Een drang naar connectie

Op 1 januari 2016 heb ik mijn toga definitief aan de wilgen gehangen zodat ik mijn droom, een bestaan als schrijver, kon najagen. Deze beslissing heb ik natuurlijk niet van de ene op de andere dag genomen. Ik had immers een goede, vaste (!) baan met veel verantwoordelijkheid en een heel aardig inkomen. Daarnaast was ik lid van de rechterlijke macht en genoot ik als magistraat een zekere status. Ik had er gemakkelijk tot aan mijn pensioen kunnen blijven. Maar jaren eerder was er al – haast ongemerkt – een proces in gang gezet dat later onomkeerbaar bleek.

Het begon allemaal met het onbestemde gevoel dat ik, ondanks mijn drukke bestaan als hardwerkende officier/liefdevolle moeder, partner en dochter die de meest uiteenlopende bordjes tegelijkertijd hoog kon houden, desondanks iets miste in mijn leven. Ik wist alleen niet wat. Dat gevoel werd steeds vervelender en uiteindelijk zelfs ronduit frustrerend. Het was om gek van te worden.

Totdat ik op een dag in de krant een hele mooie column las die me erg raakte en door me heen flitste: dát wil ik ook! Met mijn pennenvruchten wil ik mensen recht in hun hart treffen door ze te ontroeren, aan het lachen te maken of tot andere inzichten te brengen. Eindelijk had ik het ontbrekende stukje van de puzzel gevonden. Ik had behoefte aan een creatieve uitlaatklep als tegenwicht tegen alle ellende die ik beroepshalve meemaakte. Want mijn vak als openbaar aanklager – leiding geven aan het opsporingsonderzoek van de politie en verdachten van strafbare feiten voor de rechter brengen – was niet alleen betekenisvol maar ook zwaar omdat het mij de duistere kant van de maatschappij liet zien. Heftige zaken zoals gewapende overvallen, dodelijke verkeersongevallen, inbraken, stalking, huiselijk geweld, afpersing, zedenzaken, doodslag en moord behoorden tot mijn core business. Na zoveel jaar was ik toe aan luchtigere onderwerpen.

Maar bovenal ontdekte ik dat ik schrijven dringend nodig had als instrument om connectie te maken met anderen. Want mijn baan creëerde een enorme afstand. Vanwege de veiligheidsrisico’s was ik extreem voorzichtig in het aangaan van contacten en hield ik me verre van alle social media, totdat ik uiteindelijk zo gesloten was geworden als een oester. Omdat ik van nature juist heel open ben, ging dat steeds meer schuren.

Toen ben ik dus columns gaan schrijven. Eerst alleen voor mezelf, maar na een tijdje won mijn drang om gelezen te worden het van mijn angst om mijn diepste zielenroerselen te delen met een onbekend publiek en ben ik, zelfbenoemde miss low profile, mijn coolcolumns blog begonnen.

Een passie was geboren.

© Pascale Bruinen

stock-photo-59533554-neural-computer-network-with-connections

Deze column is op 26 september 2016 als blog verschenen op http://www.inspirerendleven.nl

 

Dag des niet oordeels (1)

Een paar jaar geleden lees ik ergens dat mensen standaard zo zijn geprogrammeerd dat ze zich bewust of onbewust altijd met anderen (willen) vergelijken en dan meteen hun oordeel – positief of negatief – vellen.  Denk bijvoorbeeld maar eens aan al die onderzoeken die zouden uitwijzen dat we binnen twee (!) tot maximaal dertig seconden na een eerste ontmoeting onze indruk al klaar hebben. Stereotypen worden zelfs al in milliseconden geactiveerd.

Als ik dit tot me door laat dringen is mijn eerste gedachte: “Dat doe ik niet”. Maar onmiddellijk hierna hoor ik een innerlijk stemmetje vragen: “Of toch wel?” Ik besluit er eens op te gaan letten. Vierentwintig uur later ben ik me niet alleen rot geschrokken, maar ben ik ook een illusie armer: ik doe niets anders.

Tijdens mijn proefperiode betrap ik me er namelijk op dat ik inderdaad de hele dag alles en iedereen be- en soms zelfs ook véroordeel. Vanaf het moment dat ik mijn ogen open doe totdat ik naar bed ga, neem ik iedereen voortdurend stilzwijgend, hardop of – in het ergste geval – luidkeels de maat. Mensen veroordelen omdat ze er net iets anders uitzien, hele andere dingen leuk vinden om te doen of zich publiekelijk anders gedragen dan ik. Of ik het nu wil of niet, op de een of andere manier valt het me op, kijk ik ernaar en denk dan onwillekeurig toch het mijne ervan.

De ontdekking dat ik in de praktijk lang niet zo tolerant blijk te zijn als ik dacht brengt destijds bij mij een schok teweeg, temeer omdat ik oprecht van mening ben dat je iedereen in zijn of haar waarde moet laten en niemand het verdient te worden buitengesloten.

Zodoende start ik een zoektocht ter beantwoording van de vraag hoe dit in godsnaam mogelijk is. Mijn onderzoek levert al snel een even eenvoudig als ontluisterend antwoord op: mensen zitten nu eenmaal zo in elkaar. We willen altijd graag ergens bij horen. Bij een bepaalde familie, sportclub, fanfare, vrijwilligersverband, vriendengroep, stadsdeel, geloof, seksuele geaardheid, nationaliteit of werkkring horen biedt een gevoel van geborgenheid, zekerheid en verbinding. Dat dit zelfs in negatieve zin zo werkt, bewijst de hele gangcultuur.

Het gevoel ergens echt deel van uit te maken raakt dus kennelijk een snaar die we allemaal hebben en waarnaar we altijd onwillekeurig op zoek zijn. Het tragische is echter dat juist als we stevig in zo’n groepje zijn genesteld, we eerder geneigd zijn ons te gaan afzetten tegen iedereen die níet bij ons groepje hoort. Vanuit ons veilige collectief gaan we vergelijken en be- of veroordelen tot we een ons wegen. Dit leidt uiteindelijk tot een wij-zij gevoel.

En als dit laatste de overhand krijgt, is de verbinding met alle anderen die buiten de groep vallen ver te zoeken. Omdat ik daar vanaf wil, besluit ik me verder te verdiepen in deze materie.

En dan wordt het pas echt interessant.

© Pascale Bruinen

Volgende week deel 2!

intelligentie1-600x600