Skiën (2)

Terwijl ik steeds sneller en sneller achterstevoren op mijn ski’s de besneeuwde berg afglijd, staat H. boven nietsvermoedend te keuvelen met onze skileraar. In een reflex roep ik heel hard om hulp.

Het volgende moment zie ik dat ze allebei naar me kijken en hoor ik de geblondeerde Heineken-reclame-kloon met een sappig Zwitsers accent roepen dat ik me moet laten vallen.

Ik besluit dit advies meteen op te volgen voordat er echt ongelukken gebeuren dus gooi ik me weinig stijlvol opzij in de sneeuw. Au! Dat wordt een blauwe plek. Ik zie dat ik ongeveer één derde van de piste naar beneden gegleden ben. Tjonge, jonge, hoe moet ik nu weer boven komen?

Maar dat is nog het minste van mijn problemen, merk ik als ik probeer op te staan. Want mijn stokken liggen her en der verspreid en zodra ik recht probeer te komen, glij ik weer een stukje verder naar achteren. Oh oh, dit is een ramp. Wat moet die skileraar wel niet denken? Stel je niet aan, zegt een stemmetje dat mijn onbezorgde ik moet voorstellen, je hebt toch niet voor niks skilessen geboekt? Je bent een beginneling, dan gebeuren deze dingen. Ja, maar ondertussen heb ik een achterlijke eerste indruk gemaakt en dat kan ik niet uitstaan.

Net als ik weer een heldhaftige poging wil doen om op te staan, word ik bedolven onder een sneeuwdouche als skileraar Rudi op een paar centimeter afstand flitsend tot stilstand komt. “Grüssli!”, roept hij vriendelijk naar mijn in een nogal onnatuurlijke houding gestrekt liggende gestalte. Nou, ook gegroet. Heel prettig dat mijn eerste ontmoeting met degene die mij de fijne kneepjes van het lange lattenwerk moet gaan bijbrengen, er eentje is waar ik het schaamrood van op mijn kaken krijg.

Hij reikt mij mijn stokken aan, instrueert dat ik dwars op de helling moet gaan liggen en mijn ski’s op de kanten moet zetten. Pluspunt: ik kan opstaan en glij ook niet weg. Minpunt: ik moet dat hele klere-eind terug naar boven lópen. En wel zoals een krab. Dwars, ski voor ski.

Tegen de tijd dat ik eindelijk boven ben aangekomen, ben ik bezweet en buiten adem van de inspanning. H. heeft er daarentegen al een halve les op zitten. Ik zie dat hij al kan remmen en zelfs een klein beetje sturen. Bah. Het is gewoon niet eerlijk.

Maar er is geen tijd meer om te mokken. Heineken Rudi blijkt in het echt Enrico te heten en heeft er zin in. Hij spreekt met zo’n sterk Zwitsers accent dat ik in het begin goed mijn best moet doen om überhaupt te verstaan wat hij zegt. Wat me trouwens laat denken aan die kennis die eens de blunder van zijn leven maakte door aan een rechtgeaarde Zwitser te vragen of deze “kein normales deutsch” kon praten. Omdat ik niet levensmoe ben, zal ik deze vraag maar niet aan Enrico stellen. Geroutineerd legt hij uit wat de ski-houding inhoudt en hoe je moet remmen. Even later maak ook ik keurige stops in een v-vorm.

De volgende dag begint het serieuzere werk. Vandaag moet ik leren sturen en bochten maken. Liefst meteen zo’n vloeiende die ik overal op de pistes tot vervelends toe heb mogen aanschouwen. Enrico instrueert en doet het voor. Het lijkt zó simpel. Maar schijn bedriegt ook deze keer.

Want als het mijn beurt is, kan ik wel naar links en rechts sturen, maar krijg ik het maar niet voor elkaar om vloeiende bochten te maken. Ik zet mijn stok precies zo neer als Enrico zegt, verplaats mijn gewicht keurig op tijd en kom even iets meer rechtop. Ik draai inderdaad maar desondanks blijft het er houterig uitzien. Terwijl ik voortploeter, zie ik tot overmaat van ramp dat zelfs kleuters – nota bene zonder stokken! – de piste met ware doodsverachting af zoeven. Waarom kan ik dat dan niet? Na elke bocht die ik met horten en stoten maak, raak ik gefrustreerder. En Enrico heeft dat feilloos in de gaten.

“Sie müssen ein anstrengender Beruf haben”, zegt hij fijntjes terwijl hij mij onderzoekend aankijkt als ik verbeten aan mijn zoveelste poging begin. Verdraaid, onze Enrico heeft meer mensenkennis dan ik dacht. Met dank aan de cliché-beeldvorming in de Heineken-reclame. “Ja, das stimmt”, zeg ik daarom maar, zonder precies te zeggen wat ik in het dagelijks leven doe. Maar ik ben nu gewaarschuwd. Enrico herkent mijn A-typetje als geen ander.

Hij besluit ons een nieuwe opdracht te geven. Als we bovenaan de berg staan, moeten we in een rechte lijn naar beneden skiën. Ik gaap hem aan alsof ik water zie branden. “Hoe bedoel je, in een rechte lijn? Geen bochten?”, vraag ik naar de bekende weg om tijd te winnen. Ik voel mijn ongerustheid als een lawine op me af komen. Maar nee, Enrico is onverbiddelijk. De ski’s moeten parallel met de punten naar het dal wijzen en dan gaan met die banaan. Enrico legt nog vrolijk uit dat dit de “Fall-linie” heet. Goh, waarom ben ik daar nou niet verbaasd over?

Als hij vervolgens vraagt wie van ons tweeën als eerste wil,  roep ik natuurlijk meteen “Ich”,  hoewel ik verrek van de angst. Maar ik stik nog liever in de sneeuw dan dat ik dit hier ga toegeven. Beter vol bravoure op mijn snufferd gaan dan dat ik als watje word weggezet.

Ik verschuif mijn skibril nog maar eens, omklem mijn stokken en zet met een ferme beweging van mijn armen af. Ik zal Enrico en H. eens een poepie laten ruiken. Ik mag dan wel het betere bochtenwerk niet beheersen, me als een baksteen naar beneden storten kan ik als de beste. Ik hoor de wind steeds harder langs me gieren, zie medeskiërs alleen nog als gekleurde vlekken en voel de ijskoude lucht in mijn longen stromen. Naarmate ik langer overeind blijf, word ik zelfs een beetje overmoedig. Dieper en dieper buig ik in de skihouding door, zodat ik nog minder luchtweerstand ervaar. Met deze snelheid en mijn stokken geklemd onder mijn armen ben ik de vleesgeworden aërodynamica. Robert Redford’s down hill skier is er niks bij. Wow, wat een kick!

Even later staat Enrico naast me. Hij kijkt me verrast en – zie ik het goed? – zelfs ietwat bewonderend aan. Há! Dát had hij zeker niet achter mij gezocht. “Das haben Sie aber gut gemacht!”, complimenteert hij me. Als ik niet al vuurrode wangen had van de kou, zou ik ze nu wel krijgen van pure blijdschap. Heb ik toch nog íets goed gedaan.

Met dank aan mijn “anstrengender Beruf”.

© Pascale Bruinen

Kek plaatje, niet? Nou, zo ging ik ook die berg af, met een waar killer instinct. Misschien zijn er meer lezers, met of zonder anstrengender Beruf, die als een speer op de ski’s naar beneden zijn gegaan. Ben benieuwd naar jullie ervaringen! 

Skiën (1)

Als ik iets doe, wil ik het goed doen. Nee, correctie. Liever nog perfect en wel meteen. Zo had ik een tijd terug het idee opgevat om weer eens te gaan skiën, dit keer voor het eerst samen met H. en de kids. Lekker sportief in de tintelfrisse buitenlucht en tegen de adembenemende achtergrond van besneeuwde alpentoppen naar beneden zoeven in soepele s-bochten. Wat is er heerlijker, gezonder en ontspannender dan dat?

Klein puntje is wel dat ik inmiddels al dik thirty-something was en mijn recentste ski-herinnering dateerde van toen ik een fietsenrek in mijn mond had. Mijn laatste heroïsche daad op de wintersport bestond er uit dat ik als zevenjarige pisnijdig mijn skistokken over de piste smeet uit protest dat de les al was afgelopen. Ze scheerden rakelings langs mijn skileraar. Over ambitieus gesproken.

Zoveel jaar later is mijn hernieuwde kennismaking met de lange latten geen, hoe zal ik het zeggen, onverdeeld succes.

Het begint er al mee dat het verdomd hard werken is, dat skiën. Ongelofelijk hoe je moet slepen, sjouwen en sjorren. Niet alleen met je eigen gewicht dat door thermisch ondergoed, lange sokken, zo’n charmant gewatteerd skipak, fleecetrui, sjaal, muts, wanten en niet te vergeten die fijne lichtgewicht schoenen zo goed als verdubbeld is. Maar ook met die zware, absurd lange en dus onhanteerbare latten, om nog maar te zwijgen over die stokken die alle kanten op slingeren.

Zo gebeurt het dus dat ik – ingepakt als een eskimo – in de verwarmde kelder van het hotel eerst probeer om in mijn ski-schoenen te komen. Met de nadruk op probeer want het is voorwaar geen sinecure met alles wat ik aan en om heb. Zodra ik die krengen dichtklik, heb ik er al spijt van. Ik voel namelijk een onaangename druk op mijn scheenbenen die alleen wegebt als ik de skihouding aanneem. Maar ja, ik kan moeilijk met gebogen knieën en pront uitstekend achterwerk door het dorp gaan lopen.

Inmiddels zweet ik onder mijn thermisch ondergoed als een otter van alle inspanningen in die benauwde kelder en ik heb nog geen meter geskied. Nu de latten en stokken nog even erbij nemen en hop, de wei in met die alpengeit.

Ik kom er al gauw achter dat het lopen met skischoenen een vak apart is. Als ik in een overdreven hak-teen hak-teen gang voort zwoeg op dat middeleeuws martelwerktuig, voel ik me net Neil Armstrong die op de maan loopt. Alleen de astronautenhelm ontbreekt nog. It’s one small step for a woman, but a giant leap for Pascale. Zoiets.

Volgend puntje is dat het bar koud is buiten met een wind die de gevoelstemperatuur tot antarctische temperatuur omlaag brengt. Als ons gezelschap op de ski-bus wacht en ik ondanks mijn imposante gestalte bijna wegwaai, vraag ik me af waarom ik dit ook alweer zo nodig wilde.

Ik strompel de bus in en sla bij het instappen met mijn ski’s per ongeluk tegen het raam aan, wat mij prompt op verontwaardigde blikken van mijn medepassagiers komt te staan. Ik mompel “Entschuldigung” en tracht te gaan zitten. Mijn skischoenen zorgen er echter voor dat ik alleen in een onderuitgezakte “kan-me-niks-schelen” houding kan zitten. Als mijn buurman bij het uitstappen bijna zijn nek breekt over mijn asociaal gestrekte benen, ben ik blij dat ik de bus gezond en wel kan verlaten zonder gelyncht te zijn.

Nadat we ons kroost hebben achtergelaten in een skiklasje, kijk ik eens om me heen naar het gekrioel van mannen, vrouwen en kinderen die allemaal maar één doel voor ogen hebben: de dichtstbijzijnde skilift bereiken en wel zo snel als je skischoenen je dragen kunnen. Wat niet erg snel is. Maar zie, de slimmeriken stappen alvast in hun ski’s en begeven zich naar de lift, een eindje verderop.

Omdat wij met onze skileraar boven hebben afgesproken, besluiten we dit voorbeeld te volgen. Ik gooi de latten neer en klop geroutineerd de sneeuw van mijn schoenen voordat ik ze vastklik in de ski’s. Zo, dat is een makkie. Dat ziet er alvast geroutineerd uit. Ik zet me af met mijn stokken en glijd soepeltjes in de richting van de sleeplift. Daar héb ik toch een hekel aan. Achter mekaar in de rij als een stelletje makke schapen en dan één voor één zo’n stomme stang tussen je benen duwen. Maar ja, je zult toch eerst die berg óp moeten voordat je eraf kunt.

Bij de lift glibber ik natuurlijk meteen te ver door, zodat ik met de punten van mijn ski’s over de achterkant van die van mijn voorganger schuur. Hij werpt me een dodelijke blik toe. Ik mompel weer “Entschuldigung”, wat deze reis mijn stopwoordje dreigt te worden.

Zo goed en zo kwaad als dat gaat met mijn wegglijdende ski’s en twee onwillige stokken die ik onder mijn arm moet klemmen manoeuvreer ik me in het daarvoor bedoelde spoor. Ik kijk over mijn schouder, gefocust op de eerstvolgende stang. Je moet namelijk goed opletten dat je dat metalen anker niet tegen je harses krijgt en dan ook nog de tegenwoordigheid van geest hebben om dat ding precies op het juiste moment te pakken.

Ja! Daar komt ‘ie! Ik grijp de stang alsof het mijn laatste strohalm is en even later voel ik een kleine ruk als ik word voortgetrokken. Mijn euforisch gevoel dat het meteen gelukt is, duurt niet lang want het volgende moment gaan mijn ski’s uit elkaar, ieder een andere kant op. Even dreig ik zó’n onvrijwillige spagaat te gaan maken dat compleet inscheuren na een bevalling daarmee vergeleken een piece of cake is. Maar met wat halsbrekende toeren slaag ik er wonder boven wonder toch in mijn latten terug te dringen in het spoor.

Bijna boven aangekomen let ik scherp op mijn voorgangers. Hoe verlaten die de lift? Ik zie het al, het is gewoon een kwestie van op tijd loslaten! En meteen weg skiën, stel ik ongerust vast. Als dat maar goed gaat. Ik ben er nu bijna. De clou is dat je niet  te vroeg loslaat (want dan glij je achteruit de berg af en komt er een kettingbotsing in de sleeplift), maar zeker ook niet te laat (want dan ga je in een noodgang de berg aan de verkeerde kant af).

Ik haal de stang tussen mijn benen uit, laat me nog even verder trekken en laat dan los. Ik zet me met mijn stokken af, naar ik hoop naar rechts waar de piste wacht. Maar mijn ski’s lijken een eigen leven te leiden want de bocht lukt niet echt. Zodoende kom ik loodrecht op de berg te staan en begin ik tot mijn schrik achterstevoren naar beneden te glijden. “H., héllup! Help me!”, roep ik nog, maar H. is wél keurig opzij geskied en staat zelfs al gezellig met een man te keuvelen.

Ik kijk naar het overduidelijk geblondeerde haar, het felrode skipak en de überflitsende skibril van de man in kwestie.

Oh mijn God. Ook dat nog.

Het is onze skileraar.

© Pascale Bruinen

Om nou te zeggen dat ik er precies zo uitzag is een tikkeltje overdreven maar wel ongeveer. Enige verschil was dat dit figuur er kennelijk wel nog mee kon lachen. Nu de tijd van wintersport weer gaat aanbreken, zou het leuk zijn om jullie skiverhalen te horen. Dus als je iets wilt delen, laat dan een reactie achter!