Viva la comida!

Als ik één rode draad zou moeten noemen die door al mijn vakanties heen loopt is het wel: eten. Bij voorkeur zo lekker en authentiek mogelijk. Op elke bestemming is het steeds een uitdaging om zo veel mogelijk plaatselijke gerechten te proeven.

Ik verbaas me dan ook over hele volksstammen die zelfs op vakantie niet blijken open te staan voor andere smaaksensaties.

Het ontgaat mij volledig waarom je, na 1500 kilometer met je sleurhut die ellendige autoroutes, autostrade of autopistas te hebben doorstaan, wéér je toevlucht zou willen nemen tot pindakaas of hagelslag. Laat staan dat ik de diepere betekenis heb begrepen achter het meeslepen van kilo’s echt Hollandse piepers.

Wij Nederlanders kunnen er wat van, maar zijn waarschijnlijk nog niks vergeleken bij de gemiddelde Britse toerist die op iedere buitenlandse straathoek persé fish and chips of een full English breakfast cooked by British chef wil eten. Let vooral op die laatste toevoeging. Daarmee wordt een Spaanse kok die zich aan dit hoogstandje van spek, ei en bonen waagt al op voorhand gediskwalificeerd. Waarlijk een voorbeeld van culinaire discriminatie.

Is het de angst voor het onbekende? De vrees dat het locale eten te pittig is, dat je nietsvermoedend varkenshart naar binnen werkt of aan de schijterij raakt van de olijfolie? Een combinatie van dit alles? Wat het ook is, het krampachtig vasthouden aan de eigen vertrouwde eetgewoonten in het buitenland is wijdverbreid. De horeca ter plaatse speelt gretig in op deze zielige toeristenbehoefte en zorgt zo voor een rampzalige eenheidsworst aan eetgelegenheden.

Ik heb het zelf meegemaakt op het prachtige Mallorca. Idyllisch plaatsje, kristalheldere zee, heerlijk weer. Wie doet je wat? Op de eerste dag gaan we vol goede moed op zoek naar een restaurant dat echt Spaanse gerechten serveert. Maar het enige dat we overal zien is de ene na de andere Britse pub. Stuk voor stuk met precies dezelfde menukaart. Je weet wel, met van die groezelige, door de zon gebleekte foto’s van gerechten die er zo smerig uit zien dat ik ze thuis nog niet zou willen eten als ik compleet uitgehongerd zou zijn. Laat staan op vakantie.

Na een paar uur vruchteloos zoeken zijn we ten einde raad. Uiteindelijk vragen we een Spaanse ober waar we moeten zijn om iets van de plaatselijke keuken te kunnen proberen. Hij is aangenaam verrast en verwijst ons meteen naar een piepklein restaurantje dat uitsluitend bevolkt wordt door de locals. Precies wat we willen. Geweldig eten, echte Spaanse sfeer en een fijne bediening. Maar vooral: nergens ook maar een giri (minder aardige aanduiding voor toeristen) te bekennen. Behalve wij dan.

Terwijl we zitten te smullen van een zalige en heerlijk koele gazpacho loopt buiten een roodverbrande Britse familie, na slechts één snelle blik op de kaart, ons goddelijke tentje met opgetrokken neus en waggelende gang voorbij. Gelet op hun gemiddelde omvang schat ik in dat ze op weg zijn naar de zoveelste dertien in een dozijn hamburger.

Vanaf ons gekoesterde plekje tussen de Mallorcaanse loodgieters, postbezorgers en gasflessen-bezorgeraars smikkelen wij ondertussen van pebrots al padró (gegrilde groene zoete pepertjes met grof zeezout), bocquerons fregits (gebakken sardientjes) en tortilla española (dikke omelet met aardappels), geserveerd met grote hompen vers brood en olijfolie die ook echt naar olijven smaakt.

Spaanse families komen binnen voor de almuerzo  (lunch), compleet met opa en oma en een trits (klein)kinderen. Zo te zien allemaal vaste klanten. Wij nemen alles als een spons in ons op en genieten in stilte. De Britten schuifelen stapje voor stapje uit ons blikveld.

Nippend aan een lekker hete cafe con leche kijken we ze na met een mengeling van berusting en medelijden. Arme, kortzichtige zielen. Ze weten niet wat ze missen.

© Pascale Bruinen

Viva la comida betekent ‘Lang leve de maaltijd’!

En tot welke categorie behoor jij? Durf je op culinair avontuur als je in het buitenland bent, of hou je toch liever vast aan het aloude bekende?

Vakantieherinneringen (2)

“Weet je nog die keer dat M. haar eendenzwemband al omdeed in de auto toen we amper een kwartier aan het rijden waren”? vraagt mijn moeder aan pap zonder een antwoord te verwachten.

Het grijze winterse weer buiten nodigt binnen uit tot mijmeren over zonniger momenten. Mijn ouders putten moeiteloos uit hun rijke reishistorie en halen het ene na het andere grappige verhaal naar boven. Hun ogen lichten op als ze in gedachten terug gaan naar die allang vervlogen tijden. Toen ze nog jong en fit waren.

“Of toen jij de caravan aan het inladen was en M. had weggestuurd toen ze met al haar poppen aan kwam zetten? Omdat we al te veel bij ons hadden? Het arme kind was kapot van verdriet! Ik heb haar toen ingefluisterd gewoon alles in een kussensloop te stoppen en tegen jou te zeggen dat ik dat kussen mee wilde nemen. Daar ben jij toen mooi ingetrapt”! Mijn vader lacht, maar na al die jaren nog steeds een beetje als een boer met kiespijn.

“Jij had sowieso een nogal aparte manier om ervoor te zorgen dat de caravan aan iedere kant even zwaar was”, vervolgt mam terwijl ze voor ons allemaal een kopje thee inschenkt. “Met de jeu de boules ballen als contragewicht, totdat de caravan overal hetzelfde enorme overgewicht had”, beschuldigt ze pap goedmoedig. Hij bekent grif schuld maar voegt daar zelfgenoegzaam aan toe dat dit vooral op het conto kwam van háár tassen, sieraden en veel te veel kleding die persé mee moesten.

Ze beheersen het spel perfect. Na 63 jaar huwelijk wil je wel op elkaar ingespeeld zijn. Mam geeft de voorzet en pap kopt in. En dus moeten we allemaal lachen, ook al horen we het voor de zoveelste keer.

Ineens proest mam het uit als haar het verhaal van de zwempartij met haar beste vriendin W. te binnen schiet. Ze zijn in Spanje op vakantie en hebben allebei precies dezelfde badmuts gekocht. Felgekleurd met van die opgeplakte bloemen erop. Heel erg seventies. Een vreemde eigenschap is dat de badmuts zó langgerekt was dat zelfs Wiske’s eiervormig hoofd er met gemak twee keer in zou passen. Wel handig met dat hoog getoupeerde haar. “Ja”, zegt pap, “toen zij met hun tweeën met die torenhoge badmutsen te water gingen, weken schepen af van hun koers omdat ze dachten dat het boeien waren”! Hilariteit alom. We drinken nog een kopje thee.

In rap tempo volgt nog het verhaal van de afgeknipte pyamabroekspijp die pap in een noodgeval gebruikt had als sjaal; de sage over de opvouwbare brandladder van 9 meter lengte die van pap altijd mee moest op vakantie als we in een hotel gingen en die keer dat ze naarstig gezocht hadden naar een Italiaans restaurant. In Italië.

Zonovergoten herinneringen aan zorgeloze zomers aan zee. De typische geur van Ambre Solaire zonneolie; het hypnotiserende geluid van de branding; het feestelijke “kling-klang” als met nieuw gevonden vrienden bij de zoveelste barbecue getoost werd met een fris glas rosé. Definitief afgesloten, verzegeld in het verleden.

Mijn ogen dwalen naar het raam. Buiten regent het.

© Pascale Bruinen

Welke vakantieherinneringen komen bij jou naar boven nadat je dit gelezen hebt? Ik ben benieuwd naar andermans ervaringen, positief of negatief.

Vliegangst (2)

Hoewel vliegen beweerdelijk nog steeds de veiligste manier van reizen is, ben ik er niet bepaald fan van. En dan druk ik me nog zacht uit.

Zo kan zelfs de aanwezigheid van de diverse, zeer nadrukkelijk onder de aandacht gebrachte, exits mijn latente ongerustheid in een vliegtuig niet wegnemen. Het woord wekt namelijk de (onterechte) indruk dat je op zo’n 11 kilometer hoogte nog even uit zou kunnen stappen als je daaraan de behoefte zou voelen of de nood aan de man of vrouw zou komen.

Meestal is mijn stressniveau door het gedoe bij check-in en het wachten bij de gate al tot ongekende hoogte gestegen en dan is er nog geen meter gevlogen.

Ingesnoerd in mijn stoel wacht ik angstvallig  op de dreigend klinkende woorden uit de cockpit dat we cleared for take-off zijn. Vanaf het moment dat het enorme gevaarte – met alle bemanning, passagiers, bagage en ongeveer 70.000 liter hoogst brandbare kerosine – daadwerkelijk de lucht in gaat begint het eindeloze luisteren naar alle mogelijke (op gevaar duidende?) geluiden die het vliegtuig produceert.

En dat zijn er nogal wat, zoals de bekende “boink” van het inklappen van het landingsgestel, de steeds wisselende geluidssterkte van de brullende motoren en nog een hele reeks geluiden die een leek als ik helemaal niet thuis kan brengen. Mijn oren zijn dan ook voortdurend op ieder geluid gespitst, hetgeen nogal lastig is nu gedurende de hele vlucht voortdurend “ding-dong’s” weerklinken. Telkens kijk ik dan verschrikt op of het niet een of ander alarm is dat afgaat. De nogal banale werkelijkheid is dat het passagiers zijn die op de knop duwen om een stewardess te lokken.

Op het moment dat de cruising altitude of kruishoogte eindelijk is bereikt en het bordje fasten seatbelts uit gaat, breekt er een periode van semi-ontspanning aan. Hierin houd ik mij verstandig voor dat er over de hele wereld ontelbare vluchten per dag heelhuids aankomen, dat de piloot goed getraind is in allerhande noodsituaties en zelf ook graag weer thuiskomt bij moeder de vrouw en kids.

Uit deze mij milder stemmende overpeinzingen word ik vervolgens wreed weggerukt als een dwingende “ping” door de cabine schalt en streng aankondigt dat wegens turbulentie iedereen meteen moet gaan zitten en de veiligheidsgordels moeten worden vastgemaakt. Nu heb ik de mijne uiteraard nooit los gehad maar voor alle zekerheid trek ik hem dan nog maar wat strakker aan.

De stress is weer in alle hevigheid terug en het soms eindeloos durende heen en weer geschud, getril, geschok en gebonk maken dat ik mij koortsachtig afvraag hoeveel turbulentie een vliegtuig eigenlijk aan kan.  Flashes van tv-programma’s als “Seconds to Disaster” en “Air Crash Investigation” (waar ik met een morbide vorm van zelfkastijding  telkens toch weer naar kijk) schieten door mijn hoofd en maken mijn mentale toestand er niet bepaald beter op.

Ondertussen houd ik de stewardessen nauwlettend in de gaten. Kijken ze ontspannen en glimlachen ze nog naar passagiers, of rennen ze met een bedrukt en zowaar bezorgd gezicht door de aisles, onderwijl druk met hun collega’s fluisterend zodat de passagiers niks mee krijgen van hetgeen werkelijk aan de hand is? Al met al is het een doodvermoeiende situatie om alles continu in de gaten te houden. Dus voor mij allesbehalve het welgemeende sit back, relax and enjoy the flight-verhaal dat bij het begin van iedere vlucht zo enthousiast wordt omgeroepen.

Als je als lezer nu denkt dat ik het ergste wel gehad heb, moet ik je teleurstellen. De echt állervreselijkste periode van een vliegreis vind ik namelijk het stuk vanaf dat de daling wordt ingezet totdat het vliegtuig is uitgeremd en rustig naar de gate taxiet. Het schokken, draaien, rollen, omhoog en weer omlaag gaan, het afremmen, de gierende geluiden van de flaps die uit gaan, het met een hoop lawaai uitkomende landingsgestel en de toenemende turbulentie als het vliegtuig door de wolken gaat. Alles is één brok ellende.

Het moment dat het fasten seatbelts bordje eindelijk uit gaat en je veilig het vliegtuig verlaat is altijd weer het hoogtepunt van de reis. De geluks- en dankbaarheidsgevoelens om wéér een vliegreis te hebben overleefd zijn gigantisch. Een onbeschrijflijke opluchting maakt zich van me meester, al zie ik tegen die tijd dan wel uit als een uitgewrongen dweil.

Een opluchting die zal duren totdat de volgende vliegreis weer is geboekt en alles weer van voren af aan begint.

© Pascale Bruinen

Nou, gelukkig hoef je niet zó te vliegen maar zelfs in je comfortabele stoel is het niet altijd even leuk…Kom op lezers, wie deelt mijn op zijn zachtst gezegd nogal ambivalente gevoelens over vliegen?

Vliegangst (3)

Ik vlieg niet graag. Desondanks stap ik toch telkens weer in.

Door de Ijslandse vulkaanuitbarsting moeten we in 2010 een flinke omweg maken tijdens onze non-stop vlucht van Miami naar Düsseldorf. Bij de gate zie ik bij  onze piloot koortsachtig met zijn crew overleggen. Voor hem liggen allerhande niets goeds voorspellende tekeningen die met gefronste wenkbrauwen worden geraadpleegd. Omdat ik daar meer van wil weten ga ik zo dichtbij mogelijk staan, de waarschuwende opmerkingen van H. om vooral te blijven zitten (hij kent me helaas door en door) ten spijt.  Hij blijft eerst ongelovig en vervolgens met het schaamrood op de kaken achter bij de overige wachtenden.

Ik ben niet de enige want een Duitse medepassagier – type controlfreak net als ik – doet precies hetzelfde. Een onderlinge blik van herkenning bevestigt dit meteen. Hij en ik doen ons best zo nonchalant mogelijk vlak in de buurt van de piloot te komen. Aldaar luistervinkend vangen wij flarden op van het gesprek. Ze zijn – in klad! – aan het uitrekenen of ze het ondanks de omweg met de beschikbare kerosine tot in Düsseldorf redden (!!). Net nadat de Duitser en ik elkaar onthutst over zoveel amateurisme hebben aangekeken, kijkt de gezagvoerder mij recht in het gezicht en vraagt mij in alle ernst of ik een collega ben. Nu moet je weten dat ik daar sta in mijn donkerblauwe joggingpak, dus ja, túúrlijk, ik bestuur die Airbus 330 iedere week.

Nu is het mijn beurt om een hoofd als een biet te krijgen. Ik mompel dat ik gewoon een passagier ben en maak meteen van die unieke gelegenheid gebruik om hem te vragen of we nog steeds non-stop terugvliegen. Het weinig bevredigende antwoord is dat ze het daar nog over moeten hebben. Dit ontlokt mijn Duitse partner-in-crime de woorden: “Gooi die kist dan eerst maar eens helemaal vol”. Gelukkig kan de gezagvoerder er mee lachen, H. iets minder.

Door mijn vliegangst ben ik altijd alert als de stem van de piloot over de intercom komt. Tijdens een non-stop vlucht van Amsterdam naar Los Angeles zit iedereen in de tijdelijk verduisterde cabine rustig naar de film te kijken als die plots wordt afgebroken. Alle lichten gaan aan en ineens hoor ik de onheilspellende woorden: “This is your captain speaking”. Ik zit helemaal stijf in mijn stoel want dit kan alleen maar betekenen dat er een onoplosbaar technisch probleem is en dat het toestel ieder moment gaat neerstorten.

Terwijl ik mijn leven al voorbij zie flitsen blijkt dat de gezagvoerder de passagiers alleen maar wil attenderen op het fraaie plaatje van besneeuwd Groenland. Ik ben op slag zo’n tien jaar ouder geworden maar mooi is Groenland wel.

Een andere keer dat de gezagvoerder niets goeds te melden heeft, is tijdens een non-stop vlucht van Amsterdam naar Miami.  Nét als ik  begin aan de smakeloze gecaterde prut die doorgaat voor warme maaltijd, meldt de gezagvoerder dat hij “wegens een vreemde geur in een van de toiletten” de oversteek over de Atlantische Oceaan niet aandurft. Nu heb ik tot dat moment altijd gedacht dat een vreemde geur in een toilet de normaalste zaak van de wereld is, maar kennelijk is dat anders als dit zich voordoet in een vliegtuig. Het fijne aan het defect is overigens dat nota bene een passagier de bemanning hierop attent heeft moeten maken! Enfin, de gezagvoerder vindt het vreemde luchtje voldoende reden voor een heuse “voorzorgslanding” die gemaakt moet worden op Shannon Airport in Ierland.

Mijn vork blijft halverwege de weg naar mijn mond in de lucht steken en ik krijg prompt geen hap meer door mijn keel. Ik voel alle kleur uit mijn gezicht wegtrekken nu in mijn verwrongen geest een vreemde geur wel eens op het begin van een brand kan duiden. Ik ruik uit alle macht om erachter te komen of ergens iets schroeit. De ruim twintig minuten die het nog duurt voordat we  landen, zijn de langste van mijn leven. Het wordt er bij de nadering van de landingsbaan niet echt beter op als ik op de grond een trits brandweerwagens en ambulances klaar zie staan.

Nadat het toestel toch veilig en wel geland is en een aantal jolige (dronken?) Ierse monteurs het toestel hebben gerepareerd, mogen we weer vertrekken. Pas als we allemaal weer ingesnoerd zitten, horen we dat het een probleem met de airconditioning betreft. Mijn opluchting is groot want een airconditioningsprobleem is gelukkig niets gevaarlijks, toch? Wat maakt het immers voor de veiligheid uit of het iets kouder of warmer wordt? Een kniesoor die daar op let.

Mijn mening hierover wordt gelukkig pas enige tijd ná mijn veilige terugkomst ruw bijgesteld als ik lees over het vliegtuig dat door problemen met de airconditioning is verongelukt . Nu het op 12 km hoogte toch al gauw zo’n min 50 graden Celsius is, zijn passagiers en bemanningsleden bevroren.  Whoa! Ik ben met terugwerkende kracht ontsnapt aan een wisse bevriezingsdood.

© Pascale Bruinen

Ik ben heel benieuwd naar de ervaringen van jou als lezer van deze blog. Ook wel eens dit soort toestanden meegemaakt tijdens een van je reizen? Laat het me weten en laat een reactie achter!

Vliegangst (1)

Ik heb vliegangst. En met mij een op de drie passagiers. Ik heb in het vliegtuig gelukkig geen last van hoogtevrees of claustrofobie maar ik voel me niet prettig door het verlies aan controle. Ook ben ik bang voor een terroristische aanslag, kapingen en turbulentie. En natuurlijk heb ik last van de vrees der vrezen:  de angst om neer te storten. Maar deze indrukwekkende opsomming weerhoudt me er niet van om toch een paar keer per jaar opnieuw in te stappen.

In mijn geval begint de vliegangst al weken van te voren en dus ben ik tegen de tijd dat ik moet vertrekken totaal uitgeput door spanning en slaapgebrek en vraag ik me af waarom ik dit ook alweer zo nodig wil.  Oh ja, ik weet het weer, ik wil ontspannen op vakantie.

God mag weten wie ooit verzonnen heeft om de vertrekhal terminal te noemen. Nodeloos te zeggen dat dit woord bij mij hele andere associaties oproept dan het vrolijke en zorgeloze begin van een reis.

Bij de check-in bekijk ik een ieder die met “mijn” vliegtuig mee gaat met meer dan gemiddelde belangstelling. Verdachte types zijn er op een of andere manier altijd genoeg. Zo is er bijvoorbeeld het type “onverzorgde zwerver” bij wie ik me afvraag wat die in hemelsnaam in, pak hem beet, glamourous New York te zoeken heeft. Verder zijn er natuurlijk altijd genoeg mensen die de pech hebben te beschikken over dezelfde boeventronies als de nine eleven kapers. Nors kijkende, bebaarde types worden door mij in al hun doen en laten gevolgd. In mijn verwrongen gedachtenwereld stel ik me al voor dat ze straks hun gesmokkelde bomgordel op hun martelaarsbuik tot ontploffing brengen terwijl ze “Allah is groot” uitroepen.

Uit veiligheidsredenen worden je intelligente vragen gesteld over hoe je je koffers hebt ingepakt. Dat is prachtig, alleen is het grappige natuurlijk dat de gemiddelde terrorist niet echt genegen zal zijn om deze vragen naar waarheid te beantwoorden (“Ja ik heb de semtex inderdaad zelf ingepakt”).

Dan op naar de gate! Het lange, doelloze wachten daar is evenmin bevorderlijk voor mijn innerlijke rust. De eerste blik op het vliegtuig dat me naar de andere kant van de oceaan moet brengen, is altijd weer een uiterst spannende. Ziet het er luchtwaardig uit? Hoewel, ik moet toegeven dat ik daar zelf geen enkel verstand van heb en dus niet weet hoe dit aan de buitenkant te zien zou kunnen zijn. Hoeveel motoren heeft het? Meestal zijn het er “maar” twee, hetgeen mij een onbestemd gevoel geeft want ik had er liever vier gehad, je weet immers maar nooit. Less is in dit geval zeker niet more.

Als dan eindelijk het moment daar is dat de flight crew aan boord gaat, kijk ik met argusogen naar de gehele bemanning en naar de piloot in het bijzonder. Ik speur naar uiterlijke tekenen die erop kunnen wijzen dat hij slaapgebrek of misschien wel een alcohol- of drugsprobleem heeft.

Ronduit onheilspellend wordt het als er geboard moet worden. Met lood in mijn schoenen en een droge mond loop ik de slurf in, me afvragend of ik ooit weer vaste grond onder mijn voeten zal voelen. Zelfs de manisch vriendelijk glimlachende stewardessen en de soothing elevator music in het vliegtuig stellen me geenszins gerust. Het is allemaal nét iets overdone, hetgeen bij mij op zijn minst de suggestie wekt dat het kennelijk dringend noodzakelijk is om iedereen maar zo rustig mogelijk te houden.

Eenmaal binnen moet ik plaatsnemen in mijn halve vierkante meter ruimte. Daar zal ik urenlang doorbrengen op 11 kilometer hoogte om met een gemiddelde snelheid van zo’n slordige 1.000 km per uur over een eindeloze massa water naar het andere eind van de wereld getransporteerd te worden. Dan mag ik me alvast verheugen op het verplichte filmpje en het lezen van de veiligheidskaart (ben ik trouwens de enige die dat echt doet?) met daarin allerhande opwekkende worst case scenarios zoals daar zijn: de noodlanding met bijbehorende “crash-houding”; onverwacht drukverlies met daarbij het welgemeende advies om vervolgens gewoon “rustig door te ademen” (ja hoor) en een landing op het water (!), waarbij men het op de bijbehorende tekening doet voorkomen alsof je relaxt in een zwemparadijs de glijbaan afzoeft.

Ondertussen is dit allemaal natuurlijk slechts bedoeld om een vals gevoel van veiligheid te creëren, want het moge duidelijk zijn: in werkelijkheid is de overlevingskans nagenoeg nihil.  De aardige zwemvesten mét een lichtje om in de duisternis opgemerkt te kunnen worden ten spijt.

© Pascale Bruinen

Oh ik wil het toch zo graag weten. Wie van jullie leest – net als ik – wel de veiligheidskaart? Iedere keer opnieuw? Anyone? Meld je gerust via een reactie, you’re not alone!

Vakantieherinneringen (1)

Ik kom uit een gezin waar men, ook als ik nog heel klein ben, ieder jaar op vakantie gaat naar het buitenland. Als ik een half jaar ben, nemen mijn trotse ouders mij en mijn twee oudere zussen mee naar Zuid-Frankrijk, aan de Côte d’Azur. We slapen met zijn vijven in zo’n “eitje”, een piepkleine caravan die eigenlijk geen naam mag hebben. Door gebrek aan ruimte slaap ik in een reiswiegje op het gascomfort.

De toon is dan al gezet want sindsdien reis ik veel en graag. Ik herinner me de opgewonden nieuwsgierigheid voor ieder vertrek, de aparte sfeer als de auto wordt ingepakt voor weer een verre bestemming. Vliegen doen wij in die tijd niet, we zijn een echt auto/camping gezin.

Op een gegeven moment zijn mijn ouders in de gelukkige omstandigheid dat ze niet één- maar tweemaal per jaar op vakantie kunnen gaan. Als enige nog thuiswonende telg profiteer ik daar maximaal van, een feit dat mijn twee inmiddels al lang en breed getrouwde zussen bij tijd en wijle groen en geel doet zien van jaloezie.

Meestal gaan mijn ouders in de Paasvakantie naar Zuid-Spanje, Portugal of zelfs Griekenland. Met de auto. Het is in de tijd dat er nog geen portable dvd-spelers, gsm’s, i-pods of i-pads bestaan. Mijn vertier op de achterbank op trajecten van soms een dikke 2.500 kilometer bestaat uit een klein tellertje, een grijs eivormig voorwerp waarop zich aan de bovenkant een knopje bevindt dat je kunt indrukken. Bij elke druk op de knop verschuift het tellertje een nummer. Onderweg geef ik mezelf opdrachten, bijvoorbeeld vanaf nu tel ik alle rode auto’s die ons aan de overkant tegemoet rijden of het aantal vrachtwagens dat wij inhalen.

In die tijd is de airco nog niet uitgevonden. Aan het autoraampje waarop de zon onbarmhartig schijnt, hangt een oranje handdoek (het zijn per slot van rekening the seventies) die betere tijden gekend heeft en onsuccesvol dienst doet om de zon buiten te houden.

Maar op de een of andere manier vind ik nu – al terugkijkend – dat de ontberingen van een hete auto en de oersimpele spelletjes (ik zie ik zie wat jij niet ziet) het reizen in die tijd net dat beetje je ne sais quoi geven. Zelfs het moment dat de volbepakte auto met dito caravan het op een steile bergpas begeeft door een oververhitte motor en wij genoodzaakt zijn om bij 30 graden Celsius de verwarming in de auto aan te zetten (!), lijkt in retrospect nog een zoete herinnering.

Grote vraag blijft of vakanties toen echt leuker waren dan nu of dat met het verstrijken van de tijd alleen nog maar de beste herinneringen overblijven. Waarschijnlijk heeft het ook met ouder worden te maken. Terugkijken als volwassene transporteert je immers weer voor even naar een fijne jeugd die nooit meer terugkomt. Dat zorgt er vanzelf voor dat alles uit die tijd door een roze bril wordt bekeken.

Ik hoop dat de nu bestaande welvaart ondanks de crisis uiteindelijk ook voor de generatie van mijn kinderen (en die erna) behouden mag blijven. Zodat ze ook de gelegenheid krijgen om hun eigen mooie vakantieherinneringen te kweken, waarop ze later hopelijk met een even goed gevoel als ik kunnen terugkijken. Het is ze gegund.

© Pascale Bruinen

Wil je ook je leukste of ontroerendste vakantieherinneringen delen? Laat dan een reactie achter op deze column.

Samen op vakantie, ja gezellig?!

Ik hoor geregeld van vrienden en kennissen dat het samen-met-een-bevriend-koppel-gezellig-op-vakantie-gaan-gevoel in de praktijk nogal kan tegenvallen. Denk je elkaar van tevoren goed te kennen, think again want bepaalde karaktertrekjes lijken zienderogen te groeien in de Spaanse of Italiaanse zon.

Zo zijn er mensen die onder een gezellige vakantie verstaan: koste wat het koste alles, maar dan bedoel ik ook álles, samen doen met het andere koppel. Het liefst in een staat van manische opgewektheid. Ze zijn toch immers niet voor niks samen op vakantie gegaan?

Zorg dat je op je hoede bent voor deze types, die als ze in de “wij” vorm spreken (en dat doen ze voortdurend), automatisch iedereen bedoelen (ja, jij zelf dus ook). Enige tegenspraak is geen optie. De hele dagindeling is al voor je gemaak. Hoezo “vrijheid blijheid” op vakantie?

Dan zijn er de koppels waarvan de relatie kennelijk niet zo goed loopt als men van te voren had gedacht. Helaas worden de haarscheurtjes in de relatie onder invloed van de vakantiestress al gauw zo’n grote scheuren dat je er alleen nog maar als professioneel polsstokspringer overheen kunt komen.

En het fijne is dat je dit als reisgenoot allemaal van zéér nabij mag meemaken, of je nu wilt of niet. Privacy is namelijk doorgaans ver te zoeken op de gemiddelde camping of in het doorsnee vakantie-appartementje. in het eerste geval zit er pakweg slechts één meter tussen jouw flinterdun tentdoek en het hunne, in het tweede lijken de letterlijk met de Franse slag in elkaar geflanste muurtjes wel van peperkoek.

Je kunt dus alles letterlijk horen. En geloof me, daar zit je niet op te wachten. Of je hebt last van een plaatsvervangend gevoel van schaamte, óf je krijgt een “thank you for sharing that with us” maar-niet-heus-gevoel. En je moet nog tien dagen.

Een hilarisch voorbeeld doet zich jaren geleden voor als wij met een bevriend koppel samen een vakantievilla hebben gehuurd in Spanj. Als we na een gezellige lange zomeravond ons bed opzoeken, worden wij midden in de nacht plotseling ruw uit onze slaap gehaald. “Krik-krak-krik-krak-krik”. Mijn man en ik kijken elkaar aan. “Oh,  moet je horen hoe ze hiernaast tekeer gaan. Wat genant, zo dadelijk gaan ze nog door het bed!” Het geluid lijkt inderdaad nog het meest op een flink op en neer verende matras met een niet al te stabiele ondergrond.

Omdat het geluid wel erg lang aanhoudt, besluit ik van de gelegenheid gebruik te maken naar het toilet te gaan. Ik ben immers toch wakker. Op de gang krijg ik een onbedaarlijke lachbui. Want wat blijkt? Niks wilde vrijpartij!

De beweerdelijke seksgoden slapen de slaap der onschuldigen terwijl de houten deur van hun kamer op en neer klappert in de wind.

© Pascale Bruinen

En welke positieve of negatieve reiservaringen heb jij die je kwijt wilt? Laat het ons hier weten, we zijn benieuwd!

Bange Momenten Met Ryanair

Na een heerlijk lang weekend Barcelona zitten mijn man en ik klaar voor de start in het Ryanair-vliegtuig dat ons huiswaarts moet brengen. We hebben geluk want we zijn er voor het eerst in geslaagd om de felbegeerde stoelen bij de exit te bemachtigen, recht boven de vleugel. Daarbij had ik altijd het beeld voor ogen dat je, gezeten aan de exit, ook als eerste het vlieguig zou kunnen verlaten bij onraad. Dat wil zeggen, totdat de stewardess ons aanspreekt dat wij – als de nood aan de man zou komen – geacht worden haar te helpen om iedereen te evacueren. Dat betekent, zo verduidelijkt ze terwijl ze ons streng aankijkt, dat wij samen met de crew de allerlaatsten (!!!) zijn die het vliegtuig mogen verlaten.

Wij moeten deze mededeling even verwerken, maar we zijn daarin niet de enige. “Shit”, horen we luid en duidelijk achter ons, komend van drie jonge knullen die bij de andere exit zItten. Er wordt wat zenuwachtig gelachen. Dan roept eentje dat hij in geval van nood wel een baby van iemand afpakt om toch als eerste de glijbaan af te kunnen zoeven. Ook een idee.

Inmiddels is het tijd voor vertrek. Het vliegtuig start de motoren en wordt  achteruit geduwd. Veel verder dan een meter of dertig op het tarmac komt het echter niet want daar is de stem van de captain. Wat hij zegt, doet het bloed in mijn aderen stollen. Er komt namelijk een signaal binnen dat de rechtermotor brandstof lekt. Laat dit even tot je doordringen. Hete motor – lekkende leiding – hoog brandbare kerosine. En laat het toeval nu willen dat ik van iedereen aan boord zo ongeveer het allerdichtst op die rechtermotor zit!

De gezagvoerder legt uit dat er een technicus aan te pas moet komen en dat er geen safety issues zijn omdat de motoren zijn uitgezet. Geen safety issues? Ik ben daar op mijn plekje op de eerste rang niet zo zeker van.

Dus volg ik alles van zeer nabij met argusogen. En ja hoor, daar komen de technici aanrijden in een klein autootje. Zonnebril, kekke overall, jong. Bij nader inzien wel heel erg jong, in ieder geval toch voor technici die een potentieel levensgevaarlijk probleem moeten gaan verhelpen. Ze zijn met zijn vieren en lopen om de motor heen. Veel gezwaai met armen, zonnebril af en weer op, de panelen van de motor worden omhoog gedaan en ontbloten naar mijn smaak veel te veel draden, leidingen en kabels.

Omdat ze onder de openstaande kleppen van de motor aan het werk zijn, kan de controlfreak in mij helaas niet zien wat ze wel of niet doen. Na wat een eeuwigheid lijkt, komt de captain over de intercom en deelt doodleuk mee dat volgens protocol de motoren vijf minuten moeten gaan proefdraaien. Proefdraaien, met alle passagiers erin. Ik vraag me acuut af welke randdebiel dit soort protocollen bedenkt. Als het lek niet verholpen is, kan ik me  voorstellen dat de motor ontploft of in ieder geval in brand vliegt.

Ik doe voor de zekerheid mijn veiligheidsriem af, klaar om het vliegtuig uit te stormen bij het minste of geringste (steek)vlammetje. Hoewel, alle deuren zijn dicht en mijn exit gebruiken zou sowieso geen goed idee zijn. Die vijf minuten lijken eindeloos te duren. Ik let geconcentreerd op de monteurs die vanaf een veilig afstandje toekijken en realiseer me then and there dat mijn leven en dat van alle anderen aan boord in handen ligt van deze onbekende mensen.

Ik fluister mezelf in vertrouwen te hebben, maar veel helpt dat niet. Eén inschattingsfout (al dan niet door een kater van het stapavondje ervoor) en het kan helemaal fout gaan. Ik voel me overgeleverd.

Waarschijnlijk denken meer mensen dat want het is doodstil aan boord. Maar al snel klinkt de mededeling dat de motor normaal heeft gedraaid en dat we dus gewoon met dit vliegtuig kunnen terugvliegen. Dat is niet wat ik wil horen. Ik had graag een ander, lekloos, toestel gekregen. Immers, vijf minuten draaien zonder problemen hoeft nog niet te betekenen dat de motor het ook ruim anderhalf uur volhoudt zonder te lekken.

Het moment dat de motoren op volle sterkte brullen voor de start is erg beangstigend. Maar de motor houdt stand, lekt niks en wij bereiken onze bestemming verder probleemloos.

Een onvergetelijk einde van een onvergetelijk weekend.

© Pascale Bruinen

Wie heeft nog meer van dit soort horrorstories voor ons in petto? Deel ze hier, dan kunnen we samen huiveren!

Opdringerige landgenoten op vakantie

Dit is een waar gebeurd verhaal. Zij het gelukkig niet bij mij, maar bij argeloze landgenoten die de pech hebben op een onbewaakt ogenblik oogcontact te maken met iemand die niet kan wachten ein-de-lijk een andere Nederlander tegen te komen in het boze buitenland.

Locatie: zwembad op camping in Zuid-Frankrijk.

Dader: Nederlandse vrouw van middelbare leeftijd die geen vijf minuten haar mond kan houden.

Slachtoffers: Nederlands koppel dat toevallig de pech heeft naast haar te liggen.

Aangezien ik mij – helaas –  ruim binnen gehoorsafstand bevind, volg ik ongelovig hoe zij binnen tien minuten door een spervuur van vragen er al achter is gekomen dat:

–       dit al zijn tweede vrouw is;

–       ze erg verliefd zijn;;

–       beiden nog goede contacten onderhouden met de wederzijdse exen;

–       haar prille zwangerschap naar wens verloopt;

–       zij ook vaker op wintersport gaan;

–       zij aan hardlopen, fitness en volleybal doet.

Intussen probeer ik op alle mogelijke manieren te voorkomen dat zij in de gaten krijgt dat wij ook uit Nederland komen. Aangezien ik een Nederlands boek lees, draai ik me met mijn rug naar haar toe en praat zo min mogelijk met de rest van mijn gezin. Helaas kijkt ze meteen gretig op als de kinderen uit het zwembad komen en nietsvermoedend al van afstand naar ons beginnen te roepen. Mijn wilde “kappen nou”-gebaren worden daarbij vrolijk genegeerd.

Bijna dreigen wij zo ook slachtoffer te worden van haar niet aflatende opdringerigheid, maar we weten ten koste van alles te voorkomen dat ze oogcontact met ons krijgt en dat helpt.

De dader heeft dus noodgedwongen al haar pijlen op het arme kansloze koppel gericht en rust niet voor ze hen heeft gedwongen om al dezelfde avond “gezellig” samen te barbecuen.

© Pascale Bruinen

Mijn ervaringen met landgenoten in den vreemde zijn helaas niet onverdeeld positief. Misschien hebben jullie wel bewijzen van het tegendeel? Zou ik leuk vinden om te horen en zo het beeld wat bij te stellen.

Kinderen geen bezwaar?

Dit is een bloemlezing over het ouderpaar dat iedereen wel in zijn vrienden- of kennissenkring heeft.  Namelijk het stel dat onze aarde heeft verrijkt met de beste, liefste en intelligentste kinderen van de hele wereld en dat op alle mogelijke manieren aan je wil laten merken.

Bijvoorbeeld door eindeloze toegeeflijkheid. Zelfs de onnozelste opvoeder weet inmiddels dat dit resulteert in kinderen die erger zijn dan, pakweg, Chuckie (je weet wel, die kwaadaardige pop die tot leven kwam en iedereen uitmoordde). Niettemin gebeurt het en vaak heb je de pech dat je er zelf ongewild met je neus bovenop staat. Het grootste horrorscenario is als je zelf (bewust en misschien wel vanwége deze lichtende voorbeelden) géén kinderen hebt en om duistere redenen besloten hebt om met zo’n kinderrijk stel op vakantie te gaan.

In de praktijk is het een ware hel om deze “vakantie” tot een goed einde te brengen.  Want wie wordt er nu niet gillend gek als het kind:

–       voor de 121e keer die dag (met succes!) jengelt voor een ijsje;

–       hierna uitgerekend overgeeft op jouw “little black Armani dress”;

–       expres hard en vlak langs je rent op het strand als je je net hebt ingesmeerd;

–       luidkeels “ik ben zo moe-oe-oe” schreeuwt, weigert te eten als je eindelijk die felbegeerde tafel hebt gereserveerd in dat supercoole restaurant maar erna vrolijk en kwiek rondhupst als er souvenirs kunnen worden gekocht;

–       (speciaal voor de mannen onder ons) bij het voetballen “per ongeluk express” doelgericht schiet op de edele delen;

–       het heel normaal vindt om jouw net aangeschafte Gucci-zonnebril af te pakken om te onderzoeken hoe buigbaar het montuur nu eigenlijk precies is, onderwijl enthousiast toegejuicht door zijn trotse ouders die met stemverheffing aangeven dat het zo goed is dat hij zelf zoveel wil ontdekken?

Zelfs good old dr. Spock zou voor minder van de brug willen springen, toch? Natuurlijk zouden de ouders het boetekleed moeten aantrekken, maar daar denken ze zelf diametraal anders over. In plaats van deze monstertjes op een consequente manier fatsoen, gehoorzaamheid en Rust/Reinheid/Regelmaat bij te brengen, moedigen ze verkeerd gedrag net aan. Ze kijken immers vertederd glimlachend toe als het kind expres boert aan tafel, je-en jij’t tegen iedere volwassene die het tegenkomt en om 01.00 u ’s nachts de boel helemaal afbreekt, compleet doorgedraaid van het in rap tempo opgebouwde slaaptekort.

Eén voordeel heeft het wel. Als maar genoeg koppels samen met zo’n ouders en kinderen op vakantie gaan zal het in Nederland de komende jaren een stuk minder dichtbevolkt zijn.

© Pascale Bruinen

Jahaa, kom maar op met de verhalen want die zijn er. Zeker weten! Een advies: doe het geanonimiseerd als de relatie met de ouders in kwestie je nog wat waard is. En juist met naam en toenaam als je ze toch echt nóóit meer wilt zien.

Erre-t-elle-kwaatroe

Kom op, geef het maar toe. Dit komt je geheid bekend voor. Bij het boeken van de vakantie in dat lekkere warme maar helaas anderstalige land wordt al gekeken of er RTL 4 kan worden ontvangen. God verhoede immers dat je je niet zou kunnen verkneukelen als je – bruinverbrand aan een glaasje rosé nippend – Helga van Leur het miserabele weer in Nederland ziet voorspellen. “En helaas, beste kijkerrrs, het weerrr worrrdt niet wat je errrvan zou mogen verrrwachten in deze zomerrrtijd want het gaat de komende vijf dagen alleen maarrr rrregenen”.

Deze vorm van leedvermaak is wijdverbreid en ook ik maak me er wel eens schuldig aan. Maar het omgekeerde komt natuurlijk ook voor, zoals ik zelf helaas aan den lijve heb ondervonden.

We zijn in Andalusië op vakantie, waar het plaatselijke toeristenbureau er prat op gaat dat daar 360 dagen per jaar de zon schijnt. Helaas blijkt onze voorjaarsvakantie eenmaal ter plaatse geheel samen te vallen met die vijf andere dagen van het jaar want het regent niet alleen, het is nog bar koud ook. Nodeloos op te merken dat we ons enigszins bekocht voelen.

En om nog wat meer zout in die open wonde te strooien: volgens het weerbericht van RTL4, door ons alleen maar opgezet met de troostrijke gedachte dat het thuis vast ook zo’n snertweer is, is het in Nederland echter juist “zomers warm met veel te hoge temperaturen voor de tijd van het jaar”. Tja, daar zit je dan bijna 2.500 kilometer zuidelijker met al je t-shirts over elkaar aangetrokken voor de tv te koukleumen terwijl ze in Nederland zuchten onder een hittegolf.

Inmiddels is me duidelijk geworden dat bij goed weer in Nederland, de Spaanse (zuid)kust bijna altijd slecht weer heeft en andersom. Het betreft namelijk een meteorologisch verschijnsel want als er boven Nederland een hogedrukgebied ligt, buigen de lage drukgebieden met die fijne depressies vol met regen en wind af naar het zuiden en komen dan boven Spanje terecht. Dus het is verklaarbaar, al is het een schrale troost.

Sindsdien voor mij geen RTL 4 meer op vakantie. Voor een inschatting van het weer op mijn vakantiebestemming beperk ik me nu tot een zeer ouderwetse maar daarom niet minder prettige én betrouwbare methode: ik kijk gewoon naar de lucht!

© Pascale Bruinen

Dit is Andalusië zoals het bedoeld is, met zon. Hebben jullie ook nog behoefte aan een online-ontboezeming over het weer op jullie vakantiebestemming, reageer dan hier.

De slangenleren tas

Zuid-Frankrijk, jaren tachtig van de vorige eeuw. Ik ben op vakantie met mijn ouders. Mijn moeder vindt het énig om al die Afrikaanse mensen te bekijken die op het strand en door de winkelstraten lopen, de meest uiteenlopende prullaria met zich meeslepend. Zoals daar zijn: design-zonnebrillen (yeah right!), kleurige kaftans, fabrieksmatig geproduceerd ivoor, rinkelende armbanden, kettinkjes en….tassen, tassen en nog eens tassen. Tassen van stof, van gewoon leer en van slangenleer.

Nu heeft mijn vader een enorme hekel aan die rotzooi dus zegt hij telkens, ernstig waarschuwend: “Níet naar ze kijken, anders komen ze naar jullie toe en dan zitten we met de gebakken peren”. Maar mijn moeder is daar hoegenaamd niet gevoelig voor en kijkt natuurlijk toch, mét het voorspelde gevolg.

Nu is het de hele vakantie eigenlijk best wel goed gegaan, tot de allerlaatste dag. Op de dag van vertrek ziet mijn moeder, als we nota bene al startklaar in de snikhete auto zitten, een verkoper die haar een prachtige slangenleren tas laat zien. Volgens mijn moeder is het de mooiste tas die ze ooit gezien heeft. Ze moet en zal hem hebben. Terwijl mijn vader al bijna het gaspedaal intrapt, steekt de verkoper (die een gemakkelijk slachtoffer zo geschoten heeft) zijn hand al door het autoraampje om haar de tas te laten voelen. Mijn moeder gaat – ondanks waarschuwende blikken van mijn vader – helemaal uit haar dak en na stevig onderhandelen en afdingen wordt ze toch maar de trotse eigenaresse van een echte slangenleren tas.

Na thuiskomst blijkt dat een paar weken vochtig Hollands weer de slang niet echt goed gedaan hebben. Zoals het een echte slang betaamt, begint het vel namelijk langzaam los te laten waardoor de echte bordkartonnen ondergrond wordt onthuld. Nodeloos te zeggen dat mijn vader het niet kan laten om triomfantelijk te roepen dat hij het nog zó gezegd heeft.

Mijn moeder doet er voor één keer maar het zwijgen toe.

© Pascale Bruinen

Wie durft ons digitaal deelgenoot te maken van een soortgelijk verhaal? Ik wacht op de eerste reactie…