In verband met het overlijden van mijn vader verschijnt er deze week geen nieuwe column.
Categorie archief: Hot Items
Bloem
Haar naam zegt alles.
Ze is als een mooie bloem. Een bloem die nog net niet helemaal open is. Een bloem die nog lang niet al haar geheimen heeft prijsgegeven. Zo’n bloem waar je altijd naar zou kunnen blijven kijken.
Haar beeltenis straalt me tegemoet vanaf het krantenpapier. Ik zie een jong, fris en open gezichtje. Ik moet even slikken.
Haar glimlach is beeldschoon. Welke poel van ellende heeft ze weten te verbergen met deze oogverblindende lach? Ik voel een steek in mijn hart.
Terwijl haar ogen lijken te twinkelen, worden de mijne vochtig.
Niemand die het zag aankomen.
Het lijkt een doodgewone dinsdag. ’s Ochtends drinkt ze zoals altijd thee met haar moeder en smeert ze haar boterhammen voor de lunch. Boterhammen die ze nooit meer zou opeten. Ze had immers een trein te halen.
Maar de trein haalde haar.
Een vrolijke meid, deels nog kind, deels al vrouw. Een slimme meid, die prachtige punten haalde op school. Een hartelijke meid, die nooit te beroerd was anderen te helpen als ze problemen hadden.
Maar wie hielp haar in haar donkerste uren?
Door mijn tranen heen dansen de letters van haar prachtige afscheidsgedicht voor mijn ogen. “Als het sneeuwt, ben ik het vlokje dat in jullie handen valt”. Deze zin snijdt me rauw door mijn moederhart.
Mijn gedachten tollen in het rond. Voor dit soort verlies bestaan geen woorden. Toch probeer ik ze te vinden. Ik moet wel.
Afschuw. Verdriet. Onrechtvaardigheid. Machteloosheid. Geen van alle bieden ze enige genoegdoening.
Ik voel nu iets anders zijn lelijke kop opsteken. Woede. Pure woede bij de gedachte dat een stel laffe pestkoppen dit drama op hun geweten hebben.
Haar schriften onthullen een gebroken jonge ziel. Gebroken door jarenlange pesterijen wilde en kon ze niet meer verder. De pijn was ondraaglijk. Die 11e december 2012 was het klaar. Ze zag geen andere uitweg meer dan een gewelddadige ontmoeting met dodelijk staal.
Haar naam zegt alles. Ze was als een mooie bloem. Een bloem die geknakt is nog voordat ze in volle bloei kon staan.
Sneeuwvlokjes zullen voor mij nooit meer hetzelfde zijn.
© Pascale Bruinen
Ploetermoeder Porno
Yep. Ik heb besloten om nog op de valreep van 2012 schaamteloos in te haken op de hype rondom Fifty shades of grey. In plaats van die 14.513 keer dat mijn schrijfsels inmiddels bekeken zijn, wil ik namelijk ook graag vijftig miljoen lezer(e)s(sen) hebben. Liefst gisteren.
Vandaar mijn poging om ook wat ploetermoeder-porno aan het papier toe te vertrouwen. Uiteraard bij voorkeur ook meteen een hele trilogie. Minimaal. Dat die dan eventueel op het niveau van – pak hem beet – die oude vertrouwde Bouquetreeks is, maakt geen ene moer uit. Want ik heb sinds het interview dat E.L. James onlangs in de TV-show van Ivo Niehe gaf eindelijk heel goed begrepen wat vrouwen willen. Een klassiek, romantisch liefdesverhaal, doorspekt met hete seks en aaneenhangend van clichés.
Nou, dat kunnen ze krijgen hoor, daar draai ik mijn hand niet voor om. Ik kopieer wat hier, leen wat daar en zorg ervoor dat minstens op iedere tweede bladzijde een seksscène zo expliciet mogelijk wordt beschreven. Makkie, toch? Daarom ben ik alvast begonnen aan mijn interpretatie, die – al zeg ik het zelf – een stuk briljanter is dan het origineel. Wat zeg ik, het is je reinste bestseller-materiaal!
Hier komt ‘ie dan, exclusief voor de lezers van mijn blog! Een prikkelende passage uit mijn luchtvaartvariant op Fifty shades…waarbij ik als titel heb gekozen voor: “Mile High Club”, oftewel de aanduiding voor al die schaamteloze lieden die (ooit) seks hebben (gehad) aan boord van een vliegtuig in volle vlucht, liefst op dat fijne, luxe en schone toilet. Voorwaar een mooie en originele omgeving voor mijn zorgvuldig gekozen personages. Dus: riemen vast, daar gaan we!
Mile High Club
“Ga door, ga door…, ja..ja..Oh God. Oh God, ja…!”.
“This is your captain speaking. We are headed for some severe turbulence. Please return to your seats immediately and fasten your seat belts”
“Fuck. Fuck!”
“Verdomme, wat denk jij dan dat ik al een kwartier lang aan het doen ben? Ik doe mijn uiterste best in dit rottige stinktoilet van een halve vierkante meter, hoor!”.
“Nee sukkel, dat was de gezagvoerder! We moeten terug naar onze plaatsen. Komt wel goed uit ook, ik heb een slapende rechtervoet van dit standje hopeloos”.
“Dacht het niet, na al deze moeite nu zeker ophouden omdat er wat turbulentie aan komt. Vind je dit niet lekker? Misschien moet jij je been wat hoger tegen de deur aan klemmen, dan zet ik me schrap tegen de wc bril. Wacht effe, als je nou…”
“Auw! Dat doet pijn! Je staat bovenop mijn hand, idioot! “
“Wacht, als jij nu op de wasbak gaat zitten, dan kan ik…”
“Shit, aah…Ik word helemaal nat!”
“Ja schatje”, hijgt hij amechtig in haar oor, “dat is toch ook de bedoeling”.
Ze duwt hem met een ferme armbeweging van zich af. “Jij hebt ook het IQ van een fruitvlieg. Ik zat met mijn kont op de kraan, halve gare! Ik ga er uit en wel nu”.
Ze bukt zich om haar broek omhoog te trekken. Net als ze op komt, buigt de sexgod zijn hoofd naar beneden om zo zijn trui aan te trekken. Báááf!!! De twee hoofden raken elkaar. Een instant sterrenhemel ontvouwt zich voor allebei. Ze kreunen luid van de pijn.
Juist op dat moment horen ze een strenge, harde klop op de toiletdeur. “Open doen! U heeft gehoord wat de gezagvoerder heeft gezegd. U moet meteen naar uw plaats terug”. Roffel-de-roffel. “Heeft u het gehoord? Nu open doen anders máák ik de deur open”. De stewardess blijft voor de deur staan. Zij is ook niet van gisteren. Ze heeft het gekreun net wel gehoord en weet donders goed dat er twee personen op het toilet zitten. Ze herinnert zich haar eigen ervaring met die smakelijke co-piloot op weg naar Casablanca nog maar al te goed.
Na wat een eeuwigheid lijkt, vouwt de deur open en ziet ze – dácht ze het niet! – twee personen naar buiten strompelen. Eerst de vrouw, die op één been hinkt, een oog heeft dat duidelijk steeds blauwer wordt en een enorme natte vlek in haar jeans heeft. Dan de man, die bloedt uit een gescheurde wenkbrauw, er verwilderd uitziet en maar één schoen aan heeft.
Nou, denkt de stewardess, die houden van wel héél ruige spelletjes. Zo erg heb ik het nog niet eerder gezien.
“Jij met je Mile High Club!”, bitst de vrouw als ze zich vastgespt in haar stoel. “Ik wist wel dat het een stom idee was”.
“Nu gaan we het krijgen. Jij wilde dit toch zelf zo graag? De hele tijd maar bitchen over hoe saai ons seksleven wel niet is”. Hij dept zijn gezicht met een servetje dat nog hoorde bij de smerige lunch. Met een giftige ruk opent hij de krant. Alles beter dan met háár praten. Zijn oog valt meteen op de kop van een artikel.
“Flamingo Air belooft paren hoogtepunt op grote hoogte”. Hij kreunt en smijt de krant het gangpad in.
Mile High Club?
Hij is net weer met een ferme bons terug op aarde”.
En, hoe vinden jullie hem? Is ‘ie mooi of is ‘ie mooi? Ik hou me natuurlijk aanbevolen voor redactionele commentaren maar ga in de tussentijd alvast ijverig op zoek naar een uitgever, als jullie het niet erg vinden. Want hier zal zeker een markt voor zijn. Dat kan niet anders met deze verrassende dialogen en doorwrochte scènes. Ik heb puur goud in handen.
Ik zeg jullie nu al dat ik van enige kritiek echt niet wakker zal liggen, net zo min als E.L. James ’s nachts schaapjes moet tellen. En waarom zou zij ook?
She’s laughing all the way to the bank!
Nu ik nog.
© Pascale Bruinen
En nee, ik ben geen lid van die club en zal het ook nooit worden. Ik mag in dit verband volstaan met te verwijzen naar de columns “Vliegangst” 1, 2 en 3 en je weet waarom.
Crime Passionnel
“We gaan straks even naar de foire in Luik en daarna gezellig uit eten bij de Italiaan”, zegt mijn vader. Het is een koude, natte zondag in oktober, begin jaren tachtig. De foire, de grote Luikse kermis die bestaat uit één langgerekte aaneenschakeling van kraampjes, attracties en eetgelegenheden, is volop bezig. Altijd druk, rommelig en boordevol herrie.
“Hè ja, dat is leuk!”, roep ik uit. Niet dat ik ook maar ergens in wil. Ik ga vooral voor het sfeertje, de zoetigheden en niet in de laatste plaats voor de grijpers. Menig Belgische frank is in mijn jeugd al verdwenen in de krochten van die automaten in de hoop dat de metalen klauw deze ene keer wél dat oerlelijke pluchen beertje zou vastpakken en voor mij in de lade zou werpen.
Het grappige is dat we eigenlijk geen van allen houden van dit kermisvermaak. We lopen steevast maximaal een uurtje over de foire, puur voor de vorm en dan hebben we het alweer gezien. Met de vette walm van frites en oliebollen nog in onze kleren, maken we dat we zo snel mogelijk bij de Italiaan komen. De echte reden waarom we naar Luik zijn gegaan.
Mijn ouders komen al heel lang in dit etablissement dat nou eens niet die oubollige inrichting heeft met de obligate rood-wit geblokte tafelkleedjes en wijnkruiken aan het plafond. Ze zijn dol op de pasta’s, de osso bucco en de melanzane alla parmigiana. Ze zijn er vaste klant.
De laatste jaren mag ik tot mijn grote vreugde ook mee. De eigenaar, een trotse, knappe en goed geklede Italiaan, is altijd in zijn zaak aanwezig. Hij begroet ons altijd uitbundig, allerhartelijkst en bij naam. Zijn rijzige en donkere gestalte imponeert. Hij steekt in al zijn mannelijke elegantie schril af tegen zijn kleine, onopvallende en immer slordig geklede vrouw.
Telkens als ik die twee samen zie, vraag ik me af hoe ze bij elkaar zijn gekomen. Haar vale gezichtskleur doet vermoeden dat ze zelden buiten komt en haar warrige piekhaar geeft prijs dat ze niet bijster geïnteresseerd is in uiterlijk vertoon. En dat met zo’n echtgenoot. Ze lijken een nogal onwaarschijnlijke combinatie. Maar ja, les extrèmes se touchent, zullen we maar zeggen.
Jaren later besluiten mijn ouders er weer eens een keertje te gaan eten. Bij binnenkomst valt het mijn vader meteen op dat de eigenaar niet aanwezig is. En zijn vrouw is ook al nergens te bekennen. De enige bekenden die mijn vader wel ziet, zijn de inmiddels volwassen dochters van het echtpaar. Zij werken in de bediening.
Als een van de beide dames aan tafel komt om de bestelling op te nemen, kan mijn vaderhet niet laten om te vragen waar le patron is. Hij is anders toch altijd in de zaak?
De dochter kijkt hem vreemd aan, twijfelt even zichtbaar maar vraagt dan: “U bent niet van hier, hè? Dus u weet het nog niet”.
“Nee”, antwoordt mijn vader, “ik weet niks. Wat is er dan gebeurd?”
De dochter kijkt hem recht aan en zegt dan plompverloren: “Mijn vader heeft mijn moeder vermoord. Hij zit in de gevangenis”. Om vervolgens doodgemoedereerd verder te gaan met de tafel te dekken.
Later horen we de rest van de gruwelijke details, die zo uit een film noir zouden kunnen komen. Blijkt dat de knappe Italiaan zijn lelijke echtgenote op heterdaad heeft betrapt toen ze “het” deed met – jawel, ik verzin dit niet – de al even lelijke kok van zijn restaurant. Nota bene in de echtelijke sponde. Waarop de knappe Italiaan zich op zijn hielen omdraaide, zijn dubbelloops jachtgeweer haalde en ze allebei ter plekke doodschoot. En voilà, een nieuwe filmtitel is geboren: the cook, the murderer, his wife and her lover.
Volgens de Belgische strafwet een echte crime passionnel waarvoor strafvermindering geldt. De knappe Italiaan was na niet al te lange tijd weer vrij man en zou destijds zijn teruggekeerd in zijn restaurant.
We zijn er nooit meer teruggegaan. Zo’n tagliatelle al salmone hapt toch anders weg als je je realiseert dat het wordt geserveerd door iemand die een dubbele moord op zijn geweten heeft.
Zijn gerechten waren altijd al to die for.
Maar je kunt het ook overdrijven.
© Pascale Bruinen
Dit is nog een onschuldige verbeelding van het thema…
Home Alone
Yes! Tsjakka! Joehoe! Een aan euforie grenzend gevoel bekruipt me. Ik ben alleen. Alléén. Eindelijk is iedereen weg.
Oh, begrijp me niet verkeerd. Ik ben gek op mijn gezin, hou zielsveel van ze en zou ze voor geen goud willen of kunnen missen. Maar nu heb ik het huis even een paar uurtjes he-le-maal voor mezelf. Wat een luxe.
In gedachten hoor ik een en dezelfde flard van het lied van Ramses Schaffy: “Laat me, laat me, laat mij gewoon m’n gang maar gaan”. Hoe toepasselijk. Eens even niks. Niets hoeven uitleggen, nergens antwoord op hoeven geven, van niks of niemand last hebben.
Ik ben helemaal alleen thuis en vind het heerlijk. Egoïstisch? Absoluut, maar ik voel me er niet schuldig onder. Mijn hele week staat al in het teken van dingen doen, van hot naar her rennen, praten. Van op bezoek gaan, luisteren, meeleven. Van helpen, meedoen, meedenken. Meestal voor, bij en met anderen.
Op een dag als deze ben ík aan de beurt. Even lucht happen. Wat zuurstof is voor je longen, is af en toe alleen zijn voor mij. Noodzakelijk en gezond.
Ik ben alleen met mijn gedachten. Ik voel dat ik langzaam tot mezelf kom. Als ik wil, kan ik alleen maar lanterfanten. Of lezen. Schrijven. Opruimen. Alles doen op mijn eigen tempo. Of niet.
Niemand die er wat van zegt. Niemand die mijn aandacht vraagt. Niemand die me uit mijn ritme haalt.
Ik ervaar de schoonheid van oorverdovende stilte. Geen luid dreunende muziek van puberdochter. Geen eindeloze oefensessies met zelf gemixte deuntjes van puberzoon. Geen dreunende voetstappen op de trappen als zoon of dochter met vier stappen tegelijk naar boven of naar beneden rent.
Alleen maar rust in de tent.
Nu ben ik zowaar in staat om het tikken van de klok te horen, het aanspringen van de diepvriezer of het zacht neerdalen van de regen buiten. Het leven is mooi.
Veel mensen zijn bang om alleen te zijn en zetten daarom permanent de radio of TV aan om zo de illusie te creëren dat er iemand bij ze is. Ik wil die stilte net bewust ervaren. Het doet me goed. Geeft me energie. Biedt me nieuwe inzichten.
Zo laad ik door mijn alleen-zijn mijn accu tussendoor telkens even op, waarna ik me weer betrokken en oprecht geïnteresseerd op anderen en andere dingen kan richten. Dit is een vorm van egoïsme waar anderen dus alleen maar profijt van hebben. Altru-egoïsme dus. Ik kan het iedereen aanraden.
Ik ben juist bezig de laatste regels van deze column aan het papier toe te vertrouwen, als ik de achterdeur met een ferme klap hoor dichtslaan. Zoonlief is thuis. Even later hoor ik de bassen als vanouds boven mij trillen. Maar in plaats van dat het me irriteert, moet ik er nu van glimlachen.
“Hallo!”, roept kort daarna een heldere stem van beneden. Dochter is binnen. De bassen krijgen nu in rap tempo gezelschap van de bekende kreten van de rappers. En ik erger me dit keer zelfs niet aan de soms ronduit idiote teksten.
Ah, de vertrouwde geluiden van pubers in hun kamers.
De stilte is voorbij maar ik vind het niet erg. Want ik kan er weer vol tegenaan. Ik ga de kamers even langs. Begroet zoon die mij prompt vraagt om te kijken naar het informatieboekje over de op handen zijnde schoolreis. Steek mijn hoofd om de deur van de kamer van dochterlief waar mij meteen wordt verzocht om die laatste bobbel even uit haar haren weg te stijlen.
Na deze klusjes, die ik routineus maar met hervonden enthousiasme afhandel, ga ik naar beneden. Daar komt H. net thuis.
En voordat hij ook maar iets kan zeggen, zeg ik het zelf maar alvast. “Kan ik ergens mee helpen?”
Ik ben net weer ingestapt in de achtbaan van het gewone, vertrouwde, drukke gezinsleven.
Nog zeven rondjes te gaan voordat ik er weer even uit kan.
© Pascale Bruinen
Heerlijk, die rollercoaster, maar evengoed erg prettig als je af en toe even kunt uitstappen. Ben benieuwd of meer mensen kunnen genieten van even alleen zijn, van een momentje voor jezelf hebben.
De Wraak van de Eenbenige
Het moet wel haast een vloek zijn. Maar wel een vloek die wijdverbreid is. Wát zeg ik? Ik weet zeker dat er geen straat in Nederland is die er níet door wordt getroffen. Dit onverklaarbare fenomeen komt voor in alle lagen van de bevolking; jong en oud, rijk en arm, autochtoon en allochtoon.
Het is iets wat in gaat tegen alle wetten van de logica, van het normale, ja zelfs van de elementaire natuurkunde.
Als het mij de eerste keer gebeurt, denk ik eerst nog dat ik mij vergist moet hebben. Want dit kan toch niet? De tweede keer vind ik het opmerkelijk en begin ik aan mezelf te twijfelen. Een stemmetje fluistert in mijn oor of ik echt zeker weet dat het er eerst twéé waren. Antwoord: ik weet het niet meer want ik ben een beetje de kluts kwijt. De derde keer vraag ik me vertwijfeld af of ik aan een beginnende vorm van Alzheimers lijd en kan ik alleen maar dankbaar zijn dat niemand hiervan getuige is.
Want ik draai de trommel van de wasmachine rond en rond maar niks. Niks te vinden. Vervolgens steek ik mijn hoofd naar binnen om te kijken of er nergens toevallig iets binnenin is blijven plakken. Het enige dat ik daaraan over houd is echter een pijnlijk verdraaide nek. Tenslotte kijk ik zelfs als het toppunt van irrationaliteit áchter de wasmachine, alsof de sok op miraculeuze wijze dankzij de middelpuntvliedende kracht door de trommel heen naar buiten is gekatapulteerd.
Maar ik ben bang dat zelfs professor Higgs hier niet het ontbrekende deeltje van zou kunnen terugvinden, ook al zouden ze bij CERN in Zwitserland de sokken nog zo snel door een ellenlange wasmachine heen jassen.
Mijn logische linker hersenhelft weigert ondertussen deze onwelgevallige uitkomst te accepteren. Uit pure frustratie gooi ik de deur van de wasmachine met een klap dicht. Maar het mag niet baten. De tweede sok is en blijft verschwunden, gone, desaparecido.
Je weet dat dit eigenlijk niet mogelijk is. Dingen verdwijnen immers niet zomaar. En toch is het een realiteit. En het gebeurt niet één keer, maar zeer geregeld. Om te zien dat dit klopt hoef je alleen maar in je sokkenla te kijken. Daar liggen al die enkelingen moederziel alleen soms al jaren vergeefs te wachten op hun spoorloos verdwenen wederhelften.
Dit gegeven zou in ons meldzieke landje zomaar een reden kunnen zijn om maar meteen “Sorry Socks” op te richten, oftewel een meldpunt waar je zowel de vermissing van die ene sok kunt doorgeven (wel eerst even 48 uur wachten of ‘ie niet vanzelf weer komt opdagen!) als waar je lotgenoten vindt met wie je gezamenlijk kunt treuren om de zielige achterblijvers.
De volgende stappen zijn dan snel gezet. In “Vermist” komt een steeds terugkerend item met trieste filmpjes van snikkende huismoeders die in de huiskamer een altaartje compleet met waxinelichtjes hebben ingericht met daarbij een ingelijste foto van de “Vermiste Sok van de Week”, Derk Bolt reist de hele wereld af om te kunnen aantonen dat het probleem van spoorloze sokken niet ophoudt bij de Nederlandse grens en in Amerika verschijnen de eerste foto’s van vermiste sokken op melkpakken, compleet met vermelding van het nieuwe alarmnummer “dial 911 F*** Where Is My Sock?” (waarbij de sterretjes bij tv- en radiospotjes vervangen worden door bliebjes).
Ondertussen blijft natuurlijk wel de prangende vraag wát er gebeurd kan zijn tussen het moment dat twee sokken in de wastrommel gelegd worden en drie kwartier later, als de wasmachine uitgecentrifugeerd is.
Gelet op het feit dat de wastrommel rondom toch écht dicht is, kan er maar één antwoord mogelijk zijn: het is de Wraak van de Eenbenige. Alleen de Eenbenige heeft immers baat bij het telkens op laffe wijze stelen van slechts één sok van brave burgers. Een soort van draaitrommelcrimineel op sokken. Excuseer, op sok.
In mijn geval moet hij lurken achter de schotten van de zolderkamer, wachtend op dat éne moment dat hij kan toeslaan: als de wasmachine net is aangezet en ik nietsvermoedend de trap af loop. Dan komt hij tevoorschijn van onder de krochten van het dak. Waar hij trouwens, nu ik erover nadenk, niet al te veel quality space zal hebben aangezien hij deze noodgedwongen moet delen met zo’n zeven koffers, twee beautycases (beide nooit gebruikt), een hele reeks sporttassen en rugzakken, een opvouwbaar logeerbed, een rendier (namaak), lampenkappen, karpetten, kerstballen, extra dekens en kussens, schilderijen, souvenirs en stapels ordners.
Als hij zich daar, hompelend op zijn ene been, eindelijk met veel pijn en moeite tussen uit gewurmd heeft – waarvoor hulde! – zet hij het wasprogramma stop, haalt die éne sok van zijn gading eruit (want ja, de tweede heeft hij nu eenmaal niet nodig) en zet de machine weer aan. Klus geklaard zonder dat er zelfs maar water gemorst is.
Zo doolt de Eenbenige in de nachtelijke uren van huis tot huis om daar steeds hetzelfde trucje uit te halen opdat hij nimmer de pijn hoeft te doorstaan van het in de winkel moeten kopen van een páár sokken. En na iedere diefstal weet hij dat zijn slachtoffers zich daarna voor héél even zullen realiseren wat hij al zijn hele eenbenige leven met zich meedraagt.
Het schrijnende gevoel dat het sokkenpaar nooit meer compleet zal worden.
© Pascale Bruinen
Jeetje, je schrikt je helemaal wild als je op internet “enkele sokken” intikt. Ik wist dat het veel voorkwam maar zó vaak? Je struikelt gewoon over de verhalen van mensen die met een hele la of mand vol met enkele sokken zitten. Wat weer de vraag opwerpt waarom die niet gewoon weggegooid worden. Antwoord: we blijven hopen op een happy end. Tegen beter weten in, dat wel. En jullie gaan me toch niet vertellen dat jullie er geen last van hebben, hè?
Junkie XXL
Ik ben verslaafd. Verslaafd aan columns schrijven. Andere bezigheden zijn enkel nog een hinderlijke onderbreking van het schrijfproces. Als een echte junk ben ik alleen maar er op uit om te scoren.
Ik word dagelijks verteerd door een alles overheersend verlangen om ongestoord achter mijn i-Mac te zitten en met een maagdelijk wit blad te beginnen. De eindeloze mogelijkheden van de column in wording qua onderwerp, stijlmiddel en lengte maken me bijna duizelig van opwinding.
In mijn hoofd strijden talloze ideeën om voorrang. De kunst is om al die geniale invallen niet alleen te onthouden, maar ook zo op te schrijven dat ze een logisch en ritmisch geheel worden. Van een perfect geschreven column word ik dronken van vreugde.
Letters die op zich zelf niks betekenen zet ik met een paar aanslagen op het toetsenbord om in woorden. Woorden die de magische macht hebben meteen krachtige beelden op te roepen. Beelden die je doen lachen, die ontroeren, die je raken. Woorden rijgen zich, in een volgorde die alleen ik bepaal, aaneen tot zinnen. Zinnen die de belofte van een onontgonnen wereld in zich dragen, enkel nog wachtend op ontdekking door toekomstige lezers.
Verslaving kent geen tijd. Een tijdje geleden. Het is nacht. De creatieve flitsen die de rechterhelft van mijn brein produceert zijn zo veeltallig dat er ineens een mentale kettingbotsing optreedt. In mijn onrust kan ik nog maar één ding doen: mijn zielenroerselen meteen aan het papier toevertrouwen, koortsachtig en in het pikkedonker.
Als ik klaar ben voel ik een ongekende rust over me neerdalen. Mijn ogen vallen dicht. Hypnos, de god van de slaap, is zich langzaam maar zeker weer over mij aan het ontfermen. Ik geef me over. Het is goed zo.
Alles voor altijd veilig in inkt gevangen.
© Pascale Bruinen
En zo is het maar net. Altijd handig om op het nachtkastje pen en papier onder handbereik te hebben want je weet immers maar nooit wanneer dat briljante idee opkomt!
Female Parking
Is het iets hormonaals? Heeft die bloedhekel van vrouwen aan (in)parkeren te maken met het XX-chromosoom? Komt ruimtelijk inzicht inderdaad alleen maar voort uit dat lullige – excuseer de onbedoelde woordspeling – Y-chromosoom dat wij niet hebben?
Vrouwen en parkeren. Geen lekkere combi. Het liefst hebben we de hele parking voor ons alleen.
Ik kan het weten. Ik ben zelf namelijk een van die irritante rijders die liever langer rondcrossen om een ruime parkeerplek te vinden, dan dat ik de eerste de beste vrije plaats neem en moet pielen op de vierkante centimeter om mijn middenklasser tussen al het andere blik in te wringen.
Het ergst is het inparkeren. Het scenario dat zich ontrolt is als volgt. Ik ben aan de late kant voor een afspraak. Gevolg: stress-stress-stress. Na het vierde rondje ben ik inmiddels ook de wanhoop nabij omdat ik dat rotding maar niet neer kan zetten. In de wijde omtrek is maar één mogelijkheid en dat is: inparkeren. Eerste gedachte: hoe moet het ook alweer? Flarden van de rijlessen van honderd jaar geleden flitsen door mijn brein. Vaag herinner ik me dat ik eerst tot ongeveer halverwege de auto die ervóór staat, moet rijden. Als ik dan parallel sta, moet ‘ie in de achteruit. En dan indraaien maar. Het klinkt poepiesimpel.
Ik herinner me ineens de sticker, ergens op de achterruit van de lesauto, waarop ik me moest oriënteren om de auto goed uit te laten komen ten opzichte van de stoep. Dat was verrekte handig, reden waarom het me toen wél goed lukte soepeltjes in te parkeren. Maar ja, op mijn eigen achterruit zit helaas niet zo’n ding (mentale aantekening: thuis meteen sticker zoeken en plakken maar).
Bij mijn eerste poging zie ik meteen dat ik te vroeg en te scherp heb ingedraaid zodat de kont van mijn auto al over de stoep gaat. Tweede poging. Ik draai later in. Te laat want nu begint mijn parkeerhulp te piepen als een nest uitgehongerde pasgeboren vogeltjes. Omdat er zich achter mij inmiddels een rij begint te vormen besluit ik de derde poging over te slaan en snel verder te rijden. Einde verhaal is dat ik de auto noodgedwongen twintig straten verderop neer pleur en dan dat hele pokkenend terug moet lopen (mentale aantekening: misschien toch nog eens een enkele rijles nemen met als onderwerp bijzondere verrichtingen). Tegen de tijd dat ik eindelijk op mijn afspraak verschijn, inmiddels in een staat van opgefokte frustratie, ben ik deze goede voornemens alweer vergeten. Tot de volgende keer dat ik in dezelfde situatie beland.
Een tijdje geleden. Locatie: ondergrondse parkeergarage. Bijzondere omstandigheid: die is bijna helemaal vol. Gelukkige bijkomstigheid: ik zit dit keer eens achterin. Vrouwelijke bestuurder van personenauto zucht en steunt bij het zien van zo veel volle vakken en rijdt al bijna een kwartier rondjes. Het CO-gehalte is inmiddels tot alarmerende hoogtes gestegen. Ondanks dat kan ik een glimlach niet onderdrukken. Altijd fijn als het eens een ander treft. En vooral zo herkenbaar en dus troostrijk. Ik ben niet de enige!
Niet dat er her en der geen vrije plekken zijn. Die zijn haar alleen niet vrij genoeg want aan vier kanten omringd door ander staal en aluminium op vier wielen. “Waarom rijden er nu niet ineens een paar tegelijk weg?”, vraagt ze klagend aan niemand in het bijzonder.
Plotseling staat ze vol op de rem. “Ik ga deze proberen”, roept ze. Ze zet een eind achteruit alsof ze een enorme aanloop moet gaan nemen. Dan rijdt ze stapvoets richting parkeerplek en draait in. Remt. Zet in de achteruit. Ze vloekt binnensmonds. Weer vooruit, centimeter voor centimeter. Daarbij hangt ze helemaal naar voren over het stuur. Ze kijkt van links naar rechts alsof ze bij Wimbledon zit. In plaats van helemaal in te rijden zet ze de auto wéér achteruit. “Ik krijg dit kreng niet recht genoeg”, mompelt ze. Van opzij zie ik dat er nu enkele zweetdruppeltjes op haar voorhoofd parelen. Uiteindelijk, ik denk dat we nu in totaal toch zo’n kwartier verder zijn, staat de auto op de plek.
Een parkeerhulp zou hierbij ook al niet hebben geholpen want die waarschuwt alleen voor dreigende botsingen aan de achterzijde. Bovendien vertrouw ik dat vervelende mekkeraartje niet. Bij het eerste bliepje trap ik doorgaans al meteen op de rem en dan ben ik nog zeker vier stadia verwijderd van een echte botsing. Als ik dan toch voorzichtig verder achteruit zet begint ‘ie zó snel achter elkaar te jengelen dat ‘ie me verschrikkelijk op de zenuwen werkt. Wedden dat mannen daar helemaal geen last van hebben en gewoon doorgaan met parkeren tot en met het aller-, állerlaatste bliepje?
Voor ons vrouwen is het dus wachten op de ontwikkeling van een female parking assistant. Die geruststelt door ons met een zachte, begripvolle, vrouwenstem links, rechts, voor én achter te attenderen op obstakels. Of, nog beter, die ons rechtstreeks leidt naar de dichtstbijzijnde, liefst lege, parking.
Dus heren auto-ontwikkelaars, waar wachten jullie nog op?
© Pascale Bruinen
Benieuwd of ik veel reacties krijg van vrouwen die zich hier helemaal niet in herkennen. Er zijn namelijk ook cijfers te vinden waaruit zou blijken dat vrouwen overall veel beter zijn in parkeren dan mannen. Tja, in ieder geval is het voer voor discussie dus: wil jij laten weten dat je je niet aangesproken voelt of dat je juist blij bent dat je het ook eens van een ander hoort, reageer dan!
Handleiding Man met Hoge Vuildrempel
Inleiding
Deze handleiding is speciaal ontwikkeld voor vrouwen die samenwonen met mannen met een zogenaamde “`Hoge Vuildrempel”. Dat is een meestal structurele en soms zelfs permanente stoornis in de waarneming van rommel- en viesheidsrealiteit en behoort tot het spectrum van de As V stoornissen: de categorie van de Makkelijke Mannen Malligheden. Deze diagnose is relatief eenvoudig vast te stellen en moet gebeuren aan de hand van onderstaande checklist. Deze dient bij voorkeur te worden uitgevoerd door de reeds langere tijd inwonende echtgenote/partner.
Checklist diagnose Hoge Vuildrempel.
Deze checklist bestaat uit multiple choice vragen.
1 . Hoe vaak komt het voor dat je man/partner zijn sleutels niet kan vinden?
a. Nooit
b. Af en toe
c. Minstens vijf keer per week
d. Minstens vijf keer per dag
2. Welke zin hoor jij je man/partner tot vervelends toe uitspreken?
a. Waar is mijn…?
b. Hoe kan het dat ik …niet kan vinden?
c. Ik had het hier toch echt neergelegd!
d. Alle antwoorden van a tot en met c
3. Als jij je man/partner weer eens ziet rommelen in de sokkenla dan denk jij meteen
a. Ach, wat lief, hij is eens voor mij aan het opruimen!
b. De wasmachine heeft weer eens de andere helft van het
sokkenpaar opgevreten
c. Laat dat!
d. Waarom ben ik met deze chaoot getrouwd/gaan
samenwonen?
4. Je hebt, voordat je vertrekt naar je loeidrukke en verantwoordelijke baan, heel duidelijke poetsinstructies achtergelaten voor manlief. Als je om 20.00 u bekaf thuiskomt tref je hem…
a. met de schrobborstel nog in zijn hand slapend aan op de net geboende vloer;
b. hulpeloos met de zuiger aan in precies dezelfde klerezooi als toen je vertrokken bent;
c. net op het moment dat hij voor de vorm nog snel een stofdoek ter hand wil gaan nemen;
d. onbekommerd met een pilsje aan op de bank in één doffe huishoudellende waarbij het lijkt alsof er een bom is ontploft;
5. Welk antwoord hoor jij het vaakst als je zegt “wat is het hier één grote bende!”
a. “Oh.”
b. “Dat valt toch wel mee?”
c. “Ik wilde net hetzelfde zeggen!”
d. “Waar? Wat bedoel je?”, vergezeld van een blik zo blanco als de cheque voor Cruijff die Ajax en een Mexicaanse dwergvoetbalclub hem bieden om hen van de ondergang te redden.
6. Wat is de reactie van je man/partner als hij een pan met rode spaghettisaus op je prachtige witmarmeren vloer laat vallen?
a. “Ha ha, het lijkt hier wel “Nightmare on Elmstreet!”
b. “Ik heb je ook steeds gezegd die pan niet zo vol te doen”, waarbij hij een priemende wijsvinger jouw kant op steekt.
c. “Het is toch zeker niet op mijn call of duty spel terecht gekomen?”
d. Hij loopt er zonder iets te zien gewoon dwars doorheen.
Uitslag
Het meeste antwoord “d” = positief op Hoge Vuildrempel.
Ga met de grootst mogelijke spoed over op plan B.
Plan B
Behandeling van een Hoge Vuildrempel is moeilijk maar niet onmogelijk. Meestal zal een ambulante behandeling niet voldoende zijn, maar dient er een langdurige klinische opname aan te pas te komen. Deze kan gelukkig wel plaatsvinden binnen het eigen huis, waardoor betrokkene dagelijks geconfronteerd zal worden met de dramatische huishoudelijke gevolgen van zijn stoornis.
Daarnaast zal de behandeling bestaan uit groepssessies met medepatiënten, die gewoonlijk probleemloos binnen vijf minuten in de onmiddellijke nabijheid geronseld kunnen worden. Denk aan buren en bekenden. De enige voorwaarde is dat ze van het mannelijk geslacht zijn. Deze groepssessies vinden beurtelings plaats onder leiding van een vrouwelijk slachtoffer van de patiënt, die immers als ervaringsdeskundige bij uitstek geschikt is om de bijzondere problematiek te belichten.
Een groepssessie kan er als volgt uit zien:
Groepsleidster: “Welkom, allen, laten we eerst een voorstelrondje doen. Ik begin hier links van me. Vertel eens wie je bent en waarom je hier zit?”
Patiënt: “Ik ben John en…(zwijgt aarzelend)..en ik lijd aan een Hoge Vuildrempel”. Er klinkt een bemoedigend applaus vanuit de kring. Instemmend gemompel vult de doorzonkamer.
Groepsleidster: “Geweldig! Fijn dat je er bent John. Voel je de warmte van ons allemaal, van je medepatiënten? Ik in ieder geval wel!”
Patiënt: “Nou, warm heb ik het niet echt. Maar ik..euh..ik, ik…” (patiënt grijpt met beide handen zijn hoofd en lijkt de wanhoop nabij).
Groepsleidster: (buigt zich naar hem toe en houdt haar hoofd schuin en brengt zo les 7 – “Toon Empathie” – in praktijk en vraagt met fluweelzachte stem): “Ja? Zeg het maar John, we zitten hier voor jou, met jou, door jou”.
Patiënt (het huilen nabij): “Ik..ik heb…, ik heb het gedáán!”
Groepsleidster (kijkt nu ietwat benauwd en bladert gejaagd door het opengeslagen lesboek op schoot, koortsachtig op zoek naar les 13: “Wat te doen in crisissituatie?”) : “Hoe, hoe bedoel je, John?”
Patiënt (gooit ineens alle schroom van zich af, staat op en klopt zich als een volwaardige Bokito roffelend op de borst): “Ik heb gepoeoeoeoeoeoeoeoeoeoetst!!!”
Na een fractie van een seconde waarin je een speld kunt horen vallen, breekt erna de hel los. Patiënten vallen huilend in elkaars armen, John wordt op de schouders genomen, een staande ovatie breekt los, de groepsleidster breekt en valt dankend op haar knieën.
Conclusie
Dit is dus waar je het voor doet! Het kan dus wel. Het enige dat je daarvoor nodig hebt is liefdevolle volharding, een onuitputtelijke dosis geduld en de niet aflatende steun van medeslachtoffers. Waarbij het overigens zeker geen kwaad kan om sereen glimlachend alle vier zijn afstandsbedieningen te verstoppen.
Dat krijgt zelfs de A plus categorie in no time aan het werk.
© Pascale Bruinen blond
Zo, het hoge woord is er uit. Wie wil hier publiekelijk bekennen ook een Hoge Vuildrempel te hebben? En zijn daar eventueel ook vrouwen tussen? Want hoewel de column er natuurlijk niet over gaat, is het zeker ook iets dat (sporadisch?) voorkomt bij dames. Nou, wie durft? Of heb je soortgelijke ervaringen als op de foto en wil je je hart erover luchten? Doe het hier, dan heb je al een gratis groepssessie! Succes gegarandeerd!
Giet it oan?
Tiisdei 7 febrewaris 2012
Giet it oan?
“Mei Oostenbrug”
“Goeie Jan, moarn, mei Wiebe. Der bin we wer. Wêr binsto?”
“Moarn, Wiebe. Ik bin krekt yn Snits. Hoe giet it mei dy?”
“It giet net sa goed Jan. De druk nimt ta oer de Alvestêdentocht. Ik wurd hielendal gúk skille troch krantemannen en televyzje, somtiden grif fjirtig keer op in dei. En no mei dy snie…Skytmerakels!’.
“En oars ik wol, Wiebe, en oars ik wol.
“Lit de lju mar rabje. Wy hoopje op noch better waar”.
“Pyt en Gerrit sizze oer it waarberjocht dat de froast wol goed is, it is noch goed kâld. Mar der binne no ferskate waarkaarten, sizze Gerrit en Pyt. It is noch net te sizzen hoe’t it komt. Giet it oan? Giet it net oan? It kin alle kanten noch út”.
“Ja, ik kom krekt út Ljouwert en dêr is it iis mar seis sintimeter. Mar juster leine de marren by Sleat noch iepen. As it tsien graden friest dan groeit it iis mei twa sintimeter de nacht oan, Wiebe”.
“Moai sa Jan, hiel moai. Do makkest my bliid hjoed. Mar by Boalsert binne noch in protte wynwekken. It bûteniis is tusken de nul en fiif sintimeter dik. Dat is lang net dik genôch.”
“Ja mar it bliuwt nije wike noch friezen. En er komt lokkich net mear snie. Mar no is it benammen gefaarlik op plakken dêr’t wynwekken krekt tichtfêzen binne. Dan is it iis faak net iens ien sintimeter dik, wylst jo dat net sjen kinne”.
“Mar Jan, witsto, as ’t net kin sa ’t moat, dan moat it mar sa ’t it kin. Spitigernoch. Mar ik sil myn bêst dwaan mei dy krantemannen en televyzje”.
“As it net sile wol, moat men lavearje. Sa is ‘t en net oars, want as ’t oars wie, wie ’t net sa”.
“Moarn is alwer in nije dei, Jan. Oant moarn”.
“Oant moarn, Wiebe”.
© Pascale Bruinen
Deze deelnemers aan de carnavalsoptocht melden dat het “toch nog oan giet”, zij het dat het dan geen elfstedentocht wordt, maar de tocht dan voert door slechts één stad.
Wie vindt het, net als ik, doodzonde voor Nederland maar natuurlijk vooral voor de trotse Friezen zelf dat de Alvestedentocht is afgeblazen? Of ben je net blij dat het niet doorgaat? Je kunt het ons hier laten weten.
Jeugdtrauma
We schrijven november 2011. Onze Vize Weltmeister heeft met 3-0 verloren van aartsrivaal Duitsland. Een vriendschappelijk partijtje, dat wel, maar toch. Wat doet dat met me? Niet heel veel meer, moet ik bekennen. Ik kan het nu beter relativeren.
Dat is vroeger wel anders. Ik ben gek van voetbal, met dank aan mijn vader. Bij gebrek aan een zoon hoopt hij dat een van zijn dochters het heilige vuur voelt. Pas bij de derde heeft hij prijs. Ik ga mee naar het stadion voor het voetbal en niet voor snoep van het “rondloopmannetje”, zoals mijn zussen.
Het hele WK 1974 heb ik ondanks mijn jeugdige leeftijd intens beleefd. Het Nederlands elftal zit natuurlijk in de zwaarste poule. West-Duitsland uiteraard in de zwakste. Mijn grote favoriet is Johan Neeskens, een stoere bikkel die niet kapot te krijgen is. Moet je nu eens om komen met die verwende, overbetaalde snotapen die voor het minste of geringste uitvallen. Of soms niet eens willen invallen.
Oranje knalt zich met het ene totaalvoetbal-hoogstandje na het andere de sportgeschiedenis én de finale in. Waar West-Duitsland wacht, dat de weg naar München strompelend heeft afgelegd maar er toch is gekomen dankzij typisch Duits doelpunt-in-blessuretijd-geluk en thuisfluitersvoordeel.
De finale op 7 juli 1974 zie ik met mijn ouders in een Zwitsers restaurantje in Spanje, nota bene temidden van allemaal Duitsers. Uitgerekend mijn idool mag al na welgeteld twee (!) minuten aanleggen voor een strafschop, die ook nog overgenomen moet worden. Maar hij zit en ondanks dat we zwaar in de minderheid zijn, durven we toch te juichen, overtuigd als we zijn dat Die Mannschaft – met al die provocerende, oerlelijke Neanderthalers – helemaal opgerold zal worden.
De rest is geschiedenis. Ik ben ontroostbaar en heb de 1300 kilometer lange rit naar huis alleen maar gehuild over zoveel onrecht. En mijn ouders én mezelf vanuit Spanje, door Frankrijk via België tot in Nederland gekweld met één en dezelfde, eindeloos herhaalde, vraag.
“Kunnen ze die finale niet overspelen?”
© Pascale Bruinen
Tja, na deze zeer pijnlijke herinnering is het woord aan jullie. Durven jullie nog te grasduinen in die ver weg gestopte herinnering? Of heb je het misschien helemaal verdrongen? Laat het ons weten op deze blog!
Kamikaze piloten
Nu het nieuwe jaar net begonnen is heb ik wel een idee voor enkele goede voornemens voor, pak hem beet, ruim drie kwart van fietsend Nederland. Doe je licht aan, fiets in de goede rijrichting en steek en passant ook nog eens je hand uit als je afslaat.
Dit lijkt natuurlijk een enorme open deur intrappen maar als je de fietsende medemens op de keper beschouwt zie je al snel dat het geen overbodige luxe is. Ik zou ze de kost niet willen geven, de fietsers – jong én oud – die in het pikkedonker (meestal ook nog dito gekleed) tegen het verkeer in komen aansuizen als waren ze kamikaze piloten. Hierdoor schrik je je kapot omdat je er niet op bedacht bent en ze dus pas op het allerlaatste moment opmerkt.
Dat is niet alleen vervelend en gevaarlijk voor andere fietsers of voor voetgangers, maar vooral voor automobilisten. Hun snelheid is immers een veelvoud van die van de fietser, zodat er soms slechts een (fractie van een) seconde verschil zit tussen leven en dood. Het zou een goed idee zijn om fietsers vanuit het perspectief van de automobilist te laten zien hoe onzichtbaar ze zijn in het donker. Een effect dat nog versterkt wordt bij regenweer.
Ik slaag er maar niet in te doorgronden wáárom iemand in de duisternis niet gezien wil worden. Dit in schril contrast met ondergetekende. In een toonbeeld van keurigheid ga ik in het donker niet op pad zonder een in werking zijnd voor- én achterlicht, reflecterende cirkels in de wielen en, last but not least, reflecterende banden om mijn arm en rugzak. Ik wil namelijk wél erg graag heelhuids thuis komen, maar het lijkt alsof ik de laatste der Mohikanen ben.
Dus, fietsend Nederland, verlos me uit mijn lijden als uitstervende soort en doe met mij mee. En breng, samen met mij, in 2012 massaal licht in de duisternis.
© Pascale Bruinen
Misschien een goed voornemen voor 2012?
Gesprek bij de bushalte
Tsskkk…, moet je dít lezen”, zegt het meisje bij de bushalte terwijl ze luidruchtig op haar kauwgom kauwt. “’Minister Opstelten reikt certificaten uit aan eerste dierenpolitieagenten.’ Wat een belachelijk gedoe! Alsof de politie niks beters te doen heeft dan met loeiende sirenes zo’n stinkend konijn met een verstuikt pootje op te halen.” Het meisje scrollt hevig op haar smartphone en blaast een kauwgombel die qua diameter niet onderdoet voor haar oversized oorringen.
Haar vriendje grinnikt. “Die beestenwouten zijn echt gestoord man. Voor je het weet moeten ze nog goudvissen gaan reanimeren om ze te redden van de verdrinkingsdood!” Hij lacht zo hard om zijn eigen grap dat hij zich verslikt in de ferme teug redbull die hij achterover slaat.
“Weet je wat ik nog het mooiste vind? Als er echt iets ergs gebeurt dan komen ze nooit. Verdomme, waar blijft die klote bus nou?” Het meisje kijkt geërgerd op haar horloge.
“Jullie weten niet waar jullie het over hebben”, zegt een wat oudere vrouw plots met zachte stem. Twee hoofden draaien zich perfect tegelijk naar haar om. “Dierenmishandeling is in veel gevallen een signaal dat er ook sprake is van huiselijk geweld. En daders van dierenmishandeling gebruiken huisdieren vaak als intimidatie- of chantagemiddel ten opzichte van hun slachtoffers. Het is dus belangrijk dat de politie op tijd ingrijpt”, legt ze aan het ongelovig kijkende tweetal uit.
“Wat een bullshit, hoe kom je daar in godsnaam bij?”, tutoyeert de jongen haar brutaal. “Ja, inderdaad”, doet bellenblaaster nog een duit in het zakje, “waar haalt u die wijsheden vandaan?”
“Ik heb het zelf meegemaakt. Mijn ex-man heeft me jarenlang gekleineerd en mishandeld. Het heeft zo lang kunnen duren omdat hij dreigde mijn hond van de flat te gooien als ik bij hem weg zou gaan. Ik heb geen kinderen, mijn hond was mijn kind.”
“Hoezo… was?” vraagt het meisje aarzelend, hoewel ze diep in haar hart het antwoord al weet. “Op een dag heeft hij de daad bij het woord gevoegd”, zegt de vrouw kalm. “Daar is mijn bus. Denk er maar eens over na. Dierenpolitie is zo gek nog niet”.
“Kut man, wat een verhaal“ zegt het vriendje, duidelijk onder de indruk. “Zo heb ik het nooit bekeken. Misschien is het toch niet zo’n stom idee.” Het meisje knikt instemmend. Ze gruwelt bij de gedachte dat het haar kat zou zijn waar ze zo gek op is.
En beiden kijken de bus na totdat hij allang uit hun gezichtsveld verdwenen is.
© Pascale Bruinen
En wat vinden jullie van de dierenpolitie? Is het zinnig of onzinnig? Discussieer hier met anderen door een reactie achter te laten.


