Ik weet te veel

Mijn beroep is mooi en dynamisch maar kan tegelijkertijd zwaar en veeleisend zijn. Door mijn kennis van wie waar welke misdrijven pleegt, ben ik immers niet alleen goed geïnformeerd, maar word ik – of ik het nu wil of niet – ook belast. Al deze wetenschap is onomkeerbaar; eenmaal opgeslagen op mijn harde schijf, kan ik niet meer doen alsof ik het niet weet.

Toen mijn zoon en dochter nog klein waren, deed ik veel zedenzaken. In die tijd maakte ik beroepshalve kennis met een andere kant van het sport- en verenigingsleven, namelijk die waarin sommige trainers, leraren of clubvoorzitters hun handen en andere lichaamsdelen niet thuis konden houden en zich vergrepen aan pupillen of clubleden die aan hun zorg waren toevertrouwd.

Omdat mijn kinderen destijds ook op sportclubs zaten, mijn zoon op voetbal en mijn dochter op judo, was ik me dus meer dan andere moeders bewust van wat er in deze onschuldige setting ook aan nare dingen kon gebeuren. Zodoende heb ik mijn kinderen niet alleen geleerd dat ze nooit met vreemde mannen of vrouwen mee mochten gaan – ook niet als die een lief katje, een schattig hondje of een grappige papegaai thuis hadden die ze mochten komen aaien – maar heb ik ze gaandeweg ook uitgelegd dat ze zelf de baas waren over hun eigen lichaam en dat ze een akelig geheimpje altijd meteen moesten vertellen. Op deze manier maakte ik ze weerbaar in plaats van bang of ongerust.

Wat later heb ik mijn kroost bij het betreden van de digitale snelweg uiteraard tot vervelens toe gewezen op de gevaren van webcams, het prijsgeven van persoonlijke informatie en het blind vertrouwen op de opgegeven identiteit en bedoelingen van de digitale gesprekspartner. Want die aardige chatter kan inderdaad een meisje van twaalf zijn, maar evengoed een pedoseksueel van in de vijftig.

Met alles wat ik weet blijft het dus steeds laveren tussen alert blijven enerzijds en waken voor beroepsdeformatie anderzijds.

Want al die goeden mogen nooit lijden onder de minderheid van de kwaden.

© Pascale Bruinen

Deze column is op 27 november 2014 verschenen in het Algemeen Dagblad.

ik weet te veel4

Een behaarde dwerg met Tante Sidonia-neus en Dumbo-oren

Net als ik zo goed als zeker weet dat ik aan mijn tweede jeugd ben begonnen, stuit ik in de krant op een artikel waar ik niet vrolijk van word. Want wat blijkt? Met het klimmen der jaren schijnen er allerhande biologische processen plaats te vinden die een mens er, hoe zal ik het netjes zeggen, niet bepaald mooier op maken.

Ik weet best wel veel maar had er desondanks nog nooit van gehoord dat zowel neuzen als oren ons hele leven lang doorgroeien. Dus vind ik het een nogal verontrustend vooruitzicht als ik lees dat het gemiddelde reukorgaan tijdens je leven een halve centimeter langer wordt. Bovendien gaat de groei van “vrouwenneuzen in voorwaartse richting” levenslang door, “terwijl die bij mannen na hun veertigste afvlakt”. Hoezo gelijke rechten? Ik moet zeggen dat ik het geen prettig idee vind als mensen eerst het puntje van mijn neus zien en dan pas de rest van mijn persoontje.

Bij vrouwenoren is het zo mogelijk nog erger. Die worden nog zeker een centimeter (!) groter tussen het twintigste en zeventigste levensjaar. Met dank aan al die kraakbeencellen die blijkbaar niet van ophouden weten. In combinatie met het gegeven dat de natuur heeft voorzien dat vrouwen tegen hun tachtigste levensjaar ongeveer acht centimeter kleiner zijn geworden dan op hun dertigste, zal ik te zijner tijd qua lichaamsproporties dus verdacht veel weg hebben van Dumbo, dat kleine olifantje met die enorme flaporen.

Godzijdank heb ik lange haren, denk ik terwijl ik al dit moois tot me neem bij de ontbijttafel, die kunnen die reuzenoren mooi camoufleren. Maar even later verslik ik me bijna in mijn thee als ik tot mijn schrik lees dat hoofdhaar met de jaren dunner zal worden. Verdorie, dit is echt geen goed nieuws, zeker niet als ik zie wat ik daarvoor in de plaats krijg: “dikkere, donkere en langere haren” op benen, bovenlip of kin. Iieeeeuwwwww, dit is te veel informatie want nu heb ik geen trek meer.

Maar nog is de toekomstige lijdensweg van de ouder wordende mens niet af want “rond de gewrichten van de vingers ontstaan knobbels”, “de knieën worden dikker”, “voeten groeien in de breedte” en “het gelaat krijgt een meer skeletachtige aanblik”. En voor de mannen onder ons is er ook nog slecht nieuws want tussen het dertigste en zeventigste levensjaar boet hun geslachtsdeel in opgewonden staat zo’n 1 à 2 centimeter in aan lengte (misschien ter compensatie van de ongelijke neusgroei?).

Als je denkt dat je alles hebt gehad, volgt er ten slotte nog een opsomming waar je u tegen zegt: “Borsten, balzak (Ha! Die heb ik gelukkig niet), buik, oogleden, puntje van de neus bij vrouwen, wallen en wangen” gaan op termijn allemaal hangen.

Maar dan valt mijn oog op namen van artsen die aan dit artikel hebben meegewerkt en zie ik dat dit, niet geheel toevallig, een hoogleraar orthopedie en hoogleraar plastische chirurgie zijn. Op slag ben ik gerustgesteld. Geen wonder dat deze feitjes zo prominent op een rij worden gezet, de bedoeling is natuurlijk dat hele volksstammen straks onder het mes gaan. De toko moet immers blijven draaien.

Voor wie zich in de toekomst niet wil laten nippen, tucken en liposucken is er echter maar één devies: Gij zult niet roken, niet zonnen, gezond eten en U een ongeluk bewegen tot en met het bittere einde.

Zo zijn we te zijner tijd in ieder geval fit en afgetraind.

En die sprekende gelijkenis met een behaarde dwerg met Tante Sidonia-neus en Dumbo-oren moeten we dan maar op de koop toe nemen.

© Pascale Bruinen

Een behaarde dwerg met Tante Sidonia-neus en Dumbo-oren

Een behaarde dwerg 3

Ok, toegegeven: het is moeilijk maar probeer je een combinatie van deze twee voor te stellen…

Twee verschillende laarzen

Omdat ik stipt om 9.00 uur compleet met toga en bef in de zittingzaal klaar moet zitten, moet ik ruim op tijd de deur uit. Hoewel ik dat weet, kan ik toch de verleiding niet weerstaan om in mijn ochtendjas “even” tussen de bedrijven door nog snel iets op te zoeken op internet. En zoals altijd val ik dan van het een in het ander. Totdat een terloopse blik op het klokje van mijn iMac me tot mijn schrik leert dat het al bijna acht uur is.

Daarom haast ik me naar mijn kamer waar mijn kledingkasten (ja, in meervoud) staan, schiet ik met de snelheid van het licht een grijs jurkje aan met een bijpassende maillot en graai ik een paar zwarte laarzen mee. Snel trek ik ze in het schemerdonker aan en spoed me de trap af naar beneden.

Ik werk mijn ontbijt in een recordtijd naar binnen, prop mijn toga vrij onceremonieel in zo’n tas die je om kunt hangen en spoed me dan naar mijn fiets. Mijn bodypumplessen komen nu goed van pas want dankzij deze spieroefeningen kan ik zelfs in de vijfde versnelling (bergop!) flink doortrappen om toch nog netjes op tijd bij de rechtbank te komen.

Als ik op een onbewaakt ogenblik naar mijn fluks ronddraaiende benen kijk, blijft mijn blik iets langer hangen dan normaal. Maar hoe goed ik ook kijk, het beeld blijft in dit vroege ochtendlicht precies hetzelfde: ik heb een donkerbruine en een zwarte laars aangetrokken.

Daar waar ik vroeger hoogstwaarschijnlijk een flauwte zou hebben gekregen van schaamte, proest ik het nu tot mijn eigen verbazing uit. De jaren hebben me kennelijk milder gemaakt voor mezelf.

In de gauwigheid merk je het verschil niet meteen op. Het is namelijk een hele donkerbruine laars. En gelukkig zijn het wel precies dezelfde laarzen, want ik kon destijds uiteraard niet kiezen en heb dus allebei de paren gekocht. Maar wie beter kijkt, ziet het echt wel.

Ik probeer zen te blijven dus verzoen ik me met mijn lot en troost ik me met de gedachte dat het schaamschot (dat deel van mijn tafel in de zittingzaal dat tot op de grond reikt) mijn fashion faux pas aan het zicht zal onttrekken.

Volgende keer toch maar liever nog iets eerder opstaan.

© Pascale Bruinen

Deze column is verschenen in het Algemeen Dagblad op 20 november 2014.

Twee verschillende laarzen

Stressdag

Vannacht ben ik wakker geworden van een kloppende pijn in mijn kaak. Zul je net zien dat ik uitgerekend vandaag back-up dienst heb, wat betekent dat ik in geval van nood moet invallen. Op zo’n dag is het dus niet de bedoeling dat ik afspraken heb, want het kan zijn dat ik onverwachts naar een doorzoeking moet of – in het ergste geval – onvoorbereid een zitting moet doen. Gelukkig komt dat laatste maar uiterst zelden voor.

Daarom hoop ik vurig dat er niets gebeurt zodat ik niet ingezet hoef te worden en even op en neer naar de tandarts kan.

Ik ben net klaar met mijn ontbijt als mijn gsm rinkelt. In het display zie ik dat het onze planner is. O, o, dat kan op dit vroege uur maar één ding betekenen: dat ik aan de bak moet. Al snel blijkt dat het worst case scenario zich verwezenlijkt want er is een ziekmelding van een collega die zo dadelijk om 9.00 uur een politierechterzitting heeft.

Ik schiet in de stress, niet alleen omdat ik niets heb kunnen voorbereiden maar ook omdat mijn kies vervaarlijk klopt. Zo kan ik niet naar de zitting. Godzijdank blijkt een andere collega zo bereidwillig te zijn om de eerste zaken voor zijn rekening te nemen (nogmaals bedankt, Martin!) zodat ik op en neer naar de tandarts kan.

Meteen na de behandeling slik ik twee paracetamols en snel ik naar de rechtbank om de zitting over te nemen. Maar ik had me helemaal niet hoeven te haasten, want mijn collega zit nog midden in een zaak die nog wel even gaat duren. Dit keer ben ik eens blij dat de zitting uitloopt want dat geeft mij de tijd om een computer op te zoeken en de volgende zaken in sneltreinvaart te gaan bestuderen (hulde aan het digitale tijdperk!).

Vandaag ben ik extra dankbaar voor mijn ervaring en improvisatietalent. Tot mijn opluchting zijn het geen van alle hele zware of complexe zaken, dus kan ik snel en geroutineerd vooruit werken. Op het moment dat ik de zitting van mijn collega moet overnemen, ben ik er dus klaar voor en worden de resterende zaken netjes afgehandeld.

En zo komt gelukkig niet alleen aan mijn kiespijn, maar ook aan deze stressdag een einde.

© Pascale Bruinen

stressdag

Deze column is op 13 november 2014 verschenen in het Algemeen Dagblad onder de titel “Met zulke kiespijn kan ik toch niet naar de zitting?”

Leeftijdsdissociatie

“Snap jij dat nu? Die bejaarden hier houden er niet van om lekker buiten te zitten. ‘Dat tocht te veel’, zeggen ze dan”, klaagt mijn moeder als ik haar laatst opzoek. Ze praat over haar leeftijdsgenoten alsof ze er zelf, als 85-jarige, niet bij hoort. Sterker nog, er zijn er genoeg die zelfs stukken jonger zijn. Desalniettemin voelt mijn moeder kennelijk geen enkele connectie met haar medebewoners annex ouden van dagen als het op leeftijd aankomt.

Ik begrijp dit fenomeen inmiddels wat beter want ik heb er zelf ook geregeld last van. Verstandelijk weet ik dat ik vijftig ben (vooral als ik tegenwoordig bijvoorbeeld een etiket probeer te lezen op een product in de supermarkt), maar qua gevoel ben ik ergens in de dertig blijven steken. Oké, behalve dan zoals onlangs toen ik met H. en een bevriend koppel op vakantie tot na 03.00 uur ’s nachts de disco van het cruiseschip onveilig had gemaakt en dit de dag erna moest bekopen met een nogal brakke staat (en dan drink ik nog geen alcohol, kun je nagaan).

Maar los van dit soort extreme uitzonderingen, heb ik helemaal niet het idee dat ik – puur theoretisch gesproken – in aanmerking zou kunnen komen voor een lidmaatschap van de 50PLUS partij.

En nu ik het daar toch over heb; in deze tijd van steeds verder gaande vergrijzing en een gemiddelde leeftijd voor Nederlandse vrouwen van 82,5 jaar en Nederlandse mannen van 78,4 jaar snap ik niet dat een dergelijke partij überhaupt nog bestaansrecht heeft. Ik bedoel, 50 (!!!!!) plus? Als het nou 75, 80 of 90 plus was. Waar gáát dit over?

Dat mijn moeder en ik niet de enigen zijn die zich semi-permanent in zo’n leeftijdsgerelateerde dissociatieve staat bevinden, bleek wel toen ik pas geleden bij een bevriend Catalaans koppel van dezelfde leeftijd in Barcelona was. Onze vriend vertelde dat hij op een feestje om zich heen keek en dat het hem toen opviel dat er wel erg veel oudere mensen waren. De shock van (h)erkenning volgde een fractie van een seconde later toen hij zich met enige schrik realiseerde dat hij zelf minstens even oud was.

Ik vermoed dat deze leeftijdsdissociatie een universeel verschijnsel is. Bij mij begon dat zo ongeveer rond de veertig en eerlijk gezegd voel ik me er prettig bij. Het betekent immers dat ik me aanzienlijk jonger voel dan mijn kalenderleeftijd aangeeft. Dus laat mij maar lekker dissociëren, liefst natuurlijk tot op zeer ver gevorderde leeftijd.

Want met een beetje geluk zal ook ik me zelfs dan nog afvragen waarom die oudjes om me heen niet lekker buiten willen zitten.

© Pascale Bruinen

Zoete Wraak

De cafetaria op het vliegveld van Fiumicino in Rome is niet echt aanlokkelijk maar we zullen het ermee moeten doen. We hebben immers nog wat tijd te doden voordat onze vlucht vertrekt, dus houden vriendin M. en ik een tafel bezet terwijl onze mannen in de rij gaan staan voor een hapje en een drankje.

Een smalle, slungelachtige jongen van de poetsploeg komt naar ons toe. Aan zijn gezicht te zien heeft hij er niet echt zin in vandaag, want het staat op onweer. Hij heeft een grote plastic bak in zijn handen waarin al het nodige vuile serviesgoed zit. Zonder een woord te zeggen begint hij de vieze koppen en borden, die de vorige klanten op ons tafeltje hebben achtergelaten, in zijn bak te smijten. Hij doet dit zo hard, dat de inhoud van de bak vervaarlijk rinkelt. M. en ik kijken elkaar even aan.

“Altijd een feest, zo’n werknemer die overduidelijk plezier heeft in zijn werk”, zeg ik tegen haar. Op datzelfde moment graait hij een – nog bijna vol – melkkannetje van onze tafel en gooit dat opzettelijk met een ferme zwaai bij de rest van het mishandelde serviesgoed in zijn bak.

Wat ik vrees, gebeurt prompt. De melk vliegt over de rand en druipt niet alleen op maar ook langs onze tafel, bovenop onze tassen die we daar net hebben neergezet. Ik kijk hem boos aan en zeg in het Italiaans (dat ik vloeiend spreek) dat hij moet opletten wat hij doet, waarbij ik hem wijs op de melk die zich inmiddels een weg baant onder onze tafel. Als antwoord krijg ik te horen dat hij dit “niet expres” deed, maar de ronduit valse grijns die mij ten deel valt als hij me daarbij recht aankijkt vertelt een ander verhaal. Vervolgens draait hij zich om en loopt doodgemoedereerd weg. Geen woord van excuus, laat staan dat hij de melk opveegt.

Ik voel mijn bloeddruk stijgen van kwaadheid over zoveel lompheid. Ik schuif mijn stoel naar achter en loop met versnelde pas achter hem aan. Ik vraag hem terug te komen om zijn rotzooi op te ruimen, maar hij kijkt niet op of om en loopt gewoon door.

Ik besluit het er niet bij te laten zitten en ga naar een van de dames die zo te zien hoger in de pikorde staan dan dit asociaal mannetje. Eén ervan blijkt inderdaad zijn leidinggevende te zijn. Ik doe op verontwaardigde toon mijn verhaal en eis dat zij hem opdracht geeft de boel te komen opruimen. “Ahhh…, signora!”, verzucht ze, waarna ze haar schouders verontschuldigend ophaalt en over gaat tot de orde van de dag. Even ben ik totaal verbijsterd over zoveel lethargie, maar ik had kunnen weten dat het zo werkt. We zijn per slot van rekening in zuidelijk Italië, waar ze zich kennelijk niet zo snel druk maken over werknemers die hun klanten schofferen.

Als ik terugkeer bij onze tafel komt de stoom me uit de oren. Onze mannen – die niets hiervan hebben meegekregen – hebben intussen croissants, koffie, thee en water meegenomen. M. heeft met wat servetten de ergste melkschade opgedept, maar gezamenlijk zinnen we nu op wraak.

Als we klaar zijn met eten, krijgen M. en ik tegelijkertijd het idee om dit keer eens níet alles keurig achter te laten. In plaats daarvan besluiten we eensgezind om er een zo groot mogelijke rotzooi van te maken. M. trekt alle suikerzakjes open en wrijft de inhoud uit over de hele tafel. Ik hou de borden ondersteboven en strooi zo alle kruimels over het tafelblad. Uit een ooghoek zie ik her en der mensen verwonderd kijken, maar dat boeit me nu eens niet. M. schudt de restjes koffie uit, terwijl ik mijn mok omkeer zodat de laatste slok thee niet in mijn keel, maar op de tafel terechtkomt. Als toetje gooien we nog het overgebleven water over de plakzooi en dan vertrekken we.

Als we op veilige afstand zijn, zeg ik tegen de anderen dat ik wil toekijken als onze poetser onze tafel moet gaan afruimen. Maar op hetzelfde moment bedenk ik nog iets veel beters: ik wil er stiekem foto’s van maken!

En zo kan het gebeuren dat ik me op een Italiaanse luchthaven verlaag tot paparazzi-achtig gedrag door, (hoe klassiek wil je het hebben?) verscholen achter een pilaar, foto’s te maken als dat vervelende kereltje onze speciaal voor hem achtergelaten presentjes opruimt.

Kinderachtig? Zeker.

Maar o, wat kan wraak zoet zijn.

© Pascale Bruinen

Digitale afhankelijkheid

“Even snel een dienstreis declareren”, denk ik als ik op het werk een paar minuten heb tussen verschillende klussen in. Maar mijn computer denkt daar duidelijk anders over want ik kan niet eens inloggen. Op mijn scherm verschijnt de mededeling dat ik niet verbonden ben met het internet. De computer doet mij echter een hoopvolle suggestie: “Mogelijke acties: verbindingsproblemen vaststellen”.

Nu ben ik wel van de actie en als er ergens een probleem is, wil ik dit steevast oplossen en liefst nog een beetje snel ook. Dus klik ik opgewekt op deze balk. En dan moet ik wachten. Wachten. Wachten. Kennelijk moet mijn computer nu zwaar nadenken want ik zie onderin een groene streep héél langzaam, van links naar rechts, groeien. Als de streep eindelijk helemaal groen gekleurd is, krijg ik mijn langverwachte antwoord: “Het probleem kan niet met Probleemoplossing worden vastgesteld”.

Na een nanoseconde van ongeloof barst ik in schaterlachen uit. Ik vind het zelfs zo grappig dat ik dit moment van technisch vernuft absoluut wil delen met een nietsvermoedende collega, die een stukje verderop rustig zit te werken.

Omdat het hele werkproces op computers is ingericht, zijn we inmiddels zo digitaal afhankelijk geworden dat een grote storing verder werken nagenoeg onmogelijk maakt. Immers, alle correspondentie gaat per mail, stukken typ ik in Word en bijna alle enkelvoudige zittingen zijn geheel gedigitaliseerd.

Bij de voorbereiding van zo’n zitting wil ik onlangs één bepaald document op papier nalezen dus geef ik een printopdracht. Even later haast ik me naar de printer om het er af te halen, maar er rolt alleen de eerste bladzijde uit. Bij een nieuwe printopdracht gebeurt precies hetzelfde. Het is om gek van te worden want ik heb nog meer te doen.

Als ik me over dit euvel luidkeels beklaag, roepen mijn collega’s in koor dat je grotere pdf documenten ook alleen maar in stukjes aan de printer moet aanbieden, anders kan hij het niet verwerken. In stukjes? Kan het niet verwerken? Het gaat hier toch niet over een labiel overwerkt iemand, maar over een apparaat? Zevenentwintig pagina’s is toch niet bizar veel voor een printer, dacht ik zo. Ik kan het even niet meer volgen.

Maar nee, het is echt zo. Dus loop ik terug naar mijn bureau, deel het document op in drie delen en geef mokkend drie nieuwe printopdrachten in plaats van één, onderwijl denkend hoe dit mogelijk is omdat wij toch echt in 2014 leven. En vervolgens loopt alles vast. Eerst op de ene printer, en dan ook op de andere. We drukken diverse knoppen in, ik probeer de opdrachten te annuleren maar niks doet het nog.

Net als ik me erbij neer heb gelegd dat k nooit meer dan één bladzijde van mijn document tegemoet zal kunnen zien, beginnen beide printers ineens weer te ratelen alsof ze uit de dood zijn herrezen en drukken ze alsnog af. En hoe! Zelfs een dik half uur later krijg ik nog van deze en gene het zoveelste exemplaar van die vermaledijde zevenentwintig pagina’s op mijn bureau gelegd.

Mede door dit soort ervaringen ben ik zo’n type dat dus enorm dankbaar is als de computer zonder problemen opstart en de printer gewoon print. Daarom ben ik ook allergisch voor updates. Ik word niet goed van dat eeuwige gemorrel aan de software om die “nog sneller, beter en veiliger” te maken. Heb ik eindelijk programma’s die het gewoon doen en weet ik na veel ups en downs hoe een en ander werkt, komt er om de haverklap zo’n afgrijselijke update overheen waarna alles weer anders is of, zoals ik deze week merkte toen ik mijn column voor het Algemeen Dagblad wilde uploaden, de “plugin” ineens blijkt te zijn geblokkeerd. Ik dreigde mijn deadline niet te halen alleen maar omdat er weer zo nodig de tigste update moest worden geïnstalleerd (dit keer van flash player), waar ik overigens pas na veel gebel met de helpdesk achter kwam.

Ik weet niet of ik de enige ben met een afkeer van updates. Zo nee, stel ik voor om een vereniging op te richten die de belangen behartigt van al die digibeten zoals ik die gevrijwaard willen blijven van almaar nieuwe versies van een goed werkend programma. Sterker nog, dit zou een grondrecht moeten zijn.

Dus bij deze heb ik een dringende boodschap voor al die mensen die zich beroepshalve hiermee bezig houden: handen af van mijn software!

© Pascale Bruinen

Royalty-Free (RF) Clipart Illustration of an Angry Computer Supp

 

 

 

Zora

Als ik in de krant lees over robots in de verzorgingstehuizen die steeds vaker de taak van mensen gaan overnemen, slaat me de schrik om het hart. Is dit ons voorland? Geen handen meer aan ons bed, maar robots?

Ja, ik ken de juichverhalen. Zonder robots gaat onze maatschappij op termijn teloor. Het zijn “de nieuwe helden van de economie”. Ze hebben altijd zin om te werken en zijn al helemaal never ever ziek, zwak of misselijk. Daar waar Zora, een wit (plastic?) onding met felblauwe accenten, haar intrede heeft gedaan in een verzorgingshuis in Vught, wordt er door de ouderen daar kennelijk enthousiast op haar gereageerd.

Zora kan voorbedachte zinnetjes zeggen, zingt de oude kraker “Viva España”, doet gymoefeningen voor en kan zelfs rekensommetjes bedenken. Het toppunt van vernuft is dat Zora ook de bingo-avond kan leiden. Een onbedoeld maar zeer welkom neveneffect van de intrede van de robot is dat de kleinkinderen zo nieuwsgierig naar haar zijn, dat ze vaker op bezoek komen (wat op zich wel weer te denken geeft). Wie had gedacht dat de oplossing voor de eenzaamheid van ouderen op deze manier onder handbereik zou kunnen liggen?

Maar als de nieuwigheid er eenmaal vanaf is, is de grote vraag hoe verder. En nee, er wordt geen enkel verband gezien tussen de minimaal 30.000 (!!!) aangekondigde ontslagen in de thuis- en ouderenzorg enerzijds en de opmars van de robots in de gezondheidszorg anderzijds. Volgens de voorstanders ondersteunen de robots de werknemers van vlees en bloed juist, “net als een afwasmachine”, waardoor deze juist méér tijd over zouden hebben voor de echt belangrijke taken. De vraag is alleen wélke werknemers op termijn nog kunnen worden ondersteund als de bezuinigingsfurie eindelijk is uitgeraasd. Zijn er dan nog wel echte mensen die anderen verzorgen over?

En ondertussen schrijdt de techniek met rasse schreden voort. Want Zora is kinderspel vergeleken met Rose, de robot die door de TU Eindhoven wordt ontwikkeld en naar verluidt de deur kan opendoen, sokken kan aantrekken, ontbijt kan maken en de brievenbus kan legen.

Prachtig allemaal. Maar waar blijft het warme menselijke contact? Het echte luisterend oor? De troostende hand die op de schouder wordt gelegd? Het spontane grapje dat wordt gemaakt en waarover gezamenlijk wordt gelachen? De knuffel die in een moment van ontroering ongevraagd wordt gegeven?

Tegen de tijd dat ik een vervolmaakte Zora of Rose aan mijn bed zou krijgen, ben ik, net als de rest van Nederland, misschien wel aan de aanwezigheid van robots gewend.

Maar eerlijk gezegd moet ik er nu niet aan denken.

© Pascale Bruinen

En hoe staan jullie tegenover deze ontwikkeling?

Metamorfose in het interieur

De laatste fuchsiaroze bloemen proberen het buiten vol te houden in de plantenbakken maar zien er nog maar zielig uit. Met hangende kopjes, alsof ze zelf ook weten dat hun einde nabij is, zoeken ze zich een weg naar beneden tussen de afstervende bladeren van hun stengels. In de grond staat zegge en schrijve nog één bloeiend lavendelbloemetje fier omhoog, haar collega’s hebben het een tijdje terug al opgegeven. De varens, zes maanden geleden nog zo frisgroen dat je er pijn van aan je ogen kreeg, zijn allengs geel en bruin geworden. Hetzelfde lot treft de hosta’s. Weldra zal daarvan bijna niets meer zichtbaar zijn. Alsof ze er nooit zijn geweest.

En dan wordt het ook nog steeds donkerder en kouder de komende maanden. Is het dan een wonder dat mijn aandacht zich in de herfst verlegt van buiten naar binnen? Want het najaar is bij uitstek de tijd om het in huis gezelliger, knusser en warmer te maken. En bij mij gaat dat, net zoals bij meer dingen, meteen op grootse wijze. Want mijn interieur wordt niet alleen opgesmukt met een theelichtje hier en daar, maar ondergaat een ware gedaanteverwisseling. En dat niet één, maar twee keer per jaar.

Ik kies daarvoor het moment dat de klok voor- en achteruit wordt gezet. Zo maakt mijn voorjaars/zomer-woonkamer in de laatste week van oktober plaats voor de najaars/winter-woonkamer. Dit valt trouwens vrijwel samen met het omwisselen van al mijn kleding, tassen, schoenen en laarzen, ook al zo’n megaklus (hoe me dat ieder jaar vergaat kun je lezen in de column “Reis door mijn kledingkast in drie dagen” op deze blog).

Wat ik zoal verander in huis? Kort gezegd: bijna alles. Alleen de grote meubelstukken blijven hetzelfde, al de rest wordt voor een half jaar omgewisseld. Ik begin altijd met alle kleinere voorwerpen en accessoires zoals vaasjes, fotolijstjes, kaarsen, dienbladen, bloempotten, schaaltjes, beeldjes, tafelkleden, schilderijen en dergelijke op te ruimen en weg te leggen. Vervolgens rol ik het grote vloerkleed op, maak de rol vast met tape en sleep dat enorme onding twee trappen omhoog waar het een tijdelijke rustplaats krijgt op zolder. In lente en zomer heb ik een lichtgroen karpet in de woonkamer liggen, zodat het lijkt alsof de natuur naar binnen komt. In herfst en winter vervang ik dit door óf een donkerpaars óf een donkerbruin gemêleerd exemplaar. Uiteraard wordt de rest van het interieur hieraan aangepast, zelfs tot servies en vaatdoeken (in keuken) en handdoeken aan toe (in badkamer en WC).

Nu is het gekke dat ik, hoewel ik er zelf voor kies, toch altijd een beetje sentimenteel word als ik mijn zorgvuldig uitgezochte spulletjes één voor één wegpak en opruim. Het staat toch ook symbool voor het einde van een mooi seizoen. En in afscheid nemen, al is het maar van een schilderij, ben ik nou eenmaal nooit een kei geweest. Bovendien heb ik ook een half jaar met veel plezier ernaar gekeken, dus dan doet het me wel wat om het op te ruimen.

Maar ik krijg er ook veel voor terug. Want als het nieuwe vloerkleed op zijn plek ligt, krijgt de kamer meteen een heel andere uitstraling. Met een donkerbruin of diep paars hoogpolig karpet wordt de sfeer in huis op slag een stuk warmer, wat natuurlijk ook de bedoeling is. Vervolgens wissel ik de lampenkappen en hoezen van kussens om in exemplaren van bijpassende kleuren. Ik vervang de schilderijen en bloempotten en haal de “nieuwe” accessoires tevoorschijn (oftewel de spulletjes die dus jaarlijks gerecycled worden). En dan begint het grote gepuzzel van wat waar moet komen. Mijn woonkamer is niet zo groot, dus ik wil het zeker niet te vol zetten.

Deze metamorfose neemt met gemak een hele dag in beslag, maar is absoluut de moeite waard. Zo gaat je interieur nooit vervelen. Ik kan het dan ook iedereen aanraden.

Alleen ben ik ’s avonds zo uitgeteld van al dat sjouwen en inrichten dat ik nauwelijks nog kan opstaan van de bank waarop ik vlak voor H.’s thuiskomst ben neergeploft. Het gebeurt maar zelden maar dan kan ik echt geen boe of bah meer zeggen.

Een welkome afwisseling voor H., al is het dan maar twee keer per jaar.

© Pascale Bruinen

Body Pump (3)

Het is nu een dikke vijftien maanden geleden dat ik mijn eerste bodypumples volgde (hoe dat in zijn werk ging, kun je lezen in Bodypump (1) en (2) op deze blog). En ik moet zeggen, zeker het laatste half jaar begin ik echt resultaat te zien. Vooral de voormalige gevarenzone van mijn bovenarmen is onherkenbaar veranderd.

Ik weet nu eindelijk hoe een Jean-Claude van Damme zich voelt want ook mijn T-shirtjes beginnen verdacht strak aan te voelen bij de mouwen. Af en toe moet ik ze zelfs oprekken omdat mijn imposante biceps/triceps er anders niet meer in passen.

Dat dit geen grootspraak is, blijkt afgelopen april als H. en ik op een cruiseschip in het Caribisch gebied rondvaren. Ik zit nietsvermoedend in een mouwloos topje te genieten van het diner aan een grote tafel met vier andere koppels als ik zie dat de vrouw tegenover me aandachtig naar me kijkt. Als ik haar blik vang, vraagt ze op die typisch Amerikaanse, o zo directe manier: “Do you lift weights?”

Ik stik ter plekke bijna in mijn ossenhaas. “Yes, as a matter of fact I do!”, weet ik bijna ademloos uit te brengen. “You mean that you can actually notice it?”, kan ik niet nalaten te vragen naar de bekende weg.

Are you kidding? You look so toned!”

Ik moet me uit alle macht inhouden om niet ter plekke op de tafel te springen, mijn vuisten te ballen in een overwinningsgeste en een triomfantelijk “Yeeeeeeeeeeesssss!” door de eetzaal te roepen. Al dat harde werken en peentjes zweten zijn dus niet voor niks geweest.

Eigenlijk heb ik dit alles aan mijn dochter te danken die op een mooie zomerdag in een onbewaakt ogenblik zachtjes tegen mijn ontblote bovenarmen aantikte en zei: “Hmmm, dat beweegt wel erg op en neer, hè?”. Dat was de bekende druppel want ik had toen zelf ook al gemerkt dat die kipfilets langzamerhand wel erg prominent werden. Ik deed namelijk geregeld de zelfzwaaitest: ik ging voor de spiegel staan in een topje en zwaaide dan uitbundig met beide armen terwijl ik met haviksogen keek naar waar mijn triceps zouden moeten zitten. Anatomisch gezien wist ik natuurlijk dat ik ze had, ik zag ze alleen niet. Daarom is deze test ook alleen weggelegd voor de allermoedigsten onder ons, anders geldt: don’t try this at home!

Maar bodypump is voor mij veel meer dan alleen een uur mijn spieren trainen. Ik ben na de les weliswaar half dood, maar mijn andere helft krijgt een enorme boost van al die positieve energie die onze instructrices uitdragen. “Doe er gerust een kilootje bij. Waarom? Omdat het kan! We worden er alleen maar mooier en sterker van!”. Daar word je toch vanzelf blij van, niet dan?

Het is ook een sociaal gebeuren met al die dames van zestien tot zestig (mannen zijn doorgaans dun gezaaid, die hangen liever aan die vreselijke apparaten). Er wordt voor de les dan ook druk gekletst en gelachen.

Maar bovenal is het een ideale manier om mijn hoofd leeg te maken. Want als ik die gewichten in een razend tempo op de dreunende muziek op en neer moet bewegen, is het nog slechts een kwestie van zien te overleven tot het einde van elk nummer.

Ik word er dus helemaal happy van.

En niet in het minst omdat ik inmiddels met vlag en wimpel slaag voor mijn zelfzwaaitest.

© Pascale Bruinen

En, slaag jij voor de ‘zelfzwaaitest’?

Vat vol tegenstrijdigheden

Het heeft zo zijn voordelen om 50 te zijn. V i j f t i g. Op de een of andere manier lijkt het ouder als je het woord helemaal uitgeschreven ziet.

Maar niet getreurd, de voordelen vind ik tot dusverre ruimschoots opwegen tegen de nadelen. Want na jaren van mezelf de vraag stellen of ik wel voldoe aan mijn eigen én andermans verwachtingspatroon, weet ik eindelijk hoe ik in elkaar steek, wie ik echt ben. Voor mij voelt het alsof de laatste stukjes van de puzzel als vanzelf op hun plek zijn gevallen.

Ik weet feilloos wat mijn meest in het oog springende karaktereigenschappen zijn en durf die ook hardop te benoemen. Maar het blijkt dat het niet per se zo hoeft te zijn als ik van te voren had gedacht. Het is bij mij namelijk helemaal niet zwart óf wit, maar gewoon zwart én wit.

Ik ben sentimenteel én rationeel, sociaal én graag op mezelf. Ambitieus maar soms hoeft het ook niet zo. Geduldig als iets écht de moeite waard is maar zo nu en dan ook ongedurig. Bij hoge uitzondering een tikje bevooroordeeld maar voor het overgrote deel open minded. Doorgaans bescheiden en toch een enkele keer haantje de voorste. Zelfbewust maar ook ineens weer onzeker. Hautain als het mij zo uitkomt maar van huis uit wars van rangen en standen. Prat gaan op mijn zelfstandigheid en toch niet zonder mijn soulmate kunnen.

Voor mij dus niet meer het dilemma om te moeten kiezen. Ik beleef evenveel plezier aan Oprah Magazine als aan een literair meesterwerk. Ik ben gek op de hectiek van de stad maar ook weg van de serene rust van de natuur. Ik ben van huis uit een lachebek maar als ik een dierbaar iemand zie huilen, huil ik al snel met hem of haar mee. Ik ben een huismus die niet kan wachten om zo vaak en zo ver mogelijk op reis te gaan. Ik kan volop genieten van de genialiteit van Mozart, maar ga even graag uit mijn dak bij de ongecompliceerde meezinglol van Top Veertig hits.

Ik ben trots op deze vreemde opsomming want dit hoort allemáál bij mij. Ik hoef niet meer te voldoen aan een fictief ideaalbeeld. Ik ben er eindelijk achter gekomen dat ik alleen maar mezelf hoef te zijn. Ik hoef niets leuk te vinden alleen maar omdat mijn beste vriendin of heel Nederland dit ook leuk vindt. En andersom is het prima als ik iets mooi vind dat door de rest van de wereld wordt verketterd.

De grote Amerikaanse schrijfster Maya Angelou verwoordde het als volgt: “You don’t need another person, place or thing to make you whole. God already did that. Your job is to know it.” En of je nu gelooft – in welke God dan ook –  of niet, jezelf zijn is meer dan genoeg.

Ik ben ik.

Een vat vol tegenstrijdigheden.

© Pascale Bruinen

Nautische Mijmeringen

De zee is nagenoeg glad. Her en der rimpelt ze lieflijk, alsof een vrouwenhand zachtjes over blauw fluweel strijkt. Het water is als een schilderspalet waarop de kunstenaar los is gegaan in alle mogelijke kleuren blauw. Dichtbij zie ik azuur, turkoois en aquamarijn. Als mijn blik verder weg dwaalt over de reling ontwaar ik saffier, staal- en hemelsblauwe tinten, om aan de einder tenslotte te eindigen in een mengeling van de kleur van korenbloemen, kobalt en de inhuldigingsjurk van Máxima.

Ons schip lijkt niet zozeer te varen, maar eerder volslagen moeiteloos te glijden over een onmetelijke zilte vlakte. Hier wordt stilte hoorbaar.

Het eindeloze ritme van het water heeft een hypnotisch effect op me. Ik staar en staar en staar. Mijn ogen, gewend als ze zijn aan het ingeklemd zitten tussen de vier muren van huis, kantoor en zittingszalen, kunnen er maar geen genoeg van krijgen. De weidsheid van de zee geeft me een enorm gevoel van vrijheid. Mijn gelukshormonen zijn nog de enige die werken. Die maken nu zelfs overuren.

De zon zakt langzaam richting horizon. Voordat ze straks helemaal verdwijnt, laat ze mij  eerst nog genieten van een onvoorstelbare lichtshow. Als haar stralen de golven raken,  lijken ze eerst in miljoenen glazen stukjes te breken om vervolgens in een glinsterende sterretjesregen neer te dwarrelen.

Cruisen is ideaal voor moderne nomaden zoals ik. Voor mij niks ergers dan verplicht twee weken op één en dezelfde locatie te moeten zitten. De eerste avond met zijn allen even naar dat gezellige stadje. Leuk! De tweede avond ook, al heb ik het stadje dan al in een kwartiertje gezien want alles is nu een stuk bekender. En de derde avond verveel ik me er doorgaans al dood, zeker als er alleen maar van die toeristenwinkeltjes zijn.

Nee, dan cruisen! Het is heel dubbel: ik zie altijd reikhalzend uit naar de volgende bestemming maar ben evenzeer in mijn nopjes als we ’s avonds weer uitvaren, het onbekende tegemoet. Volgens de ongeschreven wetten van het cruiseleven wordt er dan altijd gezwaaid naar mensen op passerende bootjes (en geloof me, in vergelijking met ons schip lijken álle andere vaartuigen eerder van speelgoedformaat). En het leuke is: die zwaaien ook zonder uitzondering terug. Dat heeft gewoon wat. Volslagen onbekenden op weg naar totaal verschillende bestemmingen wiens zeewegen zich dat ene moment even kruisen en die elkaar enthousiast begroeten…Ik krijg er, ook na al die jaren, nog steeds kippenvel van.

Het blijft een heerlijk gevoel om na een opwindende ontdekkingsdag aan wal weer terug te keren op het schip, dat in feite een bestemming op zich is. De bemanning heeft gelijk als ze ons vriendelijk begroeten met “Welcome home!” want zo voelt het ook echt. En ’s ochtends is het steeds een feest om aan dek te gaan en te zien naar welke prachtige nieuwe plek het schip me nu weer heeft gebracht.

Ah, het leven op zee is mooi.

© Pascale Bruinen

Van Invasie tot Capitulatie: de Bevrijding van Maastricht (3)

Nee, dit is geen column van mijn hand. Maar een “Kroniek van historische gebeurtenissen, zoals die zijn beleefd door een Maastrichtenaar”. En die Maastrichtenaar was mijn vader, Theo Bruinen. Hij schreef zijn zeer persoonlijke ooggetuigenverslag van die gedenkwaardige dagen in de Tweede Wereldoorlog, dat leest als een spannend jongensboek, op 11 november 2009. Hij was toen 86 jaar. Door zijn kroniek hier een plekje te geven op mijn eigen blog wil ik hem eren voor dit mooie document, dat een getrouwe weergave is van het roerige en emotionele tijdsbeeld van de stad Maastricht, zowel in haar donkerste als in haar vrolijkste dagen. Daarnaast is het nu zeventig jaar geleden dat Maastricht werd bevrijd, zodat het ook om die reden toepasselijk is dit stuk nu te publiceren.

Na het overlijden van mijn vader is zijn kroniek opgenomen in de collectie van het stadsarchief van de gemeente Maastricht, thans het Regionaal Historisch Centrum Limburg genoemd.

Deze week deel 3, het laatste deel. Hier volgt zijn tekst:

Vanaf de bevrijding tot het Ardennenoffensief

De bevrijding verandert ons bestaan wezenlijk. Voorbij is de druk en de dreiging van een meedogenloos regiem. Blijvend is de herinnering aan de massamoord op duizenden landgenoten, de razzia’s, de arbeidsinzet, de kampen en de martelingen.

Na de roes van de bevrijding herneemt het leven zijn gang. .Bedrijven functioneren weer en het werk wordt hervat. Wij koesteren de gevoelens van dankbaarheid en vrijheid. Wij leven immers aan de goede kant van de frontlijn. Op de persen van de “Limburger Koerier” wordt een nieuwe vrije krant gedrukt, die de naam “Veritas” krijgt. De hoofdredacteur blijkt mijn leraar Nederlands te zijn.

Het straatbeeld ziet er nu geheel anders uit.

De gehate uniformen zijn alleen nog te zien bij krijgsgevangenen op doortocht.

Wij bewonderen de jeeps en andere legervoertuigen, wij onderscheiden de verschillende types tanks. Bijzonder indrukwekkend zijn de tanks die landmijnen onschadelijk maken. Wij leren de rangen en bijbehorende emblemen van de militairen kennen.

Voor het eerst zien wij zwarte Amerikaanse soldaten. De integratie van blank en zwart blijkt bij de strijdkrachten nog maar nauwelijks tot stand gekomen te zijn, want de zwarte soldaten dienen in speciale eenheden die zich voornamelijk bezig houden met transport en bevoorrading.

Bijna voortdurend cirkelt boven de stad een klein verkenningsvliegtuig, dat door zijn geringe snelheid en eigenaardig motorgeronk door de inwoners ‘d’n dreuvige’ wordt genoemd.

Ik breng veel tijd door bij de radarwagen van de Anti Aircraft Artillery die gestationeerd is op de speelplaats van een school aan de Herbenusstraat.  Over de radar is nog maar weinig bekend.

De Amerikanen zijn erg open  in het geven van informatie, misschien zelfs tè open. Zo wordt mij uitgelegd dat Maastricht verdedigd wordt door zestien 80 mm kanonnen, waarbij ieder kanon omringd wordt door 4 draaibare 4-loops mitrailleurs. De gehele afweer wordt gestuurd vanuit de radarwagen.

De rantsoenering van levensmiddelen, kleding en schoeisel blijft van kracht. De voeding krijgt een welkome aanvulling met wittebrood uit Zweden. Vriendschap met soldaten laat ons kennis maken met voedsel uit legervoorraden. Zo krijgen veel gezinnen een aanvulling van de rantsoenen, meestal in de vorm van cornedbeef en bonen of zogenaamde k-rations (dat zijn een soort chocoladerepen met hoge voedingswaarde  en bestemd voor soldaten in de voorste linies).

Aan extra kleding komen is moeilijker maar van parachutestof  bijvoorbeeld kan van alles worden gemaakt en Amerikaanse dekens worden getransformeerd tot mantels.

Wie beroepshalve naar België mag reizen brengt stoffen en kousen mee terug. De Belgen blijken  in deze periode er veel beter voor te staan dan wij en daardoor is de waarde van de Belgische frank op de zwarte markt veel hoger dan de officiële koers. Bezit van of handel in vreemde valuta is streng verboden.

Het hoogste gezag over de stad is in handen van de Amerikaanse Town-Major die de dienst “Civil Affairs” leidt.

Het front is nog steeds akelig dicht bij de stad. Dat verklaart waarom voor reizen verder dan Beek, Valkenburg en Gulpen een pasje van Civil Affairs vereist is.

Om onze levensomstandigheden en gevoelens te begrijpen is een korte beschrijving van de militaire situatie onontbeerlijk. Met de verovering van Aken en de mislukte doorstoot naar de Rijnbrug in Arnhem komt de geallieerde opmars tot staan. Ruw gezegd loopt het front van Zeeland via de Biesbosch naar Nijmegen en vandaar naar de Maas tot Maasbracht. Van hier gaat het met een boog langs Zuid-Limburg naar Aken en vandaar ongeveer de Duitse landsgrenzen volgend tot Zwitserland.

De geallieerden benutten de pauze voor het aanleggen van reusachtige voorraden munitie, brandstof en ravitaillering voor het slotoffensief in de komende lente. Tussen het 1e Amerikaanse leger in de sector Luik-Aken en de Britten in de sector Sittard wordt bij Maastricht een geheel nieuw leger ingeschoven, namelijk het 9e onder bevel van generaal Simpson. Met voldoening volgen wij de formidabele opmars van onze Russische bondgenoten. Zij rukken op aan het gehele front van de Baltische tot de Zwarte Zee.

De Duitse propaganda maakt veel ophef over nieuwe geheime wapens. De V1 ofwel “vliegende bom” is een onbemand vliegtuig, dat 1000 kg. springstof bevat. Het wordt gelanceerd en is verder onbestuurbaar. Als de brandstof van de motor op is stort de V1 neer.

Bij het overvliegen volgen wij het projectiel aandachtig en als de motor stopt is het parool: snel dekking zoeken. Na twee explosies van prototypes van de V2 op 14 en 15 september zijn wij verder hiervan gespaard gebleven.

Verraders en collaborateurs worden opgepakt, streng behandeld en vernederd. Voor vrouwen zijn ook beschuldigingen van intieme betrekkingen met Duitsers aanleiding tot kaal knippen. Een aantal bekende stadgenoten wordt staande op een hooiwagen in de stad rondgereden.

Het zal enige tijd duren voordat de wonden van de bezetting zijn geheeld en meer humane opvattingen en de principes van de rechtstaat zullen terugkeren.

Een voorval blijft mij bij. Ik behoor tot een groepje dat vanaf het viaduct in Limmel Duitse krijgsgevangenen in open wagons ziet passeren. Spontaan hebben wij toen gescholden en “ausradieren” geroepen, met opzet het woord gebruikend waarmee de Führer de Engelse steden met totale vernietiging dreigde. Het gooien met stenen, dat één onzer van plan is, vinden wij te ver gaan en kunnen wij voorkomen.

De Amerikaanse genie heeft gezorgd voor twee pontonbruggen over de Maas, één op de plaats van de huidige Noorderbrug en één ter hoogte van de Blekerij. Als ik deze laatste per fiets oprijd, barst een reusachtig kanongebulder los. Ik zie vanuit de richting Slavante drie vliegtuigen naderen, omringd door grote aantallen zwarte pluimen, afkomstig van de luchtafweergranaten. Eén toestel stort neer. Terug van de brug kan niet meer en het enige dat ik kan doen is zo snel mogelijk de andere oever bereiken. Vanuit mijn ooghoek zie ik weer een toestel branden. Dan houdt het vuren ineens op. Ook het derde toestel heeft Maastricht niet bereikt. Mijn vrienden van de Anti Aircraft Artillery ben ik veel dank verschuldigd.

De legerleiding promoveert Maastricht tot “restcenter”, een plaats waar de frontsoldaten korte verloven kunnen doorbrengen. Organisaties als Katholiek Thuisfront schakelen zich hierbij in. Er worden dansavonden georganiseerd, waarbij Maastrichtse meisjes  als partners van de Amerikaanse verlofgangers fungeren. Veel soldaten vinden een tweede thuis bij gezinnen.

De betrekkingen met de bevrijders zijn innig. Vaak zelfs heel innig, getuige het aantal zwangerschappen dat hieruit voortvloeit.

De sfeer van blijdschap als gevolg van de bevrijding wordt levendig gehouden. Opmerkelijk is het groot aantal buurtfeesten in de verschillende stadsdelen.

Het  wachten is nu op het voorjaarsoffensief dat de vrede moet brengen. Dit zal zeker op de agenda staan van de topconferentie op 7 december 1944 waarbij de hoogste legerleiders Eisenhower, Bradley en Montgomery aanwezig zijn. Bijzonder interessant is het feit dat die conferentie gehouden wordt in het Maastrichtse Veldeke-College, dat 5 jaren mijn school was.

Van het Ardennenoffensief tot de capitulatie

Kort voor Kerstmis komt er plotseling een einde aan de betrekkelijke stilte aan de fronten. In de ochtend van 16 december 1944 komen ineens verontrustende berichten op de radio. Een Duits offensief in de Ardennen! De Amerikanen worden overrompeld. Door de dichte mist missen wij de geallieerde vliegtuigen. De Duitsers maken verontrustende vorderingen in de richting van de Maas en er wordt zeer wreed opgetreden tegen de Belgische inwoners.

De reacties van de geallieerden doen chaotisch en paniekerig aan. In de voormalige HBS in het villapark in Maastricht wordt opnieuw een topconferentie gehouden met vrijwel dezelfde legerleiders als op 7 december maar nu om de strategie te bepalen tegen de Duitse aanval. De Engelsen gaan een deel van de frontsector overnemen. Amerikanen vertrekken in zuidelijke richting. Er heerst onrust. Er is een bedreigend gevoel: het zal toch niet zo zijn dat de moffen terugkomen?

Een aantal ongeruste inwoners gaat veiligheidshalve op weg in westelijke richting. Reeds in bezit van een reispas van Civil Affairs voor Zuid-Limburg slaag ik erin deze ook geldig te maken voor Brussel en dan vertrek ik per fiets op weg naar familie in Braine-le-Compte, ca. 50 km ten zuiden van Brussel.

In de buurt van Brussel wordt de stroom vluchters alsmaar groter. Bij gebrek aan voldoende accommodatie wordt er overnacht op vloeren van café’s. In Brussel kan ik een electrische trein nemen naar mijn einddoel.

Mijn verblijf in Braine-le-Compte is geruststellend. De Belgische regering slaagt erin alle pessimisme bij de bevolking weg te nemen. “Het is niet meer 1940”, is de boodschap. Hoewel ook hier nog een distributiestelsel van kracht is, blijkt geen sprake van een tekort aan levensmiddelen. De levendige zwarte handel werkt hier met veel lagere prijzen dan in Nederland.

En dan op 23 december 1944 krijgen wij een schouwspel dat een onuitwisbare indruk achterlaat. In de ochtenduren breekt de hemel open en een heldere winterzon komt te voorschijn. Dat blijkt het signaal voor de grootste inzet van de geallieerde luchtmacht in de oorlog.

Een oorverdovend geluid van vliegtuigmotoren doet iedereen naar buiten komen. Kijkend in zuidelijke richting zien wij eindeloze rijen vliegtuigen in oostelijke richting gaan. Aan de andere kant zijn er eveneens eindeloze rijen vliegtuigen op de terugweg. Wij voelen aan dat dit het definitieve einde betekent van de Duitse ambitie nog iets terug te kunnen doen.

Op 31 december ga ik terug naar Maastricht. Per trein naar Brussel, op de fiets naar Tongeren en vandaar in een Amerikaanse jeep naar huis.

Uit de later bekend geworden geschiedschrijving blijkt zich het volgende te hebben afgespeeld. De frontsector tussen Aken en het groothertogdom Luxemburg was door de Amerikanen zwak bemand. Juist daar dachten de Duitsers nog eens te kunnen toeslaan. Generaal von Rundstedt verzamelde een leger van 250.000 man, waaronder een aantal pantserdivisies. Het offensief was een totale verrassing voor de Amerikanen. De eerste dagen van de aanval werden grote vorderingen gemaakt. Vooruitgeschoven patrouilles bereikten de Maas. Bastogne werd omsingeld. De geallieerde luchtmacht kon niet in actie komen door de dichte mist die enkele weken aanhield.

Pas na wekenlange gevechten begon de geallieerde reactie vruchten af te werpen. Het 9e leger viel de noordflank aan en het 3e leger van generaal Patton bedreigde de Duitse zuidflank. Bastogne, dapper verdedigd door een luchtlandingsdivisie, had stand gehouden en werd ontzet. Van 23 tot 26 december heeft de geallieerde luchtmacht 17.000 vluchten uitgevoerd!

Het Ardennenoffensief was de laatste bedreiging door de vijand. De eerste maanden van 1945 werden gekenmerkt door de voorbereidingen voor de komende geallieerde eindaanval.

Nog voor het grote offensief slagen de Amerikanen erin de brug over de Rijn bij Remagen vrijwel onbeschadigd in handen te krijgen. Kort daarna steken zowel de Amerikanen als de Engelsen de Rijn over.

Een nieuw hoogtepunt in het verloop van de oorlog is de ontmoeting met het Russische leger. Na vier jaren en duizenden kilometers dringen de Russen door tot in Berlijn.

Op 5 mei 1945 zit ik in een bioscoop. Plotseling wordt de film afgebroken. Generaal Blaskowitz heeft in Wageningen de overgave getekend van de Duitse legergroep Noordwest.

De straten lopen vol met blije mensen. De klokken beginnen te luiden en na vijf jaar duisternis springt de straatverlichting aan.

Het spontane volksfeest zal de hele nacht duren.”

J.Th. Bruinen

invasie 5 bevrijding

 

 

Van Invasie tot Capitulatie: de Bevrijding van Maastricht (2)

Nee, dit is geen column van mijn hand. Maar een “Kroniek van historische gebeurtenissen, zoals die zijn beleefd door een Maastrichtenaar”. En die Maastrichtenaar was mijn vader, Theo Bruinen. Hij schreef zijn zeer persoonlijke ooggetuigenverslag van die gedenkwaardige dagen in de Tweede Wereldoorlog, dat leest als een spannend jongensboek, op 11 november 2009. Hij was toen 86 jaar. Door zijn kroniek hier een plekje te geven op mijn eigen blog wil ik hem eren voor dit mooie document, dat een getrouwe weergave is van het roerige en emotionele tijdsbeeld van de stad Maastricht, zowel in haar donkerste als in haar vrolijkste dagen. Daarnaast is het nu zeventig jaar geleden dat Maastricht werd bevrijd, zodat het ook om die reden toepasselijk is dit stuk nu te publiceren.

Na het overlijden van mijn vader is zijn kroniek opgenomen in de collectie van het stadsarchief van de gemeente Maastricht, thans het Regionaal Historisch Centrum Limburg genoemd.

Deze week deel 2. Hier volgt zijn tekst:

Van de invasie tot de bevrijding op 14 september 1944

Ons leven verandert in deze dagen drastisch. Voor een belangrijk deel komt dit tot uiting in het straatbeeld. Tot dusverre waren wij gewend aan marcherende en zingende Duitse eenheden. Wij zagen geregeld de legervoertuigen, de motoren van de ordonnansen en de  overvalwagens. Wij kenden de uniformen van Wehrmacht. Luftwaffe en Sicherheitspolizei.

Alles ademde de geest van militaire discipline, tot bij het uitoefenen van terreur toe.

Wat nu gebeurt is hiermee in fel contrast. Dagenlang zijn wij getuige van een eindeloze colonne vrachtwagens, veldgeschut, boerenkarren, hooiwagens, autobussen uit de bezette steden, bakkerswagens, kortom alles wat motorisch of met paarden in de richting van Duitsland kan worden voortbewogen. Alle vervoermiddelen worden bevolkt, soms overbevolkt met een bonte mengeling van soldaten, piloten, verpleegsters, telefonistes en burgerpersoneel. Het chaotische beeld wordt gecompleteerd door de boomtakken die ter bescherming tegen luchtaanvallen als camouflage worden meegevoerd.

Wij staan op straat om deze optocht, of liever aftocht niet te missen. Wij moeten onze gevoelens verbergen en vooral ernstig blijven kijken, wetende dat iedere blijk van spot of leedvermaak tot escalatie kan leiden. De haatdragende blikken die ons toeschouwers ten deel vallen vormen een duidelijke waarschuwing. Met ingehouden vreugde zien wij zowel hier wonende Duitse als NSB-families huisraad op karren laden.

Scholen blijven nu gesloten, gewerkt wordt alleen nog maar waar dit hoognodig is. Leidde voorheen iedere vorm van staking tot het fusilleren van gijzelaars, nu komt er geen reactie.

Ook Gestapo en Sicherheitspolizei blijken hun biezen te hebben gepakt. Als de aftocht voltooid is heerst er op straat een opmerkelijke stilte.

Op 10 september is er dan ineens een Duitse infanteriecolonne die passeert op het moment dat geallieerde vliegtuigen pamfletten uitstrooien met de oproep aan de Duitse soldaten de strijd te staken. Natuurlijk willen wij exemplaren bemachtigen en triomfantelijk tonen wij ze aan onze kameraden. Op dat moment richt een Duitse officier een pistool op onze borst en grist de pamfletten uit onze handen. Geen wereldschokkend nieuws dit incident maar wel tekenend voor het nog steeds aanwezige Duitse fanatisme, zelfs nog in deze fase van de oorlog.

Op 12 september meldt de Britse radio de bevrijding van Tongeren. Het uur U is nu toch wel heel dichtbij!

Om 2 uur in de nacht van 12 september worden wij opgeschrikt door de huisbel. Wordt nu een schrikbeeld van vele jaren toch nog werkelijkheid? Ik kijk door het deurraampje en zie in het maanlicht de contouren van een Duitse helm en geweer. Ik posteer mij bij de achterdeur om te vluchten indien de vrees bewaarheid wordt. Achteraf misschien naïef maar impulsief en doordacht gaan nu eenmaal niet samen. Mijn moeder gaat naar de voordeur wat voor haar de zwaarste gang van haar leven moet zijn geweest.

De bezoeker in uniform van de Sicherheitspolizei spreekt Maastrichts en blijkt een notoire NSB-er te zijn, die in onze straat heeft gewoond. Hij overhandigt het bevel voor mij om schuttersputjes te gaan graven op de Meerssenerweg.

Het motief voor de gekozen manier van handelen voor het overhandigen van een bevel laat zich slechts raden.

Door het veelvuldige luchtalarm vertoeven wij vaak in de onderaardse gangen van bastion de Erfprins, dat als schuilkelder is ingericht. Een viertal jongemannen blijkt een soortgelijk bevel van putjes graven te hebben ontvangen. Wij besluiten aan het bevel geen gevolg te geven. Eén lid van ons groepje kent een ruimte in de kazemat waarvan de ingang door puin onzichtbaar is. Omdat wij niet zeker weten of in de gegeven omstandigheden nog sancties mogelijk zijn hebben wij veiligheidshalve die ruimte voor een meerdaags verblijf geschikt gemaakt. 

In de late namiddag van 13 september horen wij een geluid dat aanhoudt. Het geluid lijkt op het gejuich dat wij leerden kennen als MVV aan de Boschpoort een doelpunt maakte. Zou het dan toch zo ver zijn? Omdat in Maastricht-West geen enkele activiteit te bespeuren is, durven wij het niet te geloven.

Wij gaan boven op het bastion staan en kunnen van daaruit de toren van het station in Wijck zien. Daar zien wij dan de Nederlandse driekleur. De gevoelens die dit moment oproepen zijn niet te beschrijven.

Toch is het nog te vroeg om feest te vieren, want op de Brusselsestraat heeft een groepje Duitse soldaten een handgranaat door een raam van een huis gegooid omdat de bewoner de vlag had uitgestoken.

14 september 1944

In alle vroegte besluit ik de situatie in de stad te verkennen. De sfeer is nog wat onwezenlijk. Geallieerde soldaten zijn nog niet te zien. Op het Vrijthof zijn de eerste vlaggen uitgestoken en er lopen gehelmde mannen in blauwe overalls met oranje armbanden, leden van de zogenaamde binnenlandse strijdkrachten. Omdat de Amerikanen wel aan de overkant van de Maas in Wijck zijn, ga ik naar de Maasbrug en daar staan enkele honderden mensen. De brug is weliswaar opgeblazen doch de puinhopen vormen toch nog een oeververbinding.

Dan gebeurt het ongelofelijke: de eerste Amerikaan komt kruipend en klimmend over de puinhopen van de brug op de westelijke oever aan. Voor het eerst zien wij een bewapende Amerikaanse soldaat in levenden lijve. Tot diens eigen verbazing wordt hij door een aantal mannen op de schouders gehesen en wordt een rondedans met hem gemaakt. Korte tijd later komt nummer twee en ook hij ondergaat dezelfde wijze van begroeting. Dit tafereel maakt een diepe indruk. Zie hier, midden in een gruwelijke wereldoorlog een uiting van spontane  blijdschap, dankbaarheid en warme menselijke gevoelens!

Vanaf de Kesselskade dringen muzikale klanken tot ons door. Er nadert een kleine stoet. De kern wordt gevormd door een opgepakte collaborateur, geflankeerd door verzetsmensen. Voorop in de stoet loopt een accordeonist die voor de muzikale begeleiding zorgt. Eerst is er wat gejoel en dan wordt het toen zo populaire lied “oh n.s.b. gij zult de stad verlaten” massaal meegezongen. Zo lukt het de Maastrichtenaren om ook van ernstige gebeurtenissen een soort volksfeest te maken.

In de namiddag verzamelen de Amerikaanse infanteristen zich op een zonnig Vrijthof dat nu één groot kleurenpalet is. Behalve Nederlandse zijn er ook geïmproviseerde Amerikaanse, Britse, Franse en zelfs Russische vlaggen. In gesprekken met de soldaten blijkt dat Amerika geen regionaal opgebouwde strijdkrachten heeft, maar dat in iedere eenheid alle staten vertegenwoordigd kunnen zijn. “Ik ben in veel bevrijde steden geweest maar zo’n versiering en zoveel kleur heb ik nergens gezien.” Aldus een spraakzame Amerikaan uit Oklahoma.

In de latere namiddag gebeurt iets waarvan wij op dat moment de betekenis en draagwijdte niet kunnen bevroeden. Een enorme knal zonder enig spoor van een vliegtuig doet iedereen schrikken. De volgende dag heeft eenzelfde explosie plaats in de buurt van Vroenhoven.

Ik heb inmiddels kennis gemaakt met een Amerikaanse soldaat die de radarwagen van de luchtafweer bemant. Hij vertelt mij dat de explosies veroorzaakt moeten zijn door projectielen waarvan noch de snelheid, noch de hoogte op zijn schermen af te lezen waren. Het moet volgens hem wel om een heel belangrijke zaak gaan want verscheidene hoge officieren zijn bij hem in de wagen geweest en daarna in allerijl naar Vroenhoven gereden (later vernamen wij in Britse documentaires dat zowel bij Luik als bij Maastricht in de septemberdagen prototypes van de V2-raketten zijn gelanceerd, pas later gevolgd door de massale aanvallen op Antwerpen en Londen).

Het front is nog akelig dichtbij en de bevrijding van Zuid-Limburg is nog verre van voltooid.

Zeer indrukwekkend en geruststellend is de doortocht van de tankdivisie “Hell on Wheels”. Drie rijen zware tanks rollen over de Statensingel, richting Duitsland.

In de maand september komt een einde aan de geallieerde opmars. Wij mogen ons gelukkig prijzen dat dit gebeurt ná de bevrijding van Zuid-Limburg, dat wel nog maandenlang frontgebied blijft met als dieptepunt het Duitse Ardennenoffensief.

Op een nieuw spontaan volksfeest zullen wij nog maanden moeten wachten.”

J.Th. Bruinen

invasie 2

Van Invasie tot Capitulatie: de Bevrijding van Maastricht (1)

Nee, dit is geen column van mijn hand. Maar een “Kroniek van historische gebeurtenissen, zoals die zijn beleefd door een Maastrichtenaar”. En die Maastrichtenaar was mijn vader, Theo Bruinen. Hij schreef zijn zeer persoonlijke ooggetuigenverslag van die gedenkwaardige dagen in de Tweede Wereldoorlog, dat leest als een spannend jongensboek, op 11 november 2009. Hij was toen 86 jaar. Door zijn kroniek hier een plekje te geven op mijn eigen blog wil ik hem eren voor dit mooie document, dat een getrouwe weergave is van het roerige en emotionele tijdsbeeld van de stad Maastricht, zowel in haar donkerste als in haar vrolijkste dagen. Daarnaast is het nu zeventig jaar geleden dat Maastricht werd bevrijd, zodat het ook om die reden toepasselijk is dit stuk nu te publiceren.

Na het overlijden van mijn vader is zijn kroniek opgenomen in de collectie van het stadsarchief van de gemeente Maastricht, thans het Regionaal Historisch Centrum Limburg genoemd.

Deze week deel 1. Hier volgt zijn tekst:

Van Invasie tot Capitulatie: De Bevrijding van Maastricht.

Kroniek van historische gebeurtenissen, zoals die zijn beleefd door een Maastrichtenaar.

Inleiding: Euforie na de hel

Als mij gevraagd wordt welke momenten de meeste indruk hebben gemaakt toen de jarenlang gekoesterde droom van bevrijding werkelijkheid werd, dan moet ik er twee noemen.

Voor het eerste gaan de gedachten terug naar de namiddag van 13 september 1944. In de verte klinken geluiden die van gejuich afkomstig lijken. Staande bovenop het bastion de “Erfprins” aan de Statensingel is de toren van het station in Wijck te zien en daaraan wappert de rood-wit-blauwe vlag. Het hijsen van de nationale driekleur is gedurende vier en een half jaar strikt verboden geweest en daarom kan dit maar één ding betekenen: bevrijding!!!

”Zij zijn er nu echt!”

Nu, vele jaren later, ervaar ik bij de herinnering aan dat moment nog steeds de opwinding en het gevoel van onbeschrijfelijke euforie van toen.

Voor het tweede onvergetelijke moment ga ik terug naar de vroege morgen van 14 september toen de eerste Amerikaanse soldaat klimmend en kruipend over de puinhopen van de Servaasbrug de Maastrichtse oever bereikte en daar door de samengestroomde stadgenoten op de schouders werd genomen voor een spontane rondedans. Midden in een gruwelijke wereldoorlog een uiting van blijdschap en warme menselijke gevoelens.

Spannende maanden gingen aan dit moment vooraf.

Van de invasie tot de bevrijding op 14 september 1944

6 juni 1944

Nauwelijks op mijn werkplek  aangekomen gaat om 9 uur de telefoon. Het is mijn schoolvriend die mij dringend verzoekt bij hem thuis “een pakje op te halen”, ons codewoord voor groot nieuws. Ik begrijp hieruit dat er iets belangrijks te melden valt.

Al sinds het begin van de bezetting is het luisteren naar de Engelse radio streng verboden en overtreders riskeren opgepakt te worden door de Gestapo. Ofschoon het nog gevaarlijker wordt na de inleveringsplicht van alle radio’s in juni 1943 heeft mijn vriend een radio achtergehouden en ingebouwd in een oude kast bij hem op zolder. Hier komen wij geregeld bij elkaar en meer op de vloer liggend dan zittend luisteren wij naar de Engelse radio met onze oren tegen het apparaat gedrukt, want de geluidssterkte mag niet te hoog zijn. Omdat de Nederlandstalige uitzendingen van radio Oranje door de Duitsers worden gestoord luisteren wij naar de (ongestoorde) BBC. Gelukkig is onze kennis van het Engels voldoende om het nieuws te volgen.

Als ik bij mijn vriend aankom staat deze mij al op te wachten. “Het is begonnen” is het enige dat hij zegt. Dan direct naar de zolder en wij horen het vertrouwde: “this is the BBC home- and forces program; here is the news and it is Frank Philips reading it”. Vandaag heeft deze aankondiging iets feestelijks. De proclamaties van generaal Eisenhower en Winston Churchill maken duidelijk dat de invasie nu echt een feit is !!

Jarenlang hebben wij hiernaar uitgekeken in de overtuiging dat bevrijding en overwinning alleen op deze wijze bereikt kunnen worden. Normandië blijkt het eerste invasiedoel te zijn en dat is verrassend omdat het niet op de kortste afstand vanuit Engeland ligt. Wij blijven in grote spanning alle berichten beluisteren op wat later “de langste dag” zou worden genoemd.

7 juni – 24 juli 1944

Deze periode wordt gekenmerkt door hevige strijd en moeizame uitbouw van de gevormde bruggenhoofden. Dagelijks pas ik op een gedetailleerde kaart van Normandie de frontlijn aan.

Ik raak vertrouwd met de namen van steden en dorpen: Caen, Bayeux, Saint Lo, Falaise, Arromanches, St Pierre-Eglise. De bevrijding van Cherbourg betekent het verwerven van een grote haven, dringend nodig na de storm die de kunstmatige Mulberry-haven verwoestte.

Al met al een spannende periode.

De bezetting wordt grimmiger. Enkele maanden tevoren krijgen de jaargangen 1922, 1923 en 1924 – waartoe ik behoor – integraal bevel zich te melden voor de arbeidsinzet in Duitsland. Werkgevers van “kriegswichtige” bedrijven kunnen mondjesmaat vrijstelling krijgen via speciale “Ausweise”. Gelukkig worden bijna alle bedrijven als zodanig beschouwd.

Geregeld worden op straat razzia’s gehouden om de weigeraars van de “Arbeitseinsatz” op te pakken. De rantsoenering wordt steeds krapper.

24 juli – 3 september 1944.

Dan komen de berichten waarop wij bijna 7 weken hebben gewacht.

Op 24, 25 en 26 juli forceren de geallieerden een doorbraak bij Avranches en vanaf dat moment waaieren zij uit over Frankrijk. Eén maand later volgt de bevrijding van Parijs dat ontkomt aan vernielingen, omdat de Duitse commandant het bevel “verschroeide aarde” toe te passen, negeerde.

Behoudens enkele bommen in mei 1940 is Maastricht tot dusverre gespaard gebleven van ernstig oorlogsgeweld. Jarenlang zijn wij gewend geraakt aan het geluid van s’nachts overvliegende eskaders van de Royal Air Force wanneer wij op de aanvliegroute lagen van de als doelwit gekozen Duitse steden. Luchtgevechten, afweergeschut en neergestorte vliegtuigen waren de oorzaak van veelvuldig luchtalarm, doch van een gerichte aanval is nooit sprake geweest.

Dat wordt nu anders.

De geallieerde luchtmacht valt tot ver achter het front de Duitse verbindingslijnen aan. Dit gebeurt met lichte bommen en boordgeschut door de zogenaamde jachtbommenwerpers maar ook door formaties “vliegende forten” die vanaf grote hoogte het gekozen doel aanvallen met een “bommentapijt”, zo genoemd omdat de vliegtuigen hun bommen vrijwel gelijktijdig droppen, waardoor een grote oppervlakte rond het doel getroffen wordt.

Op 18 augustus krijgen wij een voorproef van het leed dat de strijd kan meebrengen. Amerikaanse eskaders werpen midden op de dag twee bommentapijten op de spoorbrug over de Maas met als resultaat bijna honderd doden en twee verwoeste woonwijken op de beide oevers. Extra triest is het feit dat de brug nauwelijks beschadigd wordt.

Na de val van Parijs beginnen wij serieus aan onze eigen bevrijding te denken. Het gaat er nu om wanneer en hoe want dat de bevrijding eens zal komen hebben wij steeds rotsvast geloofd, zelfs op kritieke momenten zoals tijdens de “slag om Engeland” en de opmars naar Moskou. Vooral het hoe houdt ons bezig. Het slechtste scenario zou zijn middels straat- en huis-aan-huis gevechten zoals b.v. in Caen, Falaise en Cherbourg. Daarentegen zijn Rome en Parijs voorbeelden van een gelukkig scenario. Onze grote vrees is dat het front vóór Maastricht zal vastlopen na de snelle opmars tot nu toe.

Ondanks de oplopende spanning kunnen wij een gevoel van opwinding niet onderdrukken. Wij zijn immers getuige van historische gebeurtenissen van een enorme importantie. Het nieuws van de bevrijding van Brussel op 2 en 3 september heeft een euforische stemming tot gevolg. Nog maar 100 km!

Al onze aandacht is nu gericht op Tongeren want vanuit die richting verwachten wij de bevrijders. De lange verbindingslijnen vertragen de opmars, voornamelijk wegens stagnatie van de brandstofaanvoer.

Later vernemen wij dat als gevolg hiervan de infanterie taken van de gemotoriseerde eenheden moest overnemen hetgeen uiteraard van invloed was op het tempo van de opmars.”

J.Th. Bruinen

invasie 1

 

 

 

Oei, ik groei!

Als je midden in een groot veranderingsproces zit, of dit nou op het persoonlijke vlak is, in de relatiesfeer of op je werk, kan het helpen om het beeld op te roepen van hoe een kuikentje wordt geboren. Helaas heb ik deze prachtige tip niet zelf bedacht, maar komt deze voort uit het brein van Mark Nepo, de Amerikaanse bestsellerauteur.

In “The Book of Awakening; Having the Life You Want by Being Present to the Life You Have“, legt hij deze vergelijking als volgt uit (vertaling in mijn eigen woorden):

“Bekeken vanuit het gezichtspunt van het kuikentje, is zijn geboorte een verschrikkelijke strijd. Opgesloten en opgerold liggend in een donker omhulsel, nog maar half gevormd, eet het kuikentje al zijn voedsel op om vervolgens ingeklemd te raken. Het begint zich hongerig te voelen en benauwd. Steeds sterker voelt het kuikentje dat het bijna geen lucht meer krijgt in zijn almaar kleiner wordende wereldje.

Zijn eigen groei leidt uiteindelijk tot het barsten van de schaal, waarmee de wereld zoals het kuikentje die kende tot een einde komt. Als het kuikentje zich tussen de barsten in de schaal een weg naar buiten zoekt – groeiend maar kwetsbaar, bijna verhongerd en verkrampt, zijn wereldje dat vergaat – moet het kuikentje welhaast denken dat het doodgaat.

Maar juist dan, als al het vertrouwde wegvalt, wordt het kuikentje geboren.

De les hieruit is duidelijk: transformatie brengt altijd met zich mee dat dingen waarop je eerst kon rekenen verdwijnen. Hierdoor blijven we achter met het gevoel dat de wereld zoals wij die kennen tot een einde komt. En dat is ook zo. Het kuikentje biedt ons echter de wijsheid dat wij tijdens ons leven opnieuw geboren kunnen worden.

Een soortgelijk veranderingsproces wordt beschreven door Martha Beck, ook al zo iemand die regelmatig op nummer 1 van de The New York Times Bestseller lijst staat. In “Finding your own North Star“, omschrijft zij transitie als een proces dat diep van binnen begint omdat je niet je eigen “Poolster” volgt, oftewel: omdat je niet jezelf bent of kunt zijn.

Martha Beck onderscheidt vier fases van transitie. De eerste is die van dood en wedergeboorte (denk aan het kuikentje!); in deze fase gebeurt er iets waardoor je niet langer de persoon kunt zijn die je was. Dus rouw je om je oude leven en begin je langzaam je nieuwe wereld te onderzoeken. Hierbij kan als neveneffect optreden dat mensen in je omgeving afhaken. Je naasten, vrienden en bekenden snappen je niet meer. Sommigen zullen jaloers of boos zijn omdat zij ook zouden willen veranderen maar dat – meestal uit angst – niet durven. Typerend voor deze fase is dat je zelf een enorme angst om te falen kunt ontwikkelen. Maar tegelijkertijd voel je je opgewonden en blij omdat je diep van binnen voelt dat je het enige juiste doet. In deze fase moet je dus blijven luisteren naar je “essential self” zodat je blijft bewegen in de richting van jouw eigen Poolster. Als je jezelf helemaal kunt verliezen in een activiteit dan weet je dat je je Poolster gevonden hebt.

In de tweede fase, “dreaming and scheming” genoemd, maak je een blauwdruk voor alles wat je in je nieuwe leven wilt. Deze periode begint met een puur innerlijke visie die langzaam over gaat in handelingen die je doet in de echte wereld. Je zult zien dat je steeds vaker tips en suggesties vindt of krijgt over hoe jouw toekomst er uit zal zien. Je voelt je hoopvol, vrolijk en creatief. Je droomt over hoe je nieuwe leven er uit zal zien. Als je  je droom in deze fase toevertrouwt aan mensen uit je omgeving, kun je de volgende reacties krijgen: “Waarom zou je dát in godsnaam willen doen?”; “O, zeker! Alsof jij zo’n talent hebt!”; “Dat heeft nog nooit eerder iemand gedaan”; “Weet je wel hoeveel werk dat is?”; “Dat lukt je alleen maar als je ontzettend veel geluk hebt”; “Dream on, ha ha ha!”. Martha noemt dit de dream dashers oftewel mensen die andermans dromen graag afkraken. Haar advies? Jouw dromen komen pas uit als je hun vooroordelen tegen jouw dromen niet gelooft maar juist afwijst. Je droom c.q. je doel opschrijven helpt trouwens ook; ons brein maakt dan een zoekopdracht aan dat ervoor zorgt dat je onderbewustzijn alert wordt op alles wat je hoopt te vinden.

Fase drie is de fase in de cyclus van verandering die nogal eens frustrerend kan zijn. Hier probeer je je plannen die je in fase 2 hebt gemaakt uit en kom je er nogal eens achter dat ze in de praktijk niet werken. Dit kan langer duren en is dus een kwestie van volhouden. Het helpt als je taken die veel te groot lijken uiteen laat vallen in kleine stukjes. Zo kun je telkens kleine stappen, turtle steps, zetten die je uiteindelijk ook daar brengen waar je moet zijn. Maar vergis je niet; in deze fase moet je ook gewoon keihard werken voor je droom. Maar omdat je doet wat je het allerliefste doet, zul je lange dagen maken zonder dat je dat doorhebt.

De laatste fase tenslotte markeert de overgang naar een nieuwe realiteit, de fase waarin je dromen eindelijk uitkomen en je de tijd kunt nemen om te genieten van je harde werken. Dit is de fase die Martha Beck “the promised land” noemt. Hier aangekomen kun je wat gas terugnemen. Je kleine stapjes zullen stilaan steeds groter en gemakkelijker worden. Blijf vertrouwen hebben in jezelf. Gun het jezelf echte blijdschap en trots te voelen over wat je hebt bereikt. Maar realiseer je ook dat niets voor altijd is.

Of, om in de woorden van Martha Beck te blijven: “Change is the one constant feature of human life (…) Security lies in adapting to constant change (…). You and I and everything in our environment are continously, permanently, relentlessly in transition (…). People who refuse to change are stagnant and old by their twenties. People who actually pursue change are (…) like flowing water, forever refreshed and refreshing”.

Als je dat, samen met dat beeld van het kuikentje, maar voor ogen houdt, komt alles uiteindelijk goed.

Want iedere barst in je omhulsel is ook een opening naar een nieuw begin.

© Pascale Bruinen

Van grazende nijlpaarden en parende pinguïns

Ter gelegenheid van mijn vijftigste verjaardag heb ik geen surprise party, groots opgezet familiefeest of een soortgelijk sociaal gebeuren. Nee, bij deze speciale gelegenheid zorg ik ervoor dat ik héél ver weg ben, zodat enige heimelijke Sarah-activiteiten aan mijn voordeur al op voorhand wreed in de kiem worden gesmoord. Want ik reis met H. naar Zuid-Afrika, iets dat we al veel langer wilden doen maar er nog niet van was gekomen. Dit keer gaat het gebeuren want een beter moment is er niet (zie voor eerdere columns over deze trip “Wat ruist er door het struikgewas?” (1), (2) en (3) op deze blog).

In de aanloop naar onze droomreis krijgen we nogal wat commentaar als we aangeven dat we daar met zijn tweetjes gaan rondreizen in een huurauto. In no time stapelen zich de horrorverhalen op. Vrienden, collega’s en familieleden waarschuwen dat we een levensgroot risico lopen op verkrachting, overval en moord of dikke kans maken om opgevreten te worden door op mensenvlees beluste katachtigen (aan land) danwel the great white (op zee). En mochten we dat allemaal niet meemaken c.q. wel overleven, hetgeen zo goed als ondenkbaar is, dan worden we vast geveld door malaria of geplet door een opgefokte mannetjes olifant met een overdosis aan testosteron.

Dat laatste blijkt overigens misschien nog wel het minst onwaarschijnlijke scenario, getuige het nieuwsbericht dat we tegenkomen luttele dagen voor ons vertrek. In het Krugerpark (yep, daar gaan wij ook naar toe) blijkt een dolgedraaide dikhuid een koppel dat er in hun huurautootje reed te hebben aangevallen. De onfortuinlijke safarigangers zijn beiden gewond geraakt, van wie de vrouw zelfs ernstig. En, jawel, uiteraard heeft iemand het hele dramatische gebeuren op youtube gezet. En nee, ik heb niet gekeken want dat is niet bepaald mijn idee van voorpret.

Een van onze bestemmingen is St. Lucia, een plaatsje aan de Indische Oceaan dat ligt temidden van het natuurreservaat iSimangaliso Wetland Park en bekend staat om zijn krokodillen en nijlpaarden. Laatstgenoemden zouden zelfs na het invallen van de duisternis door de straatjes van het stadje lopen… Als ik ’s ochtends bij het ontbijt in onze gezellige Bed & Breakfast van een Engelse gast hoor dat zij gisteravond met succes in het donker is gaan zoeken naar nijlpaarden, kunnen wij natuurlijk moeilijk achterblijven. Dus besluiten we gezamenlijk (nou ja, H. wil ook na enig aandringen mijnerzijds) dat dit ons avondvermaak zal worden.

En zo geschiedt het dat we in onze huurauto de pikdonkere straten van St. Lucia opzoeken. We denken dat we de meeste kans maken langs het water (toegegeven, hiervoor hoef je bepaald geen raketgeleerde te zijn) dus rijdt H. daar extra langzaam en met groot licht aan rond. Als we na ruim een kwartier nog steeds geen nijlpaard hebben gevonden, begint het lollige gevoel plaats te maken voor teleurstelling. Hier rijden we dan de duistere straten op en af zonder ook maar één hippo tegen te komen. Maar dan roept H. luid: “Daar zijn ze!” en even later baden twee nijlpaarden in de zee van onze koplampen. Ze staan langs de oever (dus toch!) op een grasveld en grazen net als een Nederlandse koe dat zou doen. Het is een potsierlijk gezicht, die logge beesten met hun belachelijk korte dikke pootjes die zich te goed doen aan het gras. En, o ironie, ze staan met zijn tweeën pal onder het bord dat passanten waarschuwt voor…juist ja, nijlpaarden.

Onze reis voert ons later nog naar de regio rondom Kaapstad, alwaar een ander bijzonder dier resideert: de Afrikaanse pinguïn. Deze leeft, in tegenstelling tot de meeste van zijn soortgenoten, niet tussen sneeuw en ijs maar op een fantastisch wit zandstrand (als ik pinguïn was, zou ik ook wel weten waar ik liever rond zou willen waggelen). Op het oogverblindend mooie Boulders beach vinden we ze terwijl ze druk bezig zijn met paren en vooral nesten maken voor hun donzige jongen. Ze zijn zo koddig en aandoenlijk dat ik, ook na behoorlijk lange tijd staren, fotograferen en filmen, nog steeds geen zin heb om te gaan.

Terwijl ik daar in de stralende zonneschijn aan dat hek sta en deze prachtige dieren mag aanschouwen in hun natuurlijke habitat van strand en zee, voel ik me intens gelukkig. Dit is waarom ik zo graag reis. Zo voel ik me vrij. Zo voel ik me rijk. Zo voel ik dat ik lééf.

Augustinus verwoordde het zo: “De wereld is een boek. Wie niet reist, leest enkel één bladzijde”.

Geef mij maar dat hele boek.

© Pascale Bruinen.

Think pink!

Loyal readers of this blog already know it: my trademark is a pink tulip and there sure is a reason for this. To say I have a soft spot for pink is putting it mildly. I loooove pink. Not only the pastel colours, but also and especially fuchsia. I can’t help it but pink makes me happy.

Nonetheless I have long since resisted succumbing to the lure of fifty shades of red-mixed-with-white (or the other way around.) Maybe because I’m supposed to be a grown woman and pink usually is associated with an immature girly kind of taste in, well, everything.

In fashion I noticed this problem pretty soon. I had a nice skirt in soft pastel colors and was yearning to find matching soft pink tights. Well, forget it. They just didn’t seem to exist in women’s sizes. But as I am not one to give up easily, I finally found them between the children’s clothing items at H & M just when I was about to collapse from sheer physical exhaustion (mental note to self: next time, go there first since they carry young girls’ sizes that also fit slim women.)

When I surf the net looking for the meaning of the color pink, I encounter the site of Perron 11. There, Jennifer van der Meer descibes it as follows: “Pink is the color of passion, love, kindness, femininity, truth, peace, care, sweetness, trust, pragmatism, initiative, rational and calm power, humor, compliance, self-respect and appreciation for another, faithfulness, independence and tolerance.” Oh well, you won’t hear me complaining about all that, no sir! And could it be a mere coincidence that next to this definition I find the image of a cute little pink owl?

roze uiltje

Thinking about my special experience with my “own” owl in the tree of my backyard I tend to think not (to readers who don’t know what I’m talking about, I recommend that you read the columns on this blog with the title “Het jaar van de uil” (1) en (2) – in that order – and then you’ll understand why (unfortunately though, these columns have not yet been translated to English).

Reinforced by this characterization of my favorite colour, I decided to make up for all these years that I didn’t dare to admit I love pink. So what if everyone thinks I have never outgrown my teens? I refuse to be ashamed (anymore).

And thus I decided that I could very well turn my study into an oasis of pink. After all, it is my study so I can do with it as I please, thank you very much (ok, so H., my significant other, also uses the computer there once in a while, but that doesn’t count). So I fearlessly bought a carpet in a bright shade of pink that I put right smack in the middle of the room. No evading that one.

Fortunately, the rest of the room is very light: the walls, curtains and desk are all white and one wall is from floor to ceiling covered in white high gloss cabinets. The shelves are filled with lots of books and pictureframes (and yes, some of them are fuchsia. Not the pictures, but the frames). Therefore, I decided the room could do with different kinds of pink. So I put a fuchsia laptopholder on my desk that instantly makes it look a lot nicer, dotted the window-sill with pink candles and put some bright pink cardboard boxes on the shelves. The result? A welcoming, happy and vibrant working environment that radiates a lot of positive energy and pizzaz.

I even dared to put some pink shades in my livingroom (as in: throw pillows, paintings and flower pots), but because H. also resides here and has to be comfortable (and he sure is, ask him), I combined it for his sake with some fresh limegreen just to be on the safe side. For spring and summer that is, because when daylight saving time ends, so does the summery colour in my interior decorating  so in October it will be replaced by warm and rich dark brown hues (I’ll get back to you on that one later on on this blog).

Pink continues to show up in different places, though. In my garden, you’ll look in vain for yellow, orange or red flowers but what you will encounter are pink, purple and white ones.

All-in all, I found out that turning fifty is great.

If only for the prerogative to finally think pink.

© Pascale Bruinen

I see the world in pink, even without my sunglasses on…

Kleur bekennen

Trouwe lezers van mijn blog weten het al lang: mijn logo is de roze tulp en dat is niet voor niets. Om te zeggen dat ik een speciaal plekje in mijn hart heb voor de kleur roze is namelijk een understatement. I loooove pink. Niet alleen de pastelkleuren, maar ook en vooral fuchsia. Ik kan er niets aan doen maar roze maakt me gelukkig.

Desalniettemin heb ik de drang om toe te geven aan de roep van 50 tinten rood gemengd met wit (of andersom) lang kunnen weerstaan. Misschien omdat ik word verondersteld een volwassen vrouw te zijn en roze meestal wordt geassocieerd met een kinderachtige smaak in, wel, alles.

In de mode zag ik dit probleem al snel opdoemen. Zo heb ik een leuke rok in zachte pasteltinten en was ik naarstig op zoek naar een bijpassende lichtroze maillot. Nou, vergeet het maar. In een vrouwenmaat scheen een dergelijke beenbekleding niet te bestaan. Maar omdat ik van nature een nogal vasthoudend typetje kan zijn, heb ik zo’n maillot – juist op het moment dat ik de totale uitputting nabij was – uiteindelijk gevonden…op de kinderafdeling van de H & M (mentale reminder aan mezelf: volgende keer daar eerst beginnen met mijn zoektocht omdat ze meisjeskleren hebben die slanke vrouwen ook goed passen).

Sinds ik vijfitg ben geworden, ben ik op verschillende manieren boven mezelf uitgestegen. Een ervan is dat ik nu niet langer wil doen alsof ik niet van roze houd. Nou én als anderen daardoor denken dat ik mijn tienertijd nooit ben ontgroeid. Ik schaam me er niet (meer) voor.

Als ik op internet zoek naar de betekenis van de kleur roze, kom ik uit bij de site Perron 11. Jennifer van der Meer omschrijft het daar als volgt: “Roze is de kleur van passie, liefde, vriendelijkheid, vrouwelijkheid, waarheid, vrede, zorg, zoetheid, vertrouwen, pragmatisme, initiatief, rationele en kalme kracht, humor, meegaandheid, zelfrespect en waardering voor de ander, trouw, onafhankelijkheid en tolerantie.” Mwah, daar doe ik het wel voor, hoor. En zou het toeval zijn dat daarbij dit symbool van een schattig roze uiltje staat?

Gelet op mijn bijzondere ervaring met mijn “eigen” uil in de boom van mijn achtertuin ben ik geneigd te denken van niet (lezers die niet weten waar ik het over heb, raad ik aan om op deze blog de column “Het jaar van de uil” (1) en (2), in die volgorde, te bekijken en dan begrijpen jullie wel waarom).

Enfin, gelet op mijn respectabele leeftijd gooi ik me nu dus in de bocht om al die verloren jaren in te halen en heb ik onlangs besloten dat ik recht heb op een studeer/werkkamer die ruimhartig is gedecoreerd met allerlei tinten roze. Het is immers mijn werkkamer dus kan ik daarmee doen en laten wat ik wil (OK, H. zit er ook af en toe achter de computer maar dat telt niet).

Om te beginnen heb ik een vloerkleed gekocht in een heldere en vrolijke kleur roze dat ik wham bam! midden in de kamer heb neergelegd. Daar kan niemand meer omheen. De rest van de kamer is heerlijk licht dus dat kan deze ruimte echt wel hebben. De muren, gordijnen en meubels zijn allemaal wit. De open planken staan vol met boeken en ingelijste foto’s. En ja, sommige daarvan zijn fuchsia (de lijstjes, niet de foto’s).

Op mijn bureau staat een fuchsia laptophouder die er onmiddellijk voor zorgt dat ik goede zin krijg. Het hele bureau fleurt ervan op. De roze theelichtjes op de vensterbank en roze kartonnen dozen op de planken zorgen voor een warme maar tegelijk vrolijke omgeving die me in de armen sluit zodra ik binnen kom. De positieve energie die er van uitgaat is onmiskenbaar en draagt bij aan een groot gevoel van tevredenheid.

Ik heb zelfs de nodige roze tinten in onze huiskamer geïntroduceerd (bijvoorbeeld op kussens, schilderijen en bloempotten), al heb ik ze daar gecombineerd met limoengroene accessoires omdat H. zich daar ook nog prettig moet kunnen voelen (en dat doet hij, écht, vraag het hem anders maar). Maar sowieso is dit slechts de zomerkamer, want als straks in oktober de klok weer een uur wordt teruggezet verandert ook de totale inrichting en schakel ik over op warme en donkerdere kleuren (maar daar kom ik nog wel een ander keertje op terug).

Roze doemt ook op buitenshuis. Zo zul je in de tuin tevergeefs zoeken naar gele, oranje of rode bloemen. Daarentegen zul je wel witte, rose en paarse bloeiers in vol ornaat kunnen bewonderen.

Tot dusverre ben ik van mening dat vijftig worden fantastisch is.

Al is het alleen maar vanwege het voorrecht om eindelijk kleur te durven bekennen.

© Pascale Bruinen

Herinneringen aan lange lome zomerdagen

Ineens zie ik haar. Ze heeft nog dezelfde haarcoupe met weelderige krullen en haar gezicht lijkt ook nauwelijks last te hebben gehad van de tand des tijds. Maar de echte herkenning komt als ik haar lachende ogen zie. M. mag dan inmiddels zo’n 36 jaar ouder zijn dan toen ik haar de laatste keer zag, ze ziet er nog steeds meisjesachtig uit en heeft nog precies dezelfde sprankelende uitstraling als eind jaren zeventig.

Eén blik op haar en ik ben weer terug in de tijd dat mijn ouders ieder voorjaar hun caravan tot oktober neerzetten op een camping op zo’n 15 kilometer van huis. Ieder weekend dat het enigszins redelijk weer was, wat in mijn (gekleurde?) beleving best wel vaak was, togen we er heen. Iedereen was er welkom en dus was het er de spreekwoordelijke zoete inval. Mijn zussen en broer namen hun wederhelften en jonge kinderen mee, mijn ouders nodigden vrienden en goede bekenden uit en ook mijn vriendinnetjes waren altijd meer dan welkom.

Die periode associeer ik met lange lome zomerdagen die ik grotendeels aan het opgespoten strandje of in het meertje doorbracht. Zonnebaden, zwemmen of met een hele bubs volleyballen in het water, waarbij ik als preutse puber na iedere duik naar de bal zekerheidshalve even controleerde of mijn bovenstuk en bikinibroekje nog goed zaten. Op een oranje badhanddoek luisteren naar muziek die schetterde uit de cassetterecorder, eindeloos met mijn hartsvriendinnen kletsen over jongens of steelse blikken werpen op die hunk die een paar handdoeken verderop stoer zat te doen. Af en toe een balletje trappen op het voetbalveldje, een ijsje halen in de kantine of een potje jeu-de-boulen of badmintonnen met eender wie daar op dat moment zin in had. Eenvoudige pleziertjes die je een leven lang bij blijven.

Als de avond langzaam viel, ging ik met mijn toiletmapje en een handdoek naar de douches om even later fris gewassen met natte haren en gestoken in een Adidas trainingspak terug naar onze caravan te lopen (en, o, wat dacht ik dat ik hip was.) Die typische geur van een zwoele zomeravond, het aroma van een warme stoffige aarde vermengd met de frisse tonen van de langzaam afkoelende lucht en de dennenbomen, is voor altijd verbonden aan mijn jeugdjaren op deze camping.

’s Avonds was het uiteraard tijd voor de barbecue. Mijn vader, zwagers en vrienden gooiden de kolen erop en zorgden met een luchtbedpomp (!) ervoor dat het vuurtje goed werd opgepookt. Als de kolen eindelijk zo heet waren dat ze grijs kleurden, kwamen de vrouwen met eindeloze hoeveelheden shashlik-stokjes met gemarineerde stukjes vlees afgewisseld met gesneden ui en paprika. Het rijgen van al dat lekkers voor zo’n twintig man duurde soms wel uren en was een taak van de dames (tja, het waren wel de jaren zeventig en de emancipatie was toen nog niet zo ver als nu.) Daarna werd er lekker gegeten, het een en ander gedronken en vooral heel veel gepraat en gelachen. Iedereen had volop aandacht voor elkaar (en het zou gelukkig nog decennia duren voordat we massaal zouden worden afgeleid door de terreur van mobiele telefoons.)

Naarmate de avond vorderde werden de moppen steeds schuiner, de giechelbuien van de dames steeds luider en mijn geluks-en tevredenheidsgevoel steeds intenser. Ik zat er immers bij, omringd door mijn familie, vrienden en kennissen en genoot met volle teugen. Het waren prachtige, onvergetelijke zomeravonden.

Na een tijdje dijde de groep die ons op de camping met een bezoek kwam vereren nog verder uit. Zo kwam ook M., die destijds de vriendin van de broer van een van mijn zwagers was, bij het gezelschap te horen. Ik was toen veertien en M., zo schat ik, een jaar of twintig, eenëntwintig. Op die leeftijd is dat een onoverbrugbaar verschil. Ik keek dan ook ongelofelijk tegen haar op en was zelfs stiekem ontzettend jaloers op haar. Zij was immers een mooie volwassen vrouw en wat was ik nou helemaal? Een schoolgaande tiener met puberkuren. Zij moest daarentegen welhaast het leven leiden dat ik ook zó graag wilde: geen bemoeienis van ouders, lekker doen waar je zin in hebt en vooral: zij mocht vast uitgaan, zo veel, zo vaak en tot zo laat als ze wilde. Ik zou op dat moment nog twee lange jaren moeten wachten voordat ik uit zou mogen en dan nog alleen tot 23.00 uur ’s avonds (nu gáán ze niet eens rond die tijd). Gelukkig wist ik dat op dat moment nog niet, want als je puber bent lijkt een week al een eeuwigheid, laat staan twee jáár.

Mijn gemijmer wordt abrupt onderbroken als M. mij ook blijkt te herkennen. We zeggen elkaar enthousiast gedag. Na veel oh’s en ah’s en “Wat gek dat we elkaar nooit meer ergens gezien hebben!” komen we tot dezelfde conclusies: wat gaat de tijd akelig snel en wat zijn we niks veranderd (nou ja, bijna niks). In een paar minuten tijd weten we de kloof van bijna veertig jaar te overbruggen en zijn we min of meer “bij” betreffende relatie. wel of geen kinderen en werksituatie.

Maar wat wel anders is, is de dynamiek tussen ons. Hoewel het leeftijdsverschil exact hetzelfde is, zijn we nu – eindelijk! – gelijken. Voor mij voelt dat heel raar maar wel prettig. We beloven contact te houden via Facebook.

Mooi hoe een hele reeks dierbare herinneringen aan zorgeloze, lang vervlogen zomers kan worden getriggerd door één enkele blik van herkenning.

© Pascale Bruinen

 

herinneringen aan lange lome zomerdagen

Hebben jullie ook zulke mooie herinneringen aan vervlogen zomers? Deel ze dan hier!