar net als ik die aandacht stiekem wel een beetje leuk begin te vinden, zijn ook de herhalingen voorbij. Dat waren ze dan.

Mijn fifteen minutes of fame.

© Pascale Bruinen

15-minutes-of-fame

Een blunder op nationale televisie

“Jij hebt morgen toch die kantonzitting?”, vraagt de persvoorlichter fijntjes. Zijn toon bevalt me niet. Ik ruik onraad.

“Ja, hoezo?”

“Ik was vergeten te zeggen dat SBS 6 komt filmen voor hun nieuwe programma”.

Hmmm, daar zit ik niet echt op te wachten.

“Word ik dan zelf ook gefilmd?” Het komt er wat gepikeerder uit dan gepland.

“Ja, dat is wel de bedoeling. Het wordt vast leuk. En de rechter heeft al toestemming verleend”, zegt hij op zo’n manier dat daarmee de kous af is.

Na een nacht waarin ik wat minder goed heb geslapen dan normaal, kom ik aan bij het kantongerecht. De busjes van de filmploeg zijn al gearriveerd. Jongens in zwarte kleding lopen af en aan. In de zittingzaal staan extra lampen opgesteld. Fijn. Zo kan heel tv-kijkend Nederland mijn wallen niet alleen in close-up, maar ook in het felle licht zien. Het scheelt overigens maar een haar of mijn tv-debuut gaat helemaal niet door omdat ik bijna mijn nek breek over grote trossen kabels.

“Ben je er klaar voor?”, vraagt de kantonrechter. Zo klaar als ik maar zijn kan om op nationale tv te komen terwijl ik dat niet wil, denk ik mokkend. Maar hardop zeg ik: “Ja hoor”. Mijn rustige toon staat in schril contrast met mijn gemoedstoestand.

“Als het rode lampje brandt, loopt de camera. Doet u gewoon wat u altijd doet. Dus niet recht in de camera kijken”, instrueert een van de men in black. Blijkbaar went alles want na een tijdje lijkt het een doodgewone zitting en ben ik zelfs bijna vergeten dat ik word gefilmd.

Tot het moment dat ik even niet oplet waardoor ik een vrijspraak krijg die ik misschien had kunnen voorkomen door tijdig de tenlastelegging te wijzigen. Ik word vuurrood. Dit is me nog nooit gebeurd. Gelukkig gaat het om een gering feit. Maar toch. Nu kan de hele natie hiervan meegenieten. Ik hoop vurig dat het eruit wordt geknipt. Zo niet, kan ik beter doen alsof er niks bijzonders is gebeurd. Ik moet ferme taal spreken.

“Ik beraad me op hoger beroep”.

Het komt eruit met een piepstem.

© Pascale Bruinen

Deze column is eerder verschenen in het Algemeen Dagblad.

images